Kunst in beweging Douwe Trant Het muizenfeest Het rijkste uit het leven van HET GEWONE MYSTERIE VAN ZATERDAG 25 OKTOBER 1969 VERHALEN VAN JOHANNES BOBROWSKI uit die kennis een verhaal, dat soms niet meer dan een anecdote is, te voor schijn te halen. Voor de lezer die het verleden en het heden ginds niet zo kenit is het wel eens moeilijk zich te vergewissen waar het nu eigenlijk om Boehlendorff In de eerste vertelling maken we ken nis met Kasimir Anton Ulrioh Boehlen dorff afkomstig uit Mitau en we worden verplaatst in het begin van de negen tiende eeuw. Boehlendorff is een dich- onrustige aard, hij is zonder twijfel een romanticus Hij heeft, volgens de huisonderwijzer Bendig in Klein Wen den in Berlijn een Poëtisch Zakboekje gepubliceerd. Hij wordt huisonderwij zer bij Kaschmisch om diens zoons les te geven. Maar men is niet te spre ken over hem, hij zou de mensen op ruien. er waren er al die de heffingen niet wilden betalen. Hij blijft zich ech ter een vreemde voelen en hij maakt een eind aan zijn leven. Alle personen in die vertelling worden met naam en beroep en omstandigheden aangewezen. Dat is heel duidelijk. Als Bobrowski het in zijn vertelling: Zaligheid dei- Heidenen over een oeroud verleden heeft toen de mensen nog de afgod Pi- run aanbaden is hij nauwelijks minder zeker van mens en zaak. Hij voelt zich daar even thuis. Maar al krijgt de le zer dus vele gegevens, hij moet zich niettemin moeite getroosten om zelf zo thuis te komen in het gebeurde. Jonge Duitser Het gebeurde is soms namelijk zeer gering. Men kan dat goed ontdekken in de titelvertelling van de Nederland se vertaling „Het Muizenfeest". Een oude jood Moise Trumpeter spreekt daar in zijn winkel tot de maan. Daar na laat hij een korst brood voor zijn voeten vallen en daar komen de mui zen van alle kanten op af. Moise laat ze stil hun gang gaan. Er komt een jonge Duitser de winkel binnen. Moise verzoekt hem nog even naar het mui zenfeest te blijven kijken. Maar de jon gen staat al weer op en de muizen vlie gen naar alle kanten weg. ,.Dat was een Duitser", zegt de maan tegen Moise, „je weet toch hoe het met die Duitsers is." Johannes Bobrowski slaagt er telkens weer in zo'n doodge woon geval apart te stellen, even te isoleren en dan ziet men dat het in zijn gewoonheid een mysterie is zoals dit menselijk bestaan van ons allen. „Dat is niet onder woorden te brengen", zegt Bobrowski zelf, maar hij komt er dicht bij dit te doen. Jos Panhuijsen Johannes Bobrowski was een stre ekschri jverHij dichtte en schreef over het land en de mensen aan de Memel, in de streek die in de oudheid Sarmatia werd genoemd en later Litauen en waarvan Königsberg, waar hij het zelden over heeft, de hoofd stad was. Hij is dus bewust een provinciaal schrijver. Hij voelde zich in de provincie thuis. In tegenstelling met vroeger vindt men dat tegenwoordig geen erg waardeerbare kwaliteit. Toch heeft Bobrowski steeds meer naam gekregen, haast van de aanvang alf dat hij begon te publiceren. Hij debuteerde met gedichten. Zijn eerste dichtbundel verscheen in 1961, zijn tweede het volgende jaar. kring van de Gruppe 4? en had daar in 1960 deelgenomen aan een bijeenkomst in Aschaffenburg, waar ook Ruth Til- liger aanwezig was. Hij las er van zijn verzen voor. Ruth Tillinger ver telt in haar memoires hoe hij dat deed. „De mammoetvergadering had haar dieptepunt bereikt, toen ging er een kleine gezette man op de „elekrische sto^l" zitten. Hij zag er uit als 'n ar beider, misschien ook wel als een boer. rond gezicht, brede jukbeenderen, een beetje grof. In het geheel geen modi euze kleding, stevig schoeisel. Hij werd als Johannes Bobrowski voorge steld. Toen las hij moeizaam en breed en geheel zonder routine een paar ge dichten voor, en de tweeëntwintigste vergadering van de Gruppe had plot seling een accent gekregen: men had een dichter ontdekt." Hij had toen nog maar luttel jaren te leven. Hij was ge boren op 9 april 1917. Hij ging naar het gymnasium in Königsberg. In de oorlog kwam hij in Russische gevan- schap, waar hij eerst in 1947 uit ont slagen werd. Zijn eerste dichtbundel Sarmatische Zeit verscheen in 1961, daarna publiceerde hij nog twee dicht bundels, drie prozabundels en zijn twee romans Levins Mühle en Litauische Claviere,die we hier reeds eerder mochten bespreken. Hij overleed op 2 september 1965. Hij is een groot, maar een eigenaardig verteller, zoals uit die twee romans bleek en zoals nu weer blijkt uit de bundel vertellingen, die bij Moussault te Amsterdam uitkwam onder de titel „Het Muizenfeest" en andere verhalen. Ze werden door Pszis- ko Jacobs uitstekend vertaald, met zin voor de bijzondere sfeer van het werk. Het is in een betrekkelijk een voudige, schilderachtige stijl geschre ven, die bijzonder plastisch zijn kan, maar toch is het geen gemakkelijk werk, dat men zo maar van het blad lezen kan. Het eist van de lezer naden ken en inlevingsvermogen. Men wordt soms herinnerd aan meesters der ver telling als Theodor Storm en Adalbert Stifter, die ook in een schilderachtig eenvoudige stijl schreven, die echter niet onmiddellijk zijn geheim prijs geeft, al zijn zowel Stifter als Storm uitvoeriger in hun verklaringen van land en volk. Bobrowski weet alles van het land en de mensen om de Memel, hij heeft hun verleden zowel als hun heden volkomen in zijn geest bijeenge bracht. Haast willekeurig schijnt hij Het lijkt soms of ons land vol zit met humoristen. Ze ver schijnen aan de lopende band op de beeldbuis, de een al flauwer dan de am der. Er zijn natuurlijk, zelfs op de beeldbuis, ook wel goede, maar die ver schijnen slechts hoogst zelden. Dat is begrijpe lijk, want humoristen, die werkelijk goed zijn, kamen weinig voor. HUMORISTEN ZIJN ZELDZAAM Ripus Ferdinandusse La Sabot, stabile 1963 Steeds verfijnder De mobiles werden snel enorm popu lair. Calder kreeg er, als gezegd, een wereldnaam door. Deden de vroegsten nog log aan. later zouden de normen steeds verder verfijnen. Hij maakte ingewikkelde samenstelsels van me talen plaatjes en draad die onbe weeglijk al een estetisehe indruk maakten, maar waarvan de aan trekkelijkheid vooral school in het feit, dat ze geen definitieve vorm hadden, omdat ze bewegend steeds ver- riPt Mobile, 1954 Portret van Fernand Léger, 1930 ,U:-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 12