m EEN DAGJE FIKKIES BLUSSEN IN NAARDEN Volgens sommige mensen is dat geen twee kwartjes waard Dag (cursus) lang spelen met allerlei blussers Vakmanschap en hobby in Enkhuizen verenigd in een unieke collectie Jan de Vries beheert Ambachtsmuseum ZATERDAG 26 JULI 1969 (Van een onzer verslaggevers ,,Bij brand kalm blijven, het apparaat uit de op- hanger trekken. Bij het vuur gekomen en niet eerder de knop onderaan stevig inslaan. Daarna ledereen heeft die tekst wel eens in kleine nauwelijks leesbare lettertjes op een oud blusapparaat zien staan. Tegen de tijd dat men zich erdoorheen heeft geworsteld, was het brandje een brand geworden, waaraan met zo'n apparaat niets meer te blussen viel. Nu doen de fabrieken het anders, nu staat er kort maar goed: ,,neem slang, druk hefboom neer, richt straal". Maar zo'n modernisering alleen is niet genoeg. Terecht gaat de ANSUL-fabriek in Naar- den poederblussers en wat dies meer zij van de gedachte uit, dat iedereen, die met een brand te maken kan hebben of dat nu een bedrijfsbrandweerman is, die een brand in een magazijn moet blussen, of een kantoorbediende die zijn boterhammetje zit te eten iedereen zonder uitzondering dus onmiddellijk een brand aan moet kunnen. De fabriek organiseert daarom eendagscursussen met de goed gekozen naam E.H.B.B.: Eerste Hulp Bij Brand. Meft irtn vtJMenen Bitten ze in een klein insfeructielokaal1.je op het fa brieksterrein. V/at onwennig bekijken ze elkaar en hun omgeving, de naam bordjes op de lange tafel, de uitstal ling van brandblusimddelen om zich heen, de grote wereldkaart aan de wand. die met Amerikaanse onbe scheiden trots met koeien van letters meldt dat ANSUL verkoopkantoren heeft tn 75 vrije landen van de wereld. Het lijn bedaagde zwaar grijzende huisvaders, een paar Jonge jongens, een chauffeur, een employé van een kin derziekenhuis, een groepje Groningers van een drukkerij-uitgeverij, een paar arbeiders uit een aardappelmeelfabriek. Ze hebben maar één doel: alles leren over het blussen van branden. Een handje links en rechts, een kopje koffie en de eerste stappen naar dat doel worden gezet Voor de tafel staan de twee instruc teurs: vader G. Muller, 30 jaar in het bramdvak, en zoon' H. Muller, die al acht jaar bij de ANSUL het brand- bijlitje zwaait Rustige kalme instruc teurs, die de taal spreken en verstaan wan de groep gemêleerde curaisten- Aan de hand van een duidelijke plaat aan de wand wordt uitgelegd wat een brandje is, dat er zuurstof, brandstof, temperatuur nodig is, a-, b-, c-, d- en e-branden hebben al spoedig him ge heimzinnigheid verloren. Iets te vra gen? Braaf nee-knikkende hoofden. Muller sr.: „Kijk, je hebt dus een positieve en een negatieve kataly sator. Nog iets te vragen?" Groningse stem uit de vijftien: „U noemt daar zo'n moeilijké naam, maar voor ons brandweerlui is het veel belangrijker heit goeie apparaat te pakken te krij gen". Muller sr.: „Het is wel een beetje vreemd woord, maar je moet maar zo denken, je vertraagt het er eigenlijk mee. Met zuurstof verenel je net." Ja-kmikken van de publieke tribune.. Er sullen nog meer ..vreemde namen" hel zaaltje ingeduwd worden: C02- blussers, natriumbicarbonaat, alumi niumsulfaat, kaliumbicarbonaat, foray, purple k, meW-x, met-fl-kyl. Het is de cursisten aan te zien dat ze na de middag toch liever gaan blussen- De typen brandblussers worden behan deld. Muller jr. over de schuimblus- eeriji „Als je dingen natepatte die niet Helemaal gek Over kalm blijven bij een brand: „Als je bij zo'n brand komt wil ik niet zeg gen dat je helemaal gek bent, maar er is toch wed iets met je aan de hand. Kijk, zo'n prulllebakkie, daar spuiten ze een blusser op leeg, maar als het een beetje uit de hand begint te lopen zijn ze nergens meer." En over de poederblussers: „Die bak hébben we in anderhalve ^ecocide uit." „Ja, ails je het goed ken." „Ja, kijk eens, mijn vader zit er nou 35 jaar in, ikzelf nog maar vijf jaar, maar u kunt het toch zeker ook in drie seconden." Blusmiddel na blusmiddel passeert de revue Oude en nieuwe typen- Als curiositeit gaat de eerste poederblus ser van hand tot hand. Zo'n vijftig jaar geleden een zeer gewild blusmid del. Een plaatje van een gedienstige die een keukenbrandje blust door er poeder op te strooien jazeker, strooien completeert de gebruiks aanwijzing „Dat ding kostte toen die tijd al een tientje, maar dan hoefde je ook nooit meer een nieuwe vulling te kopen, as-ie leeg was kreeg je dat Trouwens, dat vullen van moderne poederblussers schijnt bij sommigen ook nog wel eens problemen op te leveren. Muller sr. ontdekte bij .eon controle in een bedrijf een blusser die met droge cement gevuld was: „Ik zeg, jongens, wat heb je er nou toch ingedaan?" „Ja, we hadden niks'andere en het spul blust ook nog." Van de poederblusser naar de prak tisch verbannen tetrablusser, die bij gebruik zeer giftige dampen achter laat Daarover Muller sr. :„Als iemand in een auto bekneld raakt, kan-de net zo goed verbranden, want stikken doet-ie tooh met tetra-" Niet gemakkelijk De ochtend ebt af. Vanmiddag blussen, en het zal de vijftien niet gemakkelijk gemaakt worden. De Mullers: „We proberen hier altijd het moeilijkste." Zengende hitte, dik walmende laaien de benzine, hoog opspuitende gasfon- teinen, het menu van de middag. Het moeilijkste werd geprobeerd. Vijftien stoere mannen, gehelmd en geoveralld terugdeinzend voor de schroeiende hit te. Kalm blijven, knop indrukken etc. Met een kleine blusser dapper de vuurzee in. Het lijkt een helse taak. Nauwelijks te geloven is dat i luttele seconden de vlammenzee zal zijn gedoofd. etc. Merkwaardige ervaring: een brand meester van een bedrijfsbrandweer die er in zeven keer nog niet in slaagt een bak brandende benzine van vele meters oppervlak te doven, terwijl een vol slagen leek het „eventjes" tussen neus en lippen tn een paar seconden doet. Merkwaardig ook, die gtimoogjes van sommigen als ze vlammen zien en met brandblussers mogen spenen- „Volhouden jongens, hij moet uiit." En weer stort een nieuwe ploeg eerste helpers zioh op een vuurzee, die menige beroepsbrandweerman de haren onder zijn helm te berge zouden doen rijzen. Beroepsbrandweerlieden, de vijftien zijn het geen van 'allen. Ze zijn naar Naarden gekomen om een brandje te leren aanpakken. Ze hebben het ge deerd, in een dag, die best langer had mogen duren. Zij zullen niet meer in paniek raken als ze vlammen zien. En met trots laten ze thuis het diploma zien dat ze na afloop hebben gekregen, zij zijn geslaagd: met lof. Goed, het reclame-element is niet vreemd aan deze cursus. Het valt moei lijk te verwachten dat ANSUL alleen uit menslievende overwegingen dit soort oursussen voor jan-en-alieman organiseert. Maar de wd'arde erVari blijkt wel uit het feit dat verscheidene grote bedrijven hun personeel zo'n EHBB-cursus laten volgen. En ndg'ëen beter bewijs is de opmerking van een van de vijftien: „Hoe benader je een brand, dat is het belangrijkste- Dat is vanmiddag wel gebleken en dat heb ben we ook geleerd." GEHARD CRONE ENKHUIZEN „Wat ik in mün hoofd heb. maak ik. De mensen vragen wei eens, als ze hier In het museum ko men. of ik plannen aan het maken ben om duizend jaar oud te worden. Het is gek hè, maar er z|jn dagen dat er zo maar voor mijn deur oude ambachtelij ke gereedschappen en voorwerpen zijn neergezet. Als ik dan later vraag wat de bedoeling is. zeggen de meesten: breng het maar bij Jan de Vries voor zijn ambachtsmuseum. Zo is vooral in de laatste jaren een verzameling ge groeid die ik hier in huis niet meer kan bergen. Eigenlijk zou ik om alles te la ten zien, een gebouw moeten hebben dat drie keer zo groot is als dit". Een uitermate gelukkig mens is Jan de Vries (68) als z'n museum, met grote liefde voor oude voorwerpen bijeengebracht door bezoekers wordt bekeken en be wonderd. Het is waar wat hij-zegt. De ruimte is te klein gebleken om alle voorwerpen te bergen. Veel van wat er staat of hangt wordt aan 't gezicht ont trokken door weer andere gereedschap pen en voorwerpen. ZUn museum Is be halve toonzaal, tevens werkplaats voor het restaureren en repareren van alles wat in zijn handen komt. Jan de Vries, geboren Amsterdammer, is metselaar van z'n vak, en in 't bij zonder voor restauraties aan oude hui zen en gebouwen, zoals 't Zuiderzeemu seum waarvan hij 'n belangrijk deel voor zijn rekening nam. Hij heeft ech- Museumbaas Jan de Vries te midden van zijn interessante ver zameling. ter verschillende pijlen op zijn boog ge had. In de eerste jaren van het be staan van de bioscoop „De Munt" was hij filmoperateur. Dit vak oefende hij ruim veertig jaar uit. Toen was hij het zat om elke avond maar weer naar het theater te gaan. Zijn grootste liefde ging uit naar het verzamelen van zeer oude voorwerpen en antiek. Met 'n Enichuizer vrouw getrouwd, die sterke binding had met de oude Haring- stad, bleef Jan de Vries maar twee jaar in Amsterdam wonen. Hij had daar in 1934 een baan als toneelmeester gekre gen in het theater Kransnapolsky „Beulenwerk, je kon daar letterlijk dag en nacht klaar slaan toneel opbouwen, achterdoeken schilderen, tot diep in de nacht blijven voor opruimen en op nieuw opbouwen en ga zo maar door. Mijn vrouw stelde voor om weer naar Enkhuizen te gaan. We hebben er tot aan dit voorjaar 'n wolwiakel gehad, „De Sierkunst" genaamd. Nu is 't zacht jes aan tijd geworden om 't kalmer aan te doen. Zelf ben ik nog drie dagen per week aan het werk in de bouwvak gewoon omdat ik er aardigheid In heb Niet, omdat ik moet hoor, want zo zoet jes aan ga ik wat meer aan het mu seum doen eer het boven mijn hoofd uit groeit. Jan de Vries gaat voor bij de rond leiding en weel op smakelijke wijze 'n explicatie te geven bij al de oude ge reedschappen. Men treft er de hand werktuigen aan van de banketbakker, zeer oude druklcersapparatuur en hand stempels voor 't drukken van grote pamfletten en bekendmakingen in vroe ger eeuwen; de sigarenmakersplanken, oude strijkijzers en meetlatten van de kleermakers. smeedwerktuigen. ge reedschappen voor de wagenmaker en schrijnwerker, timmergereedschap en dat vbor de metselaar, gereedschap \oor het maken van kogels met daar bij behorend de maatlepels voor di hoeveelheid hagel. Dit is nog maar een greep uit het vel» lat er te vinden is. Voorzover dez» voorwerpen gerepareerd moeten wor den, doet de heer De Vries'dit zelf. Var een geweldige schoonheid is de verza meling oude tegels. Er zijn er van d» eerste tijd toen 't gebruik van tegel» gewoon was. Er zijn er vele bij die bij elkaar 'n voorstelling vormen. Jan d» Vries wist ze met veel geduld bijeen t» brengen en te restaureren. De collectie wist hij gedurende veer tig jaar te verzamelen. Veel verkreeg hij door ruilen, soms door verkoop van oude voorwerpen die hij wist te repare ren. Het grootste deel bekostigt hij ech ter zelf. Hoeveel opoffering dit heeft gekost laat zich gemakkelijk raden door degene die naar binnen durft te stap- Dit is wel een teer punt. De Vries vraagt geen entreegeld. Ieder die wil kan, als De Vries zelf aanwezig is, naar binnen stappen. Die entree is op rich zelf al een belevenis. Als men aan de bel trekt is er een klokkenspel te ho ren, samengesteld uit kleine klokjes en het tuig van een arreslede. Het klinkt dpor het hele gebouw heen. Hel zloouw zelf aan de hoek Waag- Het panel op de hoek van de Waagstraat en de Erwlenmarkt te Enkhuizen, waarin het museum is gevestigd. straat-Erwlenmarkl in Enkhuizen heeft hij nu 10 jaar in gebruik en is familiebezit. Het is de eerste restaura tie geweest die met medewerking van de vereniging „Oud Enkhuizen" tot stand kwam. Jan de Vries werkte zelf aan deze restauratie mee. Paalregt Op de eerste verdieping staan oude stoelen, met salontafeltje met een blad van tegelmozaïek, met een voorstelling van de dierenriem, deze tafel is van de .11 ei-grootste waarde. Verder zijn daar te vinden een collectie buitenlandse munten. Er staat een zeer oude koffie molen broederlijk naast een platte buis kachel. Boven op de zolder, die zojuist gereed is gekomen, is de ruimte waar Jan de Vries het liefst vertoeft. Het is zijn schildersatelier. Hier is het ook waar hij het liefst over rijn hobby spreekt: ...Alles wat hier is te vinden heb ik bij elkaar gekregen omdat het zuiver een hobby is. Er wordt ook niets verkocht Wel ruil ik iets terug om aan tegels te komen. Van mijn schilderijen ver koop ik niets. Als er bezoekers komen die 't willen hebben, schilder ik er 'n copie van maar 't origineel komt hier niet vandaan. Ik heb hier schilderijen van oude meesters. Hier is van Ruys- dael. Tenminste, ik ben er van over tuigd dat het er een is. Zeker ben ik ook van dit doek. Het is niet gesig neerd, maai- 't is onmiskenbaar een Potter. In het Stadhuis hangt er 'n met dezelfde koeien, het doek is zeker uit de tijd van Paulus Potter, nu, ik heb er nog nooit een deskundige bij gehad". Zelfs in zijn schilderijen loont De Vries zich de blije spontane mens die vreugde heeft in alles wat hij doet. Hij gelooft met zekerheid in het terugke ren van een periode dat de eerlijke kunst weer naar voren komt. „Wat de jonge kunstenaars doen is flauwekul. Ze denken dat ze een grootheid als Pi casso kunnen evenaren. Wat er uit hun handen komt is meestal om te huilen. Er zijn echter wel degelijk véél kunste naars die met deze gang van zaken geen vrede hebben. De enige man naast Picasso waar ik bewondering voor heb is Karei Appel. Wat die man een kleur schakering neerzet, is niet na te doen. Of ik geen hulp wil hebben? Tja, ik doe 't liefst alles alleen. Ik hoop dat ik nog wat tijd zal hebben. Voor de toekomst zal alles geregeld worden. Over de waarde van dit alles durf ik geen gok te wagen. Weet u, er zijn bezoekers die zeg gen, dat de rommel geen twee kwartjes waard is. Daartegen over zijn er genoeg die met kennis van zaken zeer grote bedragen noemen. Voor mij is het gewoon een stuik van mijn leven. Ik heb er gewoon aardigheid in en voor lopig zie ik nog steeds niet op tegen het gaan werken. Ik weet het. Ik tel nog mee". JAN THBYS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 10