PER SECONDE ANDERS JAPANNERS WORDEN GROTER EN ZWAARDER Tot de meest fascinerende vragen, die de mens ïich heeft gesteld in de loop van zijn wetenschappelijke ont wikkeling, behoort de vraag naar de overerving van eigen schappen van de ene generatie op de volgende. Dat is zeer begrijpelijk. Niet alleen is deze vraag van eminent wetenschappelijk belang. De beantwoording ervan ver schaft meteen een veel zekerder basis aan het werk van de kwekers en fokkers van voedselplanten en huisdieren. Men zou het probleem van de erfelijkheid zó kunnen stellen: Hoe komt het dat de kinderen lijken op de ouders? Hoe komt het dat de kinderen niet gelijk zijn aan de ouders? Beide vragen doen zich namelijk voor. Het antwoord is bekend, maar niet zo maar één, twee, drie te geven. Tegenwoordig weet iedere middelbare scholier, die een paar biologielessen heeft gehad, dat een organisme en dat geldt dan gelijkelijk voor planten, dieren en mensen geheel is opge bouwd uit cellen. Daarbij moet men bij het woord cellen beslist niet denken aan een soort hokjes, want de nu eenmaal ingeburgerde naam is in werkelijkheid het gevolg van een histori sche vergissing. Cellen zijn in werkelijkheid massieve „bolletjes" levende stof, ieder voorzien van een kern, die voor het leven van de cel on misbaar is; zo'n „bolletje" en zijn kern vormen samen de kleinste eenheid van leven. Daarbij moet men bij dat „bolletje" bedenken, dat ze ook wel andere vormen kubusjes, veelhoeken, tabletjes, sterretjes, e.d. kunnen hebben, dat die levende stof, protoplasma genaamd, onvoor stelbaar gecompliceerd is en bestaat uit talloze eiwitten, vetachtige stoffen en water plus een cocktail van opgeloste chemicaliën en dat ten slotte die kern zelf ook weer uit protoplasma bestaat met daarin voor de kern typerende or gaantjes en structuren. De cellen zijn uiterst klein, zo gemid deld rond 1/50 mm diam., wat neer komt op 2500 per mm2 en 125.000 per mm3. Dat zijn er 250.000.000 in een niet te grote vingerhoed en enkele tientallen biljoenen voor een volwas sen mens. Onze 5 liter bloed bevatten al 25 biljoen rode bloedcellen (maar die zijn veel kleiner dan de, gemiddel de cel) en een 35 miljard witte bloed cellen. Het is goed ons deze dingen te blij\?èn realiseren bij de léziiïg vfifi het volgende. Om nog iets ter, overdenking daaraan toe te voegen: per seconde breeltt uw lever rond 2'/i miljoen bloed cellen af en voegen zich delende weef sels in de platte beenderen er even veel nieuwe aan toe. We veranderen iedere seconde van ons leven! Ofschoon aan de ene kant deze cellen samenwerken en ondergeschikt zijn aan het geheel van het organisme waar van zij deel uit maken, zijn zij aan de andere kant zelfstandig genoeg om bij gelegenheid los van het organisme te kunnen voortleven. Iets wat zij bij kan ker bijvoorbeeld in zekere mate de monstreren tot nadeel van het betref fende organisme. Op het moment van hun ontstaan cellen ontstaan altijd uit bestaande cellen volgens een zeer gecompliceerd ritueel, waarover later vertegenwoordigen cellen een soort gemeenschappelijke oervorm; maar ge woonlijk gaan zij zich daarna differen tiëren, dat wil zeggen zij veranderen Juist zoveel van vorm en andere eigen schappen, dat zij geschikt worden voor een bepaalde taak in het organisme. Ze worden bijvoorbeeld zenuwcel, huid cel, spiercel, zintuigcel. Hebben ze die particuliere ontwikkeling beëindigd, dan kunnen zij zich gewoonlijk niet meer delen en dus niet meer het aan zijn geven aan andere cellen. Nieuwe cellen worden dan ook gevormd op be paalde plaatsen in weefsels, die daar voor levenslang de geschiktheid behou den. Bloedcellen zoals we al zagen in de platte beenderen, huidcellen in een bepaald laagje onder de opperhuid. Directiekeet Iedere levende,- nog functionerende cel bezit een kern. Dat is op het oog een onaanzienlijk blaasje, maar in werke lijkheid is het de directiekeet van de cel. Van daaruit worden alle belang rijke celprocessen géregeld. Een orga nisme krijgt ook een groot deel van zijn eigenschappen door de activitei ten van die kern. In de kern zitten een merkwaardig soort van lichaampjes, die men chromosomen heeft genoemd. Deze zijn voor ons alleen zichtbaar on der zeer bepaalde omstandigheden. Ze zijn ei- echter altijd en bovendien zijn ze er ook altijd in 'n zeer bepaald aan tal. wat karakteristiek is voor het or ganisme, wat we bestuderen. Zo bevat ten alle menselijke celkernen u her innert zich dat we er ettelijke biljoenen hebben! 46 van die chromosomen. Er is een uitzondering op die regel, waarover straks meer; de geslachtscel len bevatten er namelijk maar 23. De ze 46 chromosomen lijken veel op el kaar, maar verschillen toch onderling genoeg in grootte en vorm, om indivi dueel herkenbaar te zijn. Zo weten we dat de mensen gezonde althans niet alleen er allemaal 46 hebben, maar ook dat ze allemaal dezelfde soorten hebben. Zo is het dan te begrijpen, dat er nog andere organismen zijn, die er evenveel hebben als wij, sommige apen, een soort vlindertje, de gewone gele lupine, de es, de olijfboom om er enkele te noemen. Maar daar hebben deze chromosomen toch een andere „inhoud" dan bij ons. Verder blijkt het aantal chromosomen bij veruit de meeste organismen even te zijn. Kleurlichaam Lastig is, dat de chromosomen meest- leen, wanneer we ze door listig uitge dachte technieken een kleurstof laten opnemen. Dat doen ze nogal gemakke- kelijk en daaraan hebben ze hun naam te danken', die komt uit het Grieks (chroma - kleur en soma lichaam); de naamgever wist toentertijd nog De schrijver van de artikelenserie „Het wonder in de levende mens" is de heer J. P. J. Hoogenboom. 1IÜ werd geboren in Amsterdam in 1915. Hü woont sinds 1928 in Breda. Sinds 1949 is de heer Hoo genboom leraar biologie aan de r.-k. lycea te Breda. In 1963 be haalde hij het diploma m.o.-biolo- gie aan de rijksuniversiteit van Utrecht. Vanaf 1961 legt hg zich toe op de studie van de mense lijke seksualiteit en de integra tie van de seksuele opvoeding in school en gezin. Hij houdt nog regelmatig inleidingen voor ouders, verloofden en andere be langstellenden. niets van de eminente functie van deze chromosomen, waardoor de naam eigen lijk niets zegt! Een beslissende om standigheid is verder dat de chromoso men zich tijdens de deling spiraal vormig oprollen, waardoor ze welis waar korter, maar tegelijkertijd ook veel dikker worden. Zijn ze namelijk niet in opgerolde toestand, dan zijn ze wel lang, maar niet dik genoeg om ge zien te kunnen worden. Inmiddels zijn deze en vele andere moeilijkheden die de studie der chromosomen heeft mee gebracht voor een goed deel overwon nen, terwijl bovendien de natuur nog wel eens belangeloos een handje heeft toegestoken onder andere door ons de zogenaamde reuzeohromosomen van bepaalde soorten vliegen toe te spelen. Alles bijeengenomen kunnen we zeg gen, dat een chromosoom er uitziet als een lange dubbele draad. Kralenketting; Op die draad zitten nu keurig achter elkaar geregen als de kralen van een ketting, kon-eitjes, die stuk voor stuk uiterst gecompliceerde chemische stof fen zijn. Het zijn de stoffen die alleen, of in vereniging met andere een be paalde of soms ook wel meerdere ei genschappen doen ontstaan. Dat ge beurt dan in wisselwerking met het millieu, wat voor bouw- en brandstof fen moet zorgen of op andere wijze, bij voorbeeld door temperatuur of licht moet ingrijpen, maar het betekent toch in het algemeen en een beetje afge rond dit: de aanwezigheid van zo'n deeltje, zo'n gep zoals het in de we tenschap heet. heeft u een haviksneus, aanleg voor sproeten, een bepaalde dispositie voor ziekten, haarkleur, oog kleur, haarvorm en duizenden andere eigenschappen bezorgd. Op onze men selijk chromosomen hebben we ruw ge schat zo'n 60.000 genen, die allemaal hun constante plaats op een bepaald chromosoom hebben en onze positie als mens die een aantal mogelijkheden in zijn leven heeft kunnen realiseren, heeft al bijna evenveel met die genen te maken als de lengte van onze vin gers en tenen. Van vader en moeder Als we die 46 chromosomen van een mens onderling vergelijken, dan blijkt dat ze nauwkeurig kunnen worden ge sorteerd in 23 paren, die twee aan twee gelijk zijn wat betreft de grootte en de vorm. Met één restrictie: bij de man blijkt één paar uit twee chromo somen te bestaan, die vtèl verschillen. De betekenis daarvan zien we later. Verder vinden we in de geslachtscel len, in de kernen dus van de vrouwelij ke eicel en de mannelijke spermacel niet meer dan 23 chromosomen, die alle onderling ongelijk zijn. Bij enig nadenken wordt dit alles klaar als een klontje. Geslachtscellen hebben name lijk als bestemming om twee aan twee met elkaar te versmelten bij de be vruchting. Zo ontvangt derhalve de be vruchte eicel weer 46 chromosomen. Deze bevruchte eicel, zygote, zegt de man van wetenschap, is tevens de eer ste cel waaruit een nieuw organisme gaat ontstaan door een aantal celde lingen waarbij de cel telkens wordt ge splitst in twee aan hem zelf en dus on derling ook volkomen identieke cel len. Tenslotte resulteert dat in een mens, die bestaat uit biljoenen cellen ieder met 46 chromosomen, waarvan er 23 zorgvuldige kopieën zijn van de door de vader geleverde aSnleg, terwijl de andere 23 niet minder zorgvuldig zijn gevormd naar het patroon van de door de moeder geleverde erfelijke bijdra ge. Zo is men kind van vader en moe der en de vraag hoe het komt dat men op zijn ouders kan lijken al gedeelte lijk opgelost. Om er helemaal uit te komen moeten we de twee chromosomen, die behoren tot één paar en die we gemakshalve zullen aanduiden met vaderlijk en moe derlijk chromosoon nog eens goed met elkaar vergelijken. Het resultaat is dan, dat ze beide zowel ongelijk als gelijk zijn. Laten we, om de gedachten te bepalen, eens aannemen, dat het tweede gen op het vaderlijke chromo soom nodig zou zijn om aan het kind grote voortanden te bezorgen, dan heeft ook het tweede gen op het moe derlijk chromosoom betrekking op de grootte van de voortanden. Wel bestaat de mogelijkheid, dat dit laatste geen grote, maar juist kleine voortanden of althans kleinere veroorzaakt. Het kan dus ook grote veroorzaken en in dit ge val zouden beide genen identiek zijn. Aangenomen nu, dat het vaderlijke in derdaad grote en het moederlijke klei ne voortanden zou veroorzaken, dan zijn er voor het kind nog weer drie ver schillende mogelijkheden: het vaderlijke gen heeft een ster kere uitwerking dan het moederlijke (het vaderlijke heet dan dominant, het Waardoor lijken kinderen op hun ouders? moederlijke recessief) en het kind krijgt dan de grote voortanden, die ook de vader moet hebben het moederlijke gen is dominant; het kind krijgt de kleine voortanden van zijn moeder; de beide genen hebben ongeveer gelijke invloed; het kind krijgt nu voor tanden, die tussen die van vader en moeder het midden houden. Dat nog weer allerlei factoren deze uitkomst in speciale gevallen minder simpel kunnen doen zijn, gaan we hier stilzwijgend voorbij. Het gaat ons im mers om de grote lijnen der erfelijk heid. Dat bedoelden we dus. toen we hierboven zeiden, dat de beide chromo somen van één paar (men noemt dit homologe chromosomen) zowel gelijk als ongelijk zijn aan elkaar. Ze zijn ge lijk, inzoverre ze dezelfde reeks eigen schappen mede bepalen. Ze bepalen beide b.v. huidskleur, oogkleur, neus lengte, haarvorm e.a., maar het ene gen kan betrekking hebben op het blau we, het andere op bruine ogen, het ene op sluik, het andere op krullend haar. En in die zin zijn ze dan, of kunnen ze althans ongelijk zijn. Uit die gedeeltelijke ongelijkheid van de vaderlijke en moederlijke aan leg van een kind, die tot verschillen kan leiden, die voor het voortbestaan van een bepaalde soort belangrijk kun nen zijn, is de betekenis van de ge slachtelijke voortplanting gelegen. De voorkeur, die de natuur duidelijk daar aan geeft boven andere vormen van vermenigvuldiging, is daardoor gemak kelijk te begrijpen. H. P. H. HOOGENBOOM Boven: Schematische voorstelling van twee homologe chromosomen; één paar van de 23 die in een normale lichaamscel aanwezig zijn. V het chromosoom, wat een nauwkeurige kopie is van dat wat het kind met de spermacel van haar vader heeft gekregen. M het overeenkomstige chromosoom uit de moederlijke eicel. Wat de haarkleur betreft heeft deze dochter van haar blonde vader de factor voor blond (e) gekregen en van haar donkere moeder de factor E voor donker haar. De dochter is dus voor haarkleur Ee, een bastaard, en daar donker domineert over blond is zij donker. Voor de oogkleur is zij Ff en heeft zij eveneens de donkere ogen van haar moeder. Beide ouders gaven haar de dominante aanleg H voor sluik haar mee en zo heeft zij niet alleen sluik haar, maar is daardoor zelfs raszuiver. Nota bene: dit is een aangenomen schema. De werkelijkheid is voor oogkleur en haar kleur wat gecompliceerder, omdat meerdere genen daarop betrekking hebben; bovendien liggen de boven aangenomen genen niet op hetzelfde chromosoom. Beneden: Schematische voorstelling van de opbouw van een mens. Het lichaam bestaat geheel uit cellen, die in hun kernen 46 chromosomen hebben; alleen de geslachtscellen hebben slechts het halve aantal of 23 chromosomen. Of anders gezegd: de lichaamscellen hebben 23 paar chromosomen, de geslachtscellen echter 23 halve paren. Door de reductie van de aantallen chromosomen in de ge slachtscellen, heeft de nieuwe mens er na en door het bevruchtingsproces weer 46. Rijst maakt plaats voor westers voedsel TOKYO De Japanse kinderen groeien uit hun schoolbanken, en de plafonds en deuren van de huizen zullen wellicht hoger moeten worden. De oorzaak schijnt te zijn, dat de Japanners van de traditionele eenvoudige Japanse gerechten, die zijn gebaseerd op rijst, het voornaamste voedsel in Azië, zijn overgegaan op gerechten van westers type, waaraan meer vet en zuivel te pas komt. Het kan best zijn, dat de Japanners ln niet zo verre toekomst de Amerikanen zullen overtreffen wat hun lichaamsmaten betreft, zegt dr. Sjinkits- ji Nagamine van het nationaal voedingsinstituut van het ministerie van Volksgezondheid en Sociale Zaken. Volgens Nagamine hebben zowel dc wijziging van de voedingsgewoontes als de aan zienlijke verhoging van de levenstandaard in Ja pan zonder twijfel bijgedragen tot de opmerkelij ke groei sinds de oorlog in Japan. De indrukwekkende lichamelijke veranderingen vertonen zich vooral bij de jongere generaties. In de lagere en laagste klassen van de middelbare scholen groeien de kinderen uit hun banken en stoelen, aldus rapporten van ambtenaren van het ministerie van Onderwijs, dat de noemen voor schoolmeubels heeft moeten herzien. Uit een onderzoek van het ministerie is geble ken. dat de gemiddelde lengte van elfjarige jon gens de laatste 68 jaar met 11,8 cm. is toegenomen Bij meisjes van dezelfde leeftijd bedroeg de toe neming 13.8 cm. Gedurende de periode van 1900 tot 1968 zijn de elfjarige jongens 6.2 kg. zwaarder geworden en de meisjes 8.6 kg. Voor 14-jarige longens bedroeg de gemiddelde toeneming van de lengte 12,7 cm. In 20 jaar Volgens ambtenaren is de gemiddelde toeneming van de groei speciaal groter geworden in de laat ste twintig jaar, gedurende welke de gevolgen van de ontberingen van de tweede wereldoorlog zijn weggevallen. Het ls thans gewoon, dat kinderen van 14 of 15 jaar groter zijn dan hun ouders. Ter wijl rijst voor 1,8 miljard mensen in Azië als hoofdvoedsel wordt beschouwd, eten in Japan steeds meer mensen brood, boter, cornflakes, eie ren en vlees en drinken melk. De voorkeur van de jongere Japanners voor ge rechten zonder rijst kan gedeeltelijk worden toe geschreven aan het in 1947 ingevoerde systeem van schoollunches. Deze werden in het gehele land gegeven op de lagere school. Ze begonnen met melkpoeder, meel en ingeblikt voedsel, door de geallieerde bezettingsstrijdkrachten beschikbaar gesteld om de hongerige kinderen in Japan te spa ren voor ondervoeding. Het menu van de school lunches is nog altijd gebaseerd op brood en melk zonder rijst. Kalk Een door het ministerie van Volksgezondheid en sociale zaken in het gehele land ingesteld onder zoek naar de voedingsgewoontes, heeft de verwes tering van de maaltijden in normale Japanse ge winnen aangetoond. Uit de statistieken bleek, dat de gemiddelde Japanner in 1966 49,9 milligram per dag tot zich nam, vergeleken met slechts twee milligram in 1949. Kalk is een belangrijke bouw stof voor de beenderen van de mens. „Als het, zoals wordt verwacht, zo doorgaat" zei dr. Nagamine, „zullen de maatstaven voor het bouwen van huizen moeten worden herzien. De plafonds en de deuren zullen hoger moeten worden dan vroeger" Een overeenkomstige herziening voor meubelen en kleding is reeds een probleem Di Nagamine wees op enkele nadelige gevol- geworden voor de fabrikanten, gen van de veranderingen in de voedingsgewoon tes. Terwijl enerzijds het aantal gevallen van vroe ger zeer veel voorkomende ziekten, zoals beri be- ri en tuberculose, thans zeer is verminderd, zijn anderzijds ziekten van het hart en aderverkalking in aantal toegenomen. Worstelaars De traditionele Japanse Soemo-worstelaars, die op speciale wijze eten om reusachtig van gestalte te worden, zijn langer en veel zwaarder dan de gemiddelde Japanner. Hun gemiddelde lengte is 1.80 meter en hun gemiddeld gewicht 120 kilo. De Soemoworstelaars eten speciale zware maaltijden, bestaande uit grote hoeveelheden rijst en „tsjar- konabe", een gekookt mengsel van vlees of vis met groenten en miso (pasta van sojabonen) of sjoyoe (sojabonensaus). Velen krijgen later last van hun gezondheid.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 15