ANDRIES COPIER DE GEEST VAN TEGENSPRAAK glaskunstenaar WERK VAN VIJFTIG JAAR IN HAAGS GEMEENTE MUSEUM l f Schone vormen in de soberste eenvoud Nooit zonder sympathie HET SCHANDAAL DER BLAUW* BAARDEN Speurtocht in het verleden Wanneer de Nederlandse regering een geschenk moet kiezen, bijvoorbeeld ter gelegenheid van een buitenlands vorstelijk huwelijk, dan valt die keus vaak op een glasservies. En dan uiteraard niet op een willekeurig servies, maar op de „gilde- glazen", die in 1930 werden ontworpen door A. D. Copier. Dat ontwerp is dus al bijna veertig jaar oud, maar het gildeglas is „in" gebleven. Het is in vrijwel elk Nederlands gezin te vinden, zo goed als bijvoorbeeld dank zij huwelijks geschenken in het huishouden van de koningin van Enge land en van de vorst van Monaco. Nu er in het Haagse Gemeentemuseum een overzicht wordt geboden van het werk van Copier, zoals dat in een periode van meer dan vijftig jaar werd gemaakt. vroegen wij de glaskunste naar wat hij vindt van het idee dat vrijwel heel Nederland uit zijn glazen drinkt en ook of hij nu een ..gildeglas" nog precies zou maken als hij dat een kleine veertig jaar geleden deed. „Nee, vandaag zou ik tot andere vor men komen Maar ik ben er toch wel blij mee dat. het gildeglas het zo goed gedaan heeft en het nog steeds zo goed doet. Ik sta er nog helemaal achter. Ik vind het een goed glas, voor al omdat het zo geschikt is voor zijn doel. Weet u. het is met glazen als met letters. Een mooie letter is prach tig, maar als ie een boek leest moet je niet aan de letter denken. Dan gaat tekst voor. Zo is het ook bij glas; daar is de wijn belangrijker". Uit deze woorden spreekt de rustige bescheidenheid van de man die weet dat h ijin zijn metier geen kunstenaar boven zich heeft. Die vanuit deze positie dienstbaar durft te zijn, zijn produkten bewust aanpast aan het doel waarvoor ze gemaakt worden en aan de mogelijkheden en beperkt heden die de techniek van het massa- produkt bepalen. We herinneren ons in dit verband dat het in de dertiger laren vooral de wijnkopers waren die het gildeglas propageerden. Omdat hun produkt er op de beste wijze mee lot zijn recht kwam. De eerste ontwerpen van Copier stam men uit de twintiger jaren. Het was de tijd van verzet tegen de nabloei van de Jugendstil Een der voorman nen was De Bazel. Diens glasontwer- pen waren van een strenge eenvoud: onversierd en strikt ontleend aan geo metrische vormen. De Bazel Was>daarv bij niet bereid tot enige concessie ten behoeve .vgn de .technische mogelijk- Enkele stukken van het Gilde glaswerk, 1930. Set bolglazen, 1930. het Copier die zijn werk bij de Konink lijke Nederlandse Glasfabriek Leerdam voortzette. Ook hij 'ging uit van strikt- mathematische vormen dat heb ik voor mezelf nodigToch werk te hij gaandeweg anders dan De Bazel. Copier had zelf leren glasblazen, hij kende dus beter de mogelijkheden van het vak dan de man die alleen aan de rakentaféf werkt. Hij zag ook 'Ih dat bepaalde ideeën van De Bazel, zoals bijvoorbeeld het gegeven dat een ser vies slechts uit één glas behoorde te bestaan met alleen grootte variaties betekend hebben. „Door hun sterke vereenvoudiging bereikten zij, onbe wust eigenlijk, dat de glaskunst toe groeide naar een geschikheid voor een fabrieksmatige produktie. Die was hun doel niet. maar achteraf is het toch gelukkig dat het zo gelopen is". Markering ue tentoonstelling ls Ingericht ln de jpj grote hal van het Gemeentemuseum. Een „moeilijke" ruimte. Samensteller- inrichter L. A. Dosi Delfini heeft er echter een heel mooi geheel van ge maakt. Hij deelde daartoe Copiers oeuvre in verschillende perioden in die hij telkens markeerde door een „moderne" stoel uit het betreffende tiental „jaren benevens .doorheen foto tussen „likeur" en „water", onbevre- van een Haags gebouw dat in die tijd digepd werkten. „Di,e heel kleine glaas- ontstaan, was. Dat heeft een bijzon- jes wei-den eigenlijk heel lelijk" Toch heeft Copier nog steeds de grootste bewondering voor wat De Bazel en bijvoorbeeld ook een Berlage der effect omdat h'et de tijdloosheid van Copiers kunst afzet tegen zaken die achteraf modebepaald bleken. Modebepaald zijn de glazen van Co- pier. op de allereerste beginperiode na. nauwelijks. De versobering lijkt steeds verder door te gaan. Er is geen ver siering. op enkele goedbelefcterde ge- denkglazen na. alleen de vorm. het prachtige materiaal en soms accenten door kleur. Die versobering is er ook in het „vrije werk" de unica dus. Waarbij het ove rigens opvalt dat ook die unica vaak voorlopers waren voor produkten die uiteindelijk in serie vervaardigd gin gen worden. Het voornaamste dat hier getoond wordt i6 echter liet functio nele glas. Copier stelde steeds die func tionaliteit op de eerste plaats. In zijn serviezen, maar bijvoorbeeld ook in bloemenvazen. Hij zag in dat een roos om een ander glas vroeg dan een orchidee en hij ontwierp dus verschillende glazen voor verschillen de bloemen, uitgaande van de functie. Het is vóór alles een mooie tentoon stelling geworden waarbij ook heel wat Informatie gegeven wordt. Door tekeningen waarbij men bijvoorbeeld kan zien dat het gildeglas geheel is ontworpen aan de hand van een serie concentrische cirkels. Ook door affi ches, kranteknipsels e.d. die aantonen dat Copiers naam meetelt tot ver bul ten onze grenzen. Terecht. Men kan het zien in een vitrine waar werk ,van de voornaamst? "glaskunstenaars ter wereld bijeen is gebracht. De Copiers haalt men er zo uit. Tot 28 juli kunt u voor deze tentoonstelling terecht. Vg. unicum tot serieprodukt van 19241927. Drie unica uit ca. 1926. VAN HUET'S NIEUWE .ZANDLOPERS' G. H. M. van Huet houdt van oude. reeds lang over leden auteurs. Men kan dit op vrüwcl iedere bladzijde van zijn nieuwste bundel Zandlopers, die bü Querido tc Amsterdam verscheen, bemerken. Hij spreekt daar over Goethe en Eckermann en de gesprekken die ze met el kander hielden, hij spreekt er over Gibbon, die het ver val en de ondergang van het Romeinse rük beschreef en over diens uitstekende autobiografie, hü spreekt er over zulk een vergeten auteur als Jean-Paul Fredrich Rich ter. over Jean Jacques Rousseau, de man zonder opper huid, van wie Napoleon gezegd heeft, dat het voor de rust van de wereld beter zou geweest zijn, als hü nooit geleefd had; hü spreekt over James Boswel! en dr. Samuel Johnson, die beweerde dat alleen een gek voor iets anders dan voor geld zou willen schrijven, hij spreekt over de Anatomie der zwartgalligheid van Burton en over nog vele andere oudere schrijvers meer Hij spreekt zonder twijfel ook over nieuwere, meer van onze tijd, maar hij benadert hen niet vanuit de mode van de dag, maar precies op dezelfde wijze als hij die oudere auteurs benadert. Hij is een groot lezer en daar om kan men hem vergelijken met andere grote lezers, speciaal met Montaigne, die met schrijven wachtte tot hij ar vrij oud was. „Hij trok", vertelt Van Huet, „toen zijn kinderen op hun bestemming waren gekomen, zich op zijn toren terug, liet de wereld de wereld en de cultuur de cultuur en ging zich uitsluitend aan dal wijden, waarmee hij zich in de loop van zijn leven vertrouwd had kunnen maken de schrijvers van de Griekse en de Romeinse oudheid Do boeken op zijn torenkamer kende hij van binnen en van buiten, zodat het hem niet moeilijk viel hetgeen hij zelf beleefd had met hetgeen hij gelezen had te ver mengen. De neerslag hiervan vindt men in zijn aan tekeningen in de kantlijn, die hij tenslotte in zijn Essays bijeenbracht. Op het eerste gezicht een vrij onvruchtbaar bedrijf, een echte oudeherenbezigheid, die de lachlust van alle ver nieuwers wel gaande heeft moeten maken. Het vreemde us echter, dat dit oudgeboren boek van een reeds be jaarde geest na vierhonderd jaar nog even springlevend is als de uitgaven van dit voorjaar". Vermenging Het leven vermengen met de lectuur en de lectuur met het leven. Hetzelfde doet als Montaigne G. H. M. van Huel. Hij laat daarbij duidelijk zien dat er tussen wat men leeft, tussen wat eens geschreven is en wat men beleeft een verschil bestaat dat zeker niet onbe langrijk is. Hij doet dit bijvoorbeeld in het titelopstel van zijn Zandlopers, waar hij dus zijn boek naar noem de, in De Geest van Tegenspraak. Die geest, zo onuitstaanbaar meestal in een mens, in iemand met een pak aan en die zijn ogen op je gericht houdt en met wie je dank zij bepaalde omstandigheden nu eenmaal moet praten diezelfde geest kan opwek kend .en verrukkelijk zijn binnen de kaften van een boek. Dat betekent dat een mens en een boek niet het zelfde zijn, ook al houden wij het er wel eens op, dat die boeken de meeste waarde bezitten, waarin de over gang tussen mensen en schrijver direct, spontaan, kortom natuurlijk is geweest". Ket tegendeel is echter niet zelden waar. Een auteur met wie we als mens nauwelijks zouden hebben kunnen opschieten, kan ons door zijn boek ongewoon en om nooit meer te vergeten boeien. Onmogelijk Als voorbeeld geeft VarT Huet Heinrich von Kleist, die van.zijn eigen leven verklaarde dat het 't kommervolste geweest was ooit door een mens geleid. Daarom ook was hij een moei!tik. soms onmogelijk persoon. ..Het is buiten kijf. dat de dingen waarmee Kleist zich op papier bezig heeft gehouden de raadsels van het bestaan, de onoplosbare tegenstellingen die w\j zelf ook waarnemen, zoveel hartverscheurends, zoveel irritants ook de dingen waren die zijn leven vergiftigden en zijn persoon tot een „onmogelijk megs" maakten: dtuars. vol tegenspraak, onberekenbaar, niet te hanteren. En zo wierp Uiteraard omdat dit proza ons brengt wat de directe omgang met mensen ons niet brengt. Want Van Huet weet het: de directe omgang met mensen is dikwijls teleurstellend zodra we er ons rekenschap van geven Wat zijn de gesprekken die mensen gewoonlijk met elkaar voeren? Niet bepaald inhoudrijk, vrij banaal en niets zeggend, op papier gezet zou het geen enkel figuur van enige betekenis maken. Misschien komt juist uit het besef daarvan voort wat Van Huet terecht laakt, onze lust tot „debunking", tot ontluistering, die geen auteur of kunstenaar of staatsman met rust Iaat en die omschreven is als „de farizeïsche vreugde om een groot man op zijn feilen te betrappen" Feiten „Zo langzamerhand weet iedereen wel, dat Balzac een praatjesmaker en ophakker was, Van Deyssel een clown en Kloos een stille drinker; dat Bismarck een hoge piep stem etl last van huilbuien had en dat Carlyle zijn vrouw behandelde op een manier, waar, populair gezegd, de honden geen brood ucn lusten. Walt Whitman, die voor de grootste dichter doorgaat, die Amerika heeft voortgebracht, ontzag zich niet anonieme artikelen te schrijven, waarin een zekere Whitman hemelhoog werd geprezen, en Claudel. die de armoede en onthechting bezong, verdiende een fortuin aan spoorwegspeculaties". Het is niet verkeerd deze zaken te weten en uit te spieken, het beeld van de onsterflijke kan er in leven digheid aan winnen, maar het is wel verkeerd als de sympathie voor de mens er door wordt aangetast en zijn waarde verminderd. Van Huet zelf past daar steeds op. jos panhui jsen Luchtige roman van Vestdijk Graaf Giorgio t'ortcsc-Sulvucci, een oude vrijgezel, woonachtig tc .Milaan is de oor zaak van een historisch onderzoek in Het Schandaal der Blauwbaarden van Simon Vestdijk, dat bü N'Ügh en Van Ditmar te Den Haag verscheen. Zün geslacht stamt nit San Gimignano. in dc buurt van Florence de stad met dc zeventig torens in lang ver leden dagen en waarvan cr nu nog dertien zün overgebleven. Een van die torens, de toren Cortesi of dc Duivelstoren heeft vroe ger zün voorouders geherbergd en onder die voorouders zün er geweest, die opvielen door hun baard, die namelijk blauw van kleur was. althans zwart met een merkbare blau we gloed. Over Blauwbaard vertelde Char les Pcrrault in zün Sprookjes van Moeder de Gans. dat in 1697 verscheen. De blauw baarden Cortesl-Salvucci waren toen al lang gestorven. Er moeten er zes geweest zün- Maar twee zün de belangrükste, een Fran cesco uit de veertiende eeuw en een Fran cesco uit de zestiende eeuw. De eerste werd geboren in 1336 en stierf dertig jaar later. Bü het verlaten van de dom in San Gimig- nano werd hü neergeschoten door de broers van zün laatste vrouw. Hetgeen \ooral in die tijd begrüpelük was. Graaf Giorgio Cortese-Salvucoi gelooft deze legende echter niet geheel. Hij wil meeT bijzonderheden om zo zijn familie van blaam te zuiveren. Hij rioht zich tot verschillende geleerden, professoren en niet-professoren en deze geven hem te verstaan, dat men hier niet met een historisch feit, maar met een mythe te maken heeft. Het verbod van de gesloten kamer zou een initiatieritus zijn, waarmee bij alle volkeren het motief van een dergelijke kamer in verband kan worden gebracht. Paternalistisch Men kan Blauwbaard ook zien als het symbool van een streng patriarchale levensopvatting, waarin het de vader, de man toegestaan is zelfs te moorden aLs hij niet onvoorwaardelijk gehoorzaamd wordt. Maar ook dat gelooft de graaf maar ten dele. Hij heeft zich nu tot de lector iin de geschiedenis, Lampugnani, gewend om betrouwbaarder gegevens te krijgen. De graaf heeft iets met de universiteit Ln Milaan te maken en de lector wou graag professor worden. Hij grijpt dus deze gelegenheid aan om de graaf van dienst te zün. Hij zal er ook voor zorgen, dat hij aanwezig is bij het referaat dat professor Arturo Cervone op een congres ln Florence zal houden, want Cervone is aan de Milanese universiteit Op het congres in Florence ontmoet Lampugnani een Hollandse romanschrijver signor Bohlen en een Amerikaanse historicus Nathaniel-Allan Wilkie. De romanschrijver Bohlen is op het congres uitgenodigd, omdat hij een roman over Florence geschreven heeft, hoewel hij die plaats nog nooit had bezocht. Hij merkt nu. dat hij afgaande op toeristische werkjes over de stad zich zwaar in haar vergist heeft. 2e valt hem tegen. Hij heeft er „voortdurend dat gevoel van anachronismen als vuistslagen op het oog. Beroemde beeldhouwwerken voor en naast het Palazzo Vecchio maakten de indruk van de meest lomakeloze aller exposities en zelfs onsmakelijke, want de volkse bijnaam van de witmarmeren Nep tun us by de gelijknamige fontein de „dikke witte" leek hem, hoe vernietigend ook. nog gematigd naast de onfatsoenlijke werkelijk heid. Met zyn toren als een knots beledigt het Palazzo zelf iedere zin voor proportie, en de Uffiziën zijn precies de cantores, die zij vroeger in werkelijkheid zijn geweest". Bohlen weigert dan ook pertinent die Uffiziën te bezoeken. Het congres waar hij eigenlük niet thuis hoort i« dood vervelend. San Gimignano Als signor Lampugnani de Hollander en de Amerikaan voorstelt hem op zijn speur- locht naar de blauwbaarden naar San Gimignano te vergezellen, zijn ze daartoe gaarne bereid. Vestdyks boek bestaal voor een groot gedeelte uit gesprekken tussen de drie Kennissen en hy slaagt er uitstekend ln zo het kluchtige verhaal verder te ontwikkelen en tegelijkertijd ons kennis te laten nemen van ae verschillen tussen zijn drie gesprekspartners, de nonchalante, vrolijke, geestige Italiaan, de nuchtere Hollander en de puriteinse Amerikaan, die aan spiritisme gelooft. Het is een merkwaat-dig stel met soms zeer persoonlijke opvattingen. De Hollander Bohlen schynt San Gimignano al evenmin erg interessant te vinden ais Florence. Hij maakt wel gewag van ae torens en van een enkele schildering in de dom, maar van de rest van de plaats schynt hij niets gezien te hebben behalve de bibliotheek, waar signor Lampugnani na- tuurlyk ook terecht komt en zijn document bemachtigt over de zestiende-eeuwse Fran cesco met de blauwe baard, die zyn vrouw Caria Cugnanesi de keel afsneed, omdat haar kind, een jongen, meer op de fijn schilder, die haar vóór haar huwelijk lea gaf, leek dan op de Cortesi-Salvuco. Knoeierij Lampugnani vertrouwt het document echter niet geheel, het is namelijk maar een af schrift en hij verdenkt er een franciscaan van er aan geknoeid te hebben. Daarom gaat hy in op het voorstel van Nathaniel-Allan Wilkie om Francesco langs spiritistische weg te doen verschijnen in de Duivelstoren. De séance slaagt niet, maar wel komt er weer een blauwbaard te voor schijn iets minder doortastend dan zün voorgangers. Het is een luchtig, vermakelijk relaas van een niet belangrijke onderneming geworden, een aardige groteske vol Vestdykiaanse humor. jos panhuijsen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 15