UNIVERSITEIT
IN OPSTAND
Studentenleider Ten Regtien strijdt in „pamflet" veer politieke universiteit
H. ALGRA, STRIJDBARE ARP'er:
ALS IK NU ZOU BEGINNEN
MAAK IK GEEN SCHIJN
VAN KANS MEER
EEN BOEK
MET
PROFETISCHE
WAARDE
Kloeke en duidelijke taal
was onmogelij'k
Anti-
Revolutionaire
Partij
90 jaar
ZATERDAG 7 JUNI 1969
De studentenonrust in Amsterdam (en ongetwijfeld ook elders in
Nederland), zoals die eind mei culmineerde in de bezetting van het
Maagdenhuis, is niet los te denken van de nonchalant gekapte,
slecht geschoren, altijd zuurpruimende Ton Regtien, eens oprichter
van de Studenten Vakbeweging, sindsdien actief op alle plaatsen,
waar drie of meer studenten samenscholen teneinde de heersende
gezagsorde te ondermijnen. Deze Regtien uiteraard was hij lid van
de bezettingsraad van het Maagdenhuis heeft nu een boek ge
schreven, dat gisteren onder de titel „Universiteit in opstand" in de
serie Kritiese Biblioteek van Van Gennep is verschenen. Hij vol
tooide het manuscript in maart, dus voordat het Amsterdamse con
flict zich ontlaadde.
Dit feit geeft sommige passages profetische
waarde. Het volgende citaat bijvoorbeeld: ..Een
bezetting hoeft niet doof een meerderheid van
de studenten te worden uitgevoerd. Integen
deel. De eerste stap wordt doorgaans gezet
door een kleine actieve minderheid, de actie
groep met een flink aantal anderen. Maar wan
neer die bezetting niet onmiddellijk door de
anderen gesteund wordt, hetgeen tot voor
waarde heeft dat de redenen voor de bezetting
begrepen worden, dat de aanleiding duidelijk
is, en wanneer daarna de actieve deelname
van de meerderheid niet gegarandeerd wordt,
wanneer de discussies verlopen en de studen
ten wegblijven, dan kan men beter de bezet
ting van het instituut opgeven, zo er het al niet
veel beter geweest zou zijn, er maar helemaal
niet aan té beginnen."
En even verderop: „Bij een slordige, weinig
zelf-kritische analyse van zo'n situatie wil het
wel eens voor komen, dat de activisten de
schuld voor de apathie van de meerderheid
schuiven op de schouders van de studenten. Het
zijn dan niet de activisten, maar de studer en
die als te stom worden beoordeeld om te be
grijpen, wat er aan de hand is. Een dergelijke
beoordeling draagt de kiemen van elitair
denken in zich. En dat moet radicaal worden
uitgeroeid. De studenten, net zo goed als de
arbeiders, zijn nooit te stom om te begrijpen,
wat er aan de hand is. Het is een goede stel
regel, er vanuit te gaan, dat zij, vanuit zich
zelf redenerend, precies weten wat de moeite
van hun actieve steun waard is en wat niet.
Een actie, die wordt doorgevoerd vanuit de
gedachte, dat de massa toch te stom is om te
begrijpen wat er aan de hand is, zal zonder
enige twijfel het isolement van de activisten
vertienvoudigen."
Weerspiegeling
Dat is nu precies een weerspiegeling van wat
er in Amsterdam aan de hand is geweest. Te
rugblikkend moet men constateren, dat Sam-
kalden (wijs geworden door de mei-revolte in
ParUs) zijn politie niet tegen de bezetters van
het Maagdenhuis zou hebben durven inzet
ten, wanneer hij hen geruggesteund had ge
weten door de meerderheid van de 25.000 Am
sterdamse studenten, en was hun onderhande
lingspositie heel wat rianter geweest.
Maar de meerderheid was apathisch en keurde
„Een bezetting hoeft niet door een meerderheid te worden uitgevoerd."
„Twintig jaar was ik in 1916
toen ik voor het eerst en min
of meer per ongeluk als jong
onderwijzer afgevaardigde
werd naar het AR-partijcon-
vent. Dat was de laatste keer
dat Kuyper er de grote depu-
tatenrede hield. In 1946
kwam ik in de Eerste Ka
mer. dit is mijn laatste zit
tingsjaar. Maar als ik nu
nog in de politiek zou moeten
beginnen, dan maakte ik
geen schijn van kans meer.
Ik ben geen specialist en
daar zijn de partijbesturen
niet van gediend. Specialis
ten maken de dienst uit.
schijnen het alleen maar te
De heer Algra die ons ont
vangt in de zonnige, vriende
lijke voorkamer van zijn
huisje-in-de-rij in de wat ver
vallen Huizumerlaan aan de
rand van het oude Leeuwar
den, stelt dit vast zonder
verbittering, maar wel ziet
hij er duidelijk een verschra
ling in. Die overigens niet
alleen de politiek geldt. Aan
de wand hangt een schilderij,
hem aangeboden toen hij in
1960 zijn zilveren jubileum
vierde, als hoofdredacteur
van het Fries Dagblad: ,,Het
is het dorpje Swichum. dicht
school ben geweest. We kwa-
jaar was, vader was land
arbeider". Hij stelt vast hoe
speciaal uanuit het platte
land „het was via de nor
maalschool de enige moge
lijkheid om vooruit te ko
men" de christelijke par
tijen, maar ook de SDAP
jeel onderwijsmensen hebben
gekend, ook op belangrijke
plaatsen: ..het engagement
was toen groter".
In 1935 werd de heer Algra.
toen leraar aan de Leeuwar
der kweekschool, hoofdredac
teur van het Fries Dagblad
..mijn voorganger was ziek
en stierf korte tijd daarna.
Omdat ik in de Gereformeer
de Kerkbode stukjes schreef
die nogal insloegen, werd
ik op ger. Sindsdien heb ik af-
de ja
1941-
1945 toen we vrijwillig op
hielden te verschijnen da
gelijks een hoofdartikel ge
schreven. Hoewel ik me niet
met de dagelijkse leiding
bemoei, daar is de chef
redactie voor, heb ik wel
vrijwel dagelijks contact. De
samenwerking is prima".
Als hoofdredacteur vindt de
heer Algra het uiteraard
prettig, dat zijn krant vooral
de laatste jaren ook buiten
Friesland steeds meer abon
nees heeft. Als vurig A.R.-
man, voorstander en beoefe
naar van kloeke en duidelijke
beginseltaal, is hij er minder
blij mee. Liever zou hij zien
dat ook buiten Friesland in
de christelijke pers het an
ti-revolutionaire vaandel vol
uit werd ontplooid".
zelfs de bezetting van het Maagdenhuis af, zo
als woensdagavond bleek op de ledenvergade
ring van de Algemene Studenten Vereniging
Amsterdam. Als Regtien onder dit licht zijn
hierboven geciteerde passages nog eens her
leest, zal hij nog zuurder kijken dan hij ge
woonlijk al pleegt te doen. Maar we zullen
nog van hem horen. Dat belooft het laatste
hoofdstuk van het boek, dat hij zelf in de goede
traditie der revolutionairen een pamflet noemt.
„De wijze van samenstelling van het parle
ment in Nederland, het systeem van represen
tatieve democratie, delegatie van de politieke
macht van allen in de handen vanuit partij
machines opgeklommen enkelingen, bovendien
?n daarmee samenhangend de beperkende macht
van het parlement, dwingt tot de keuze van
een nieuwe strategie om de democratie te
realiseren. Die strategy is de buitenparlemen
taire oppositie. De universiteit in opstand is
daarvan een belangrijk onderdeel."
Deze peroratie belooft weinig goeds (of kwaads,
hoe men het maar wil zien) voor de toekomst.
Voor wie wil weten, waar het de rebellerende
studenten in Nederland om gaat, is het boek
overigens onmisbaar documentatiemateriaal.
De ondertitel „Europese achtergronden en de
Nederlandse situatie" belooft niets te veel. Bo
vendien weet Regtien zijn ideeën overtuigend
te spuien. Zijn betoog is sluitend, mits men als
grondgedachte accepteert, dat de studenten-
eisen niet te verwezenlijken zijn, als niet de
hele maatschappelijke structuur mee veran
derd een gedachte, die Regtien dan ook
voortdurend op zijn aambeeld legt, maar die
voor vele van zijn meer behoudende land
genoten niet te pruimen zal zijn.
Fouten
Regtien zegt er dit van: „Alle Europese plan
nen tot universitaire hervormingen hebben als
gemeenschappelijke karakteristiek de voor
het wetenschappelijk onderwijs fatale schei
ding tussen onderwijs en onderzoek, de split- 1
sing van de universiteiten in twee fazen met
in de eerste faze een schoolse, versnelde vak
opleiding van vier jaar, waarna als groot stuk
worst de status doctorandus verkregen wordt,
en driekwart tot tachtig percent van de stu
denten de maatschappij in moet om het nood
zakelijke middenkader bij industrie en over
heid te leveren. Slechts 20 percent mag door
studeren en wordt betrokken in wetenschap
pelijk onderzoek, De hordenloop (een perfecte
training voor de prestatiemaatschappij) van
tentamen na tentamen in de eerste vier jaar
wordt voorzien van een aantal definitieve
selectiedrempels, waarbij een vastgesteld per
centage zal afvallen. De versnelde vierjarige
opleiding tot vakidioot, het volgepropte systeem
van passief te consumeren onderwijspakketten
laat niet toe, dat studenten buiten het eigen
vakgebied de tijd krijgen voor bijvoorbeeld de
ontwikkeling van een kritisch inzicht in de
maatschappelijke verhoudingen. De direct toe
pasbare vondsten van de research, uiteindelijk
het resultaat van een langdurige investering in
het onderwijssysteem, wil het bedrijfsleven op
een presenteerblaadje aangeboden krijgen en
ter wille van de marktpositie van de onderne
ming als privébezit beschouwen
„Veel wetenschappelijke vondsten worden niet
gebruikt, maar wel gemonopoliseerd en geheim
gehouden. Naar schatting van deskundigen
worden 70 tot 90 percent van alle patenten
der monopolieconcerns niet gebruikt. Zij wor
den uit de circulatie van de openbare weten
schappelijke kennis gehouden vanwege concur-
rentieoverwegingen en bescherming van de
eigen winstmarges Patenten zijn koopwaar,
evenzeer de onder contract staande wetenschap
pelijke werker, die zijn hersens, zijn kennis
onvoorwaardelijk aan het bedrijf verkocht
heeft in ruil voor loon. Degenen, die beweren,
dat uitbuiting van arbeidskracht niet meer
bestaat, vergeten dat in onze eeuw de uit
buiting en het misbruik van arbeidskracht als
intellectuele capaciteit onder het kapitalisme
onvoorstelbare vormen aanneemt".
„Het bedrijfsleven ziet het onderwijs in feite
als infra-structurele voorziening, die de be-
'astingbetaler maar moet financieren. Terwijl
de winstmarge van het bedrijf, de rentabiliteit
van zo'n bedrijf, steeds duidelijker afhankelijk
blijkt te zijn van het niveau en de kwaliteit
van de totale onderwijssector.
Struisvogelpolitiek
Wat wil Regtien er aan doen? Hy schryft: „Het
wetenschapsbedrijf staat midden in de maat
schappelijke werkelijkheid. De politieke en
economische machtsstructuur dringt langs vele
wegen de vermeend autonome universiteit
binnen. Het formuleren van de wenselijkheid
van een autonome en waardenvrijc wetenschap
heeft tot verwarrend gevolg gehad, dat velen
deze droom voor realiteit houden. Het is struis
vogelpolitiek de wetenschap plechtig tot poli
tiek neutraal terrein te verklaren en vervolgens
de kop in het zand te steken en de feiten niet
te zien. Wanneer autonomieverdedigers zoals
bijvoorbeeld de Amsterdamse rector-magnificus
prof. Belinfante de strijdbare activisten van dc
kritische universiteit politiek willen gebruiken,
dan is dat een lachwekkende omkering van dc
werkelijke situatie.
De werkelijke situatie is, dat de universiteit
staat onder het dictaat van de bestaande po
litieke en economische machtsverdeling. Het i
gaat er om, dat alle vage illusies over een
autonome wetenschapsbeoefening op harde
wijze worden gecipnfronteerd met de feitelijke
situatie: een wetehschap in dienst van de sta- I
tus quo in de maatschappij Een bewustwor-
ding dus van de universiteit van de eigen
politieke functie, waarna een debat kan ont
staan over de wenselijkheid van die functie,
over de wenselijkheid van die versluierde poli
tieke functie van de wetenschap. Dat proces
van bewustwording is de politisering, die wij j
voorstaan.
Het zijn niet de student-activisten, die de
universiteit gebruiken of misbruiken. Zo lig-
gen de machtsverhoudingen niet. Het is het j
bedrijfsleven, de staat, de politieke en econo-
mische machtsgroepen, die de universiteit aan
hun doelstellingen dienstbaar willen maken en
die dat ook doen. Waar het de kritische univer- 1
sitairen om gaat, is de confrontatie van de
naïeve wetenschappelijke vakidioot met deze
feitelijke toestand, zodat een discussie kan
ontstaan over de wenselijkheid, de juistheid
of onjuistheid van de impliciet aanwezige
politieke doelstellingen in het wetenschapsbe
drijf. Dat is de politisering, die de universiteit
in opstand door zal moeten maken. Dat is de
politieke universiteit, die wij willen."
PIET SNOEREN
Negentig jaar is het geleden dat Abraham (de geweldige) Kuyper (1837—
1920) de Anti Revolutionaire Partij stichtte. Een jaar na zijn dood ontstond
de Dr. Abraham Kuyperstichting. een studiecentrum dat zich in het bijzon
der bezig houdt met de bestudering eh vormgeving van de A.R.-beginselen
en de propaganda daarvoor. De viering van de negentigste verjaardag ge
schiedt zonder fanfares of festiviteiten. Belangrijkste activiteit is een appèl
op leden en geestverwanten om met een gift in negentigvoud (centen,
stuivers, dubbeltjes enzovoorts, al naar draagkracht) die Kuyperstichting te
versterken maarHeeft het wel zin om die negentigste verjaardag
te vieren, zit er nog wei toekomst in de confessionele politiek in het alge
meen. Kan er gesproken worden van een toekomst voor de Anti Revolutio
naire Party in het byzonder? „Ik vind dat de A.R. werkeiyk wel toekomst
heeft. Die toekomst is er en zal er bUjven voor de A.Rmits deze party
heel duidelijk is, mits ze duidelyk een eigen gezicht vertoont. Mits uit haar
program en houding blykt de oude en altyd vernieuwende kracht van het
reformatorisch denken, zoals dat gefundeerd is in de bybel".
)e man die zijn visie op de toe-
Komst van de AR zo „kloek en dui
delijk" twee woorden die telkens
weer in het gesprek vallen for
muleert, heeft zelf meer dan een
halve eeuw actief en strijdbaar aan
de ontwikkeling van de partij deel
genomen. Het is H. Algra (72) strijd
baar lid van de AR-fractie in de
Eerste Kamer sinds 1946 en niet
minder strijdbaar en beginselvast
hoofdredacteur sinds 1935 van het
anti revolutionaire Fries Dagblad
in Leeuwarden.
De bedachtzaamheid waarmee hij
dat woord „mits" met een forse
blauwgrijze sigarenrookpluim als het
ware van hoofdletters en spaties
voorziet, bewijst nog eens nadruk
kelijk dat hij die toekomst voor de
AR niet als iets vanzelfsprekends
ziet. dat hij zich wel degelijk be
wust is van problemen en gevaren
Geen probleem voor hem is of zulk
een AR-partij voor de politieke ont
wikkeling in Nederland in het alge
meen en voor het christelijk volks
deel in het bijzonder nodig zou zijn
en blijven. Die noodzaak is voor hem
de meest natuurlijke consequentie
van zijn (reformatorisch) christelijk
geloof.
Zo gezien is voor hem AR-politiek
gevolg en vrucht van het leven uit
de Bijbel. („Men praat tegenwoordig
maar steeds over evangelische poli
tiek, maar men vergeet daarbij al
te gemakkelijk en al te gretig, dal
het evangelie niet zo maar een stuk
je. een alleen nieuwtestamentisch
deel uit de Bijbel, uit Gods woord
Van uitzonderlijk belang acht de
heer Algra ook dal er vanuit de
protestantse politiek steeds een nau
we band blijft en wordt gevoeld met
het gereformeerde (dit niet in de
kerkelijke maar wijdere zini theolo
gische denken in hedendaagse zin.
Erger dan de Paus
Als een byzonder benauwend ev
uitent reëel fevuer voor de ohris»
lelijke politiek ziet de heer Algra
een ontwikkeling waarin de kerken
te pas en te onpas en over alle mo-
gelyke en onmogelyke zaken met
een zichzelf als instituut toegekend
gezag verkondigen: „Alzo spreekt
de Kerk....'". Dit is een verklerikali-
sering van het politieke leven die
erger is dan welke paus in Rome
ook ooit in zyn hoofd zou durven
Die kloeke beginselvastheid en het
duidelijke, eigen christelijke gezicht
die de heer Algra als fundamentele
voorwaarden voor een christelijke
politieke partij stelt, doen hem ook
weinig verwachten van een nauw
samengaan tussen AR en KVP. „In
de Rooms-Katholieke Kerk zien we
in Nederland op het ogenblik een
vrijzinnigheid opkomen zoals de her
vormde kerk die nauwelijks ge
kend heeft. Er worden fundamentele
bijbelse waarheden betwijfeld als de
maagdelijke geboorte van Christus.
De opstanding en zo voort. Daar was
de Groningse theologie en de Leid-
se bijbelvertaling van eind vorige
eeuw nog heilig bij. En in het
roöms-katholieke denken heerst een
verwarring en chaos die onvoorstel
baar is. Daar weet men helemaal
niet wat men wil, welke beginselen
bepalend zijn.
Indertijd bij de slichting van de
i ooms-katholieke universiteit in Ny-
megen in 1923 hadden we oprecht
en vurig gehoopt, dat zich daaruit
zou ontwikkelen een duidelijke en
gefundeerde formulering van een
rooms-katholieke leer van staat en
maatschappij. Maar dat is er in Nij
megen, noch ook vanuit de Econo
mische Hogeschool in Tilburg,
nooit echt uitgekomen. Het bleef
allemaal vaag, vrijblijvend. En dat
is het nog. Het betekende dat zo
wel de vooroorlogse rooms-katho
lieke staatspartij als de Katholieke
Volkspartij van nu onduidelijk ble
ven en ook In de praktijk als lk
hak hard an duidelyk mag zegjan
halve eeuw actief in de A.R.P.
niet helemaal betrouwbaar bleken
Die onduidelykheid, die neiging om
van links naar rechts en dan eens
weer naar het midden te zwenken,
is voor de heer Algra bepaald geen
verschijnsel van deze tijd. Hij weet
van heel nabij hoe omstreeks 1918
Abraham Kuyper en in de jaren
1930 dr. Colijn er al precies eender
over dachten en de coalitie met de
katholieken beslist niet als alleen
zaligmakend zagen. „Bovendien kun
nen de katholieken het moeilijk heb
ben dat iemand anders op de bok
zit of de toon aangeeft. Dat was de
reden waarom Colijn in 1913 be
dankte voor de eer om premier te
worden van een kabinet dat door
Nolens buiten hem om in elkaar was
gezet. En zo ook moest Marijnen zo
nodig premier worden, hoewel het
duidelijk was dat professor Zijlstra
de aangewezen man was".
Radicaal
Op de vraag of de vrije universiteit
dan wel geleid heeft lot een dui
delijk en wetenschappelijk gefun
deerd eigen gezicht, wijst de heer
Algra op de toch nog altijd merk
bare invloed van Dooyeweerds wys-
begeerte van de wetsidee (prof. ir.
H. van Riessen is er een van de
„zonen" van). Niettemin verdriet het
hem, evenals het hem zorg baart,
dat mede vanuit de vrije universi
teit christelijke of radikale politiek
meer sociologisch wordt gezien dan
vanuit de Bijbel, dat de kennis van
de beginselen wordt veronacht
zaamd. „Zeker het gaat om geeste
lijke vrijheid. Maar die vrijheid is
dan toch altijd ontleend aan het
goddelijke gezag. Dat goddelijk ge
zag staat voorop".
Overigens gelooft hij dat de in
vloed althans de bekendheid van
de (AR) radikalen mede door hun
luidruchtigheid en de veelvuldige
publiciteit sterk wordt overschat.
Het is een vrij kleine pressiegroep,
meent hij.
„Men zegt zo vaak dat er geen
politieke belangstelling of kennis is.
Dat is bepaald niet waar. De men
sen zijn, mede door de radio en tele
visie, behoorlijk geïnformeerd. Ze
hebben ook een levendige interesse.
Alleen, ze zijn het moe geworden
om zich in het rumoer van de ande
ren te laten horen. Als we maar de
moed en de trouw hebben om dui
delyk het eigen gezicht te tonen en
kloeke beginseltaal te doen horen,
dan zal men zien hoe groot de ken
nis en interesse is. Ook ja, juist, on-
Veel verwachtingen omtrent een po
litiek akkoord met afspraken voor
de verkiezingsstryd hoeft men by de
heer Algra niet te veronderstellen.
In zyn jonge jaren toen het dis
trictsstelsel nog gold en AR en CH
in geen enkel district de meerder
heid konden halen op eigen kracht,
waren afspraken noodzaak: „Ik zou
alleen al daarom de evenredige ver
tegenwoordiging nooit meer willen
missen. Je moest altyd tot een ak
koord cn dus tot een compromis ko
men. Kloeke en duidelyke begin
seltaal was onmogelyk...".
ROELOF HEUS