THE ROCKET: „Willy, kijk maar uit naar een ander beroep „de troonpretendenten zullen nog even moeten wachten" BROER TREVOR ROD LAVER heeft nog nooit met tegenzin getennist Toen zei de chirurg tegen me: ZATERDAG 31 MEI 1969 AMSTERDAM Even voorstellen Rodney George Laver, knokig regent van 's werelds tenniselitc. Groot, maar toch nauwelyks één meter zeventig. Vriendelijk, maar toch boos aardig, wat voornamelijk wordt veroorzaakt door zijn koude, bleekblauwe ogen die hem de blik verschaffen van een be zorgde kemphaan. Met zijn harde tanige gezicht en stugge roodblond haar heeft hjj meer weg van een welgestelde Australische boer dan van de magische tennisspeler. Bewijs van zijn ongelooflijk krachtige veelzijdigheid: Rod ..Rocket" Laver is met de legendarische Donald Budge de enige die het ..Groot Slam" (de enkelspeltitels van Australië. Frankrijk, Wim bledon en An-.erika) onder het chapiter Heldendaden in zijn Gouden Boek heeft bijgeschreven. Rod Laver meldde zich nog in datzelfde jaar 1962 aan als lid van de vaag omschreven uit verkoren groep spelers die de „onvergankelijken" genoemd worden, door nog eens twee hoofdprijzen te veroveren. Is Rod Laver waarlijk het opperhoofd van de tennisgroten Het is onmogelijk 'n deugdelijk vergelijk te trekken tussen spelers van verschillende generaties. Iemand „onvergankelijkheid" aan meten is een bedriegelijke zaak omdat tennis nu eenmaal geen vergelijkende statistieken heeft. Het enige criterium dat wel stand houdt, is de overheersing in een bepaald tijdvak. In die termen gesproken heeft Rod Laver recht op die claim. Zoals een Pancho Gonzalez in de jaren vijftig, als Jack Kramer in de jaren veertig, als Ellsworth Vines, Fred Perry en Donald Budge die van 1930 tot 1940 overheersten, en als drie Franse Musketiers Henri Cochet, Rene Lacoste en Jean Borotra in de ..roaring twenties", als Bill Tilden pal na en Sir Norman Broo kes direct voor de eerste wereldoorlog. had veel meer talenl De enige test van de grootheid van een sportman is de bekwaamheid om boven zijn tijdgenoten uit te rijzen en daarvan heeft „the Rocket" zijn handelsnaam een verbluffend bewijs geleverd. „Ik zou willen", onthult Rod Laver nu „dat er een machine was, die een wedstrijd kon arrangeren tussen mij en Jack Kra mer en dan alle twee in ons piek jaar. Mensenkinderen, wat"' een ont moeting zou dat zijn". In zijn hotelkamer "in het Amster damse Apollohotel (Rod Laver heeft op zijn vijfendertig weken durende reis over de globe ook Nederland even aangedaan) verdwijnt plotseling de nerveuze boosaardigheid die hem in zijn acties zo onderscheiden. Dan is Rod Laver meer een plaatje uit een handboek voor padvinders: ver legen, beschaafd, eerlijk, netjes en vriendelijk. Pintje bier Tony Roche, doorgewinterd clan lid van Lamar Hunts' World Cham pions Tennis, omschrijft the Rocket als volgt: „Hij is een typische Aussie, die van een pintje bier houdt. Ik heb hem pas de laatste jaren dooi en door leren kennen, maar hij is nog steeds de kerel die ik me herin ner van de dagen dat ik nog een junior was. Dat hij een kampioen is, heeft niets aan zijn make-up veran- En Marty Riessen, boezemvriend van Tom Okker- „Rod heeft niets van de wildheid van Pancho Gonza lez, noch iets van de bijna schuwe verlegenheid van Ken Rosewall, die naar zijn voeten staart als hij iemand heeft verslagen, alsof, hij zich wil verontschuldigen voor zijn vakman schap. Rod Laver lijkt in feite hele maal niet op een kampioen, zeker buiten de baan niet. Hij treedt nooit op de voorgrond. Zo'n houding ver wacht je eigenlijk niet. Zijn optreden is wat terughoudend. Maar als hij moet spelen, lijkt het alsof hij een ander pak heeft aangetrokken. Op de baan is hij enorm aggressief". Snelheid Iedere kaïnpioen heeft -de-mogelijk- - heid een wedstrijd voor een tegen stander om te buigen töt een crisis en niemand heeft dat meer specta culair gedaan dan Laver. Hij heeft met zijn spitse, zondoorbrande neus een te sterk poker-face om een mas sa idool te zijn, maar hij is verre van een van de stereotype machines die zo vele prof groepen schijnen voort te brengen. Zet Rod Laver op een tennisbaan en de rustige man wordt plotseling een artiest, die in stinctief iets creatiefs schept. Marty Riessen: „Wat mij zo impo neert, is zijn snelheid. Ik heb tegen hem gespeeld op Wimbledon en in Los Angeles en waarschijnlijk speel de ik daar de wedstrijd van mijn leven. Maar elke game weer wor stelde ik met problemen, omdat hij zo verrekte snel is. Als de weer licht. Met die snelheid tast hij ieder een aan. Om Ken Rosewall te ver- slaan moet je toch wel watervlug zijn. Snelheid stelt Rod in staat zich te herstellen als hij in moeilijkheden zit. Rod Laver is op zijn gevaarlijkst als ^hij-1' met problemen kampt. Ik vind het verbazend hoe standvastig hij kan zijn, hoe hij steeds met de zelfde accuratesse ballen kan blijven raken". Tony Roche: „Elke keer als ik tegen hem speel, hoop ik dat hij minder in vorm is omdat, als hij dat wel is, hij zo goed speelt dat al zijn slagen punten worden en dan doet het er echt niet toe hoe sterk jezelf speelt. Bij sommige spelers kun je op een zwakke zijde blijven slaan, bij Rocket niet. Hij is gevaarlijk met fore- en backhand. En juist omdat hij zo snel is, heeft hij een spreiding waarmee hij de hele baan bezet Hout hakken Ondanks het feit dat Rod Laver al dertien jaar de wereld rondreist, is zijn enthousiasme voor wedstrijd spelen niet getaand. „Ik vind het fijn dat ik mijn brood kan verdienen met iets dat ik graag doe. Ik heb nog nooit in mijn hele leven met tegen zin getennist. Als ik een keertje vrij -ben. ga ilc oefenen". En oefening betekent voor Rod Layer vier uur per dag serveren, slaan en lopen. Aan krachttraining heeft hij een af schuwelijke hekel. Zijn onderarm, die de dikte heeft van een jonge eik, is geheel ontwikkeld door tennis. Mijn vader had in onze achtertuin een tennisbaan gebouwd met het leem dat de Fitzroy River had aan gespoeld. Al mijn broers tennisten ook en omdat ik de jongste was, moest ik altijd wachten tot zij klaar waren. Vader beweerde altijd dat iemand van onze familie ooit eens op Wimbledon zou spelen. Maar hij be doelde zeker mij niet. Mijn broer Trevor had veel meer talent. Ik mocht elke dag hout hakken en mijn moeder helpen met het huishouden, omdat mijn vader en broers moesten oefenen". Daar had ik altijd enorm de dampen over in. Steeds maar weer mijn broers. Ik ben weggelo- Rod Laver: „Als ik een keertje vrij ben, ga ik oefenen". pen, ik moest een aan dat houtjes hakken te ontkomen. Toen ontmoette ik Charlie Hollis. Die. heeft mij gemaakt. Toen ik pas be gon, streelde ik elke bal. Charlie zei altijd: meppen dat ding, het is je moeder niet. Elke avond verging ik van de pijn in mijn onderarm, maar ik werd steeds sterker". Met sprongen Rod Laver was bijna achttien toen zijn talent werd erkend. In 1956 werd hij uitverkoren om met de Austra lische juniorkampioen Bob Mark zijn eerste wereldvlucht te maken. Hij bereikte de juniorfinale van Wimble don, verloor van Ron Holmberg, maar reikte een jaar later in zijn leeftijdsgroep toch naar de top door de juniortitel van Amerika te winnen door een overwinning op de inmiddels naar de vergetelheid verdwenen Chris Crawford. „Ik voelde me ster- ker en beter worden. Niet geleidelijk, maar met sprongen". Als amateur leek Rod Laver meer met zijn hart dan met zijn hoofd te spelen, omdat hij achter elke bal aanliep die hij dacht te moeten ha len, zelfs als zijn gezonde verstand hem adviseerde dat niet te doen. Toch was het juist die kwaliteit die hem heeft geholpen zijn talent op zo'n magnifieke wijze te ontwikkelen dat men zich, als de splinters er weer eens afvlogen, afvroeg: is dat Profcontract Op zijn eenentwintigste jaar haalde Rod Laver zijn eerste belangrijke ti tel binnen: het kampioenschap van Australië. Een jaar later bereikte hij zijn grootste ideaal: Wimbledon. In 1962 incasseerde hij het Groot Slam en hielp Australië voor de zoveelste maal aan de Davis Cup. Het door Jack Kramer geleide prof circus zocht juist wanhopig naar een nieuw nummer. De laatste opvallen de amateurs waren Ken Rosewall en Lew Hoad geweest. In januari 1963 ondertekende Rodney George Laver het prof contract voor 110.000 dollar, een garantiesom voor dertig maan- Rod Laver maakte zijn prof debuut in het White City Stadium in Sydney tegen Lew Hoad, toen 28 jaar. Laver won de eerste set met 86 maar de professioneel gepolijste Hoad liep speels weg: 68, 64, 63. 64. Lew Hoad over die periode: „Het verhaal van Rod als amateur en Rod als prof is de ontdekking dat er een werelddeel tussen een speler ligt. Rod had grote aanleg als amateur omdat hij altijd een goede slag had. leergierig was en ook snel leerde. Maar hij had nog te veel zwakheden om zich in een jaar als prof waar te maken". Rod Laver: „Ik was diep teleur gesteld. Maar bovendien nog te trots om dat te laten merken. Ik dacht dat ik er was. Als amateur hoefde ik me in de eerste ronde nooit in te spannen. Dat gebeurde pas in de fi nale. Maar als prof leek het alsof ik alleen maar finales speelde. De wedstrijd tegen Hoad eindigde om middernacht en nog geen zes uur Ia- ter moest ik weer spelen, tegen Ken Rosewall, die zonder enige inspan ning won: 63, 6:3, 61. Dp .hele maand was een ramp, de ene avond tegen Hoad, de andere tegen Rose wall. Ik verloor elf van de dertién wedstrijden van Lew en alle acht van Ken. Zo stevig verliezen was voor iedereen volkomen onverwacht, maar voor mij ook voortdurend de moraliserend. Dat Groot Slam had me overmoedig gemaakt. Ik was er nog lang niet. Van de vijf toernooien won ik eh één en dat had ik niet eens mogen winnen omdat ik verslagen was door John Newcombe en Tony Roche, en dat waren nog kinderen". In de jaren die volgden, toen Rod La ver Ken Rosewall kneedbaar had ge maakt en Pancho Gonzalez nog een laatste triomf had gegund, begon het echte tijdperk „Rocket" Laver. Rod Laver over Ken Rosewall: „Als Ken mijn service had gehad en m'n ground strokes zou hij de mooiste tennisspe- Rod Laver over Pancho Qonza- lez: „Pancho en ik stonden in een fi nale in New York City. We speelden volgens het best-of-five-systeem. Ik had de leiding In de derde set met 5— 4. Plotseling rende Pancho naar de umpire en zei dat ik te snel serveer de. Ik werd doodsbleek en mijn ogen rolden haast uit mijn kassen. Ik wist namelijk dal Pancho altijd probeer de iemand uit zijn spel te halen door hem vals te beschuldigen. Onrecht kon ik echter toen bijzonder moeilijk ver dragen. Toen we na "n half uur wis selden van helft heb ik tegen Pancho gezegd dat hij al mijn services krijgen kon zoals hij ze hebben wilde, maar niet met zijn racket. Woest was ik. Zo was Pancho. Hij gebruikte trucs om te kunnen winnen". Ook als prof Toen het proftennis op de golven van grootscheepse reclamecampagnes voort rolde maar in de ogen van 't in spek takel geïnteresseerde publiek zijn aantrekkingskracht verloor, redde het „open"tennis Rod Laver. Anders zou ..Rocket", net zoals Rosewall voor hem, zijn grootheid bereikt hebben in de vergetelheid. Rod Laver schoot op het juiste moment uit de grond toen het open tennis de sport weer vitaal maakte. „De mogelijkheden zijn thans plotseling enorm groot. Ik heb me al tijd ten doel gesteld het Slam ook eens als prof te winnen. Dit is mijn kans. Ik hoop dat ik gezond blijf, geen en kel verzwik of een zwakke pols krijg. Dan is er zeker een kans dat ik in ieder geval in alle vier toernooien kan uit komen". Rod Laver. die vorig jaar voor 500.000 dollar 'n verbintenis aanging met de Touringgroep van George McCall. zal straks Wimbledon, waar hij zijn titel moet verdedigen, met een groot pro bleem beginnen, zijn macht dreigt door het driemanschap Okker-Roche-New- combe m te krimpen. De drie gegadig den voor zijn troon overleggen een staatsgreep. Toen Rod Laver na do titels op de open toernooien van Zuid Afrika en Australië temidden van on rustige berichten over een tennis-elle boog even uit het zicht verdween, leek z'n einde nabij. Maar hij bleek ook na dien nog steeds de oude toverkracht te kunnen opbrengen". Het leven begint niet bij dertig maar het houdt er ook niet op" filosofeert hij. Okker, New- cpmbe oo Roche zullen moeten wach ten tot ik stilsta, want uitstappen doe Waaé s'aat Rod Laver nu? Lance Tin gay, Brits sportjournalist wiens rang lijsten min of meer als officieel wor den aanvaard, noemt Budge, Tilden, Kramer, Vines en Laver de topspelers in geen speciale volgorde. Jean Borotra: „Hij is keizerlijk". Ken Rosewall: „Hij is exceptioneel, onorthodox. Hij is iemand die niet te imiteren is". Rod Laver zelf tenslotte: „Ik heb mijn geld goed geïnvesteerd (hij bouwt momenteel met Rosewall, Stolle en Emerson een hotel van een miljoen in Brisbane. En waarom zou ik nog niet meer geld proberen te verdienen als ik voel dat het nog gaat. De troonpretendenten zullen nog even moeten wachten". Jacques Ros SITTARD Het fraaie zomerweer schiep die avond de illusie in zuidelijker oorden te toeven. Met enige fantasie kon men zich in Rome op de Via Veneto of in Parijs op de Place Pigalle wanen. Langs de drukke verkeersweg flaneerden de mensen en op de terrassen verpoosde men met ijsgekoelde drinks. Willy Dullens genoot van de milde avond. Niettemin was hij verre van opgewekt. Wie over het grootste drama in zijn leven vertelt, kan dat ook nauwelijks zijn. December 1966 werd Dullens, die op dat moment een fantastische carrière als voetballer leek tegemoet te gaan. geope reerd aan een voetbalknie. Na deze operatie lekte uit de omgeving van de behandelend chirurg onheil spellend nieuws uit. De chirurg zou gezegd hebben: „Als het mijn zoon was, zou ik blij zijn als hij zijn leven lang normaal zou kunnen blijven lopen". Er was, in die dagen, nergens bevesti ging van het gerucht te krijgen. De chirurg zweeg. En Willy Dullens, waar schijnlijk toen nog onwetend, zweeg. Hij koesterde zich tussen de witte la kens in de hoop spoedig weer triomfen op de grasmat te vieren. Maar twee- eneenhalf jaar later blijkt hoezeer dal gerucht destijds op waarheid berustte Dullens kan nauwelijks meer normaal lopen. Hij trekt namelijk met zijn rech terbeen en zijn knie wordt van week tot week slechter Als hii. als kappers leerling. enige uren heeft gestaan, krijgt hij 's avonds een dikke knie Als hij gefietst heeft, krijgt hij een dikke knie. Als hij een poosje heeft gelopen krijgt hij een dikke knie. Dullens: ..Ik weet niet hoe dat verder moet gaan met mij" Het noodlot heeft hard toegeslagen bij de frêle voetballer die' het talent en het karakter had om tenminste zo beroemd te worden als Johan Cruyff. Toen hij in 1964 bij Sittardia in het betaalde voetbal kwam, rees zijn ster verbazing wekkend snel. Dat was niet zo verwon derlijk. De kleine Dullens sprong bij hoekschoppen boven vrijwel alle ver dedigers uit en hij maakte, tijdens dat eerste seizoen in de eerste divisie, al leen al met het hoofd elf doelpunten. Dullens nam ook halverwege het veld de bal, hij passeerde vijf verdedigers, liep terug met de bal, passeerde de vijf verdedigers nog eens, omspeelde de doelman en schoot rustig tegen het net. Na zo'n staaltje voetbalkunst bleef het publiek in Siltard applaudi- seren tot de wedstrijd voorbij was Sittardia werd met Dullens kampioen en promoveerde naar de eredivisie. De solo's van de nieuwe voetbalster en zijn verbazingwekkende techniek waren „Mijn achterbeen viel in een vreemde kronkel onder me, ik verging van de pijn en schreeuwde het uit". Het was het begin van het einde van de carrière van voetballer Willy Dullens. inmiddels ook bondscoach Denis Ne ville opgevallen. Dullens werd gekozen in het Nederlands b-elftal, dat een oefenwedstrijd in Den Bosch speel de. Maar op de dag dat Willy Dullens zijn entree moest maken in een vertegen woordigend elftal, lag hij in bed. Hij had net de eerste klap in zijn carrière geïncasseerd. In een wedstrijd tegen BW had een van de verdedigers hem ..gepakt" tijdens een kopduel. Hei re sultaat was een hersenschudding Dul lens genas daarvan snel. hoewel hij zijn grandioze koptechniek („Ik had daarna altijd angst") nooit helemaal te rug kreeg. Dat deerde hem echter niet want Dullens. die zich nadien meer als een middelveldspeler ontwikkelde, had nog kwaliteiten te over om een voetbalster van wereldformaat te wor den. Het ging tot 1966 ook hard die richting uit. Willy Dullens maakte zijn entree in het oranjeteam en hij werd gekozen tot voetballer van het jaar. Toen, in die dagen van voorspoed, waarin Feijenoord voor een half mil- joert naar zijn gunsten dong, sloeg het noodlot toe. Ik verging van pijn Willy Dullens vertelt: „Het was augus tus 1966. Sittardia speelde tegen Vitesse in Arnhem. Frans de Munck stond in het doel en als ik tegen hem speelde, nam ik me altijd voor een doelpunt te maken omdat ik vroeger altijd zo'n be wondering voor hem had. Ik had al 10 gescoord toen wij een strafschop kregen toegewezen. Ik dacht: nou stuur je De Munek even naar de verkeerde hoek. Maar hij zette mij voor séhut, want hij viel precies in de goede hoek en stopte de bal. Dat zat me natuur lijk'niet lekker Ik wilde me revanche ren door nog een doelpunt te maken. Gruisen kreeg op links de bal. Hij cen terde naar mij en ik deed net alsof ik de bal aan hem wilde teruggeven. Maar meteen schoof ik het leer tussen twee verdedigers door en ging er zelf achteraan. De verdediger van Vi tesse, Van Ingen, stopte mij af met zijn arm. ik raakte uit balans en viel met mijn rechterbeen in een vreemde kronkel onder me. En Van Ingen viel bovenop dat been. Toen was het ge beurd. Ik verging van de pijn en schreeuwde het uit". Aan pijn wen je ..Frans de Munck kwam uit zijn doel. Hij wist direct dat het erg was. Willy, Willy, zei hij, schudde het hoofd en liep weg. Ik strompelde het veld af en keek de wedstrijd verder uit op de 're servebank. Toen ik me na afloop ging verkleden, was de knie al zo dik dat ik bijna mijn broek niet meer aan kreeg. Op weg naar huis vroeg ik: zullen we niet naar het ziekenhuis gaan? Maar mij werd geadviseerd thuis met ijs te gaan werken en te rusten. Vier weken bleef ik dat doen. Toen begon ik weer licht te trainen. Maar ik voelde steeds aan de achterkant van de knie pijn Het was alsof iemand voortdurend met een mes erin stak. Het publiek juichle echter weer en tenslotte wen je ook aan pi in. In oktober speelde ik de interland tegen de Tsjechen. Na die wedstrijd zei Klaas Nuninga tegen me: Willy, vooi mij kun je het niet verbergen, je hebt nog steeds last van je knie. Ik vroeg: „Hoe kom je daarbij?". „An ders hou je een bal altijd langer bij je zei Klaas. Ik zei maar niks. want il; had angst dat het uitlekte Ik had angst „In november volgde een nieuwe inter land, mijn beste, tegen Denemarken Het zou ook mijn laatste zijn. We had den op een zwaar void gespeeld en op weg naar huis voelde ik ter hoogte van Eindhoven plotseling mijn knie erg op zwellen. Het gevolg was dat ik een paar dagen voorzichtig aan deed, maar daar na weer gewoon speelde. En toen heb ik de zaak wat geforceerd. Het einde was nabij. Het kwam tegen DWS, toen ik Pijlman en Flinkevleugel wilde pas seren en opnieuw een tik tegen mijn knie kreeg. Maar nog wilde ik niet op houden. De zondag erna, tegen Sparta, speelde ik weer. Ditmaal had ik echter angst een bal toegespeeld te krijgen. Dat was me nog nimmer overkomen, 's Maandags besloot ik eindelijk naar het ziekenhuis te gaan. De volgende dag werd ik geopereerd. Dat het ernstig was. had ik al de dag ervoor gemerkt, toen de chirurg het water uit de knie wilde halen en er alleen maar bloed uitkwam. Om zes uur die dinsdag, een uur voor- Op die milde zomeravond zat Willy Dullens op het terrasje, maar hij was verre van opgewekt. dat ik bezoek mocht ontvangen, maakte de chirurg mij met enkele tikken op dc wang wakker. Hij zei: „Willy, het was een zwaardere operatie dan ik had ge dacht. De binnen- en buitenmeniscus zijn eruit en ik heb de kruisbanden moeten inkorten. Maar je kunt weer voetballen. Of hij dat nu gezegd heeft om mij moed in te spreken?". „Twintig dagen lag ik in het zieken huis en ik viel zeven kilo af. Zo vrat ik me op, dat ik daar lag, terwijl er bui ten werd gevoetbald. Ik woog nog maar vijftig kilo. Eenmaal thuis hoor de ik links en rechts, dat men mij niet veel kans meer gaf nog ooit te voet ballen. Maar verbeten begon ik aan de training. Maandenlang oefende ik vijf uur per dag en ik was serieuzer dan ooit tevoren. Mijn rentree kwam op tweede kerstdag 1967 in Utrecht tegen D.O.S. Ik kan het nu wel vertellen: Ik had toen direct het gevoel, dat ik nooit meer de oude zou worden. Het ging niet meer zo soepel. Maar ik kon toch niet geloven, dat ik zou moeten ophouden. Later werd de pijn in de knie steeds erger. Toen pas begon ik te denken: dit duurt niet lang. In die dagen zei de chirurg, die me geope reerd had voor het eerst: „Ga maar eens uitkijken naar een ander beroep." Maar ik zei: „Dokter, het gaat goed met me. December 1968 speelde ik mijn allerlaatste wedstrijd, een oefen partij tegen een amateurclub. Ik kon toen bijna niet meer lopen. Daarna heb ik niet meer gespeeld." Direct stoppen „Het bestuur van F.S.C. adviseerde me: ga eens naar de Duitse specialist dr. -Weiss, maar ik had een geweldig ver trouwen in chirurg Bronswijk. Na aan dringen ging ik toch naar Aken. Dok ter: zei ik. „zegt u mij eerlijk wat er aan de hand is". Hij antwoordde na het onderzoek: „Je moet direct stoppen, als je doorgaat gebeuren er erge din gen. Als je drie maanden later bij me was gekomen, zou het al te laat zijn geweest, dan had je een stijf been ge houden. ik was sprakeloos, ik kon geen woord meer uitbrengen, zo geslagen was ik. En nu voel ik dat het met de knie steeds verder achteruit gaat. Fatsoenlijk lopen is er al niet meer bij. Waar ik dat aan verdiend heb? Ik heb altijd ge leefd als een goed sportman. Alles heb ik voor de sport gedaan. Als we met het Nederlands elftal waren en de club ging 's avonds op stap, ging ik nog wat wandelen en daarna meteen naar bed. En tegen de mensen ben ik altijd aar dig geweest. Nu heb ik gehoord dat Ajax een benefietwedstrijd voor mij zou willen spelen in Limburg. Cruyff en Keizer hebben me laatst nog gezegd: Willy, als je ons nodig hebt, staan we achter je. „Over de toekomst ben ik In elk geval verre van gerust. Misschien word ik wel invalide Jean Nelissen I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 17