Er gaat nog een schelpenvisser
over het Katwijkse strand
Er zijn te weinig tandartsen
in Leiden, maar er is nog
geen sprake van 'n noodsituatie
7
„LEUREN LANGS DE DEUREN"
ZATERDAG 31 MEI 1969
J».
DERWIJf
t.er
gheid
(«r
den
ntruni. Dai
tte jongel
ligheid hoi
ïor de dan
lui wclkoi
r
rdag
irisen
den 8 uur
r
lag:
idscentrur
In het studiejaar 1967-1968 zijn volgens het Cen
taal Bureau voor de Statistiek 146 tandartsen af-
11 lestudeerd, terwijl 378 studenten zich in oktober
968 aan de vijf faculteiten voor tandheelkunde
an de universiteiten van Amsterdam (2x), Utrecht,
kroningen en Nijmegen hebben laten inschrijven,
leze vijf faculteiten streven ernaar in de komende
aren per faculteit 90 tandartsen per jaar af te
everen.
Nu is er op elke 3800 Nederlanders 1 tandarts.
)e Maatschappij tot Bevordering der Tandheel-
lunde heeft berekend, dat over ca. 25 jaar de
ideale verhouding van 1 2000 zal zijn bereikt. Nu
is er echter nog een tekort aan tandartsen.
In het oosten van het land valt het wel mee. In
de forensenplaats Driebergen is er zelfs een over
schot aan tandartsen, maar in Hilversum en in de
kop van Noord-Holland is de toestand bijna precair
te noemen. In de gehele Randstad Holland is het
trouwens moeilijk een tandarts te vinden, die be
reid is het gebit aan een halfjaarlijks of jaarlijks
onderzoek te onderwerpen. Vooral ziekenfonds
patiënten blijken vaak moeilijk bij een tandarts
terecht te kunnen komen.
Secretaris
Leidsche
Vereeniging van
Tandartsen:
IEL
LAG
VAN
1 3166
Hoe Is de situatie in Leiden? Kunnen
ziekenfondspatiënten ook in de Sleu-
moeizaam een tandarts
tden? Wij vroegen het de secretaris
de Leidsche Vereeniging van Tand
en de heer E. Krul.
..Ja, dat is een vrij lastige situatie,
>3 isioifrvaarin de ziekenfondspatiënten verke
ken. Er zijn ongeveer 25 praktizerende
:andartsen in Leiden, die ziekenfonds-
jatiënten hebben, maar geen nieuwe
neer kunnen aannemen. Er zijn géluk-
EUWBOut^ n°S niet zo lan£ geleden 2 tand-
nte besclii|Ftsen bijgekomen. Die nemen nog wel
liekenfondspatiënten aan.
Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat pa-
iënten met pijn nergens anders terecht
cunnen. Die kunnen geholpen worden
)ij iedere tandarts, die een zgn. open-
ipreekuur heeft.
wordt dan wel getrokken of gevuld,
ar dat wil niet zeggen, dat ze dan als
raste patiënt zijn aangenomen. Ze wor-
m naar het ziekenfonds, dat
adres van een andere tand-
ÏN NAkrts °P&eeft
Deze situatie geldt overigens bijna
>or het gehele land. Laatst had ik een
latiënt, die naar Haarlem verhuisd was
in die daar bij zijn ziekenfonds om een
andarts had aangeklopt. Die zei echter
egen hem: blijf maar gerust bij uw
lude tandarts in Leiden, want hier in
ïaarlem kunt u toch nergens terecht.
komt met zijn gezin voor
indverzorging nog steeds naar Leiden.
ting
Ise
schoo
■ging
itvoering
van het
lstraat
SEN
iten aan
sonder-
i: 21141,
Ziekenfonds
Boerhaave:
De directeur van Algemeen Zieken
fonds voor Leiden en Omstreken de heer
tf. Th. la Rivière: Van een noodsituatie
»n we in Leiden nog niet spreken,
maar wel van een ernstig tekort.
Het heel veel moeite kunnen wij patiën-
en, die bij ons aan komen kloppen nog
wel verwijzen.
Uit de woorden van de heer La Ri
vière blijkt, dat de verstandhouding tus
sen de tandartsen en het ziekenfonds
in het verleden niet altijd even prettig
Is geweest.
De heer La Rivière: Het is in het ver
leden voorgekomen, dat als er een paar
tandartsen bijkwamen de andere geves
tigde tandartsen plotseling lieten weten,
dat ook zij weer ziekenfondspatiënten
conden gebruiken. En zodra de nieuwen
leten weten, dat ze vol zaten, waren
die anderen ook opeens weer vol.
Wij leven wat dat betreft in een glazen
huisje. De markt, het financiële aspekt
de tandarts bedoel ik dan, wordt
jepaald door het vraag en aanbod.
Het woord monopolie zou ik niet willen
>n, maar toch Wij zouden er
lag een paar tandartsen in Lel
den bij willen hebben. Als u er een paar
zeg het ons en we halen ze on
middellijk hier naar toe.
We hebben wat huisvesting betreft alle
medewerking van de gemeente. En des
noods Installeren we de nieuwe tandarts
ook nog. Toen we enige jaren geleden
een instituut voor tandverzorging naar
Leiden wilden halen, schreeuwden de
andartsen moord en brand. Ze konden
iet zelf wel aan, zeiden ze. Wij hebben
al verzekerden, die naar Sassenheim
Wassenaar of Den Haag gaan om hun
nond te laten verzorgen.
We hoorden dat zeker 25.000 Leide-
naars zonder tandarts zitten De heer La
Rivière: „Dat kan best. Als je rekent,
dat bijna 80 pet. van de Leidse bevol
king verzekerd is bij een ziekenfonds,
dan heeft zeker een kwart daarvan geen
tandarts.
We hopen, dat als Amsterdam volgend
jaar tandartsen aflevert er ook naar
Leiden komen. We hebben er dringend
behoefte aan en het is heus niet zo, dat
die dan de gevestigde tandartsen het
brood uit de mond stoten.
Dit zijn allemaal negatieve geluiden.
La Rivière: „Ja, dat is zo. Eerlijkheids
halve moet ik ook zeggen, dat er velen
niet onwillend zijn. Er zijn ook tand
artsen, die om gezondheidsredenen geen
ziekenfondspatiënten meer aan kunnen.
Die kunnen het fysiek niet meer aan.
LOZ:
Ook bij informatie bij het Leids On
derling Ziekenfonds werd ons medege
deeld door een woordvoerder, die liever
niet zijn naam gepubliceerd zag, dat van
een ernstige situatie in Leiden sprake
De verzekerden, die bij het LOZ aan
kloppen worden verwezen naar Leidse
tandartsen. Willen de verzekerden niet
door die tandartsen geholpen worden,
dan worden ze verwezen naar tandart
sen in de omringende dorpen. Dat een
kwart van de Leidse bevolking versto
ken zou zijn van tandartshulp, daar ge
loofde de woordvoerder van het LOZ
niet in. „Wij hebben de indruk, dat de
genen, die gesaneerd zijn ook werkelijk
onderdak zijn.
Aan die 25 pet. kan men natuurlijk wel
komen als men ook degenen erbij telt,
die totaal geen tandarts nodig hebben
omdat ze een prothese hebben. We zijn
er van overtuigd, dat de situatie in Lei
den opgelost zou zijn als er drie tand
artsen bij zouden komen.
Schoolartsendienst:
„Leuren langs de deuren", zo begon
mevr. R. Balt-Nixhet hoofd van de
Schoolartsendienst in Leiden ons (tele
fonisch) gesprek over wat er met de
hinderen gebeurt na de lagere school.
Mevr. Balt-Nix: Zo'n zes jaar lang zijn
ze dan bij ons onder behandeling ge
weest en dan moeten we ze laten gaan.
Eigenlijk moeten ze dan opgevangen
worden door de huistandartsen, maar
die kunnen ze niet aan. Dat kan ik me
ook wel voorstellen, want ook zij hebben
maar één paar handen.
Eigenlijk is dit geen toestand, maar wij
toetert ook niet wat ivo er mee aanmoe
ten, Ik hoorde, dat er eerdaags weer
een tandarts bijkomt in Leiderdorp. Dat
wordt dan weer hollen geblazen om de
kinderen in te laten schrijven.
Er komen na de grote vakanties wel
ouders bij ons, die vragen of hun kind
niet zo lang toch nog door ons geholpen
kan worden, maar dat gaat echt niet.
Dat is een vervelende zaak. De kinderen
zijn net goed 'dentalminded' gemaakt en
dan opeens hebben ze geen tandarts
meer", aldus mevr. Balt-Nix, die het
ook een vervelende zaak vindt, dat de
fluoridering nog steeds niet algemeen
wordt toegepast. Ze kan niet begrijpen,
dat daar mensen om principiële redenen
tegen zijn.
„Slechts 1 milligram per liter. Vergif
tigen noemen ze dat. Ik begrijp het niet.
Bij een onderzoek in Tiel is gebleken,
dat bij gebruik van fluor in het drink
water ruim 50 pet. minder gaatjes voor
komen. Dat is één manier om tandbederf
tegen te gaan. Een andere manier is
natuurlijk de mondhygiëne en het snoe
pen. Ik heb toch meegemaakt, dat ou
ders wel 20 snoepjes mee naar school
gaven. En dan klagen ze er nog over
dat Pietje niet wil eten. Dat is toch vol
komen logisch. Die kinderen zitten dan
gewoon vol.
Weet u overigens, dat net als bij 't inen
ten) 15 pet. van de kinderen zich op de
lagere scholen van hun ouders niet mo
gen laten verzorgen door de huistand
arts of 8chooltandarts.
Voorzitter
Leidsche
Vereeniging van
Tandartsen:
De voorzitter van de Leidsche Tand
artsen Vereeniging de heer P. R. van
Mens is de eerste die het heeft over de
grieven van tandartsen tegen zieken
fondspatiënten. Niet natuurlijk tegen de
patiënten persoonlijk, maar wel tegen
de manier waarop zij geholpen mogen
worden. Dokter Van Mens: „De tand
arts mag zijn ziekenfondspatiënt niet
op die manier helpen als hij goed voor
hem dunkt. Dat zit in dat beruchte „ver
strekkingspakket". In dat pakket staat
wat wel en wat niet bij een ziekenfonds
patiënt gedaan mag worden.
Stel er komt een patiënt by een tand
arts met een totaal verwaarloosde mond.
Zo'n patiënt zegt al gauw: trek de boel
er maar uit. Maar als je de zaak een
beetje goed zou aanpakken, dan
zou er nog heel wat te redden zyn.
Maar dat mag dan weer niet van het
„verstrekkingen-pakket".
Anders gaat het by het restitutie
systeem, dat geldt voor bepaalde gToe-
pen ambtenaren.
Die gaan naar een tandarts, laten hun
mond verzorgen krijgen een rekening
en kunnen die rekening weer bij hun
verzekeringsmaatschappij declareren.
Daar staat dus niemand tussen".
Volgens dokter Van Mens worden vele
tandartsen ook teleurgesteld door de
houding van vele patiënten, die afspra
ken niet nakomen. Dokter Van Mens:
De Maatschappij tot Bevordering der
Tandheelkunde dringt er steeds meer op
aan kwalitatief beter werk af te leve
ren. Het is voor een tandarts een moei-
lyk taak om als hij soms honderd pa
tiënten op een dag krygt, die ook alle
maal af te werken en goed af te wer
ken. Als hy het zo druk heeft wordt het
al gauw haasje-repje en dat is het na
tuurlijk eigenlijk niet. Het is over het
algemeen dus wel goed als hij wat min
der patiënten krijgt".
Bemiddelings
bureau
van de
Maarschappij
tot Bevordering
der Tandheelkunde:
Mevr. M. A. van Peursen-Schram van
het Bemiddelingsbureau van de Maat
schappij tot Bevordering der Tandheel
kunde zei het onjuist te vinden als
tandartsen hun praktijk voor zieken
fondspatiënten sluiten en niet voor par
ticulieren. Mevr. Van Peursen-Schram:
„wy adviseren de tandartsen altijd als
zij tot sluiten van hun praktijk over
gaan, die voor zowel ziekenfondspatiën
ten als voor particulieren te sluiten.
Jonge tandartsen raden we ook aan de
praktyk in de hand te houden. „Begin
hoogstens met 2000 patiënten en niet
met 4000", zeggen we altyd tegen ze.
„meer kunnen jullie er toch niet aan".
Het is zo triest als patiënten wegge
stuurd moeten worden.
Over beginnende tandartsen: Het is
Wat doet de Schooltandartsendienst met
kinderen van na de lagere school?
zegt mevr. R. Balt-Nix
een fabeltje van oudere tandartsen, die
zeggen, dat jonge tandartsen als ze al
beginnen geen ziekenfondspatiënten
aannemen. Uit onze cyfers is gebleken,
dat 75 pet. van de pas afgestudeerde
tandartsen, die een praktyk beginnen
met ziekenfondspatiënten starten. De
overige 25 pet. gaat of de schooltand-
artsenverzorging in of legt zich toé tot
het wetenschappelijk onderwys".
Wy vroegen mevr. Van Peursen: ko
men er bij uw bureau weieens klachten
binnen over tandartsen?
Mevr. Van Peursen: „Ja, maar niet zo
heel vaak. Meestal, bijna altyd betreft
het de kosten. De tandarts heeft dan
verzuimd of is gewoon vergeten aan de
patiënt te vertellen hoeveel de behande
ling gaat kosten. Daarom dringen wy
er by de tandartsen ook altyd opaan om
de patiënten te vertellen, wat zy van
plan zyn aan het gebit te gaan doen en
daarbij ook te zeggen hoeveel dat gaat
kosten. De patiënt moet tenslotte weten,
waar hy aan teo is".
Vaste tarieven voor tandartsenbehan
deling bestaan er niet. Mevr. Van Peur
sen: „Meestal regelen de tandartsen dat
in een stad of streek onderling. In ver-
geiyking met het buitenland liggen de
tarieven in Nederland vry laag.
Een grief van de tandartsen tegen het
verstrekkingenparket is ook dat zy per
behandeling worden betaald. Of het nu
een groot of klein gaatje is, dat zij
moeten vullen, het honorarium blijft
hetzelfde.
Het gemiddelde jaarsalaris van een
tandarts ligt vrij hoog. Een inkomen
van rond de 2 ton per jaar is vry nor
maal. Mevrouw Van Peursen:
„Ja, dat is wel zo, maar er gaan ook
enorm veel onkosten vanaf. De investe
ring van een pas beginnend tandarts
komt al gauw op anderhalve ton. Daar
bij komt: hij moet een eigen huis kopen
waarin ruimte is voor een behoorlijke
wachtkamer. En hy moet natuurlijk
een assistente hebben. Bovendien is er
voor tandartsen geen pensioenregeling.
Het is een vry beroep. Een tandarts
heeft over het algemeen zo'n 15 top
jaren en dan moet hy het kalmer aan
gaan doen. Anders loopt hij onherroepe
lijk het gevaar, dat hy overwerkt raakt.
Als je dat byvoorbeeld vergelijkt met
een andere academicus, een Jurist bij
voorbeeld, die in overheidsdienst is, die
gaat naarmate hy ouder wordt meer
verdienen en op 65-jarige leeftyd staat
liij aan zijn top. Daar is een tandarts
dan allang overheen."
Mevrouw Van Peursen sprak haar
verwondering er over uit, dat velen hun
mond slecht verzorgen: „Het valt me
elke keer weer op hoe weinig mensen
er wat voor over hebben hun mond goed
te laten verzorgen. Kyk maar eens naar
de televisie, hoevelen, ja zelfs vooraan
staande Nederlanders komen niet met
een slecht gebit op de buis. Je tan
den, dat zijn toch een soort visite
kaartjes, dat is het eerste wat men
als je praat. Ik kan niet begrijpen, dat
zoveel mensen, dat zo verwaarlozen."
Uit de gesprekken met zieken
fondsen, tandartsen en het Bemid
delingsbureau is ons wel gebleken,
dat de werkelijke tandartsennood
in Nederland en ook in Leiden nog
wel meevalt. Mensen die regelmatig
hun gebit laten verzorgen zijn
„onderdak", degenen, die hun gebit
verwaarlozen kunnen op een ge
geven moment op een nare manier
in last komen, maar dat hebben
ze dan in feite hoofdzakelijk aan
zichzelf te wijten.
Toch is de toestand in Leiden niet
geheel geruststellend. Uit de mond
van een bekende Leidse tandarts
tekenden we aan: „Als ik morgen
om een of andere reden plotseling
met mijn praktijk moet ophouden,
dan zitten er op hetzelfde moment
duizenden Leidenaars zonder tand
arts".
Jan Leune
vroeger nooit een vette boterham opgeleverd.
De schelpen gingen toen naar de kalkfabriek. Nu levert de
heer Van Rijn zyn schelpen aan bloemisten en tuinders,
die de schelpen gebruiken om de afvoer te regelen in drai-
neerpotjes.
VAN RIJN IS NIET alleen schelpenvisser, maar ook
koeboer, die 27 stuks vee heeft rondlopen en is tevens
mede-eigenaar van koetsenverhuurdery. Dagelijks zit hy
dus niet meer langs het strand. Alleen nog maar als het
weer om te doen is en als hy er zin in heeft. Het is dus
niet zyn hoofdberoep. Dat was het van de vroegere schelpen
vissers overigens ook niet. Die baggerden 's winters schel
pen en gingen zomers varen. Op de haringvangst, of op
de „teelt" zoals de vissers zeggen. Dat noemden ze „over-
ir Van Rijn over schelpen:
le soorten schelpen kèn?
We op een stralende dag dag in zijn blote bast
aan het strand ligt en van tijd tot tijd afkoe
ling zoekt in het water zal vaak constateren, dat
de gang naar het zilte nat niet altijd even plezierig
is. Dat is dan als dikke lagen schelpen het strand
bedekken. De harde kalkranden doen zeer aan de
van schoeisel verstoken voeten. Op jongere leef
tijd daarentegen vond je de verlaten huisjes van
de weekdieren helemaal geen lastige obstakels.
Daarvoor ging je naar het strand. Op de eerste
plaats natuurlijk om zandkastelen te bouwen, maar
toch ook om schelpen te zoeken. Met de zondagse
broek hoog opgetrokken vlak langs de vloed- of
eblijn. Heerlijk. De zeldzame zocht je er tussen
uit. Van namen had je geen flauw benul. Dat kwam
later pas, als je voor je biologie-leraar een col
lectie schelpen of conchyliën zoals ze officieel
heten moest aanleggen. Dan ging je een paar
keer voor je verdriet langs 't zanderige strand
E'EN MAN die alles van schelpen weet is de heer Jac.
van Rijn. Hy is de laatste van de Katwykse schel
penvissers. Zomer en winter trekt hy met paard en wagen
langs het strand om de verlaten huisjes van de Mollusca
of rankpotige Cirripedia, de twee soorten weekdieren,
waarvan de schelp afkomstig is, weg te halen. Hy is de
enige nog in Katwyk, die schelpen vist.
Vroeger en dan spreken we van voor de oorlog wa
ren er wel een stuk of veertig schelpenvissers in het oude
vissersdorp. Nu niet meer. Er is geen boterham meer in
de schelpen te verdienen. De kalkfabriek is ook uit het
vissersdorp verdwenen en al rouwt niemand daarom, toch
is weer een beroep waar een vleugje romantiek om heen
hing verdwenen. De schelpenvissers noemen zichzelf bag
geraars en als we de heer Van Ryn moeten geloven
en waarom zouden we dat niet heeft het baggeren ook
„Of ik f
Nee, er zyn twee soorten hé. Groten en kleintjes.
En dan heb je ook nog, die nog dicht zitten. „Doosjes"
noemen wij die, maar die moeten we niet hebben. Daar zit
nog een diertje in. De schelp ervan is ook nog zacht. Daar
heeft de kalkfabriek niets aan en daar moesten we dus ook
niet mee aan komen."
Baggeraar Jac. v. Rijn:
Hoeveel soorten
schelpen er zijn
Nou, er zijn grote
en kleintjes hè.
pvE SCHELP IS WEGENS het gehalte aan alminlum-
oxyde en kiezelzuur meestal zwak hydraulisch oftewel
zelfverhardend. Vandaar ook, dat de schelpen grote invloed
hebben gehad op de vorming van de aardkorst.
Het zyn vooral de kleine, soms zelfs micro-kleine schelpjes,
die lagen gevormd hebben en deze vorming nog voort zetten.
De schelpen, die de heer Van Ryn vist hebben meestal
slechts 'n doorsnede van hooguit 2 centimeter en bestaan
uit één stuk, zoals by slakken, of hebben twee klepvormige
schalen, zoals' ook de mossels hebben.
Er is een tyd geweest, dat de groten der aarde schelpen
verzamelden. Onder de schelpenverzamelaars zullen er
echter weinigen zijn geweest, die zich eigenaar mochten
noemen van de schelp van de tweekleppige reuzenmossel
Tridacna Gigas; een mossel, die een schelp heeft van maar
liefst 2 a 3 honderd kilogram.
Tegenwoordig is het schelpenverzamelen „uit", al zal men
hier en daar nog wel eens een (meestal tropische) schefp
tegenkomen, die dan op een antiek stuk meubilair staat.
Houdt men de schelp aan het oor, kan kan men de zee
horen ruisen.
OCH ELPENVISSER VAN RIJN houdt de schelpen, die
hij vist nooit aan z'n oor. Hy hoort de zee elke dag.
Hem is het er enkel om te doen zoveel mogelijk schelpen
bij elkaar te krijgen. Hij hoeft geen haast meer te maken,
want zijn concurrenten zijn verdwenen. Hij kan het op zijn
gemak doen.
Vroeger was dat anders. Met vaak 40 schelpenvissers
tegelijk stroopten ze het strand af. En als er een 'n laag
gevonden had. dan waren in een mum van tyd de an
deren er ook by om de schelpen weg te gritsen. Het
spreekwoord: „Elkaar in de wielen ryden" komt dan ook
uit jargon van de schelpenvissers.
Wanneer liggen er schelpen op strand?
De heer Van Rijn: „Daar kun je niets van zeggen. Dat is
zo verschillend. De ene keer heb je schelpen bij hoog
water, de andere keer by laag water. Voor ons is het na
tuurlijk het gunstigt, als de wind van de wal komt. Dan
word je ook niet zo nat. Komt de wind uit zee, nou dan
kun Je je lol op. Drijfnat kom je dan thuis. Geen olie
goed is daar tegen bestand.
J)e schelpenvissers hebben over belangstelling
te klagen. Zeer zeker niet in het badseizoen.
Duizenden nemen dan foto's. Laatst kwam er een
badgast naar de heer Van Rijn toe en zei: Ik heb
u al eens gezien. Op en foto bij een zakenrelatie
in Amerika. Foto's van schelpenvissers zullen
zeldzaam worden. Nu kunnen ze nog genomen
worden. Schelpenvisser Van Rijn baggert nog.
Maar hoe lang nog?