Wereldpremière HET JONGENSUUR van een Stockhausen door hoboist Evert van Tright 9 „Ik ben geen specialist in moderne beter: nieuwe muziek en wil per se geen etiket". Deze uitlating van de bekende ho boïst Evert van Tright (38) neemt niet weg dat hij momenteel bezig is met „Solo für Melodie-instrument mit Rückkoppelung (1 Spieier und 4 Assistenten)" van de roemruchte Duitse com ponist Karl Heinz Stockhausen. Met opzet zeggen we „bezig is", want er komt behalve zijn hobo een nogal ingewikkelde elektronische apparatuur aan te pas, die zorgt voor de meest ingewikkelde structuren en klanken. Met een vrachtwagen ver voert hij dit zes meter lange Rückkoppelungapparaat naar verschillende plaatsen om, in besloten kring, de nieuwe Stock hausen te testen. De wereldpremière zal plaatsvinden in de Gaudeamusweek in september. In de wereld van de experimen tele muziek ongetwijfeld een belangrijke gebeurtenis. Stockhausen schreef dit stuk in 1966 n Tokio. De benodigde apparatuur ir de uitvoering ervan werd gebouwd de West-Deutsche Rundfunk te Keu- Maar bij de eerste de beste uitvoe ring brandde de constructie af. Het de Studio voor Elektronische Mu- van de Rijksuniversiteit te Utrecht, iie onder leiding van W. van Kuilen- lurg de fout ontdekte en 'n nieuwe ap- laratuur bouwde. Uiteraard met rijks ubsidie, want het gaat om een vrij ostbare zaak. Daarom vindt de we- eldpremière nu plaats in Nederland en liet in Stockhausens bakermat Keulen. Vie kennis maakt met deze muzikale lappening, zou zich kunnen afvragen f hier sprake is van dadaïstische be- adering van hetgeen „men" gevoeg- ijk onder „muziek" verstaat, of dat geheel nieuwe ontwikkelingen zich andienen. Liefhebbers van Bach, Beet- Zen en Mozart kunnen zich nu niet er voorstellen, dat in de tijd van de- componisten mensen de zaal uitlie- i. Bij de try-outs door Evert van Tright lopen er.geen,roensen de zaal uit, fcoewel naar ons gevoel hier méér an de hand is dan indertijd bij het noemde drietal. „Mijn totaalindruk het publiek is", vertelt 'hij, ,',dat procent er gefacineerd door is; men 1 er zich niet aan onttrekken; 10 pet egt: U hebt me van de waarde ervan iet kunnen overtuigen, maar 't heeft geboeid en 10 procent zet zich af zegt: Geef mij maar Mozart en -eethoven". faarom nu dit? „Dan moet ik waan- innige percentages noemen", zegt hij. Uiterlijk werk ik met 90 procent mu- iek als een door iedereen geaccepteerd erschijnsel en voor 10 pet met aan- evochten muziek (geluiden maken). In- erlijk ligt het anders; dan moet je de wcentages van mijn appreciatie om- Meer dan 30 jaar ben ik nu muziek te exploiteren, zoals ik het conservatorium meekreeg. Is leraar aan het Brabants Conserva- >rium te Tilburg moet je de leerlin- m materiaal meegeven, dat bijvoor- celd in 't jaar 2000 nog niet verouderd En dan is de gegeven weg een foute 'eg. Ik voel me sociaal verplicht me 3or deze verschijnselen te interesse- L Maar het is natuurlijk ook een uk pure persoonlijke interesse. Daar- heb ik een paar jaar geleden alle 'petities van moderne muziek voor het olland Festival gevolgd: gesproken dirigenten en componisten en ben na zelf voor een stuk van Castelio- gaan zitten. Nu lach ik om dit stuk, t was toen vreselijk modern oor me. logelijkheden uitgediept heb grote ontdekkingen gedaan; met dat er technisch op een instru- méér mogelijk is. Dat het spelen dubbele flatgeoletten (het laten eeklinken van boventonen) op een ho- mogelijk is, was hier niet bekend, vroeg de componist erom en door 't nbouwen van de klep en het aanle- nieuwe speelmanieren, kon het. Dat wil zeggen, dat ik in de zo- ervakantie zes weken geoefend heb. oidijnen dicht, mijn vrouw naar het 'embad en iedere dag 5 tot 8 uur in studeren. En dan te bedenken, dat een barokwerk in 4-5 dagen podium partituur komt op tafel (op tapijt ingewezen harp). Een grafische i'tituur. De aritmetische en geome- sche denkwijzen, de experimentele mken, de ingebouwde variaties en al- mogelijke nieuwe expressievormen bben niet veel aanknopingspunten bij geijkte notenschrift. Deze grafische rtituren. waarin door middel van te lingen, lijnen, curven en hiëroglyfen speelwijzen worden genoteerd, zien dan ook uit als geheimzinnige en nputerachtige geschriften. „Zin of vraagt Van Tright zich af. „Dat deel laat ik liever aan anderen over. nmigen zeggen: Hij is gek. Van Pa- 'ni werd ook gezegd, dat hij zich de duivel had verkocht. De tech- :he grapjes en problemen, waarvoor componisten ons zetten, geven ons gelegenheid bouwstenen voor nieu- muziek aan te dragen. En dan gaat maar om dat er eens de com- 'Ist komt, die een „grandioos" werk irt, waarvan iedereen zegt: Dat is ziek! «loeten onze oren opnieuw afstellen, consument, die reactionair alleen trouwd wil blijven met wat er al is t°t zijn dood stilstaat, is te betreu- Het verwijt van jongeren: u bent ud om me te begrijpen, ligt dan de hand. Een 82-jarige dame zei onlangs: Ik vind deze muziek fan- isch. ik ben er tijdens uw concer- lee bezig geweest. Ik ben er ewust heengegaan, want mijn klein kinderen spreken erover. Ik had het ge voel, dat ik het niet meer kon bijhou den, maar ik vind dit een geweldige er varing. Bij de barokmuziek", aldus Van Tright, „weet je wat er komt. Bij deze moderne muziek is 1 procent reactie en 99 procent geboeid worden. Relaxen doe je in de badkamer, maar niet in een concertzaal. Als je de krant leest om te weten hoe de maatschappij is, dan ligt het voor de hand, dat je dit ook via de muziek wilt horen. Polen in de rij In Nederland wordt men nog te weinig met deze nieuwe muziekvormen gecon fronteerd. Ik had gisteren nog en mu sicus van een van onze grote orkesten bij me Hij zag deze partituren en wist nauwelijks van 't bestaan ervan. In Ne derland hebben we lege zalen bij de moderne muziek. Dat is bijvoorbeeld in Polen anders, waar ze voor de nieuwe muziek in de rij staan. Hij heeft dit vernomen van de componist Dobrowski, die onlangs bij hem was. Van hem speeltr v. Tright 'n compositie voör hobo, synchroon aan 'n elektronisch bandje, waarop door middel van ringmodulato- ren de tonen van 2 hobo's zijn „vet'r vormd". Er ontstaat een versmelting van klassieke en moderne klanken. Maar ik ben nog verder gegaan. Uniek is zo'n balladewoord, maar het is een beetje een sterk verhaal. Ik las ergens iets over een stuk met „Rückkoppe lung". Wist ik veel. Ik naar Gaudea- mus. Stockhausen bleek in de USA te zijn. Maar na wat zoeken kwam het bij de uitgeverij Universal te Wenen uit de kluis. Ik kreeg de papieren thuis. Een ingewikkelde opgave met zesvorm schema's, afhankelijk van de speelduur". Van Tright koos de middenmoot: 15 min. Je moet 't stuk zelf maken. Toen Stockhausen terug kwam kreeg ik een afblaffer. Hoe ik eraan was gekomen. Heb je zo'n apparaat? In Tokio, waar de compositie was gemaakt werden ook de tekeningen voor de Rückkoppelung gemaakt. Maar er zat een fout in met het reeds vermelde resultaat in Keulen. Stockhausen gaf Van Tright zijn fiat. Partituren als van een ingenieur Stockhausen (1928) studeerde bij Mar tin en Messiaen. In de jaren '50 werd hij in Keulen „de" man in de studio voor elektronische muziek van de WDR. In '53 ontstond daar bijvoorbeeld zijn Studio I; een compositie op basis van sinustonen; dat wil zeggen zuivere to nen zonder meeklinkende boventonen. Daaruit worden synthetische klank kleuren samengesteld. Het technische dubbelproces van synthese en analyse werd gekoppeld aan een heel bepaald soort componeren. Zijn „Gesang der Jünglinge'» was iiv 1956 te horen op de' Gaudeamusmuziekweek te Bilthoven. Zijn partituren zien eruit als van een muziekingenieur, die halsbrekende me lisma's en bijna onmogelijke interval len noteert. Door zijn studie bij Mes siaen had hij de raga- en talatechnie- ken van de Indische klassieke muziek leren kennen. Aanvankelijk behoorde hij tot de woordvoerders van de „totaal geordende muziek", maar spreekt la ter van „statische vorm met benade rende bepalingen". In het blaaskwintet „Zeitmasse" trachtte hij onbepaald heidsrelaties te componeren door ge meten tijd te doen samengaan met sub jectief ervaren tijd. In 1961 ging in Keu len zijn „Originale" in première. De esthetische omstandigheden daarbij wa ren identiek met die Cage in zijn The ater Piece: simultaneïteit en getech- niseerde clownerie. Daarmee vertoont hij verwantschap met 't „absurde the ater" (Becket, Ionesco), waaraan ook een man als Maurice Kagel (die on langs in Nederland concerteerde) het zijne heeft toe bijgedragen. Een roman tische opstand tegen alles wat hecht en voor eeuwig in elkaar gezet is, is Stockhausen niet vreemd; al behoort hij tot de belangrijke namen op het terrein van de experimentele muziek in de wereld. Demper op de hobo Dus Stockhausen vond het goed mits zijn eerste assistent (een Amerikaan) Van Tricht assisteerde bij de uitwer king. Derhalve logeerde deze assistent een week in Berlicum. De „meester" had nog meer „noten" op zijn zang: Van Tricht moest met zijn hobo op Waarom zou je de maatschappij niet leren kennen via nieuwe muziek? Je leest toch ook een krant! vier manieren spelen, onder anderen met een demper. „Een hobo speelt nooit met een demper. Waarom niet", vraagt hij zich nu af. „Het gaat". Tijdens de uitvoering bedient zijn vrouw deze demper, want deze moet met fracties van seconden erin en eruit gedaan worden. Bovendien werken er nog 3 andere assistenten mee (leer lingen van het Brabants Conservato rium) om het Rückkoppelungapparaat te bedienen. Het resultaat: „een vol komen nieuwe muziekvorm", zegt Van Tricht. En het is te horen, te erva- Evert van Tright, zijn vrouw, assistenten en Rückkoppelung- appstraat ren; gemakkelijker dan te beschrijven. Simpel en vereenvoudigd voorgesteld gaat het om een apparaat, dat werkt als een taperecorder, dat tijdens het concert door Van Tricht „meespeelt". De band is echter eindeloos; dat be tekent dat deze zes meter heen en te rug draait. Achter de motor is een op nameknop verbonden met een schuif- regelaar, zodat de eerste assistent op het linker of rechter kanaal iets van het spel naar keuze kan opnemen. Er zitten nog drie knoppen op de band; op de tiende seconde af, op afstand van elkaar gemonteerd. Daarmee kun nen volgende assistenten naar belie ven (van Stockhausen; alles is precies in de partituur aangegeven) kiezen, bewaren en uitzender^ via de grote luidsprekers die in de hoeken van de zaal staan opgesteld. „Dat lijkt sim pel. maar zo eenvoudig is het niet", zegt Van Tricht. Dat is ook te zien aan de partituur, waarop simultaan allerlei combinaties worden voorgeschreven, via deze appa ratuur, voor de vier speelwijzen van de hobo. Van de solist (maar ook van de assistenten) wordt een zeer exact reageren gevraagd; de secondes tot op tienden staan erbij aange geven. ..Ja, je bent, als een organist, tevens technicus bij het bespelen van alle registers". Maar met lichtflitsen wordt hulp geboden. Evert van Tright heeft zelf nieuwe mo gelijkheden ontdekt, die Stockhausen nog niet kent, voor deze Rückkoppe lung. Om deze mogelijkheden verder In haar eerste kleine roman Een Te vreden Lach heeft Andreas Burnier getracht zichzelf te vinden, zoals ze daar uitdrukkelijk vaststelt. De hoofd persoon van die roman Simonc tracht in de wereld der mannen te komen, maar ze word' althans aanvankelijk i studente. Ze heeft geen vrede mee een jonge vrouw te zijn, want ze ziet terecht of ten onrechte het vrouw-zijn als bepaald niet be gerenswaardig. Vrouwen hebben in de samenleving een ondergeschikte posi tie. Zij worden uit vele dingen buiten gesloten. Ze heeft dat zelf herhaalde lijk ondervonden. Ze ondervindt het iedere dag. In haar nieuwste kleine roman Het Jongensuur ondervindt Si monc dat ook, ze is in dat boek veel jonger. Als het boek begint, met het eerste hoofdstuk: Lichtstad, dat in 1945 speelt, wordt ze er onmiddellijk mee geconfronteerd. Zc ziet daar achter een hek in een prlvé-garage Duitse krijgsgevangenen. De oorlog is afgelopen, het gevaar voor haar als joods meisje is geweken. De mees'e krijgsgevangenen waren nog onder de twintig, sommige niet ouder dan vijf tien. Blond en versuft. Ze waren geen droom, ze waren echt en om ze daar te zien staan in hun kooi gaf Simone een heet gevoel van vrijheid. Ze schreeuwt hen toe: Moffen! Maar ze verstaan haar zeker niet ?.oed. want een van hen wenkt haar en een ander maakt een kusmimiek. „Du wirst tot geschossen," roept Simone, „Heute Abend." Brutaal Ze is woedend, omdat de Duitsers, zo jong nog en krijgsgevangen, toch brutaal blijven. Ze neemt hel hen na tuurlijk ook kwalijk dat ze haar als vrouw behandelen. Want reeds toen, óp haar dertiende, trouwens van de tijd dat ze zichzelf bewust was, wilde ze een jongen zijn. Ze probeert zich steeds op die wijze te gedragen. Ze gaat naar een zwembad. Het is daar het jongensuur, meisjes worden dan niet toegelaten. Ze denkt, dat ze niet opvallen zal. Maar ze wordt enig tijd later toch gesommeerd om het water te verlaten. Zij is getekend met de doem van het vrouw-zijn. Dit avontuur speelt zich af in 1945, in de Lichtstad. Andreas Burnier gaat in dit boek na melijk omgekeerd te werk. Ze begint met het einde om naar het begin toe alles te tonen, om die hele jeugd na te gaan. van de puberteit tot aan de kin dertijd, toen Simone negen jaar was en het liefst met jongens speelde, niet met meisjes en toen haar moeder haar daarvoor waarschuwde. In die tijd waar hier op terug geblikt wordt, woont Simone op verschillende adres sen. bij verschillende mensen, in ver schillende omstandigheden en plaatsen. Als joodse moet ze onderduiken. De volgende hoofdstukken heten Zanddorp 1944, Veendorp 1943, Muurstad 1942, Lichtstad 1941. AVater^lad 1940. Terugkomst, Bij de terugkomst in de Lichtstad, her kent haar moeder haar niel. „Toen we terug kwamen na de oorlog, mijn vader en ik, stonden we eerst beneden in een trapportaal. Daarna tot klinken te brengen heeft Jo van de Boox-en een regerinsopdracht gekregen een compositie voor Van Tright te schrijven. Van de Booren is een jonge trombonist van Het Brabants Orkest, die momenteel studeert bij Klaus Ha- ber in Zwitserland. Geluidshinder óók muziek? We leven in een tijd, die „lijdt" onder geluidshinder: vliegtuigen, bromfiet sen, drilboren, auto's, toilet van de bu ren. Onze oren ervaren deze geluiden als hinder, omdat we de tonen van de ze geluiden samen als onharmonisch ervaren. Onze geluidsorganen zijn er niet op afgesteld. De nieuwe, elektro nische muziek roept geheel nieuwe klankassociaties op. die of we wil len of niet onze oren, ons gevoel dwingen tot een afstemmen op andere golflengten. Daarom zou het best mo gelijk kunnen zijn, dat deze muziek ons óók in staat zal stellen het leven rondom ons meer als muziek te gaan ervaren. Van Tright is het daarmee eens. Maar niet op de eerste plaats daarom is hij zo intens bezig met dit experiment. Maar dat weet u al. HENK EGBERS HOUDINGEN TEGENOVER DE DOOD Het vraagstuk dat ons allen benart is het vraagstuk van de vrede in deze wereld. Als het tot een nieuwe wereld oorlog zou komen, zou het met het men selijk ras wel eens gedaan kunnen zijn en het evenwicht tussen de grote staten, die de wereld voor een goed deel be heersen is nog altijd labiel. De mense lijke aggressiedrift schijnt een ingewor telde eigenschap te zijn, die moeilijk is te bedwingen of in juiste banen te leiden. In Raster wordt een rede van professor Alexander Mitscherlich gepu bliceerd over de vredesgedachte en de menselijke aggressiviteit. ,,Wij houden ons niet alleen niet graag bezig met de vrede", verklaart hij, ,,wij laten ons nog veel minder graag in met onze aggressiviteit. Omdat onze eigen neigingen tot aggressie om in con flict brengen met onze moraal, is het net of er nauwelijks iets is dat ons zoveel moeite kost bij het verkrijgen van onze zelfkennis, als de gepaste waardering van deze neigingen. Wan neerzij tot ons bewustzijn doordringen, druisen zij im. tegen de eis van vrede lievendheid, om welke reden ook dé feitelijk aangetoonde aggressiviteit naar ons eigen oordeel gemakkelijk het ka rakter aanneemt van 'een onschuldige, in elk geval goed bedoelde uiting, of van een gerechtvaardigde en mogelij kerwijs als een overwinning ervaren Erik Vos ...niets erger dan „gemiddeld"... strafmaatregel voor de aggressieve boos aardigheid waarmee anderen ons tege moet treden; wij blijken een bijzonder scherp oog te hebben voor hetgeen in de ander onverdraaglijk is... Sommigen stelden de onverbeterlijke menselijke natuur hiervoor aansprakelijk, anderen de slechte, repressieve samenlevingen" Mitscherlich maakt met Ernst Bloch een onderscheid tussen menslievende strijd, dus tussen verzet van de sociaal humane rede, een verzet dat zich ac tief, zonder uitvlucht moet bewijzen, en oorlog. Progressieve doelstellingen worden dus aan de strijd, destructieve, legen het verstand indruisende doelstel lingen aan de oorlog toegekend. Mitscherlich ziet „een vonkje hoop" in het feit „dat de onstuimigheid van aggressieve uitingen in onze stijl van le ven over het geheel genomen afneemt, en op zijn minst sterker wordt afge keurd". Hij acht het mogelijk, dat de opvoeding van de jeugd deze „veran dering van de affecthuishouding" ver der doorvoert, maar vijftig oorlogen of op oorlog gelijkende toestanden sedert het einde van de 2de wereldoorlog to nen aan dat dit ook uiterst noodzakelijk ln Raam behandelt professor Arnold Toynbee onze veranderde houdingen te genover de dood. Deze zijn in de laatste driehonderd jaar sterk gewijzigd in de Westerse wereld, vooral ook in de laat ste tijd door de groeiende, hedendaagse geloofsafval. „Deze angst voor de dood, die na de ze ventiende eeuw bij de westerse mens voortdurend in kracht toenam, manifes teert zich op verschillende manieren. De typische moderne westerse man of vrouw heeft een van de meeste karak- teristieke en edelste facetten in de menselijke natuur moedwillig laten uit sterven: of, zo het nog niet wegge kwijnd is, met opzet onderdrukt. Dit in India zo serieus en succesvol toegepaste facet is het zich verdiepen in zichzelf en door zichzelf in contact komen met hel Absolute dat zich builen de wereld bevindt. Deze eigenschap verheft ons tot mens; verliezen of vernietigen wij hem dan verontmenselijken wij.... De moderne mens heeft zich opzettelijk geestelijk gekortwiekt door zonder ge loofsovertuiging de dood in de ogen te willen zien". Andere opvattingen In hetzelfde raam staat een bijzonder interessant artikel van Martien G. J. de Jong over Flierefluiter's Apostel, de auteur A. M. de Jong. Men kan er in nagaan hoezeer de opvattingen in de ze eeuw veranderd zijn en dat kan men In de tijdschriften eveneens in het allerlaatste dubbelnum mer van Maatstaf bij het scheiden van de markt. Vele van de medewerkers van het tijdschrift hebben aan dit num mer meegewerkt en het is opvallend in structief geworden, een zeer geslaagd afscheid. Vele medewerkers antwoor den op vragen. Zo antwoordde Bert Voeten op de vraag hoe het is als twee acteurs in hetzelfde huis wonen. ..Beste Bert. die vraag aan ons vond ik nogal indiscreet, om niet te zeggen FLIEREFLUITERS APOSTEL Nieuwe roman van Andreas Burnier NIET ZONDER HUMOR liet mijn moeder, half huilend en ver ward pratend, ons bovenkomen. In een vreemde burgerkamer met geel houten meubels omhelsde ze mijn va der. Ik stond in een hoek tussen de deur en de muurkast te wachten. Een blauwe alpinopet op mijn kortgescho ren haren, en een lange blauwe gabar dine regenjas tot ver over mijn knie- en. „Wie is die jongenvroeg mijn moeder tenslotte. ..Welke jongen?" „Die je hebt meegebracht". ..Maar schat, dat is Simone..Kind. ik her kende .ie eerst niet. Wat ben je ont zettend veranderd". „Hoe geet het oe. moeder?" vroeg ik. ..Wat praat ze vreemd"zei mijn moeder. ..Dat is het dialect. Ze moest zich in het dorp aanpassen, voor de veiligheid. Ze leert her heus wel af". „We moeten gauw andere kleren voor haar vinden", zei En met die laatste opmerking keert het probleem voor Simone weer in vol ledige directheid terug. Gedurende de oorlog, zwervend van het ene adres na het andere had het niet zo'n on middellijk directheid gehad, bij de boeren in Zanddorp. bij de loodgieter en zijn vrouw in Veendorp, in Muur- stad bij tante F.mma, in Lichtstad bij de Grünbergs en in Waterstad waar ze les krijgt van mevrouw Cohen, is het probleem altijd aanwezig, maar ze kan er zich telkens weer aan ont trekken, ze kan het soms vergeten. Maar het verlangen anders te zijn dan ze is of volgens haar schijnt, komt toch herhaaldelijk bij haar op. Ze voelt zich ook door haar joods-zijn in de oor'og buiten gesloten, een eenling en ze kan dat soms nauwelijks ver dragen, ze wenst dan lussen de- pro testantse kinderen maar protestant te Vrouwen en joden, denkt ze, dat is bijna hetzelfde. „Zo kunnen niets te rug doen. ze zijn altijd schuldig". Op zoek Het wo" 'erliikste, door de bepaalde compositie van het boek, is het zoeken naar de wijze waarop Simone geworden is wat ze op het begin-einde is. Zij is een bijzonder ontwikkeld meisje op haar dertiende, bijna al een vrouw, ze heeft in de onderduikingstijd zeer veel gele zen en zeer veel geleerd. Ze doet dat in het bijzonder bij de Grünbergs, die in tellectuelen zijn. Bij de Grünbergs vond ze vele Duitse boeken, - van GOethe, Schiller, Nietzsche, Stefan George en- Rudplf Steiner. De Grünbergs hadden een voorkeur voor Steiner, maar Simo ne, hoewel ze uiteraard heel weinig Duits kende, prefereerde Nietzsche Als ze mei Oom Christfried vlucht in het Lichtstadbos wordt haar iets geopenbaard. Ineens ziet ze dat oom Christfried een jongen van omstreeks twintig jaar is. „Ik was elf en ik kon me nu wel ver beelden ook een jongen te zijn, maar ik had iets wat oom Christfried niet had en nooit zou krijgen: een moederlijk vermogen om te kalmeren, gerust te stellen, een warm gevoel van veiligheid te geven" Op dat ogenblik is het elf jarig meisje dus even hoe kort dan ook met zichzelf verzoend. Het ver haal is ook voorzien van een voorbe richt, dat uiteraard aan het eind van het boek staat. Het heeft weinig met het verhaal zelf te maken, het is de beschrijving van een slagveld na de rijd: i de geen wolken. De hemel flonkerde van sterren. Geen geluid was er, niets be woog. onder de koepel van licht en stilte". Het is wat nadrukkelijk misschien na de avonturen van een meisje, maar het laat de verhoudingen zien van het lot der mensen op aarde. Andreas Bur nier heeft in Het Jongensuur, dat bij zonder sober, maar beslist ook niet zonder humor geschreven is, haar groot talent bevestigd. JOS PANHUIJSEN. impertinent. Want wat hebben de lezers er mee te maken dat wij soms slaan de ruzie hebben over dingen van het vak? Wat blijft er over van onze pri vacy als we zouden onthullen dat we in onze kritiek op eikaars werk er niet voor teruggeschrokken zijn eikaars ma nuscripten te verscheuren, in de kachel te gooien of, verstopt tussen oude kran ten. mee te geven met de ophaaldienst van Het Leger des Heils? Het gaat nie mand aan dat ik, gebruik makend van M's afwezigheid, enkele malen haar ka mer ben binnen geslopen om te lezen wat er in haar machine stond, en me dan later niet kon weerhouden te zeggen: „God, alweer een verhaal over gefrustreerde personen?" En wie zal er plezier aan beleven als hij meent dat naar buitens getrokken toen ik Othel lo aan het vertalen was en halverwege het derde bedrijf op het idee kwam met roken te stoppen? Ze had geen leven meer, want doordat ik niet meer rook te, kon ik niet meer werken, zij moest de telefoontjes van 'n woedende toneel- directie opvangen en de stemming in huis bereikte het absolute nulpunt". A. M. de Jong, gewijzigde opvattingen „In het algemeen, „vindt hij", is iede reen te bang voor uitersten. Is er te weinig durf om mis te gaan, wordt er te weinig risico genomen en is men zich sociaal te weinig bewust. In het algemeen is de acteur zich te weinig bewust, dat alleen dan een „nieuwe rol" boeiend is, wanneer voortdurend aangeboord en nieuwe expressievor men worden gebruikt. Grote delen van het publiek hebben geen mentaliteit, dat is funest Dat komt omdat ze on gericht en onbewust en onzinnig naar de schouwburg gaan. Niets is erger dan een „gemiddeld" en ongerichtpu bliekt". f

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 7