Cairo rekent op olie ISRAËL PLUKT DE DAG STEUN VAN RUSLAND EN FEODALE ARABISCHE HEERSERS— Brussel ontneemt Antwerpen helft wereldhandelscentrum ZATERDAG 12 APRIL 196» septeml ?AIRO Economisch gezien zou Egypte al lang van deze aarde verdwe- hen moeten zijn. Toch bestaat het land nog steeds en het economisch peil, hoewel toegegeven wordt dat dit zeer laag is, schijnt niet verder naar beneden te gaan. Landbouw is in Egypte slechts op een kleine strook land mogelijk. Elders is er woestenij, waar schaarse palmen de zandstormen trot- :rvi: ntag: ützicht Natuurlijk hebben zowel Rusland als de Arabische landen financieel enorm bijgedragen de gfote ironie is dal Nassers socialisme in grote mate afhankelijk is van de edelmoedigheid van de meer feodale Arabische heersers maar het geld wordt zelden op verantwoorde wijze besteed. Verleden jaar droegen Lybië, Koeweit en Saoedi-Arabië meer dan zevenhonderd miljoen gulden bij, maar dit bedrag compenseert zelfs de verliezen niët, die Egypte aan het Suezkanaal lijdt. Dat bedrag is nu opgelopen tot ongeveer een miljard gulden. Het is bijna onmogelijk te zeggen hoe groot de hulp van Russische zijde is, maar een welingelichte waarrierA^r' heeft fceiJCkbrid dat 'arUéentOTl niet-mllMa* re hulp al ongeveer een miljard gulden bedraagt. Dit geld komt binnen via ruilhandel, leningen tegen lage rente en andere ingewikkelde overeenkomsten. Maar het valt te betwijfelen of dit bedrag meer doet dan het de Egyptenaren mogelijk te maken het hoofd boven water te houden. Ook zonder de uitgaven voor wapens toonde de handelsbalans al een chronisch tekort. De schuld aan het buitenland is vele keren groter dan de monetaire reserves die het land bezit. Toch heerst er optimisme in Cairo en is men ervan overtuigd, dat een beter leven in het verschiet ligt. Dit is minder gek dan op het eerste gezicht lijkt Voor de eerste keer is er hoop. dat het land nog eens in de eigen behoefte zal kunnen voorzien en dat het economisch onafhankelijk, zal worden. Dit vooruitzicht wordt natuurlijk overheerst door de politieke toestand en elke speculatie op dat gebied moet onder voorbehoud geschieden, omdat nog een oorlog in het Midden-Oosten niet te overziene gevolgen zal hebben. Maar als men dit terzijde laat, begint de toekomst er gunstiger uit te zien. Hoe Egypte er op de kaart ook moge uitzien, de werkelijkheid is, dat het een lang. smal land is, waar negenennegentig procent van de bevolking in de Nijlvallei woont. Slechts drie procent van het gebied wordt bebouwd en dat gebeurt op zo'n intensieve wijze, dat de akkeroppervlakte, die jaarlijks beplant wordt met zestig procent, is vergroot door tweemaal per jaar te zaaien en te oogsten. Tol nu toe leefde men van de landbouw en meer dan de helft van de inkomsten uit export kwamen van de katoen. Op de tweede plaats kwam rijst, en daarna kwamen garens, groenten, chemicaliën en cement. De katoenoogst is de laatste vijf jaar teruggelopen van 500.000 ton tot 435.000, maar de inkomsten gingen met tachtig miljoen gulden omhoog. Omdat de prijzen voor katoen op de wereldmarkt verleden jaar omhoog zijn gegaan, zijn er plannen aangekondigd om meer katoen te gaan verbouwen. Maar het valt nog te bezien of dit inderdaad ook zal gebeuren. De produktie van rijst is groot, hetgeen voornamelijk te danken is aan goede irrigatie vanuit het Nassermeer. dat z'n ontstaan vindt in de bouw van de Aswandam. Het grootste knelpunt is de graanoogst. Graan wordt alleen "nog maar verbouwd voor consumptie in hel land zelf en tekenen wijzen erop dat er een tekort zal ontstaan. Veel van de oogst wordt buiten opgeslagen en heeft veel te lijden gehad van de bijzonder natte winter. De regering heeft al met weinig succes verscheidene buitenlandse regeringen om gratis graan gevraagd. Er zouden wel eens ernstige binnenlandse moeilijkheden kunnen ontstaan als het tekort nijpend wordt. Vanwaar dan het economisch optimisme? Het ant woord is dat magische woord van vier letters dat alles in het Midden-Oosten beheerst: olie. Onderzoe kingen in de westelijke woestijn en in de Golf van Suez doen rijke voorraden vermoeden en Egypte ziet verlangend uit naar het ogenblik waarop het zich tot een van de olie producerende staten zal kunnen rekenen. Het is nog niet zo dat de resultaten al vergelijkbaar zijn met die van bijvoorbeeld Saoedi-Arabië. dat in 1967 129 miljoen ton olie produceerde. Op het ogenblik produceert Egypte twaalf miljoen ton, maar vertegenwoordigers van oliemaatschappijen, die van nature geen optimisten zijn, denken dat dit eind volgend jaar verdubbeld zal zijn en dat eind 1970 de produktie veertig miljoen ton zal bedragen. De eerste contracten komen al binnen. In januari werd er een begin gemaakt met de aflevering van de 400.000 ton Als de verwachtingen uitkomen zal over vijf jaar de nettowinst voor het land bijna een miljard gulden bedingen net zoveel als Egypte nu van Rusland ontvangt. Veel van dit geld zou aangewend kunnen worden voor industralisatie. Een van de punten van het industrialisatieprogramma is de Helwan staalfabriek. Experts van de Verenigde Naties hebben berekend dat als een land het nationaal inkomen met tien procent wil verhogen, het verbruik van staal met twaalf procent omhoog moet gaan. Door de Helwanfabriek zou de staalproduktie van éénkwart miljoen tot driekwart miljoen ton stijgen. Dit bedrijf zal ruim drie miljard gulden gaan kosten, Rusland en andere landen zijn bereid leningen af te sluiten, maar het grootste gedeelte van dit geld zal toch uit Egypte zelf moeten komen. Het is dus wel te bergijpen, dat bij deze vooruitzichten enig economisch optimisme heerst. Aan de andere kant verrijzen er ook weer problemen. In 1966 telde de bevolking 30.2 miljoen mensen. Verleden jaar was dit aantal gestegen tot 32 miljoen Daarbij komt dan nog dat tweevijfde deel van de bevolking jonger dan zestien jaar is en dit onproduktieve deel van de bevolking wordt steeds groter. Andere problemen komen naar voren als men vraagt wie die ondernemingen zullen leiden en hoe dit moet gebeuren. Maar alles hangt van de wil van Allah af Kranen en buizen, het beeld van de op olie HARALD JACKSON levende maatschappij. TEL AVIV. De Israëlische economie maakt ondanks de last van de enorme defensie-uitgaven een periode van ongekende hoogconjunctuur en economische groei door. Dat blijkt uit de snelle groei van het autopark, de bloei van de flatbouw en de tevredenheid op de gezichten van de bijna drie miljoen Israëliërs. Twee jaar geleden had ik geen enkele moeite mijn auto in een van de rustige laan tjes in Noord-Tel-Aviv te parkeren Nu ben ik blij, als ik na tien minuten zoeken een plaatsje vind. Als gevolg van de opvallend snelle groei van het autopark is autorijden in Tel-Aviv een hopeloze zaak geworden. Desalniettemin groeit het autopark nog gestadig. Een op de twaalf Israëliërs bezit een auto. Naar Nederlandse begrippen niet zo indruk wekkend, maar men diene te bedenken, dat een auto hier door de zware belastingen er op tweeënhalf maal duurder is dan bij ons. Een volkswa gen 1200 bijvoorbeeld kost hier nog altijd zo'n f 13.000,- Bovendien moet de Israëli sche autobezitter zijn wagen ieder jaar een veiligheids test laten ondergaan, waar voor hij maar liefst vijfhon derd gulden moet betalen. Dat geld gaat naar de grote allesoverheersende defensie- Maar niet alleen het glan zend nieuwe autopark ver telt zijn eigen verhaal over Israël's nieuwe welvaart. Ook het aantal luxe-flats dat in Tel-Aviv en Jeruzalem verrijst, kan als graadmeter voor de Israëlische economie van vandaag worden gehan teerd. In Jeruzalem staan maar liefst vierduizend wo ningen op dit moment in de steigers, terwijl dit aantal in Tel-Aviv bijna even groot De Israëliërs nemen geen genoegen meer met een ge woon twee-kamerflatje. Nee vier- en vijf-kamerflats zijn definitief in als statussym bool. Flats met liften, cen trale verwarming, huistele foon. Hele luxe complexen met scholen, zwembaden en winkelcentra groeien als kool. Voor zo'n statusflat in de chique buurt legt de ge lukkige koper thans 80.000,— neer en flats van het dubbe le van deze aanzienlijke prijs zijn geen uitzondering meer. Een aanwijzing, dat de Israëlische maatschappij zijn klasseloze karakter ver liest, een bloeiende midden stand kent. die het geld heel royaal laat rollen. Ook 't beeld van de winkel straten verandert met de toename van de welvaart snel. Zo ingrijpend, dat Israëliërs, die twee jaar in het buitenland zijn geweest de hoofdstraat in Tel-Aviv, de Dizen- goffboulevard bij terug komst nauwelijks meer her kennen. winkeltje open. Zeer moder ne boutiques met de nieuw ste modesnufjes voor man vrouw. De Dizengoff baadt 's avonds in een zee van ge kleurd licht, dat uit de fraaie etalages spuit, waar de nieuwste waren uitdagend geëtaleerd liggen. De Israë liërs kijken er niet alleen naar. Zij kopen. Want de voortdurende oorlogsspan- ming heeft de Israëliër tot een levensgenieter gemaakt, die leeft onder het motto: „pluk de dag voor het te laat is." Sparen is er dan ook nauwe lijks bij. Kopen, snel kopen is het slagwoord. Vandaar dat vooral de Israëlische meisjes de laatste twee jaar bijzonder goed gekleed gaan. In dit opzicht kan het zwak ke geslacht hier met de meisjes en vrouwen in Den Haag goed concurreren. Dit mondaine straatleven zet zich 's avonds in d* Stadsbeeld in Tel-Aviv: blinkende auto's, ni< nachtclubs en tientallen dis- coteeks in Tel-Aviv bruisend voort. Want ook al lopen dui zenden soldaten iedere nacht langs de grenzen op wacht, op 200 kilometer van de Jordaanvallei gloeit het sensuele Israëlische nacht leven in volle glorie. De dure restaurants werken op volle toeren. Alles bij elkaar een beeld van westerse welvaart in een land van oorlog. Pessimisten vragen zich echter bezorgd af. wanneer dit beeld van wat zij „schijn welvaart" noemen in elkaar zal storten, wanneer Israël weer in de greep van een economische crisis zal komen te liggen en er een einde komt aan dit „dolce vita." Optimisten stellen tegenover deze beslist niet ongegronde fatale vraag het uitzonder lijk karakter van de staat Israël, waar niets maar dan ook niéts te voorspellen is, vooral niet op economisch gebied. Objectief gezien lijkt de pessimist het gelijk aan zijn kant te hebben. Israël expor teert aanzienlijk minder dan het importeert. Vandaar een chronisch tekort op de han delsbalans, dat zo rond de half miljard gulden per jaar ligt. Het tekort op de natio nale begroting is zo enorm, dat inflatiegeld geslagen moet worden om de begro ting kunsmatig in even wicht te houden. De eerste reden voor dit te kort moet gezocht worden in de enorme defensieuitgaven, die dit jaar bijna 40 pro cent van de hele begroting opslokken. De optimist weet dit sombere economi sche beeld in een zin te cor rigeren „Het wereldjoden- dom houdt ons met zijn gif ten overeind." Dat is het eerste geheim van de enorme expansie. Want ondanks de enorme tekorten op de handelsbalans en de nationale begroting bezit Israël enorme deviezenreser ves in dollars en goud. waarop menig rijk land ja- Daarop teert Israël. En daarom redeneert de opti mist. dat het een vaststaand feit is, dat het wereldjoden- dom al twintig jaar geeft en dat er steeds meer gege ven wordt. Daarom is de optimist-hier niet bang, dat de Israëlische economie in elkaar zal storten. Vandaar dat Israël het zich veroor loven kan voor een miljard gulden vijftig supersonische phantomstraaljagers van de Verenigde Staten te kopen, omdat tweederde van dit enorme bedrag door het wereldjodendom dit jaar zal en moet worden opge bracht. Welvaart en hoge defensie uitgaven kunnen dus in Israël hand in hand gaan. Het is in dit verband zeer opmerkelijk, dat de motor van de Israëlische economie mede op gang wordt gehou den door Arabische arbeids krachten uit de bezette Ara bische gebieden. Israëlische economen schatten, dat er thans 20.000 Arabische ar beiders uit de Gazastrook en de westelijke Jordaanoever in de Israëlische economie werkzaam zijn en er een zeer goede boterham verdie- Voornamelijk in de bouw, landbouw en kleine indus trieën hebben deze Ara bieren werkgelegenheid gevonden. Deze twintig duizend Arabische werk krachten nemen in vele gevallen de plaatsen in van Israëlische arbeiders, die te werk zijn gesteld in de Sinaïwoestijn bij het aanleggen van defensiewer ken, bunkers, vliegvelden en wegen. De toevloed van dit grote aantal arbeidskrachten plus de immigratie-, vorig jaar kwamen veertigduizend jo den naar het beloofde land houdt de spanning op de arbeidsmarkt op een redelijk Een israëlische econoom zei me, dat hun gewaardeerde en zo nodige aanwezigheid een looninflatie voorkomt en dat deze Arabische ar beidskrachten indirect een belangrijke bijdrage leveren tot de versterking van Isra els defensiecapaciteit. Dit tuist nu is zo belangrijk, om dat de minister van Defen sie, generaal Mosje Dayan, zeer kritieke maanden heeft voorspeld. De olie moet Egypte redden. Pijpleidingen door de woestijn geven de weg van de wel vaart aan. Het bestaan van rivaliteit tussen twee grote steden in een klein land is voor de Nederlander geen vreemd verschijn sel. Dc verhouding tussen Brussel en Antwerpen kan op het emotionele vlak goed vergeleken worden met het anta gonisme tussen Amsterdam en Rotter- De Scheldestad, waarvan de burgers, de sinjoren, zich in hun sterk ontwikkeld lokaal patriotisme ook sinjeurs achten, is overtuigd om alst metropool van zeevaart en handel, met tbovendien een indrukwekkende in dustriële ontwikkeling, de hoofdstad niet naar de ogen te moeten kijken. In deze geest voelt zij zich dan ook terstond op de tenen getrapt als Brussel, „die stad van ambtenaren' enige geste doet, die op bemoeizucht lijkt. De Ketjes, de populaire bijnaam voor de autochtone bevolking van de hoofdstad, zullen zich dan ook wel in bescheiden mate hebben vermaakt met het resultaat van het touwtrekken met Antwerpen om het bezit van het duizelingwekkende project voor een „wereldhandelscentrum'' Oppervlakkig bekeken hebben beide rivalen de koek gedeeld. Het woord koek is in deze een bekoorlijk eufe misme, want het gaat om een inves tering van vierhonderdvijftig miljoen gulden. Maar bij deze verdeling heeft Antwerpen, waar men toch het project had opgezet, zich met de kleinste helft tevreden moeten stellen De magnaten van de hoofdstad hadden de Antwer penaren overigens geen andere keuze gelaten dan met deze verdeling in te stemmen of bij gebrek aan voldoende lcapitaal een bij voorbaat verloren strijd aan te gaan. De zakenwereld van de Scheldestad is gedurende jaren met.de bestudering en de voorbereiding van dit project bezig geweest. In 1964 had een voor aanstaande figuur uit deze kringen bij een bezoek aan Tokio kennis gekregen van het uiteraard Amerikaanse denk beeld tot het oprichten van „World Trade Centers" in de vrije wereld. Het doel van een dergelijke instelling is in wezen het centraliseren van alle handelsverrichtingen met bijbehorende diensten „onder een dak" om daardoor het handelsverkeer nog efficiënter te maken. Moge de functie op zichzelf niets nieuws betekenen, want de markt is zo oud als de mens, het zakenleven van een modern land in een complex stoppen eist de bouw van zoiets als een satellietstad. Niettemin maakte Antwerpen rich sterk dit voor Bëlglë te kunnen doen en in februari 1968 werd daar dan ook, met de zegen van hel stadsbestuur, de stichting „World Trade Center of Bel gium" opgericht. Tot voorzitter werd de heer Van Heurck benoemd, blijk baar een gezaghebbend figuur, want kort nadien werd hem door het voor bereidend congres voor de oprichting van de wereldbond te New Orleans, de redactie van de statuten opgedragen. Als een steen in een kikkerpoel plofte toen in Antwerpen het nieuws, dat in de hoofdstad en zonder enige voor kennis aan de reeds bestaande stichting eveneens een „World Trade Center of Belgium" was opgericht. Niemand minder dan de gewezen eerste minister Van den Boeynants, die dagelijks en dynamisch zowel met zaken als politiek bezig is, was de gangmaker van dit project. Het consortium voor onder grondse parkeerplaatsen en boven grondse torengebouwen, waarin hij be langen heeft, nam dit ter hand. De sinjoren waren daardoor pijnlijker dan ooit op de tenen getrapt, maar beseften ook wel, dat zij het met een dergelijk tegenstander niet alleen meer in handen hadden. Zij zijn dan ook over de brug gekomen en hebben enige veren moeten laten. Het bovengenoemd consortium heeft zich de stichting toe geëigend, heeft Antwerpen toegestaan een complex ter waarde van tweeën eenhalf miljard franc te bouwen ten behoeve van de handelsverrichtingen op het gebied van haven, zeevaart, grondstoffen, petroleum, petrochemie, diamant en transport en stelt ach financieel borg. Het „Trade Center" in Brussel ter waarde van drieëneenhalf miljard franc verenigt Europese markt, verbruiksgoederen, bank- en verzeke ringswezen. In 1978 moeten beide satel lietsteden als toerenge^ouwen op klimmen en dan zal men zien, dat er in de Scheldestad drie, en in Brussel vier J. VELTMAN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 15