tafels
staan
gedekt
VRIJDAG
OF HET
ANDERE
EILAND
Rein Bloem schreef poëtische leergang
in delftse
prinsenhof
Een metafysische roman
jJm
Eten en drinken is altijd 'n zeer belangrijke bezig
heid geweest, ten eerste omdat men er het leven
bij houdt en ten tweede omdat het een der zinnen
streelt. Onze voorouders hebben er dan ook veel
werk van gemaakt en wie het endgzdns vreemd
vindt dat men aan de gedekte tafel door de loop
der eeuwen een tentoonstelling wijdt, zoals thans
in het Delftse Prinsenhof, moge bedenken dat onze
voorouders niet alleen aten om in hun „nooddruft"
te voorzien maar dat zij et een belangrijk stuk
cultuur van wisten te maken.
Sommige auteurs willen ons doen
geloven, dat het in Holland met de
tafel over het algemeen sober gesteld
was, zo bijvoorbeeld Rhijnvis Feith i
de „Spiegel der vaderlandse kooplieden"
waarin de snijbonen, worst, grauwe
erwten en boekweitkoeken van de
zeventiende-eeuwse patriotten worden
geprezen tegenover de verfijnde smaak
van de pruikentijd. Maar de kookboeken
en recepten liegen er niet om en wat
we uit middeleeuwse geschriften hier
en daar kunnen opmaken, geeft blijk
dat men flink geschranst heeft.
Op het eerste gehoor zal men zeggen:
hoe is met zo'n tentoonstelling een
heel museum te vullen? Want directeur
Bolten heeft met zijn staf alle zalen
begane grond in beslag genomen en
dan is de geschiedenis nog maar in
heel grote stappen doorgelopen. Hij
heeft het zó gedaan: iedere „stand"
heeft een gedekte tafel met schotels,
borden, kannen, kandelaars, sier-
stukken, bestek etc., zonder de spijzen
uiteraard. Die hadden natuurlijk wel
nagemaakt kunnen worden, maar dat
vond men toch minder geschikt. Aan de
wand, bij elke tafel, hangen twee
portretten: „de gastheer en de gast
vrouw", verder schilderijen, die de
maaltijd ln beeld brengen. En zo is
een verscheidenheid ontstaan, die een
bezoek aan deze expositie overwaard
maakt. Natuurlijk is de chronologische
volgorde aangegeven, zodat de bezoeker
in die kleine doopkapel, meteen rechts
als hij vanuit de voorhal het museum
binnenkomt, met de middeleeuwen kan
beginnen en hij eindigt met de grote
feesttafel uit het begin van deze eeuw
(toen men enorme diners verorberde)
Debuut van
Michel Tournier
Alexander Selkirk was in 1705 uitgevaren onder kapitein William Dampier met
wie h(J gedurende de reis in twist geraakte. Hij werd toen om zijn opstandigheid
te straffen afgezet op het eiland Juan Fernandez aan de westkust van Zuid-Amc-
rlka. De werkelijke ervaringen van Selkirk op het verlaten eiland, waar hij eerst
in 1709 door kapitein Dampier werd teruggehaald, verschaften een van de be
kendste schrijvers der wereld: Daniel Defoe de aanleiding om The life and strange
adventures of Robinson Crusoe of Yorks, Mariner te schrijven, niet de eerste
Engelse roman, maar wei volgens sommigen de eerste geniale Engelse roman. De
foe die op de eerste plaats een journalist van ongewone gaven was. met het tref
zekere gevoel voor het juiste en sprekende detail, maakte althans in de eerste
twee delen van zijn Robinson Crusoe een verhaal, dat voortdurend de verbeel
ding bezig hield, maar dat tevens overtuigde van de toch maar schijnbare echtheid
van de avonturen van de zeeman uit York. Hij „loog er voortdurend de
waarheid" een kunst die weinigen als hU zo goed hebben verstaan.
Louis XVI-tafel met Leedsserv:
en de moderne, inderdaad versoberde
tafel van onze tijd.
Daartussenin ligt een heel gamma van
eetgewoonten ten toon gespreid. Er is
één nadeel: de tentoonstelling heeft
geen catalogus want dat zou dan een
enorm boekwerk geworden zijn: „Dan
hadden we", zo zei directeur Bolten
ons, „bij ieder voorwerp op de tafels
een nummertje moeten leggen en dat
was erg lelijk geweest". Nu moeten de
kaartjes maar voldoen.
Sobere middeleeuwen
ander afgestaan uit de paleizen), daar
is een zilveren bekerschroef met een
plezierige Bacchus erop, de tafel-
sierstukken komen in zwang, de grote
zilveren schotels en een kleine zilveren
beker blijkt een bel te zijn om „Alva
uit te luiden". Gastheer en dame zijn
nu vlootvoogd Tromp én zijn vrouw,
gulle ronde Hollanders, die het zich
goed zullen hebben laten smaken: „Hoe
glommen hun tronies van de Rinse
wijnDat was als ze de schutters
trakteerden, dat most dan zo zijn".
Van der Helst ontbreekt alleen maar.
Maar ook in de oude tijd hebben we
tinnen kroezen, een schotel, een paar
bierkannen, wat lepelgerei, geïnspireerd
op de schilderijen waar altijd weinig op
tafel stond. Denk maar aan de primi
tieve Laatste Avondmalen en zo'n
schuttersmaaltijd uit de zestiende eeuw:
lege bordjes en in het midden een
kapoen voor twintig man, maar zo'n
tafel was natuurlijk gearrangeerd voor
of door de schilder, want in rekeningen
is spraken van minstens één hoen en één
konijn per hoofd. Er hangen hier twee
van zulke schilderijen, geleend door de
bekende fundatie De Poth uit Amers
foort uit 1523: Laatste avondmaal en
Jezus ter maaltijd genood bij Simon,
uitmuntende voorbeelden van diners
uit de zestiende eeuw.
Van te voren heeft de bezoeker al even
kunnen kijken naar de „Maaltijd der
goden" van Bloemaert, waar het even
eens appetijtelijk toeging. Bij die oudste
afdeling staat een mooie credens uit
1450 en een tafelblad met aardige,
primitieve medaillons, waarvan de
bruikte men geen tafelkleden, s
komen ook vrij laat en waar men ge
zamenlijk uit de grote middenschotel
at. kan men zich voorstellen dat die
keurige gladde opgeruimde tafels van
de middeleeuwse schilders absoluut
gearrangeerd zijn.
De renaissancetafel, ook onder in
vloed van de schilderkunst, is vrij
sober beladen maar dan is er al een
damasten dwaal (verzameling Burgers)
en 'n mooi exemplaar van bestek in etui
dat men blijkbaar meebracht. Uit deze
tijd hangt er een kostelijk paneel: de
heer van Lyre, een rijke Antwerpenaar
met zijn mannelijke familie op een
speciaal etentje, een troep verschrikke
lijk lelijke jongens, die zeer realistisch
geportretteerd werden door
tentoonstelling
illustreert
eetgewoonten
iets gemist: Het Aelmozenscip, dat bij
rijke heren ter tafel stond en waarin
giften voor de armen gedaan werden:
een groot model wierookschip waarop
vele edelsmeden hun krachten be
proefden. Esaias van der Velden is nu
de hofschilder met een tafelend gezel
schap op een bordes. Bij warm zomer
weer was het gezellig om in een prieel
of op een bordes te eten. („Bordes is
geen Hollands: stoep", zei koningin
Wilhelmina, „Het Loo heeft een stoep").
We zijn in 1650 beland: nu gaat men
in porselein opdienen. Leeds, Kraak,
zilveren kandelaars,
alles op prachtig blank damast met
ingeweven bijbelse patronen. Het wor-
deri de tafels van de vele genrestukken
en de kleine meesters zullen dikwijls
zo'n hoek benut hebben nadat de
gasten zich in den hof gingen vertreden.
Natuurlijk horen hier een paar fraaie
pap een vrij platte lepel en verder de
vingers, waarvoor prachtige zilveren
schalen om ze even af te spoelen, van
wassen kan bijna geen sprake zijn,
want de dingen zijn ondiep. Er is niet
zo veel fantasie voor nodig om hier in
zo'n oude Prinsenhofzaal een doopmaal
of een begrafeniseetmaal voor te
stellen, een Kinderbier, het Vaddergeld
of de Pillegift of de Begankenis en
wat waren er nog meer gelegenheden
die onze goede vaderen aangrepen om
weer eens goed te smullen? Lees er
de „Nederlands Displegtigheden" van
Van Alkemade en Van der Schelling
(1732) maar eens op na.
besteld), een Louis-XV-tafel met
bijzetstoelen van het Nobletshofje te
Haarlem, een Haags servies vervaardigd
in Doornik en in Den Haag gedeco
reerd, de soepterrine van zilver, taart-
scheppen, enz., alles navenant. De
negentiende eeuw: een Sèvrestafel met
vier bokalen bacara uit 1820, stoelen
uit Raadhuis De Paauw en tijdens het
fin de siècle of nog in deze eeuw wist
men ook van bon appétit. Een tafel
berekend op een twintig mensen, daar
achter een namaak rococotapijt met de
schalkse Amor, hoge kandelabers, een
ietwat protserig middenstuk en de
heren kunnen de dames naar hun
plaatsen leiden. Hoeveel men in die
dagen weg kon werken, weten we uit
de brief van een juffrouw uit Gelder
land, die in Den Haag kwam wonen
en naar huis schreef wat zij in haar
restaurant dagelijks at: „En dan, het
is hier aangenaam: men kan deze
menu's naar believen aanvullen".
Robinson Crusoe wend dn 1632 in York
geboren. De dertigste september van
het jaar 1659 wordt hij bij een schip
breuk op een eiland geworpen, dat
hij, zoals hij schreef het Eiland der
Wanhoop noemde, omdat de hele be
manning van het schip dat hem af
wierp in de golven was omgekomen
en omdat hij zelf ook bijna dood
Schijnvertoon
Pruikentijd
Alweer een eeuw later en daar hebben
we de diners en de soupers van de
pruikentijd met schitterend Delfts
goud op tafel en bloemen want die doen
dan ook hun intrede. Met kamer
schermen waarachter de flessen ont
kurkt werden en zich wel eens iemand
moest terugtrekken met een bezwaarde
maagEn natuurlijk de prachtige
stoelen en een pièce de milieu die
alleen al het bekijken waard is, zilveren
kandelabers, serviesgoed met de wapens
van de familie Hardenbroek (in China
En eindelijk is daar de keuken, de
echte middeleeuwse keuken van het
Sint-Aagteconvent waar de tafel voor
de „bojes" gedekt is. Als het gezel
schap klaar was en terug naar rook
kamer en salon, zullen ook die wel de
beetjes, die zij voor zich apart hielden,
met smaak opgegeten hebben: degelijk
en voedzaam. En wie na de rondgang
trek mocht krijgen, want in feite is
het allemaal maar schijnvertoon, die
dale de trap af naar de Prinsenkelder
waar hem een goede geur tegemoet
J. V.
Iedereen kent de rest van de ge
schiedenis hetzij in de oorspronkelijke
tekst, die uiteraard het fascinerendst
is, hetzij in een van de vele bewer-
gierlgiheid van Robinson Crusoe uit
York zijn opvallend. Men leert hem
geheel kennen.
Omdat het een uniek boek is, kan men
zich voorstellen dat het tot navolging
uitnodigde, maar men kan zich moei
lijker voorstellen, dat het i
Toch is dit onlangs geschied. De eer
ste roman van de Franse auteur Michel
Tournier heet Vendredi ou les Lim-
bes du Pacifique. Vrijdag of het voor
geborchte van de Stille Zuidzee, in het
Nederlands vertaald door Jean A.
Schalekamp onder de titel, een bete
kenisvolle titel, Vrijdag of het andere
„Alva uitluiden"
Bijzettafeltje met koelvaten
de Rinse wijn (Louis XV).
Komt de zeventiende
het ons al wat meer vertrouwd (alweer
door middel van de grote meesters) en
daar staat het glaswerk waaruit de
heren elkaar toedronken. Daar zijn de
roemers en een fijne hoge fluit met het
portret van Frederik Hendrik (Hare
Majesteit de Koningin heeft het een en
Sober gedekt in renaissancestijl (anno 1560).
DE BOMEN EN HET BOS
gewon* mededeling van wat er door het
meisje en de „gebaarde reus in jagers
kostuum" gedaan wordt.
Hermetische gedichten van Faverey
Reeds voor de eerste wereldoorlog be
stond er in Amerika en Engeland een
imagist school van de poëzie. T. E. Hul-
me zette er de grondbeginselen van
uiteen, Ezra Pound was er een van de
grootste dichters van, maar verder
hoorden er onder meer Hilda Doolittle,
John G. Fletcher, Richard Aldington
en D. H. Lawrence bij. Zij waren als
in de meeste scholen van poëzie in ver-
nge i
zij i
ren in Engeland bijvoorbeeld tegen de
lieflijke beschrijving van de sfeer van
het provinciale landschap, tegen de sen
timentaliteit en tegen de gemakkelijk*
maatvaste melodie in het vers.
Ze wilden iets anders dan de uitdruk
king van gevoelens van weemoed of
verliefdheid op een zangerige manier,
ze wilden iets anders dan de beschrij
ving van de schone natuur. Zij wilden
het juiste beeld of imago, het juiste
woord, ze wilden de dingen met hun
namen noemen. strikt eerlijk en
objectief, ordelijk naar een ge
wettigde regel, ze zochten naar
voorbeelden van die poëzie,
die hen voor ogen stond in de klas
sieke Griekse en Latijnse poëzie, in de
poëzie van de middeleeuwen, in Chi
nese en Japanse dichtkunst, die zo ui
termate kernachtig kan zijn. Zij waren
er ook van overtuigd dat het hoofddoel
der poëzie was een juiste constatering
van de feiten en dat de schoonheid het
meest naar voren kwam niet in de
stemmingsbeelden van de meer poëti-
deloos dat de toekomst zou blijken
Het is vooral Ezra Pound geweest die
niet onmiddellijk, maar eerst geruime
tijd na de tweede wereldoorlog ideeën
van deze imagist school in Nederland
overbracht. H. C. ten Berge onderging
zijn invloed bijvoorbeeld en Rein Bloem
van wie bij De Bezige Bij te Amster
dam een nieuwe bundel in zeer groot
Hij noemt deze bundel: Een Leergang,
een leergang in de bomen en het boe
de poëzie.
als het andere motto van W. Slijk
huis het uitdrukt: Door lopen leert men
lopen. In het kort wordt medegedeeld
De kern van deze samenhangende ge
dichten, dese bomen, die het bos mee
helpen vormen, bestaat ln een verhaal
van een jager en een meisje in het wit,
die ergens gaan kamperen. Er zit geen
dramatiek in het verhaal, het is een
Acta eon
Er staat bijvoorbeeld de geschiedenis
van Actaeon in, die zich ook in een bos
afspeelt zoals men weet. Hij vertaalde
die geschiedenis uit de vierde van de
Cantos van Ezra Pound. Verder treft
men er uiteraard Reinaert, maar er
wordt ook verwezen naar Jeroen Bosch
en de markies de Sade en nog ver
schillende anderen. Een van de verzen
is opgedragen aan Gerrit Kouwenaar.
Hetzelfde doet Hans Faverey in zijn
Deyssel uit Vlissingen voer. Dat was
op 20 september 1759. Van Deyssel
had hem kort tevoren uit de Tarot
kaarten voorspeld dat hij een kluize
naar zou worden.
Als Robinson Crusoe op het strand
van het eiland in de Stille Zuidzee uit
zijn bewusteloosheid ontwaakt is hij
>rand-
4
kelijker. Zijn verzen hoeven met de i-
magisten niets of weinig uitstaande te
hebben al lijken ze in bepaalde zin op
moet meestal raden wat ze bedoelen,
wabt de bejirubg ervab is juist, dat
men daarnaar raden moet. De Japan
se tanka kan van alles uitdrukken,
maar meestal is het wel een stemmings
gedicht, dat de sfeer van landschappen
Dinggedichten
In het korte gedicht van Faverey is
het doel duidelijk niet het oproepen
van zo'n stemming of sfeer. Het zijn
dinggedichten, die de namen noemen
en die het evenals de tanka aan de le
zer overlaten om de verbinding te ont
dekken. Sommige er van zijn bijzon-
De metafoor ontwijkend worden de ge
dichten in htm objectiviteit toch in hun
geheel min of meer tot metafoor, lijkt
het ons, die
al niet zien.
verplaatst in een i
Michel Tournier
voorbij in dit afgelegen deel van de
Stille Zuidzee. In het begin vertoont hij
veel gelijkenis met de Robinson Cru
soe van Daniel Defoe. Hij geeft de din
gen namen. Hij noemt bijvoorbeeld het
eiland Speranza. Hij gaat kijken wat
er van de vergane Virginia nog over
is en brengt alles tezamen in een grot.
Hij begint ook dadelijk aan het maken
van een boot, die hij de Ontvluchting
doopt. Hij wil dus zo spoedig mogelijk
van het eiland af.
De bijbel
Voordat hij aan de Ontvluchting be
gon las Robinson hardop enkele blad
zijden uit de bijbel. Daar zijn moeder
een quaker was en hem naar haar ge
loof opvoedde, had hij betreffelijk wei
nig in de bijbel gelezen, maar nu werd
hij getroffen door de schoonheid van
het boek en zag hij in de tekst van de
Zondvloed min of meer het verhaal
van zichzelf.
Aanvankelijk doet de schipbreukeling
of hij alles regelen moet als in de
maatschappij waar hij vandaan komt.
Hij heeft het genoegen de hond van de
Virginia. Tenn terug te vinden. Hij
begint velden te bewerken en te zaa
ien. Hij probeert de geiten, die op het
eiland overvloedig voorkomen, te tem
men. Als hij ongeveer duizend dagen
op het eiland Speranza is, stelt hij
zelfs een grondwet op voor de rege
ring van zijn staat. Hij doet dit vol
gens zijn mening krachtens ingeving
van de Heilige Geest overeenkomstig
de lering van de geëerbiedigde vriend
George Fox.
Maar in zijn eenzaamheid en later
geconfroneerd met de araucaniër die
hij Vrijdag noemt, begint hij lang
zaamaan anders over deze dingen uit
het verleden en uit zijn vroegere staat
te denken.
Hij begint Speranza als een persoon
lijkheid te zien. hij huwt het eiland
Identiteit
Hij begint over zijn eigen identiteit en
de identiteit van het eiland na te den
ken en hij bemerkt dat men tegenover
zichzelf en tegenover het gebied
waar men is ook anders dan op de
voor hem gebruikelijke wijze staan kan.
Hij leert dat, eerst tegen zijn zin, van
Vrijdag, die hij in de beginne als een
mindere ziet, typisch als westerling,
maar van wie hij later de bewonde
ring van en verwondering over de na
tuur en de vanzelfsprekende gratie
van zijn bewegingen overneemt. Hij
ontdekt het andere eiland, het werke
lijke, hij ontdekt ook de levenskracht-
gever de zon, zodat hij wanneer de
schoener de Whitebird achtentwin
tig jaar na de schipbreuk van de Vir
ginia hem komt bevrijden, hij van ver
trek afziet en op het eiland blijft.
Vrijdag of het andere eiland zou men
een metafysische roman kunnen noe
men. Hij is boeiend, uitstekend in zijn
beschrijvingen en de zielkundige ont
wikkeling van de schipbreukeling.
Humor zal men er niet vinden, de
ernst overweegt, maar Michel Tour
nier is erin geslaagd het verhaal op
nieuw en anders te vertellen en ver
wierf daarvoor terecht reeds de Grand
Prix de 1'Académie Frangaise.
Jos Panhuijsen