enzame eelt met herinneringen vrijheid en tijd vrije „Ach, toen hij was den er t weken. He woon aan besefte nie eigenlijk i Ze staart voor zich heen. Naar buiten, de kleine tuin in, waar een schat aan bloemen bloeit. Grijs, een lief doorgroefd gezicht, handen, die gewend zijn zelf te werken, op tafel. Ze is nu negenenzeventig jaar. Praten over haar gevoelens gaat moeizaam, over dat leven alleen, in haar eigen eenvoudige woning, over haar zorgen „niet financieel, want ik heb het best met die AOW en dat bedrijfspensioentje" over het verdriet, dat niet meer. is weggegaan en dat ze zoveel mogelijk in stilte venverkt. „Weet u, .ie staat daar niet zo 'bij stil. M'n man was typograaf. Hij heeft de hele emancipatie van de moderne arbeidersbeweging intens meegemaakt. Stond vooraan in het maatschappelijke en sociale leven. Had politieke functies. Hij praatte net zo makkelijk met prins Bernhard als met een textielarbeider. Hij was er trots op, dat hij in allerlei organisaties belangrijke functies had en er financieel nooit beter van was geworden. Wat heeft-ie in de oorlog niet allemaal gedaan Ik heb dat nooit gehad, dat „brutale", dat idee van trots op het feit, dat je voor niemand opzij hoeft te gaan, ook al heb je niet gestudeerd, al ben je gaan werken op je achtste jaar. Mijn twee dochters hebben dat van vader meegekregen. We hadden door dat alles een druk gezin. Veel vergaderingen, veel aanloop, veel afwezigheid, vooral 's avonds van m'n man, veel vrienden toen de meisjes gingen studeren. In de oorlog was iedere goede Nederlander welkom. Toen m'n man pensioen kreeg, moest hij vele functies opgeven. Toen werd hij prompt hoofdbestuurder van een grote bejaardenorganisatie. Schreef veel over hun problemen. Hield spreekbeurten. Zijn gezondheid werd slechter, maar hij weigerde het kalmaan te doen. Dat kon-ie ook niet". Ze kijkt terloops even naar een eenvoudig portret op het ouderwetse buffet. Een levendig gezicht met scherpe ogen, een vriendelijke mond en wat holle wangen kijkt Thuis Ze vertelt dan, hoe het haar bij haar oudste dochter te druk werd. De liefdevolle zorg voor moeder, zo goed bedoeld, werd haar te veel. Haar kleinzonen, fikse knapen, leefden gewoon door. Ze deden veel voor oma, maar ja. „Toen heeft m'n schoonzoon me met de auto naar huis gebracht. M'n dochter bleef een weekje met de jongens. Het was herfstvakantie. Ik was blij dat ze weggingen. Ik moest gewoon alleen zijn, met m'n verdriet, met m'n herinneringen, met m'n spulletjes. Ik weet dat het er niet rijk uitziet. Maar het is alles wat we samen hebben opgebouwd. Door zuinig te zijn, door hard te mijn man stierf 75 jaar volg- rerward drukke t onbrak mij ge rust en stilte. Ik t goed wat er nu n en aan mijn leven was veranderd. Mijn kinde ren ik heb twee getrouwde dochters die fijn voor me zijn waren bij me. Met één ging ik mee. Om die eerste tijd niet zo plotseling alleen te zijn. M'n eigen huis was zo leeg. Alles erin herinnerde me aan m'n man, aan een mooi leven van meer dan vijftig jaar samen, aan alles wat we hadden door leefd". Weet u, mijn man fietste in de crisistijd naar vergaderingen, soms wel dertig, veertig kilometer. Hij kreeg dan trein- of busgeld terug. Dat was in de tijd, dat er maar vierentwintig uur per week werd gewerkt en de spoeling dus heel dun was. Maar we gingen elk jaar met de meisjes op vakantie. Fietsen, in jeugdherbergen slapen. Bijna zonder geld. maar een plezier dat we hadden Zorgzaam, wat beverig, schenkt ze een kopje thee in. Met een koekje. Wat vermoeid gaat ze weer zitten. Ze vertelt, hoe ze die eerste tijd alleen thuis is doorgekomen. Buren waren vriendelijk, deden allerlei zware karweitjes, haar zusters kwamen geregeld op bezoek, kwamen haar halen, 's avonds, voor de televisie, voor een praatje of het leggen van een kaartje. „Mijn kinderen wonen in andere delen van het land. Ze bellen me vaak op. Komen ook vaak voor een weekeind. Halen me nogal eens. Hartelijkheid en liefde genoeg. Maar toch Veel vrienden waren al uit hun leven verdwenen, toen haar man nog leefde. „Oude mensen, hoe gaat dat...." Velen, die steeds kwamfen, toen haar huis nog een centrum was voor haar man, komen niet meer, of sporadisch. „Ik begrijp dat best. Ze kwamen niet voor mij. Ze hadden zaken te behandelen met m'n man. Ik heb me altijd op de achtergrond gehouden. Ik had dat nou eenmaal niet. Ik vond het best, dat m'n man dat allemaal deed. Ik meende hem te helpen door ervoor te zorgen dat thuis alles goed liep. Bij allerlei huldigingen, toen hij uit veel werk stapte, heeft hij dat steeds gezegd. Mij steeds bedankt. Ik weet dat hij dat echt meende. Zo was-ie. Hij haalde me gewoon naar voren. Ik bloosde dan tot in m'n hals. We waren per slot van rekening maar gewone arbeidersmensen". SOMS KOMT ER DE HELE DAG NIEMAND, DAN PRAAT IK WAT IN MEZELF.... SOMS HUIL IK, VOORAL ALS HET DAGENLANG SOMBER EN DONKER IS.... „Ik scharrel wat in m'n huis, neem stof af. kook m potje, ga er wel uit, kijk televisie wat heerlijk is het dat te hebben ga naar de kinderen. Maar m'n leven is weg. Het lijkt me zo zinloos, 's Morgens als ik opsta, ben ik alleen, 's Avonds ga ik alleen naar boven. Soms komt er de hele dag niemand. Dan praat ik wat in mezelf. Lees de krant, ga wat boodschappen in de buurt doen. Soms huil ik, vooral als het dagenlang somber en donker is. Dan bel ik een van de kinderen op en die horen dan direct dat ik wat heb. Als het dan even kan komen ze me halen. Dan voel ik me hulpbehoevend. Ik wil geen medelijden, maar heb er ergens wel behoefte aan. Ik weet eigenlijk niet wat ik wjl. Ik wil dat goede oude leven terug en ik begrijp dat dat voorbij is. Ik verheug me als het goed gaat met de kinderen, als een van de kleinzonen op school nummer één is, als een schoonzoon een promotie maakt. Maar ergens heb ik het gevoel dat het sinds de dood van m'n man wat langs me heen gaat. Dat ik er niet meer werkelijk bij betrokken ben". Zelfstandig Ook de raad van de kinderen om in een bejaardenhuis een appartementje te huren, hoe goed bedoeld ook, jaagt haar angst aan. Dat immers zou een radicale breuk zijn met een verleden dat haar hele leven was. „Opgeborgen om dood te gaan. Uit m'n omgeving, weg van m'n herinneringen, met andere oude vrouwtjes en mannetjes. Wat moet ik daar doen?" Het klinkt als een noodkreet. Ze wil zo lang mogelijk haar zelfstandigheid bewaren, ook als die steeds meer vereenzaming met zich brengt. ..Ik kan ook bij een van de kinderen in. Krijg er een eigen kamer. Maar dan moet ik veel spulletjes wegdoen. Met het gezinsleven zal ik me nooit bemoeien, maar ja, het is er alles zo anders dan vroeger bij ons. Er kan veel meer. Ze praten er over dure dingen, waarvan m'n man en ik vroeger niet durfden dromen. Wel fijn, dat m'n kinderen dat kunnen, maar toch stemt het me wat weemoedig. Ik ben veel liever een oma, die af en toe komt, dan een oma die door er altijd te zijn misschien een last gaat worden". Een oude vrouw wier eenzaamheid voortspruit uit een rijk, een vol verleden en die alleen kwam te staan toen ze te oud was om een nieuw doel in dat leven te zoeken. Een eenzaamheid die moeilijk doorbroken kan worden, omdat ze ligt in de aard van het oud worden zelf. Een eenzaamheid die stoelt op ontelbare goede herinneringen en die zich gevat weet in liefde van kinderen wier leven doorgaat en die wel willen helpen, maar niet meer kunnen teruggeven wat voorgoed verloren is gegaan: het samenleven van twee mensen die gedurende meer dan een halve eeuw naar elkaar zijn toegegroeid. Dat maakt de overlevende partner uiterst kwetsbaar, voor-goed. jacques levijs Ze glimlacht bij een herinnering. „Hij zag dat anders. Na de oorlog wilde men hem allerlei officiële functies geven. Hij trok zijn stofjas op een goede ochtend aan, nam zijn blikje met brood en ging weer naar z'n drukkerijtje. „De oorlog is voorbij. Nou gaan we weer gewoon werken", zei-ie. Dat heeft hij toen ook gedaan!" Zijn het die duizenden dierbare herinneringen die haar een stuk eenzaamheid opleggen? Is het haar eigen innerlijk dat haar dwingt te menen dat haar leven voorbij was, toen haar man stierf? Ze heeft zich nooit helemaal naar buiten kunnen geven. Wreekt zich dat nu? Wie zal het zeggen. Vast staat dat in haar leventje een stuk vereenzaming is gekomen. Ondanks allen die haar willen helpen, ondanks al de liefde waarmee haar kinderen en vijf kleinzonen haar omringen, ondarfks de aanloop van familieleden en goede bekenden, die er nog steeds is. .schoolse" gedachten over Omdat, wat zelden schijnt voor te komen, het lot precies dat beschikt heeft wat ik zelf al een tijd lang gewikt had en ik zo doende mijn dagelijks brood verdien als leraar, word ik door sommigen van mijn kennissen be nijd om de zeeën van vrije tijd die deze functie heet mee te brengen. Reken maar eens na. Elke middag komt mijnheer om kwart over twee thuis bij het vrouwtje en dan zit zijn dagtaak erop afgezien van wat correc tie en zogenaamd voor bereiden. De gunst van mijn superieuren, ver diend met voorbeeldig gedrag en stipte plichts betrachting, heeft mij daarenboven een vrije zaterdag bezorgd. En dan die eindeloze vakanties met Kerstmis, Pasen. St.- Juttemis en vrijwel de hele zomer. Wij stakkers in de bedrijven, zo zeg gen ze dan, kunnen misschien op jouw leeftijd een tikkeltje meer verdienen ofschoon, jullie verdienen de laatste tijd ook heel behoorlijk we kunnen mis schien wat meer promotie maken en hebben niet zo'n saai werk; maar daar staat dan ook tegenover dat we dag en nacht moeten zwoegen, elke avond bek af thuiskomen en die paar weekjes va kantie broodnodig hebben om eens on gecompliceerd te relaxen. Intellectuelen onder hen wijten het aan deze barre omstandigheden ook dat er van lezen zo weinig komt en dat het zo veelbelovend opgezette proefschrift al jaren in de la ligt. Er zijn leraren die deze argumenten haarfijn kunnen weerleggen. Ik ver wijs graag naar him waterdichte betogen zonder de lust te voelen daar iets uit te herhalen of nader in te gaan op de statistisch vastgelegde en bijzonder onprettige waarheid dat zovelen van hen vlak voor of vlak na het pensioen doodgaan en dus niet eens het hun toe komende statistisch gemiddelde halen. Ik voel er eigenlijk veel meer voor ongegeneerd gelukkig te zijn met de toestand zoals die is en maar zonder al te veel schuldgevoel van die vrije tijd te genieten. Ik weet trouwens nog iets heel aardigs dat als olie op het vuur van de benijdèrs kan werken. Ook het werk dat ik doe is liefhebberij en vrije tijd, niet zozeer omdat het nu direct een hobby van me is, maar om dat het te maken heeft met school. En school komt onherroepelijk van een Grieks woord dat volgens het woorden boek betekent: rust, vrije tijd, rusti ge behandeling van zaken, gemak, en speciaal: bezigheid in ledige uren, liefhebberij, meest studie, discussie, be spreking. Op deze grappige omstandig heid is al dikwijls gewezen. Meestal gebeurt dat, en zeer terecht, om te benadrukken, dat vrijheid, contempla tieve rust en belangeloosheid ten grondslag liggen aan wijsbegeerte en wetenschap. Dat is niet alleen his torisch zo vanwege de zeer bijzondere en merkwaardige omstandigheden :n het oude Griekenland, de bakermat van al onze culturele afwijkingen; door die unieke historische omstan digheden heen zegt het iets over het wezen van vrije tijd, contemplatie Cru gezegd komen die omstandighe den hierop neer dat de vrije Grieken letterlijk leefden op een dikke laag van slaven die het werk deden. Wat ons wacht aan het einde van de automa- tisering hadden zij dank zij het af schuwelijke, maar voor hen vanzelf sprekende instituut van de slavernij. Over slaven werd verder niet gespro ken. Vrije tijd is een bezit van vrije mensen, het is het bestaan zelf van mensen die vrij zijn van slavernij. Werken is in zo'n samenleving niet minderwaardig, het heeft alleen maar iets van 'n probleemloze vanzelf sprekendheid. Men leefde niet in 'n ideo logie van arbeid, maar van vrije tijd. Woorden als „vrij" en „een vrij mens waardig" gaan vanuit deze om standigheid een zeer ruime betekenis krijgen. Ons woord „liberaal" is daar een vrij laat uitlopertje van. Een vrij mens waardig is vooral een in teressesfeer die niet onmiddellijk in het verlengde ligt van de strijd om bet materiële belang, een beschouwe lijke inslag in het leven, belangstelling voor wetenschap en wijsbegeerte. Men moest dus wel een vrij man zijn en over slaven beschikken om zich deze houding te kunnen veroorloven, maar afgezien van deze materiële onderbouw is die houding op zichzelf toch wel van belang. Zij is namelijk helemaal geen noodzakelijk gevolg van die on derbouw. Op diezelfde onderbouw kan even goed een heel andere houding ge baseerd worden bv. een eindeloos toege ven aan weelde, het doodschieten van zoveel mogelijk vijanden, etc. Voor beelden hiervan kan een ieder naar believen ophengelen uit geschiedenis boeken. En van de andere kant: de zelfde bovenbouw kan op een heel an dere onderbouw ontstaan. Hij ligt niet zonder meer in het verlengde daar van, maar staat er dwars op. De „school" in de omschreven betekenis is een zeer speciale keuze en als keu ze, niet als noodzakelijk gevolg van materiële omstandigheden, is zij in teressant. Als keuze is zij geen nood zaak maar vrijheid en als zeer bijzon dere keuze is zij een keuze van de vrijheid zelf. De vrije man verkiest vrij te zijn en negeert de wetmatig heden van zijn materiële onderbouw. Bewuster en vrijer kan de keuze niet zijn. Dieper doordringend in het woord „school" ondekken we trouwens dat het met „houden", „ophouden", „in houden" en „onthouden" te maken heeft. Het is niet zomaar de domme lege vrije tijd die de Grieken cadeau kregen van hun slaven, maar vooral: de onthouding van een vrij en zich be vrijdend mens, de ascetische distan tie ten opzichte van het onmiddel lijke belang. De specifieke betekenis van dit woord veronderstelt dus niet zozeer een bepaalde onderbouw van ma teriële gegevenheden, maar vooral een innerlijke cultuur die zich in soberheid weet te schikken binnen de grenzen van het gegeven. Dat het woord school zich van hieruit bewogen heeft in de richting van het beschouwelijke en in onze tijd zo verfoeide „statische" is dan niet te verwonderen. Ben je wel helemaal een mens van deze tijd en een serieus medeburger als je nu nog over die oude toestan den begint en daar enige betekenis aan hecht? Waarschijnlijk niet, maar 't is goed voor de vrijheid en de vrije tijd daar niet te veel belang aan te hechten. Voor alle zekerheid moet ik het toch even zeggen: school heeft in onze tijd niets meer met vrije tijd en beschouwelijkheid te maken. Al die mooie Griekse dingen zijn voorbij en dat is maar goed ook. Wij hebben geen slaven meer om voor ons te werken. Wij moeten het zelf doen en daarvoor moeten we geschoold worden. De maat schappij vraagt in toenemende mate om geschoolde krachten; zonder brief je bereik je niets meer en het is nu een maal zo dat de meesten geen interes se hebben voor de studie, maar al leen voor het papiertje. Kijk, dat is nu eens flinke, reële taal. De school is een hard bedrijf dat briefjes en dus geschoolde lieden aflevert op bestel ling van de maatschappij. Leren is he lemaal geen spelen, maar flink werken en dapper door de zure appel heen bijten. De beschouwelijkheid en al die mooie zaken komen misschien straks wel; eerst moet er een goede maat schappelijke positie opgebouwd worden. Vrij vertaald luidt deze realistische uitspraak als volgt: vrije tijd is iets wat straks komt; nu moeten we alle maal slaven zijn. De slavernij is zelfs in de school, vanouds een winstil- le plek terzijde van de werkende sa menleving, doorgedrongen. En zij dringt er met meer kracht en overtuiging in door, naargelang wij meer behoefte krijgen aan een ideologie die bij de vrije tijd past en van het zwoegen geen hoogste deugd maakt. Hebben wij geen slaven meer? We hebben er mis schien meer dan de Grieken.Om te be ginnen bevolken zij onze scholen, de stakkers van leerlingen die boven hun kracht moeten werken aan iets dat hen amper interesseert: want interesse hoeft niet, ijver is genoeg. Maar dat is een hoofdstuk apart: de slavernij op een school, die zo nodig toeleve ringsbedrijf van de maatschappij moest worden en daardoor elke „vrije" in teresse grondig frustreert. Ook later, als eenmaal „geschoolde" kracht, moet je al geweldig op je hoede zijn om geen slaaf te worden. Wie daar bij nog een „mooie maatschappelijke positie" wil opbouwen, kan er voor honderd procent zeker van zijn levens lang slaaf te worden in allerlei op zichten, vooral ook in menselijk opzicht. Zonder enige inhouding, onthouding of ascese maar tot het uiterste ge schoold storten wij ons in een maal stroom van beslommeringen, in de steeds wijder wordende spiraal van klusjes en ambities, consumptieve be geerten en maatschappelijke verplich- Het is een bekend verschijnsel dat, naargelang de vrije tijd voor de zoge naamde massa toeneemt, de agenda's VRIJE GRIEKEN LEEFDEN LETTERLIJK OP EEN DIKKE LAAG VAN SLAVER DIE HET WERK DEDEN van hen die tot de zogenoemde elite be horen, steeds meer gaan uitpuilen. In dezelfde mate waarin dit verschijnsel toeneemt, verandert ook de aard van het werk dat door die elite gedaan moet worden. Er wordt nogal eens gezegd, dat dit werk bij uitstek persoonlijk en creatief werk is. maar dat geloof ik niet. Creatief werk verdraagt deze druk niet; daarvoor is bij de meeste men sen gewone, ouderwetse rust nodig, die tot aan het randje van verveling gaat. Het werk waar de agenda's vol van zijn- speelt zich in toenemende mate af boven de grenzen van het creatieve leven. Ik wil niet suggereren dat ik al le werk, in verband van team of ver gadering verricht, naar deze barre streken van het bestaan verwijs, maar het staat voor mij vast dat er op dit gebied een heleboel kouwe drukte gemaakt wordt. En dat is voor de men sen die het moeten organiseren en mee maken een geweldig frustrerende be zigheid. Het lijkt wel of wij het drukker krijgen naargelang de resultaten van onze arbeid dubieuzer worden, en dat die arbeid in dezelfde mate ook meer vermoeiend wordt. Wij worden moe van de dingen die we niet doen. Eigen lijk is dat wel begrijpelijk: zij vragen meer inspanning om waar gemaakt te worden. Het allervermoeiendste werk is 't werk dat 't minst creatief is en het minst resultaat oplevert. Het is vreemd: terwijl iedereen het er over eens is dat weldra het tijdperk zal aanbreken, waarin we nauwelijks meer hoeven te werken, wordt het zwoegen en sjouwen meer dan ooit ge cultiveerd, zij het dan een bijzonder soort van zwoegen. Want evenmin als bij de Grieken met hun slaven gaat bij ons de waardering uit naar het zware of vuile handwerk of het gedachteloos verrichte administratieve dienstbetoon. „Distantie" wordt nu gezocht in een zo groot mogelijke afstand ten op zichte van het front waar de werk zaamheden uitgevoerd moeten wor den. Het nieuwe en slopende werk van de elite is werken aan werk in verband met werk over werk, dus werk in de zoveelste graad, zo ver mogelijk verwijderd van de vuile nanden en de risico's, en daarmee ook van de doeltreffende en crea tieve ambachtelijkheid. Kan iemand soms zeggen wat, afgezien van hoofd pijn en maagklachten, het resultaat is van een week vergaderen, bespre ken en onderhandelen? De werkers van nu moeten ontzaglijk veel doen om ontzettend weinig te bereiken. En zij zijn daartoe bereid. Wij eisen dat ook van hen. Wij leven nog met het ethos van een arbeid die we niet meer hoeven te verrichten en van een vrijheid die we nog niet kennen. Dat arbeid adelt ge loven we niet meer sinds we ontdekt hebben dat deze adel in hoge mate eigen is aan de machines die bij ons de slaven vervangen, maar van de an dere kant: we zijn te lang slaaf ge weest om ons van de vrijheid iets an ders te kunnen voorstellen dan chaos, verveling en allerlei zedenbederf. De grootste verandering die het toenemen van de vrije tijd teweeg zal moeten brengen is waarschijnlijk het inzicht dat vrije tijd ook betekent dat ons aan deel in de produktie afneemt. Dat houdt niet alleen in dat we moeten af leren het bestaan als een jachtige aan gelegenheid te zien, pure en permanen te bereidheid tot actie bij nacht en ontij, zinvol of niet, maar waarschijn lijk nog veel meer, dat we een dras tische grens gaan stellen aan onze con- sumptiev. interesse. Dit lijkt in sterke tegenspraak met de gebruikelijke doc trine over de mens van de toekomst. Die mens zal in de visie van velen lou ter consument zijn. Laat dat waar zijn, daaruit volgt niet dat aan zijn con sumptie dezelfde gretigheid eigen zal zijn als nu aan zijn panische produk tie. Afwezigheid daarvan, ook rust te noemen, is namelijk het enige wat con sumptie onderscheidt van produktie. En wanneer men de consumptieve mens geheel ontwerpt naar het beeld van de producerende mens, ontwerpt men hem niet voor de toekomst, maar voor een heden dat door jachtigheid en het onvermogen tot rusten is ver giftigd, waarin consumptie een tegen wicht is tegen jachtige produktiviteit en dus even paniekerig. Wanneer het ritme van onze consumptie niet meer bepaald wordt door het ritme van onze produktie, verandert het op een onvoor stelbare wijze. We staan ongetwijfeld voor een verlangzaming en versobering van het bestaan; zowel de pret-en- joolsfeer als het zure en verbeten re laxen, twee kenmerken van onze vrije tijdsbesteding. zijn in hoge mate on echt. omdat zij bepaald worden door onze manier van werken, niet door de aard van het menselijk bestaan. In de plaats van de verbeten ijver en de waardering voor hard werken zal in de toekomst moeten komen: soberheid, onthouding en beschouwelijkheid, de mooie eigenschappen van de Griekse beschaving. In de Griekse beschaving kwamen die er niet als een noodzake- J ge.v,0,S van een daarvoor gunstige materiele onderbouw, maar als een re solute en ascetische keuze voor de vrij heid zelf als menselijke opgave Het zou te wensen zijn dat er voor ons in de loekomst geen andere keuze was de'm TT mensen die opgevoed zijn tot ae zo intens mogelijke afwisseling van zwoegen en zwelgen valt met recht te vrezen dat na het verdwijnen van het woegen alleen het zwelgen overblijft Het enige wat ons kan redden is de aanwezigheid van een derde wereid die °ns voorlopig verhindert deze fata- Lrdafz' """"I' a' 'S he' i» hÏ, i wat lanSzaamheid to' Tcringe vergissing te menen dat ontwikkelingshulp alleen maar gever, is of alleen maar met wel vaart en produktie te maken heeft. Het is een scholing in alle betekenissen die dat woord maar heeft. En in veel op- S?ngeXCd"endan dr. co-jn verhoeven

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1968 | | pagina 14