op
vaderlandse
k.r.o.
laat
meesterwerk
van
dickens
voor
vijftig
mille
herleven
HILVERSUM De sneeuwstorm, die met windkracht negen door televisiestudio twee in
Hilversum raast, liegt er niet om. Dikke king-size vlokken van een goede kwaliteit plastic
dansen langs de huizen en dalen gestadig neer op de camera's, die als koele voyeurs het
noodweer gulzig indrinken. Het Nederlandse kijkersvolk kan gerust zijn: de witte kerst is
voor 1968 weer veilig gesteld. Tegenover het huis van Ebenezer S'erooge, de oude vrek,
die in december 1843 door Charles Dickens met romantische wellust de onsterfelijkheid
werd ingeschreven, blaast een vliegtuigpropeller met gierende omwentelingen de voorbij
gangers in volgorde van opkomst van het wegdek. Eerst de muzikanten, die weggedoken
in hun gehuurde jassen een vals werkje voor drie heren spelen, daarachter een vrouw, die
het lied synchroon meekrijst en tegelijkertijd twee kinderen meesleurt, voor wie de arbeids
inspectie bij hoge uitzondering een werkvergunning heeft verleend. In de verte luiden
klokken. Terecht, want het is regisseur Willy van Hemert niet ontgaan, dat Kerstmis al
eeuwen in de bronstijd is.
glaimin kan spellen en nu is ze 'gedoemd om er mee door
te gaan, totdat ze grootmoeder is. Bij mij gaat liet net
zo: Van Hamert is de romanitisdhe perfectionist heet
het dan opeens, omdat ik toevallig met succes een paar
liedjesprogramma's van Caroline Kaart heb geregis
seerd. Nou kan ik wel gaan roepen: „Maar lieve jongens,
ik heb toch ook de „Dood vlan een handelsreiziger'ge
regisseerd, ik 'heb „Glazen Speelgoed" gedaan en stukken
van Fritzsch en Diirenmatt, maar dat haalt geen blik
sem uit, want ze zeggen todh weer: „Ja, maar die Twee
Wezen" heb je zo fijn gedaan en dan ben je weer waar
zij je hebben willen. Dat is nu eenmaal de ellende van
een freelancer: je blijft afhankelijk van de opdrachten,
die ze je willen toespelen. Voor de NCRV heb ik „De
Glazen Stad" geregisseerd en na afloop schreef dc
televisierecensent van Het Parool over „Van Hemert.
smaatobederveT nummer één". God bewaar me. Alsof
•ik dat stuik bedaohlt had. Man, d'k helb me er in het
begin zelfs tegen verzet, ik zag er niks in. Als jë dan
achteraf hoort, dat hetzelfde stuk dn jouw bewerking
een kijkdichtheid heeft gehaald van 60 procent en een
waarderingspercentage van 80, dan dertk je: „Misschien
heb ik e>r toch nog ihet beste van gemaakt". Dat wil
overigens niet zeggen, dat een freelancer alles hoeft
te pikken. De VARA wilde me bijvoorbeeld „De Martel
gang van kromme Dindert" laten regisseren. Verbaal is
die titel al niet eens uit te spreken en wat doe je dus?
juist, je veoht je dood."
Afgaande op zijn dwingende aanwezigheid in studio
Twee mag men varondersitellen, dat het gevecht achteraf
toch geen doorgang heeft gevonden of althans onbeslist,
is geëindigd. Opmerkelijk vitaal dribbelt hij tur-sen de
decorstukken en geeft hij zijn aanwijzingen aan de
negentaende-eeuwse meute vtan toneelspelers.
Effe bukiken
Aan de andere kant van de broze, bordkartonnen muur
scharrelt Ebenezer Scrooge ondertussen zenuwachtig
tussen de snuiters, olielampen en koperen kannen,
waarmee Van Hemert zijn schemerige werkkamer heeft
volgestort. Waarachtig, er brandt ook een kaars. Achter
het beslagen raam glimlacht fijntjes de cameraman.
„Ach Joris", zegt Van Hemert vriendelijk, „als je effe
bukt, zou ik dat toch prettiger vinden. Het gaat om
het plaatje, begrijp je?" Joris knikt, Joris begint op
nieuw, Joris begrijpt alles. „Er zijn hospitalen voor de
zieken", schreeuwt hij, „er zijn werkinrichtingen voor
de geestelijk ontspoorden, er zijn gevangenissen voor
de maatsohappeiijk ontspoorden en tenslotte zijn er
voor de ongeneeslijk zieken kerkhoven. Ja mijne heren,
waarom zou ik met een zinloze gift eraan meewerken,
dat het gevaar van de overbevolking nog toeneemt?"
„Ach Joris", zegt Van Hemert, „kun je nog verder door
je knieën buiiigen? Fijn, ja zo is het prima. Zo krijg
ik diie olielamp er oök helemaal op." De cameraman
achter hem knikt en zegt: „Van je Mets Mats Mandére,
van de ene shot op de andere. Mlag ik de regisseur
wei opmerkzaam maken op het feit, dat de CAO ons
nu een koffiepauze van tien minuten voorschrijft?"
Even later, in de kale kantine, zegt Joris Diels schou
derophalend: „Dat is het paradoxale bij de televisie.
Als ik bij de Haagse Comedde een nol speel, dam heb ik
negen, tien weken de tijd en dJan is er bij de première
altijd nog een souffleur, op wie ik terug kan vallen.
Hier wenk je zonder souffleurshok en stamp jé de hele
boel er in vier weken uit. Je krijgt de tijd niet om zo'n
rol op je af te laten komen, om erover te pi-aten, van
gedachten te wisselen. Het is gelijk: boem op de buis.
Tekst uit je kop leren en maar hopen, dat je ih die
paar opnamedagen fit genoeg, bént om nog wat meer
in je rol te leggen dan alleéh rnlaar techniek. Willy
•heeft in het begin nog tegen me gezegd:1 „Als je nou
vindt Joris, dat er hier en daar een andere nuance
moet komen", maar ik heb hem niet eetis laten uit
spreken. flc heb gezegd: „Het is géén 10os compliment,
geen vleierij, maar ik kan me aïléen maar met, huid
en baar aan jouw regie overleveren. Ik' 'bén het in
strument, dat jij moet bespelen! Voor de rest hebben
we geen tijd-" Als Scrooge heb ik eeh afschuwelijke
lap tekst en die moést ik toch maair in die ouwe kop
stampan. Dat kan alleen met vlijlt, ijver en concentratie.
Het 'is een soort strafwerk, dat je mee naar huis krijgt,
omdat je in de les hebt zitten suffen.Laurence Olivier
heeft eens gezegd: „Je kunt als toneelspeler beroemd
worden, de absolute top bei-eiken, maar dat ontslaat je
niet van de plicht om als de eerste de beste beginneling
een .tekst uit je hoofd te leren."
Knoesten
„Nou leer ik gelukkig gemakkelijk. Ik kan op 'n gegeven
moment de wereld verbannen, me compleet afzonderen.
Dan pak j'e die 75 pagina's en begin je te lezen. Elke
keer opnieuw. Sommige stukken zitten na tien, twaalf
keer gebeiteld in je geheugen, maar je stoot ook op
knoesten, die or niet in willen, Dat heb je bij elke rol.
Scrooge is geen duivels moeilijke figuur om neer te
zetten, maar je mag hem toch ook niet ondersöhlaitten.
Natuurlijk, hij is een simplificatie met scherpe con
touren. Zo is Dickens nu eenmaal. Hij schreef ni'et met
de pen van een Tsjechov of een Shakespeare. Die etsten
minutieus in koper,Dickens tekenit met een paar forse
houtskooltrekken. Maar dat wil nog niet zeggen, dat
je zo'n Scrooge als een karikatuur op de planken leunt
zetten, dat je er met een handvol schmieregebaren bent-
Vergeet 'het maar. Je moet ook in dit stuk de sfeer
subtiel doseren en je rol van de grond af aan opbouwen.
Scrooge is geen ellendeling, hooguit een overbelichte
sdhraper."
„Gek, Dickens Is beslist mijn lievelingsauteur niet,
daarvoor defprmeert hü te veel naar mijn smaak, maar
toevallig heb ift in de trein zijn „Tale of two Cities"
gelezen en toen heb ik toch weer gedacht: „Man, wat
klip jij prachtig schrijven". Het merkwaardige met
Dickens is namelijk, dat al zijn figuren legendes zijn
Voor een loeiende storm op de vaderlandse
beeldbuis zorgt een enorme vliegtuigpropellor, die
vakkundig alle medespelenden in volgorde van
opkomst van het besneeuwde wegdek blaast.
HET wegdek in de smalle Londense straat is gisteren
vast wit geschilderd om de post „plasticvlokken" te
drukken. Mooie, vaste paksneeuw, die het eeuwige
ren lij'kt 'te hebben, maar de -inspecien-t bezweert, dat
hij die smeerboel er met een fles lodaline in een
kwartier af heeft. De vlokken veegt hij na elke repe-
talfcie in een bruine doos, waarop „POST# RESTANTE
HILVERSUM" staat. De KRO vindt een" budget van
vijftig mille voor een stemmig kerstavondje welletjes
en wenst verder geen sneeuw over de balk te gooien
Conform bladzijde één van het vuistdikke draaiboek
versdhijint nu Scrooge voor het raam, die met wrokkende
stem schreeuwt: „Bedelaars, de hele wereld is voi
bedelaars. Het hele jaar voeren ze geen blölksem uit en
op kerstavond kruipen ze als luizen uit hun stinkende
holen om misbruik te maken van de sentimentaliteit
vain fatsoenlijke burgers. Opsluiten moesten ze ze, alle-
auaal. Zelfs muziek maken kunmen ze niet. Bah."
Het is een ijzersterke tekst, die ClharQes Dickens waar
schijnlijk graag geschreven zou hebben, maar in feite
heeft hij alleen de personen van zijn „kerstlied in
proza" aan de KRO uitgeleend. De rest Is hem uil
handen genomen door Willy van Hemert, een kleine,
gezette vijftiger, diie indertijd als jongenssopraan op
een katholiek kerkkoor de basis 'heeft gelegd voor het
rijk geornamenteerde volksvermaak, dat de laatste
jaren over onze beeldbuizen spoelt. In juli trok Van
Hemert ziöh terug in zijn Zwitsers chalet, waar hij
drie maanden koortsachtig heeft gewerkt aart de be
nauwende droom van Scrooge. De moeilijkheid was niet
zozeer het verhaal van Dickens, alswel de temperatuur,
die op sommige da-gpn waarden bereikte van 45 graden
in de schaduw. „Het is wat vreemd", geeft Van Hemert
ruiterlijk toe, „om je in zwembroek te verdiepen in
de sfeer van een ouderwetse Engelse Kerstmis. Toch
heb ik het graag gedaan, waart op Kerstmis verwacht
de kijker nu eenmaal geen stuk van Pinter. Dan moei
je een brok onvervalste romantiek op de televisie gooien.
Trappen uitdelen
Tussen de sneeuwstormen door wil hij ook wel uit
leggen, waarom de KRO geen eigen regisseur op
Dickens heeft losgelaten, maar die missionerende taak
heeft overgedragen aan zuiilenverslinder Van Hemert.
„Zulke zaken", zegt hij, „moeten de omroepen onder
werp voor onderwerp bekijken, zij bepalen het gamma
van hun prcudiukties, de vakman voert het daarna uit.
Aan en acteur vraag je ook niet, of hij praktizerend
katholiek is of de sooialistiisahe beginselen is toegedaan-
„Dat ze mij hebben gekozen voor dit verhaal van
Dickens komt, omdat ik toevallig zit in de hoek, waai
de romantische slagen vallen. Je hebt een paar kew
een fijn sfeertje op de buis gebracht en dan douwen- zo
je -gelijk in een vale je. Daar zijn Hollanders heel stérk
in. Kitty Jansen heeft bewezen, dat ze een onvervalste
Dikke paksneeuw van plastic daalt uit de lage televisiehemelen neer: Kerstmis kan op de televisie in
elk geval niet meer mislukken.
Het authentieke Londense straat van bordkarton is wederom een meesterwerk van decorbouwer
Fokke Duetz. Om de hoek staat open en bloot het bureau-ministre van Ebenezer Scrooge. In de schijn
wereld van Hilversum is verschil tussen binnen en buiten een kwestie van inbeelding.
Na de 45 graden van een Zwitserse zomer nu de hitte van een Hilversumse Televisiestudio. Regis
seur Willy van Hemert (links) werd ook tijdens de opnamen van Dickens' meesterwerk niet warm of
koud onder de schraapzucht van Ebenezer Srooge (J.oris Diels) en zijn uitgemergelde klerk Bob
Cratchit.
geworden. Je kunt moeilijk volhouden, dat Pickwick
een afgrond van menselijke ellende is. maar toevallig
is hü wel een mythe. Dat is de genialiteit van Dieken*:
hij heeft figuren geschapen, die de adem van de
eeuwigheid hebben."
Lk wnd het trouwens baarlijke onzin om te beweren,
fat een sentimenteel stuk geen toneell is. Als iemand
dat zegt, roep dik: „Vrind, ga toch wandelen". Oedipus
is toneel, maar My Fair Lady aidet minder. Mijn hart
gaart; nu 'toevallig uit naar De Humorist, maar Veertig
Karaat is oök toneel. Ik zou willen, dat het pure
amusement -in Nederland op hetzelfde peil stond als de
grote, geslaagde -toneelproduktSes. Dan zou het volk
tenminste gespaard blijven voor een hoop schaamteloze
taferelen. Ik heb pas Andrea Domburg op de televisie
gezien, in haar eigen show. Ze is een prachtige aotrdce,
een brok natuurtalent, maar wat ze daar deed was een
blamage."
Een pijniging
,Ilk ben nu gelukkig op een leeftijd gekomen, dat ik
aan zeggen: „Laait mij nou maar doen, waar ik zin in
heb". In Scrooge had -ik zin, omdhit het een dankbare
rod is, je kunt en- weer eens ouderwets in uitpakken. Ik
vind het trouwens fijn om naast mijn werk als regisseur
weer eens gewoon acteur te zijn. Ik ben niet speelziek,
maar ik zou toch iets missen, als ik niet van tijd tot tijd
op de planken stond. Een acteur is na de première van
een stuk bevrijd, hij heeft zijn overtollige energie ge
loosd, als regisseur heb je in de zaal gezeten en alleen
maar geleden. Dat heb ik ook, als ik -mezelf op de
televisie zie. Die eerste tien minuten zijn een hel, een
pijoiigfog. Dan zie je al je hebbelijkheden glashelder,
al die fouten, die je anderen -hebt willen afleren. Na
tien minuten ben ik er meestal overheen, dan heb ik
die kerel op de televisie a-ls een vreemde geaccepteerd.
Als ik tijd heb, zal ik ook zeker op Kerstmis na-ar mijn
eigen Scrooge kijken- Het -is een vaag feest, waar de
sfeer vtan Dickens wonderwel bij aansluit. Ik vind het
trouwens fijn, dat er nog zoiets als een kerst/traditie
bestaat. Overal om je heen zie Je de levensvormen ver
vlakken en zachtjes sterven. Ik heb een tijd bij katho
lieke mensen Sn Limburg gewoond en daar werd in de
vastentijd nooit gesnoept. Je 'had er als kind geweldig
de pest in, maar als dan op paaszaterdag diiie v-asten-
trommel openging, daar barstte je uiiit elkaar van vreugde.
Dan werden de klokken geluid en kwam het gebak op
tafel. Kerstmis heeft weliswaar nog niet hetzelfde lot
ondergaan als de vasten, miaar het comfort knaagt er
wel aan. Er is bijna geen verschil meer tussen winter
en zomer, je sterft niet meer van de kou, j'e hoeft niet
bij de kachel te kruipen. Alleen daarom al ben dk blij
met dat st-uk van EÜiokens. Het is alsof je door een
toverbniQ het kerstfeest van een eeuw geleden weer
naar je toehaalt. Het sneeuwt, er -is armoe, het spookt
en die slechten bekeren zich. Spot daar niet te gteuw
mee: wij hadden een vriend, die een -notoire godlooche
naar was, maar als hij het Stille Nacht hoorde spelen,
biggelden de tranen over zijn wangen."
Nobele trekken
Frans van dei- Limg'en, die hem straks als de geest van
compagnon Jacob Marley de stuipen op het lijf zal
jagen, heeft ook al walt moeite met Kerstmis. Hij heeft
sen kleine, doah intens dankbare rol en kan dus in de
kantine langdurig nadenken over de dingen des levens.
Over Manley zegt hij: „Er is geen mens, die in -hem
gelooft en dat onsla-at mij dus van de plicht om hem
geloofwaardig te maken. Todh -Liggen de zaken niet zo
ïenvoudi-g als het lijkt. Het is echt geen kwestie van
al-leen maar spookie spelen en de kraan van de eoho-
kamer wijd openzetten. Marley fungeert al* het ge
weten van Scrooge en moet zijn oude Vrieni duidelijk
maken, dat het bepaald geen pretje -is om na je dood
nog eens zeven jaar te moeben ronddolen. Ik vind het
zonder meer een fijn stuik, omdat de zaken zo over
duidelijk liggen. Een slecht mens is een uitgesproken
rotterd, een goedzak gaat gebukt onder zijn eigen nobele
•rekken. Ik vind dat in een tijd van under-adtimig een
verademing".
Vijf minuten later staat hij gapend tussen twee decor
stukken aan zijn kettingen te rammelen. „Kan het wat
harder Frans", vraagt Van Hemert welwillend, „het
is niet voor mij, maar vooi' Joris. Joris hoort geen
barst". Marley strompelt naar een microfoon en rammelt
opnieuw; het is net alsof hij een- nieuw geluid produ
ceert voor Kees Schilperoorts „Raden maar". „Oké
jongens".- roept Van Hemert, „we doen het nog één
keer. Joris, ben je klaar?" Joris staat al tien minuten
met zijn brandende kaars achter de deur. „Kan ik
beginnen, Willy?", vraagt hij schor.
De inspiciënt tegenover zijn woning grijpt een handvol
sneeuw uit de bruine doos en wacht totdat de vlieg
tuigpropeller op toeren is. Dan werpt hij de plastic met
te grote gretigheid in het gezicht van een passerende
diender'.
Over drie dagen moet het stuk op de ampexbanden
staan onder aftrek van acht koffie-, acht thee- en drie
lunchpauzes.
Hallucinatie
„Een fijn stuk, herhaalt Van Hemert stralend, „helemaal
Dickens. Goed, ik heb het natuurlijk aangepast, maar
picturaal doe ik hem geen geweld aan. Neem alleen
tlie verschijning van Marley, dat is bijna spiritistisch,
tiet is geen hallucinatie, die Scrooge zelf opwekt. Ik
heb het zelf eens meegemaakt, dat er bij kennissen
van me een melding binnenkwam. Je schrikt je rot".
„Scrooge speelt natuurlijk een spelletje met het lot,
hij beschouwt Marley's portret aan de wand als zijn
geweten. Pas als hij naar bed gaat komen de dromen
los. alles is opeens overbelicht, de noodlotssfeer, die er
het sneeuwt, er is armoe,
het spookt en de slechten
bekeren zich.
wat wil je nou nog meer?
dan in hel stuk is, leunt tegen Kafka aan. Toch pas ik
ook bij de opkomst van de geesten met opzet geen
trucjes. Dat kan met televisie makkelijk, maar de
eesten neb oen geen trucjes nodig. De geest van het
verleden is een edelman uit 1820, de geest van het
heden een zakenman uil I8601. Dat doet Maxim Hamel.
Verrekte leuk. Tenslotte komt de geest van de toekomst,
een ordinaire doodbidder met paraplu, die hem zijn
dood aankondigt. Tarief 3, kist: vurenhout, dragers:
vier. kaarsen: twee, bloemen: geen, rouwbeklag: geen.
Scrooge krijgt opeens een pathologische geldingsdrang
als hij 7,ijn hele leven terugziet. Op dat moment is de
romantische sfeer verdwenen en werpt de zon lange
slagschaduwen over de trappen, waarop de schatten van
Scrooge liggen uitgestald. Het is een zwart-witsituatie.
Juist, het laatste oordeel. Neen, u heeft gelijk, dat is
niet van Dickens. Een eigen vondstje zullen we maar
oeggen. Het sterfbed van Marley komt trouwens in het
oorspronkelijke verhaal ook niet voor. Het gaat er
immers alleen om, of het prentenboek gaaf overkomt1".
Niet voor /iets
Nou, laat dat maar aan Willy van Hemert over. Dé
sneeuw slaat tegen de gevels, de kaarsen branden en
de kinderenen huiveren in hun dunne duffels. Zo trekt
men eensgezind op naar pagina 75, waarop mensen
puichen, klokken luiden en muzikanten God bless you
zingen. Dan verschijnt Scrooge in de deuropening en
zegt: „Vrolijke Kerstmis, alle mensen, vrolijke Kerstmis.
Vrolijke Kerstmis Jacob Marley. Vrolijke Kerstmis jullie
allemaal. De kunst zal zijn dat goede voornemen een
heel jaar vol te houden, tot het weer Kerstmis is.
Volhouden Scrooge, Dickens heeft je verhaal niet voor
niet geschreven".
Ook die laatste regels zijn niet van Charfes Dickons.
Maar zo lang er geen steunzender in de hemel
staat, die Nederland I relayeert, zal de goede man
er geen weet van hebben.
LEO THURING