LEIDENAAR JAN DOOVE ZOCHT IN ROME HALF JAAR NAAR MUSICOLOGISCHE SCHAKELTJES Eten met bisschop na dag ploeteren De menselijkheid achter stapels droge gegevens Leids meisje en vriendin vanuit Biafra: Werken voor de muziek het stiefkind der cultuur ZATERDAG 9 NOVEMBER 1968 tijdencollege der Pieterskerk, het zangkoor van priesters, dat voor het eerst omstreeks 1365 in een legaat wordt genoemd („om jaarlijks een Requiem voor iemand te zingen"). In Rome kwam de Duitse teamge noot van Jan Doove naar hem toe, hij had iets gelezen over „Leiden". De heer Doove onderzocht de vondst en las, dat een bisschop „van Beth lehem", die betrekkingen onderhield met het Bourgondische hof, in zyn dagboek (1321) vermeldde: „gezon gen Requimmlssen in de St. Pieter van Leiden", er stond bij hoeveel zangers er moesten zijn, wat ze uit gekeerd kregen en wat ze moesten zingen. De oudst bekende datum 1365 werd door dit toeval 44 jaar terug geschoven. „Dat is nou een leuk re sultaat", vindt Jan Doove. „HET IS OM TE BRULLEN, die Middeleeuwen. Je kunt er eigenlijk alleen maar het hoofd om schudden". Maar drs. Jan A. F. Doove (32) laat het plezier de boventoon voeren als hij het in een gesprek over die tijden heeft. Bij hem draait het allemaal om de muziek en de RerL-ranCUIie gortigste dissonant krijgt van Jan Doove een levendige en klinkende achtergrond. De heer Doove had tot voor kort wiskundige aspiraties; hij doceerde er zelfs in. De muziek kon hem echter niet met rust laten. Hij is voorzitter van het Leidse Alma Materkoor, versterkt de gelederen van het Nederlands Madrigaal koor, zat al behoorlijk in de Leidse muziek wereld, schreef in korte tijd veel over deze wereld, trapte daarbij zonder pardon ettelijke heilige huisjes in en men koos hem (los gezien hiervan) in het bestuur van de Nederl. [orenfederatie. De geoccupeerdheid is hier wel duidelijk en daarom heeft Jan Doove de tiskundige schepen achter zich verbrand en dient hij nu de muzen als musicoloog. De Zevengetljdencollege8 waren in de Nederlanden die dagen een alge meen voorkomend verschijnsel bij niet kapittelkerken. De St. Pancraskerk (thans Hooglandse kerk) had kanu- nikken met praal en pracht. St. Pie ter wilde daar iets tegenover stellen en zo voorzagen 25 priesters, die toch niets einders te doen hadden, in de rancune tegen de St. Pancras met z(jn zingende kapittelheren. Als de ene kerk met zo'n college begon, vol de al gauw 'n ander, alles om „de zorg voor de katholieke eredienst", zo stond in de muziekboeken beschre- Een musiciloog hoeft niet iemand te zijn, bij wie de journalisten Loor de deur staan te dringen omdat er zo'n sappig verhaal in zou kitten. En zeker niet als 's mans levensbestemming voor een groot peel bepaald wordt door vergeelde manuscripten in bedompte prchieven. Met Jan Doove gaat het diezelfde kant uit, maar bij rem zijn al die archiefstukken deeltjes van een boeiende legpuzzel, jiie op een afstand van honderden jaren een verrijkend beeld jschept van een vervlogen periode in al zijn menselijkheid. „Dat vind nou het leuke van dat hele onderzoek", zegt Jan Doove. Al pratende met mensen die hy ;enkwam liep hy tegen iemand uit itgeverskringen op, die hem vroeg: i dat niets zyn voor jou? Het was Jan Doove en in mei van jaar ging hy naar Rome, waar i half jaar gegevens heeft zit- napluizen die tot hele levensge- hledenissen moeten worden samen- bsteld. Teleurstellend belcanto Een Westduitse uitgeverij heeft in groot onderzoek op stapel staan kar allerlei Westeuropese kunste- kars, die, voornamelijk tot aan het jgin van de 17e eeuw, aan het pau- Hjke hof werkzaam zijn geweest, n team van vier man werkt in >me daaraan. Het zijn een Italiaan- archeoloog, een Engelse kunst- itoricus, een Duitser, beeldhouwer tn orgine en Jan Doove die via de deratie Koninklijke Bond van zang- oratoriumverenigingen in Neder- nd de muziekhistorische aspecten het onderzoek voor zijn rekening :eft genomen. Zes uitzonderlijke aanden beleefde hij Rome, hij hoopt binnenkort weer terug te zijn maar 'orlopig heeft hij voor enkele jaren erk mee naar Leiden genomen. Wat Jan Doove het meest intri geert zijn de achtergronden waar tegen de renaissance kunstenaars in Rome leefden. Dagenlang heeft hij in het archief naar herkenbare aanknopingspunten zitten zoeken. In dat archief leerde hij de archeo loog kennen en sleepte hem bij het cultuur-historisch onderzoek. „Soms zeiden we in vijf dagen geen stom woord tegen elkaar. Dan opeens zat je samen koffie te drinken en kwamen over en weer de verhalen los: „heb je hier wat aan?" of „daar kan ik misschien wel achter komen" en zo hielp je elkaar aan vaak waardevolle ge- Eerst woonde het viertal in een gezamenlyk georganiseerde flat, la ter in een of ander hotelletje, want alle historische instituten in Rome, ook het Nederlandse, zitten bar stensvol. Jan Doove, die nu eenmaal in het land van het belcanto ver bleef, heeft er het hele concertsei zoen meegemaakt. Hy is er niet door geïmponeerd en vindt de Ita liaanse muziekprestaties niet gewel dig. Een teleurstelling was b.v. Tra- viata. Het koor bokste het voor el kaar de hele opera consequent een halve toon lager te zingen dan het orkest speelde; „het is een hele op gave, dit constant vol te houden, dat kan ik je verzekeren „Ik in Rome met van alles ik kwam gek genoeg op Leiden uit. Zo is er sprake van een Haarlemse componist, die in Rome als zanger terecht was gekomen en bij de Sixtijnse Kapel stond in geschreven als „choral van Ley- den". Als jonge zanger was hij dus uit Leiden (de St. Pieterskerk of St. Pancras) naar Rome Eifge zakt. De handel in „choralen" was overigens in de 16e eeuw zeer levendig in Rome. Er werden al lerlei al dan niet talentvolle jon getjes opgekocht ten behoeve van de Sixtijnse Kapel onder het re giem van de zoals ze heten prachtlievende pausen van die t(jd". Ze stonden dan op het mi nuscule podiumpje in de pauselijke kapel; er was daar plaats voor hooguit 16 zangers', die a cappella zongen of met begeleiding van strijkers of blazers. Twee kilonieter reliëfs Het zoeken naar historische ge gevens is in Rome een imposante bezigheid. Jein Doove verteld ons van een Duitser, die bezig is met publi- katies van muziekafbeeldingen, zo als die er in Rome zijn, aan de hand van foto's in het Vaticaanse Archief. In dat archief bevinden zich foto's van ongelogen Alle Romeinse beeld houwwerken, fresco's schilderyen; je kunt zo gek niet noemen. De ge fotografeerde bandreliëfs van de Ro meinse zuilen beslaan een lengte van twee kilometer Leidse muziek geschiedenis De muziek is in de geschiedenis altijd het stiefkind van de cultuur geweest. Jan Doove heeft dit erva ren. By de bronnen verkerend is het hem ook opgevallen, dat er in de loop der tyden zo onnoemeiyk veel over muziek is geschreven, maar ook hoewel fabeltjes er in omloop zyn gebracht en hoeveel misverstand. De (louden Eeuw is een gouden eeuw der schilderkunst, maar niemand vraagt zich af, waarom op al die be faamde schilderstukken steeds maar weer muziekvoorstellingen staau af gebeeld. Toch is daar inaar één ant woord op te geven: om dat in die eeuw de muziek zo'n grote plaats in de maatschappy innam. „Het gros van de mensen schijnt zich «lat niet bewust te zijn". Muziek en toneel zyn lang ver gruisd geweest. Een Griekse musi cienne was een onmogeiyke figuur dat móést een publieke vrouw zyn. By Jeroen Bosch kan men zien, dat in de middeleeuwen de bedelaars mu ziekinstrumenten droegen. Jan Doove gaat zyn Romeinse vondsten (en andere) verwerken in een Leidse muziekgeschiedenis, waaraan hy schryft en waarvoor inmiddels een uitgever is gevon den. De scheidslijn is voorlopig toe 1700. De ondertitel luidt („je moet toch wAt hebben"): Bouwstoffen om te komen tot het vEiststellen van een plaatseiyke muziekgeschiedenis". Een nogal wijdlopige noemer, maar de kost zal niet zo droog zyn als zy doet vermoeden, daar zijn de bouwstof fen te onderhoudend voor en vaak tintelend van humor. Voorbeelden genoeg daarvan. Louter toeval maar je staat er toch van te kyken", zegt de heer Doove, en hy vertelt ons van het Zevenge- Ruzies met kaarsvet Engelse kanunniken waren geen haar beter dan hun collega's in de Lage Landen. Op" de „stallen", de boven elkaar geplaatste kanunni- kenbanken voor het koorgebed, werden niet zelden hele Britse ru zies „uitgevochten". In een venyni- ge bui wilden de hoger gezeten (of staande) heren nog wel eens drup pels gloeiend kaarsvet op de ge schoren kruinen van de vóór -zitters laten druppen. „Het was om te brul len en dit mag je wel letteriyk op vatten". Toch ging er van Leiden een verbe terende invloed uit in de vyftiger ja ren der 16e eeuw; de klachtbrieven misten hun effect niet. Een resultaat was, dat de gemeenteiyke overheid zich met de koorzaken ging bemoeien om de zingende koorheren, van adel of niet (de priesters in de St.-Pieters- kerk vielen onder de Duitse Orde) wat discipline by te brengen. Het zin gen moest gebeuren in superplie, an ders werd er niet uitbetaald. Wie dronken in het koor verscheen kon weer vertrekken; een tweede maal verschynen in het koor onder ken- neiyke invloed werd bestraft met schorsing voor een jaar. Het was hard nodig. En wat te zeggen van die non in Zuid-Limburg, die in het begin van de 16e eeuw Zangers en toneelspelers, een detail uit „Spelen van Sinne" van Pieter Brueghel de Oude. Dit werk bevindt zich In het museum Boymans van Beuuin- gen te Rotterdam. „Nou vergeet het maar," scham pert Jan Doove, die de prestaties van het college van de Pieterskerk kent als zyn broekzak en de situatie met smaak „geproefd" heeft. „Het was een chaos zonder meer. Trouwens by die kannunnlken zongen ze ook maar een end weg; stop maar rustig wat jes in je oren, zouden we nu zeggen. De vele klachtbrieven over deze „koorklanken" spreken boekdelen. Alleen het prestige van de stad gold by deze praktyken en de eer van de eigen kerk. Ook later bleef de Leidse muziekwereld draaien om Kerk, stad en universiteit". Johannes Ockeghem (1420- 1495) met zyn uit acht zangers bestaande kapel. De foto werd genomen van een 16e eeuwse miniatuur, die aanwezig is ln het Vaticaans Archief. eigenhandig, staande het koorgebed, oorvygen stond uit te delen Eian vals zingende medezusters „Moeder overste heeft zo'n harde hand", klaagden de zusters in die tyd. Dit zijn de brokjes menseiykheid, waar mee het musicologisch onderzoek van Jeui Doove doortrokken is. „Het is ook wel eens piekeren. Niet alles wat je vindt klopt altyd. Als er ergens sprake is van een weduwe, die schoonmoeder wordt genoemd door een cornetspeler (een freiai heer schap, Chrlstiaan Pireur genaamd, die de eerzame vrouw bestolen schynt te hebben, omdat hy in beschonken toestand van haar brandewyn had geëist en niet gekregen), biykt deze schoonmoeder de stiefmoeder te zyn geweest van Christlaan, die „zoge- zeid in colère was geraakt". Stief moeder en schoonmoeder was in Leids dialect hetzelfde woord Tolerant in de muziek Jan Doove kan met gemak uren verder gaan met het illustreren van laat-middeleeuwse toestanden. Er zit voor hem overal muziek ln. Wel moet hem nog even van het hart, dat hy in het Leiden van de 17e eeuw een wonderlyke verdreiag- zaamheid is tegen gekomen. Ook deze tolerantie vond hy in de mu ziek. Na de reformatie was het or gel uit de kerken gebannen als een „paapse stoutigheid" (het oudste ln Leiden bekende orgel stamt uit 1398). Maar de kerken waren ln het noorden Edle sfeadsbezit gewor den, vandaar dat in Nederland de grote orgels stadsorgels werden waarover de kerken geen zeggen macht hadden. Aanvankelyk bepaalde de Dordtse Synode: orgels eruit. In de eerste daarop volgende Jaren zong men a cappella, maar rond 1630 kwamen de paapse pyporgels de protestants geworden kerken weer binnen. Van 1630 tot 1636 waren het zelfs katht»- lieke organisten die stadsorganlst waren. Ze konden dat rustig doen. omdat zy ln de protestantse eredienst niet behoefden te spelen; alleen er vóór of er na. Dat het wel eens de reformatorische spulgaten uitliep werd men byvoorbeeld In Monnleken- dam gewaar. Daar kreeg de roomse organist op zUn ziel, omdat hy zich paapse stoutigheden veroorloofde: hy speelde nameiyk van die „luchtige wUsjes". Voorlopig is er voor Jan A F. Doove nog pluiswerk genoeg aan de winkel. Dc schakeltjes die hy ln Ro me heeft opgedoken moeten tot een passend geheel worden gevormd. Maar hy heeft nog meer noten op z'n zang. Er zyn plannen om voor de teevee een serie te maken over onbe kende Nederlandse muzlekgrootheden aan de hand van gravures, schildery en en archiefstukken, alles geplaatst tegen de achtergrond wEmrin deze figuren uit de muzikale wereld ge leefd hebben. „Maar dat kan nog wel even aanlopen", zegt Jan Doove be rustend, omdat hy nog zoveel meer te doen heeft. Groeiend onderzoek Tenslotte tekenen wij uit zijn mond nog een waarderend woord op voor het groeiend musico logisch wetenschappelijk onder zoek in Nederland, waar lange tijd deze tak van wetenschap een bijkomstige positie heeft inge nomen. Vooral Utrecht doet zich hier gelden; het instituut voor muziekwetenschappen met o.a. Strategier en Vente speelt een grote rol bij het verzamelen van bronnenmateriaal. Steeds meer mensen krijgen hier interesse voor en raken erbij betrokken, „leder die iets vindt op Neder lands muziekgebied zou dit eigenlijk door moeten geven, omdat dit voor anderen weer heel belangrijk kan zijn". Deze opwekking van muziekrecher- cheur Jan Doove willen we graag op onze beurt doorgeven. Ter bevordering van onze muzikale cultuur voor een hele bevolking. Gelukkig is het niet meer zo, dat zoals een buitenlands kritiek in 1795 luidde „de smaak van schone kunsten in dit rijke land nog in de wieg ligt". Het musicologisch onder zoek heeft in elk geval zojuist de box verlaten en dat is een hele stap in de goede richting. T.P. Woensdag 23 oktober zijn de Haagse Nelleke v. d. Akker en Maria de Graaf uit Leiden, na een succesvolle actie om geld in te zamelen op eigen initiatief naar Libreville vertrokken. Hieronder schrijven de meisjes over hun tot nu toe opgedane ervarin gen. Allereerst dit: het klimaat is moor dend. Je weet niet wat je overkomt als de deur van het vliegtuig opengaat. Een compleet Turks bad: werkelijk bloedheet en daarbij vochtig. Je slaat volkomen lam. We kwamen om 2.30 u. in Rome aan, waar we een stop hadden van anderhalf uur. Toen door naar Sao Tomé, dat was zeseneenhalf uur vlie gen. In het vliegtuig waren nog twee Amerikaanse priesters, een dito jour naliste en een Engelse mevrouw die met een Biafraan getrouwd was. Haar man had haar een tijd geleden naar Engeland gestuurd met haar baby, om dat 't kind bijna stierf van de honger. Zelf was hij achtergebleven met twee dochtertjes van 3 en 5 jaar, omdat hij moest vechten voor zijn volk. De baby was een jongen en die 2Üjn hiier in Afrika nog altijd veel belangrijker dan meisjes. Zy wist niet of haar man en kinderen nog in leven waren. Zij gaf ons hun namen en vroeg ons naar hen uit te kyken. Het was hartverscheu rend. Op Sao Tomé heeft Charitas Inter national zich over haar ontfermd. Ook over ons, want niemand wist iets van onze komst. In het vliegtuig wist de bemanning niet eens dat wij naar Li breville moesten en ook niet dat wij zo'n grote lading bij ons hadden. De captain was een moeilijke man en het interesseerde hem geen lor waar wij bleven op Sao Tomé. Gelukkig was er een pater op het vliegveld, die ons meenam naar zijn huis, waar wij heer lijk sliepen na zo'n reis. 's Nachts om half twee gingen wij door naar Libreville, drie kwartier vlie gen. Daar begon het gedonder pas goed. De captain gaf opdracht benzine te tanken en als dat klaar was, ging hij onverbiddelijk direct weg. Er was ech ter, midden in de nacht geen douane om onze lading in te klaren. Père Pinus was nergens te bereiken en er was geen personeel om het vliegtuig te lossen. Wij waren in alle staten en be zworen de bemanning dat we voor de wielen gingen liggen, maar dat ze niet wegkwamen vóór we onze spullen eruit hadden. Gelukkig kwam alles toch nog voor elkaar: père Pinus op het vlieg veld, politie, piloten, passagiers, ieder een hielp lossen. Wij waren dolgeluk kig en bekaf, want we sjouwden met de ene kar na de andere af en aan. Onze bagage bleek 1700 kg te zijn, we wisten niet wat we zagen. Alles bij elkaar een vrachtwagen vol, die door Pinus gauw gehaald was. Hij was zo blij als een klein kind op Sinterklaas avond. Het was inmiddels een stop van twee uur geworden, maar dat deed er sillemaal niet meer toe. De captain was volledig omgezwaiad: hij gaf de politie iets van 100 gulden voor de hulp, enig hè. Père Pinus heeft ons toen in een hotel afgeleverd, waar we hebben ge slapen tot twaalf uur in de middag. Wat zijn wij blij, dat wij zelf bij de bagage waren, het was er anders nooit gekomen. Wij werken nu bij de Biafraanse kin deren .ongeveer 400 bij elkaar. Ze zijn in twee groepen verdeeld. De zieke kinderen liggen in een bouwvallige kerk, heel primitief, langs alle wanden bedden en ervoor nog een rij. Je kunt nauwelijks bij de achterste kinderen komen. Achter in de kerk staan open en bloot een hele rij po's, vlak naast de kinderen. Ook ligt er een kind met open tbc midden tussen de anderen, evenals twee poliopatiëntjes. Het Is zeker, voor Nederlandse begrippen, on begrijpelijk hoe hier wordt gewerkt. Men beweert dat het niet anders kan, maar wij denken daar anders over. Je weet je soms gewoon geen raad meer, zoals vanmiddag, toen ik een doodziek kind in mijn armen had, dat mij niet los wilde laten. Ontzettend. In een paar barakken zyn de kinde ren ondergebracht, die „alleen maar" ondervoed zijn. Ook hier dezelfde toe standen: geen sanitaire voorzieningen, geen douches enz. Hier werkt Maria, in die oude kerk bij dc zieke kinderen werkt Nelly. Wij zitten zo wel een stuk bij elkaar vandaan, maar geluk kig hebben wij fietsen gekregen. Die stonden hier toch: Charitas Internatio nal had ervoor gezorgd, maar niemand gebruikte ze. Alles is even ongeorgani seerd. De dozen met kleren, die wij hadden meegebracht, lagen bijvoor beeld op zeker moment opengemaakt in een barak, iedereen graaide er maar wat in, het was een chaos. Dat hebben we even aangekeken, maar toen ge woon een paar kasten geëist en een linnenkamer opgezet Er begint nu schot in te komen, het wordt steeds overzichtelijker. Wij werken van morgens 7.15 uur tot 12 uur en van 15.00 tto 19.00 uur. We eten samen met een bisschop: hij kan dat zo ont zettend snel en als hij klaar is, is het ook afgelopen. Je krijgt het ervan op je zenuwen, maar het is ook wel weer lollig. Maar nu iets anders. Er is hier nog een heleboel nodig. Wij sturen hierbi.i een lijst met dingen, die momenteel nog veel harder nodig zijn dan die kleding die wy by ons hadden. Jam mer dat père Pinus dat vóór ons ver trek niet heeft gezegd, maar dat ligt ook weer aan die medische leiding hier, die ook wel wat te wensen overlaat. Ons plan was, één van beiden terug te gaan naar Nederland, daar alles in te kopen en dan weer mee terug te nemen naar hier. Maar père Pinus heeft dat liever niet; «ie autoriteiten zijn hier nameiyk erg argwanend en er bestaat een grote kans dat je er dan helemaal niet meer inkomt, als je zo op en neer reist. Wij rekenen nu dus volledig op het thuisfront. Helpt ons Edstublietft. Er wordt zo vaak langs' elkaar heen ge werkt, dat je gewoon moet zorgen dat je zelf aan je trekken komt En het is zo hard nodig; het is hier allemaal dieptreurig, vooral op medisch gebied. We hopen dat het allemaal snel voor elkaar komt, de mensen hier rekenen er gewoon op. Na alles wat we mee brachten, is Nederland een wonderland geworden. Als je ook iets hebt, is alles even welkom. Maar de zaken op onder staand lijstje zijn werkelijk nodig om de kinderen, die bijna allemaal schurft hebben, weer beter te krijgen. We zyn vol vertrouwen, dat alles goed komt. Alstublieft zo vlug mogelijk, er is een schreeuwende behoefte aan. Met har telijke dank en groeten, MARIA DE GRAAF NELLY VAN DEN AKKER Stuur ons s.v.p. een grote hoeveel heid lysol (in plasticflessenen Ce- tavlon; spuitbussen tegen Insecten: 200 of meer (5 per dag nodig); 500 wrtte broekjes voor jongens van 2-10 jaar, hetzelfde voor meisjes; 1000 kleine la kens, kindermaat; 500 grote lakens; alles om een eenvoudig laboratorium op te -zetten, waaronder een Leitz microscoop. Graag alles tegelijk en di rect naar Libreville sturen. Niet via Sao Tomé, want daar raakt alles zoek. Wilt u direct 2000 gulden naar ons overmaken. De kinderen slapen in de kleren, die ze iedere dag aan hebben. Wij moeten lappen kopen waarin zij zich 's nachts kunnen wikkelen, zoals zij hier gewend zijn. Alstublieft, doet u ieLs voor ons hier. Het .thuisfront" tekent hierbij aan: de 2000 gulden zijn overgemaakt; de terugreis is betaald en via de Raptim keurig geregeld; 2000 gulden hebben Maria en Nelly zelf meegenomen. De bagage, die zij bij zich hadden, was; 40 kilo bloedplasma, 6000 stoalpillcn, kinine, 1500 stuks kleding jongens, 1000 jurkjes, 250 handdoeken, zeep etc., 2000 broekjes (voor deze bagage werd financiële steun ontvang«*n van 't fonds: „Helpt Irene helpen"). Men is nu door het geld heen, dat via kerkdeurcollecten en giro binnen kwam. Het gironummer blijft: 53.67.96 tn.v. A. Spruit, aalmoezenier Haags Jongerencontact, Schenkkade 117, Den Haag, met vermelding: Helpt Biafra helpen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1968 | | pagina 11