LEIDENAAR JAN DOOVE
ZOCHT IN ROME HALF JAAR
NAAR MUSICOLOGISCHE
SCHAKELTJES
Eten met bisschop na dag ploeteren
De menselijkheid achter
stapels droge gegevens
Leids meisje en vriendin vanuit Biafra:
Werken voor de
muziek het
stiefkind der
cultuur
ZATERDAG 9 NOVEMBER 1968
tijdencollege der Pieterskerk, het
zangkoor van priesters, dat voor het
eerst omstreeks 1365 in een legaat
wordt genoemd („om jaarlijks een
Requiem voor iemand te zingen").
In Rome kwam de Duitse teamge
noot van Jan Doove naar hem toe,
hij had iets gelezen over „Leiden".
De heer Doove onderzocht de vondst
en las, dat een bisschop „van Beth
lehem", die betrekkingen onderhield
met het Bourgondische hof, in zyn
dagboek (1321) vermeldde: „gezon
gen Requimmlssen in de St. Pieter
van Leiden", er stond bij hoeveel
zangers er moesten zijn, wat ze uit
gekeerd kregen en wat ze moesten
zingen. De oudst bekende datum 1365
werd door dit toeval 44 jaar terug
geschoven. „Dat is nou een leuk re
sultaat", vindt Jan Doove.
„HET IS OM TE BRULLEN, die Middeleeuwen. Je kunt er eigenlijk alleen maar het hoofd
om schudden". Maar drs. Jan A. F. Doove (32) laat het plezier de boventoon voeren als hij
het in een gesprek over die tijden heeft. Bij hem draait het allemaal om de muziek en de RerL-ranCUIie
gortigste dissonant krijgt van Jan Doove een levendige en klinkende achtergrond. De heer
Doove had tot voor kort wiskundige aspiraties; hij doceerde er zelfs in. De muziek kon
hem echter niet met rust laten. Hij is voorzitter van het Leidse Alma Materkoor, versterkt
de gelederen van het Nederlands Madrigaal koor, zat al behoorlijk in de Leidse muziek
wereld, schreef in korte tijd veel over deze wereld, trapte daarbij zonder pardon ettelijke
heilige huisjes in en men koos hem (los gezien hiervan) in het bestuur van de Nederl.
[orenfederatie. De geoccupeerdheid is hier wel duidelijk en daarom heeft Jan Doove de
tiskundige schepen achter zich verbrand en dient hij nu de muzen als musicoloog.
De Zevengetljdencollege8 waren in
de Nederlanden die dagen een alge
meen voorkomend verschijnsel bij niet
kapittelkerken. De St. Pancraskerk
(thans Hooglandse kerk) had kanu-
nikken met praal en pracht. St. Pie
ter wilde daar iets tegenover stellen
en zo voorzagen 25 priesters, die toch
niets einders te doen hadden, in de
rancune tegen de St. Pancras met
z(jn zingende kapittelheren. Als de
ene kerk met zo'n college begon, vol
de al gauw 'n ander, alles om „de
zorg voor de katholieke eredienst",
zo stond in de muziekboeken beschre-
Een musiciloog hoeft niet iemand te zijn, bij wie de journalisten
Loor de deur staan te dringen omdat er zo'n sappig verhaal in zou
kitten. En zeker niet als 's mans levensbestemming voor een groot
peel bepaald wordt door vergeelde manuscripten in bedompte
prchieven. Met Jan Doove gaat het diezelfde kant uit, maar bij
rem zijn al die archiefstukken deeltjes van een boeiende legpuzzel,
jiie op een afstand van honderden jaren een verrijkend beeld
jschept van een vervlogen periode in al zijn menselijkheid. „Dat vind
nou het leuke van dat hele onderzoek", zegt Jan Doove.
Al pratende met mensen die hy
;enkwam liep hy tegen iemand uit
itgeverskringen op, die hem vroeg:
i dat niets zyn voor jou? Het was
Jan Doove en in mei van
jaar ging hy naar Rome, waar
i half jaar gegevens heeft zit-
napluizen die tot hele levensge-
hledenissen moeten worden samen-
bsteld.
Teleurstellend
belcanto
Een Westduitse uitgeverij heeft
in groot onderzoek op stapel staan
kar allerlei Westeuropese kunste-
kars, die, voornamelijk tot aan het
jgin van de 17e eeuw, aan het pau-
Hjke hof werkzaam zijn geweest,
n team van vier man werkt in
>me daaraan. Het zijn een Italiaan-
archeoloog, een Engelse kunst-
itoricus, een Duitser, beeldhouwer
tn orgine en Jan Doove die via de
deratie Koninklijke Bond van zang-
oratoriumverenigingen in Neder-
nd de muziekhistorische aspecten
het onderzoek voor zijn rekening
:eft genomen. Zes uitzonderlijke
aanden beleefde hij Rome, hij hoopt
binnenkort weer terug te zijn maar
'orlopig heeft hij voor enkele jaren
erk mee naar Leiden genomen.
Wat Jan Doove het meest intri
geert zijn de achtergronden waar
tegen de renaissance kunstenaars
in Rome leefden. Dagenlang heeft
hij in het archief naar herkenbare
aanknopingspunten zitten zoeken.
In dat archief leerde hij de archeo
loog kennen en sleepte hem bij het
cultuur-historisch onderzoek.
„Soms zeiden we in vijf dagen
geen stom woord tegen elkaar.
Dan opeens zat je samen koffie te
drinken en kwamen over en weer
de verhalen los: „heb je hier wat
aan?" of „daar kan ik misschien
wel achter komen" en zo hielp je
elkaar aan vaak waardevolle ge-
Eerst woonde het viertal in een
gezamenlyk georganiseerde flat, la
ter in een of ander hotelletje, want
alle historische instituten in Rome,
ook het Nederlandse, zitten bar
stensvol. Jan Doove, die nu eenmaal
in het land van het belcanto ver
bleef, heeft er het hele concertsei
zoen meegemaakt. Hy is er niet
door geïmponeerd en vindt de Ita
liaanse muziekprestaties niet gewel
dig. Een teleurstelling was b.v. Tra-
viata. Het koor bokste het voor el
kaar de hele opera consequent een
halve toon lager te zingen dan het
orkest speelde; „het is een hele op
gave, dit constant vol te houden,
dat kan ik je verzekeren
„Ik
in Rome met van alles
ik kwam gek genoeg
op Leiden uit.
Zo is er sprake van een
Haarlemse componist, die in Rome
als zanger terecht was gekomen
en bij de Sixtijnse Kapel stond in
geschreven als „choral van Ley-
den". Als jonge zanger was hij
dus uit Leiden (de St. Pieterskerk
of St. Pancras) naar Rome Eifge
zakt. De handel in „choralen"
was overigens in de 16e eeuw zeer
levendig in Rome. Er werden al
lerlei al dan niet talentvolle jon
getjes opgekocht ten behoeve van
de Sixtijnse Kapel onder het re
giem van de zoals ze heten
prachtlievende pausen van die
t(jd". Ze stonden dan op het mi
nuscule podiumpje in de pauselijke
kapel; er was daar plaats voor
hooguit 16 zangers', die a cappella
zongen of met begeleiding van
strijkers of blazers.
Twee kilonieter
reliëfs
Het zoeken naar historische ge
gevens is in Rome een imposante
bezigheid. Jein Doove verteld ons van
een Duitser, die bezig is met publi-
katies van muziekafbeeldingen, zo
als die er in Rome zijn, aan de hand
van foto's in het Vaticaanse Archief.
In dat archief bevinden zich foto's
van ongelogen Alle Romeinse beeld
houwwerken, fresco's schilderyen;
je kunt zo gek niet noemen. De ge
fotografeerde bandreliëfs van de Ro
meinse zuilen beslaan een lengte
van twee kilometer
Leidse muziek
geschiedenis
De muziek is in de geschiedenis
altijd het stiefkind van de cultuur
geweest. Jan Doove heeft dit erva
ren. By de bronnen verkerend is het
hem ook opgevallen, dat er in de
loop der tyden zo onnoemeiyk veel
over muziek is geschreven, maar ook
hoewel fabeltjes er in omloop zyn
gebracht en hoeveel misverstand. De
(louden Eeuw is een gouden eeuw
der schilderkunst, maar niemand
vraagt zich af, waarom op al die be
faamde schilderstukken steeds maar
weer muziekvoorstellingen staau af
gebeeld. Toch is daar inaar één ant
woord op te geven: om dat in die
eeuw de muziek zo'n grote plaats in
de maatschappy innam. „Het gros
van de mensen schijnt zich «lat niet
bewust te zijn".
Muziek en toneel zyn lang ver
gruisd geweest. Een Griekse musi
cienne was een onmogeiyke figuur
dat móést een publieke vrouw zyn.
By Jeroen Bosch kan men zien, dat
in de middeleeuwen de bedelaars mu
ziekinstrumenten droegen.
Jan Doove gaat zyn Romeinse
vondsten (en andere) verwerken in
een Leidse muziekgeschiedenis,
waaraan hy schryft en waarvoor
inmiddels een uitgever is gevon
den. De scheidslijn is voorlopig
toe 1700. De ondertitel luidt
(„je moet toch wAt hebben"):
Bouwstoffen om te komen tot het
vEiststellen van een plaatseiyke
muziekgeschiedenis". Een nogal
wijdlopige noemer, maar de kost
zal niet zo droog zyn als zy doet
vermoeden, daar zijn de bouwstof
fen te onderhoudend voor en vaak
tintelend van humor.
Voorbeelden genoeg daarvan.
Louter toeval maar je staat er toch
van te kyken", zegt de heer Doove,
en hy vertelt ons van het Zevenge-
Ruzies met
kaarsvet
Engelse kanunniken waren geen
haar beter dan hun collega's in de
Lage Landen. Op" de „stallen", de
boven elkaar geplaatste kanunni-
kenbanken voor het koorgebed,
werden niet zelden hele Britse ru
zies „uitgevochten". In een venyni-
ge bui wilden de hoger gezeten (of
staande) heren nog wel eens drup
pels gloeiend kaarsvet op de ge
schoren kruinen van de vóór -zitters
laten druppen. „Het was om te brul
len en dit mag je wel letteriyk op
vatten".
Toch ging er van Leiden een verbe
terende invloed uit in de vyftiger ja
ren der 16e eeuw; de klachtbrieven
misten hun effect niet. Een resultaat
was, dat de gemeenteiyke overheid
zich met de koorzaken ging bemoeien
om de zingende koorheren, van adel
of niet (de priesters in de St.-Pieters-
kerk vielen onder de Duitse Orde)
wat discipline by te brengen. Het zin
gen moest gebeuren in superplie, an
ders werd er niet uitbetaald. Wie
dronken in het koor verscheen kon
weer vertrekken; een tweede maal
verschynen in het koor onder ken-
neiyke invloed werd bestraft met
schorsing voor een jaar.
Het was hard nodig. En wat te
zeggen van die non in Zuid-Limburg,
die in het begin van de 16e eeuw
Zangers en toneelspelers, een
detail uit „Spelen van Sinne"
van Pieter Brueghel de Oude.
Dit werk bevindt zich In het
museum Boymans van Beuuin-
gen te Rotterdam.
„Nou vergeet het maar," scham
pert Jan Doove, die de prestaties van
het college van de Pieterskerk kent
als zyn broekzak en de situatie met
smaak „geproefd" heeft. „Het was
een chaos zonder meer. Trouwens by
die kannunnlken zongen ze ook maar
een end weg; stop maar rustig wat
jes in je oren, zouden we nu zeggen.
De vele klachtbrieven over deze
„koorklanken" spreken boekdelen.
Alleen het prestige van de stad gold
by deze praktyken en de eer van de
eigen kerk. Ook later bleef de Leidse
muziekwereld draaien om Kerk, stad
en universiteit".
Johannes Ockeghem (1420-
1495) met zyn uit acht zangers
bestaande kapel. De foto werd
genomen van een 16e eeuwse
miniatuur, die aanwezig is ln
het Vaticaans Archief.
eigenhandig, staande het koorgebed,
oorvygen stond uit te delen Eian vals
zingende medezusters „Moeder
overste heeft zo'n harde hand",
klaagden de zusters in die tyd. Dit
zijn de brokjes menseiykheid, waar
mee het musicologisch onderzoek van
Jeui Doove doortrokken is.
„Het is ook wel eens piekeren. Niet
alles wat je vindt klopt altyd. Als er
ergens sprake is van een weduwe,
die schoonmoeder wordt genoemd
door een cornetspeler (een freiai heer
schap, Chrlstiaan Pireur genaamd,
die de eerzame vrouw bestolen schynt
te hebben, omdat hy in beschonken
toestand van haar brandewyn had
geëist en niet gekregen), biykt deze
schoonmoeder de stiefmoeder te zyn
geweest van Christlaan, die „zoge-
zeid in colère was geraakt". Stief
moeder en schoonmoeder was in
Leids dialect hetzelfde woord
Tolerant
in de muziek
Jan Doove kan met gemak uren
verder gaan met het illustreren van
laat-middeleeuwse toestanden. Er
zit voor hem overal muziek ln. Wel
moet hem nog even van het hart,
dat hy in het Leiden van de 17e
eeuw een wonderlyke verdreiag-
zaamheid is tegen gekomen. Ook
deze tolerantie vond hy in de mu
ziek. Na de reformatie was het or
gel uit de kerken gebannen als een
„paapse stoutigheid" (het oudste ln
Leiden bekende orgel stamt uit
1398). Maar de kerken waren ln
het noorden Edle sfeadsbezit gewor
den, vandaar dat in Nederland de
grote orgels stadsorgels werden
waarover de kerken geen zeggen
macht hadden.
Aanvankelyk bepaalde de Dordtse
Synode: orgels eruit. In de eerste
daarop volgende Jaren zong men a
cappella, maar rond 1630 kwamen
de paapse pyporgels de protestants
geworden kerken weer binnen. Van
1630 tot 1636 waren het zelfs katht»-
lieke organisten die stadsorganlst
waren. Ze konden dat rustig doen.
omdat zy ln de protestantse eredienst
niet behoefden te spelen; alleen er
vóór of er na. Dat het wel eens de
reformatorische spulgaten uitliep
werd men byvoorbeeld In Monnleken-
dam gewaar. Daar kreeg de roomse
organist op zUn ziel, omdat hy zich
paapse stoutigheden veroorloofde: hy
speelde nameiyk van die „luchtige
wUsjes".
Voorlopig is er voor Jan A F.
Doove nog pluiswerk genoeg aan de
winkel. Dc schakeltjes die hy ln Ro
me heeft opgedoken moeten tot een
passend geheel worden gevormd.
Maar hy heeft nog meer noten op
z'n zang. Er zyn plannen om voor de
teevee een serie te maken over onbe
kende Nederlandse muzlekgrootheden
aan de hand van gravures, schildery
en en archiefstukken, alles geplaatst
tegen de achtergrond wEmrin deze
figuren uit de muzikale wereld ge
leefd hebben. „Maar dat kan nog wel
even aanlopen", zegt Jan Doove be
rustend, omdat hy nog zoveel meer
te doen heeft.
Groeiend
onderzoek
Tenslotte tekenen wij uit zijn
mond nog een waarderend woord
op voor het groeiend musico
logisch wetenschappelijk onder
zoek in Nederland, waar lange
tijd deze tak van wetenschap een
bijkomstige positie heeft inge
nomen. Vooral Utrecht doet zich
hier gelden; het instituut voor
muziekwetenschappen met o.a.
Strategier en Vente speelt een
grote rol bij het verzamelen van
bronnenmateriaal. Steeds meer
mensen krijgen hier interesse
voor en raken erbij betrokken,
„leder die iets vindt op Neder
lands muziekgebied zou dit
eigenlijk door moeten geven,
omdat dit voor anderen weer
heel belangrijk kan zijn". Deze
opwekking van muziekrecher-
cheur Jan Doove willen we graag
op onze beurt doorgeven. Ter
bevordering van onze muzikale
cultuur voor een hele bevolking.
Gelukkig is het niet meer zo,
dat zoals een buitenlands
kritiek in 1795 luidde „de
smaak van schone kunsten in
dit rijke land nog in de wieg
ligt". Het musicologisch onder
zoek heeft in elk geval zojuist
de box verlaten en dat is een
hele stap in de goede richting.
T.P.
Woensdag 23 oktober zijn de Haagse
Nelleke v. d. Akker en Maria de Graaf
uit Leiden, na een succesvolle actie om
geld in te zamelen op eigen initiatief
naar Libreville vertrokken.
Hieronder schrijven de meisjes
over hun tot nu toe opgedane ervarin
gen.
Allereerst dit: het klimaat is moor
dend. Je weet niet wat je overkomt als
de deur van het vliegtuig opengaat.
Een compleet Turks bad: werkelijk
bloedheet en daarbij vochtig. Je slaat
volkomen lam. We kwamen om 2.30 u.
in Rome aan, waar we een stop hadden
van anderhalf uur. Toen door naar Sao
Tomé, dat was zeseneenhalf uur vlie
gen. In het vliegtuig waren nog twee
Amerikaanse priesters, een dito jour
naliste en een Engelse mevrouw die
met een Biafraan getrouwd was. Haar
man had haar een tijd geleden naar
Engeland gestuurd met haar baby, om
dat 't kind bijna stierf van de honger.
Zelf was hij achtergebleven met twee
dochtertjes van 3 en 5 jaar, omdat hij
moest vechten voor zijn volk. De baby
was een jongen en die 2Üjn hiier in
Afrika nog altijd veel belangrijker dan
meisjes. Zy wist niet of haar man en
kinderen nog in leven waren. Zij gaf
ons hun namen en vroeg ons naar hen
uit te kyken. Het was hartverscheu
rend.
Op Sao Tomé heeft Charitas Inter
national zich over haar ontfermd. Ook
over ons, want niemand wist iets van
onze komst. In het vliegtuig wist de
bemanning niet eens dat wij naar Li
breville moesten en ook niet dat wij
zo'n grote lading bij ons hadden. De
captain was een moeilijke man en het
interesseerde hem geen lor waar wij
bleven op Sao Tomé. Gelukkig was er
een pater op het vliegveld, die ons
meenam naar zijn huis, waar wij heer
lijk sliepen na zo'n reis.
's Nachts om half twee gingen wij
door naar Libreville, drie kwartier vlie
gen. Daar begon het gedonder pas goed.
De captain gaf opdracht benzine te
tanken en als dat klaar was, ging hij
onverbiddelijk direct weg. Er was ech
ter, midden in de nacht geen douane
om onze lading in te klaren. Père Pinus
was nergens te bereiken en er was
geen personeel om het vliegtuig te
lossen. Wij waren in alle staten en be
zworen de bemanning dat we voor de
wielen gingen liggen, maar dat ze niet
wegkwamen vóór we onze spullen eruit
hadden. Gelukkig kwam alles toch nog
voor elkaar: père Pinus op het vlieg
veld, politie, piloten, passagiers, ieder
een hielp lossen. Wij waren dolgeluk
kig en bekaf, want we sjouwden met
de ene kar na de andere af en aan.
Onze bagage bleek 1700 kg te zijn, we
wisten niet wat we zagen. Alles bij
elkaar een vrachtwagen vol, die door
Pinus gauw gehaald was. Hij was zo
blij als een klein kind op Sinterklaas
avond. Het was inmiddels een stop van
twee uur geworden, maar dat deed er
sillemaal niet meer toe. De captain was
volledig omgezwaiad: hij gaf de politie
iets van 100 gulden voor de hulp, enig
hè. Père Pinus heeft ons toen in een
hotel afgeleverd, waar we hebben ge
slapen tot twaalf uur in de middag.
Wat zijn wij blij, dat wij zelf bij de
bagage waren, het was er anders nooit
gekomen.
Wij werken nu bij de Biafraanse kin
deren .ongeveer 400 bij elkaar. Ze zijn
in twee groepen verdeeld. De zieke
kinderen liggen in een bouwvallige
kerk, heel primitief, langs alle wanden
bedden en ervoor nog een rij. Je kunt
nauwelijks bij de achterste kinderen
komen. Achter in de kerk staan open
en bloot een hele rij po's, vlak naast de
kinderen. Ook ligt er een kind met
open tbc midden tussen de anderen,
evenals twee poliopatiëntjes. Het Is
zeker, voor Nederlandse begrippen, on
begrijpelijk hoe hier wordt gewerkt.
Men beweert dat het niet anders kan,
maar wij denken daar anders over. Je
weet je soms gewoon geen raad meer,
zoals vanmiddag, toen ik een doodziek
kind in mijn armen had, dat mij niet
los wilde laten. Ontzettend.
In een paar barakken zyn de kinde
ren ondergebracht, die „alleen maar"
ondervoed zijn. Ook hier dezelfde toe
standen: geen sanitaire voorzieningen,
geen douches enz. Hier werkt Maria, in
die oude kerk bij dc zieke kinderen
werkt Nelly. Wij zitten zo wel een
stuk bij elkaar vandaan, maar geluk
kig hebben wij fietsen gekregen. Die
stonden hier toch: Charitas Internatio
nal had ervoor gezorgd, maar niemand
gebruikte ze. Alles is even ongeorgani
seerd. De dozen met kleren, die wij
hadden meegebracht, lagen bijvoor
beeld op zeker moment opengemaakt
in een barak, iedereen graaide er maar
wat in, het was een chaos. Dat hebben
we even aangekeken, maar toen ge
woon een paar kasten geëist en een
linnenkamer opgezet Er begint nu
schot in te komen, het wordt steeds
overzichtelijker. Wij werken van
morgens 7.15 uur tot 12 uur en van
15.00 tto 19.00 uur. We eten samen
met een bisschop: hij kan dat zo ont
zettend snel en als hij klaar is, is het
ook afgelopen. Je krijgt het ervan op
je zenuwen, maar het is ook wel weer
lollig.
Maar nu iets anders. Er is hier nog
een heleboel nodig. Wij sturen hierbi.i
een lijst met dingen, die momenteel
nog veel harder nodig zijn dan die
kleding die wy by ons hadden. Jam
mer dat père Pinus dat vóór ons ver
trek niet heeft gezegd, maar dat ligt
ook weer aan die medische leiding hier,
die ook wel wat te wensen overlaat.
Ons plan was, één van beiden terug
te gaan naar Nederland, daar alles in
te kopen en dan weer mee terug te
nemen naar hier. Maar père Pinus
heeft dat liever niet; «ie autoriteiten
zijn hier nameiyk erg argwanend en
er bestaat een grote kans dat je er
dan helemaal niet meer inkomt, als je
zo op en neer reist.
Wij rekenen nu dus volledig op het
thuisfront. Helpt ons Edstublietft. Er
wordt zo vaak langs' elkaar heen ge
werkt, dat je gewoon moet zorgen dat
je zelf aan je trekken komt En het
is zo hard nodig; het is hier allemaal
dieptreurig, vooral op medisch gebied.
We hopen dat het allemaal snel voor
elkaar komt, de mensen hier rekenen
er gewoon op. Na alles wat we mee
brachten, is Nederland een wonderland
geworden. Als je ook iets hebt, is alles
even welkom. Maar de zaken op onder
staand lijstje zijn werkelijk nodig om
de kinderen, die bijna allemaal schurft
hebben, weer beter te krijgen. We zyn
vol vertrouwen, dat alles goed komt.
Alstublieft zo vlug mogelijk, er is een
schreeuwende behoefte aan. Met har
telijke dank en groeten,
MARIA DE GRAAF
NELLY VAN DEN AKKER
Stuur ons s.v.p. een grote hoeveel
heid lysol (in plasticflessenen Ce-
tavlon; spuitbussen tegen Insecten: 200
of meer (5 per dag nodig); 500 wrtte
broekjes voor jongens van 2-10 jaar,
hetzelfde voor meisjes; 1000 kleine la
kens, kindermaat; 500 grote lakens;
alles om een eenvoudig laboratorium
op te -zetten, waaronder een Leitz
microscoop. Graag alles tegelijk en di
rect naar Libreville sturen. Niet via
Sao Tomé, want daar raakt alles zoek.
Wilt u direct 2000 gulden naar ons
overmaken. De kinderen slapen in de
kleren, die ze iedere dag aan hebben.
Wij moeten lappen kopen waarin zij
zich 's nachts kunnen wikkelen, zoals
zij hier gewend zijn. Alstublieft, doet
u ieLs voor ons hier.
Het .thuisfront" tekent hierbij aan:
de 2000 gulden zijn overgemaakt; de
terugreis is betaald en via de Raptim
keurig geregeld; 2000 gulden hebben
Maria en Nelly zelf meegenomen. De
bagage, die zij bij zich hadden, was;
40 kilo bloedplasma, 6000 stoalpillcn,
kinine, 1500 stuks kleding jongens, 1000
jurkjes, 250 handdoeken, zeep etc.,
2000 broekjes (voor deze bagage werd
financiële steun ontvang«*n van 't fonds:
„Helpt Irene helpen").
Men is nu door het geld heen, dat
via kerkdeurcollecten en giro binnen
kwam. Het gironummer blijft: 53.67.96
tn.v. A. Spruit, aalmoezenier Haags
Jongerencontact, Schenkkade 117, Den
Haag, met vermelding: Helpt Biafra
helpen.