charlotte
van
pallandt
HENRY
MOORE
W
johan
fabricius
siegfried
van
praag
VESTDIJK GECONFRONTEERD MET DE VRIES
ZATERDAG 3 OKTOBER 1968
De tentoonstelling van
het werk van Char
lotte van Pallandt in
het Haagse Gemeente
museum is bedoeld als
een hommage aan een
voornaam kunstenares
diie zichzelf is trouw
gebleven. Charlotte van
Pallandt maakt beel
den, portretten vooral,
op een traditionele
manier. Dat is een
moeilijke kunst, maar
ook een wijze van
werken die er 'n beetje
„uit" lijkt te zijn. Mo
derne beeldhouwers
werken meer met las
apparaat of zaag-en-
hamer. Of ze.ontwer
pen een schetsje waar
mee een timmerwerk
plaats vooruit kan.
synthese van duizend gezichten
in portretkoppen gevat
De kunst van mevrouw Van Pallandt
is daarmee overigens bepaald niet als
„ouderwets" af te doen. Integendeel;
zij weet alle verworvenheden van een
grote beeldhouwtraditie te benutten
om tot een eigen, heel bewogen en
heel persoonlijke kunst te komen. Haar
gevoel voor plastische vormen is feno
menaal. Men merkt het al aan haar
voortreffelijke tekeningen, óók als
schetsen volwaardige kunstwerken, die
grote ruimtelijkheid suggereren. Men
ziet het meer nog in haar beelden ui
teraard. In de soms heel kleine beeld
jes waarin een grote kracht is samen
gebald, in de grotere stukken die ech-
ESTHETISCHE
PLASTIEKEN
VAN
MAX BILL
i Charlotte van Pallandt
Adriaaan Roland Holst, 1965
te ruimtescheppingen zijn. In haar por
tretten die voldoen aan de opgave van
goede gelijkenis maar die nog zoveel
meer zijn.
In die portretten weet de kunstenares
het gehele wezen van de voorgestelde
te vatten. Dat is geen geringe opga
ve. Mr. Wijzenbeek, directeur van het
museum, zei bij de opening: „Elke
mens heeft duizend gezichten; het is
de .kunst van Charlotte van Pallandt
daarvan in één kop de synthese te ge
ven". Hoever zij met die kunst komt
kan men merken als men op de ten
toonstelling verschillende portretten on
derling gaat vergelijken om te zien hoe
die koppen „kijken". Jhr. Roëll, de
museumdirecteur, knijpt zijn ogen half
dicht zoals een kunstkenner doet als hij
intense aandacht heeft voor een be
paald object; zakenman Van der Man-
dele kijkt nuchter, beide ogen open en
kennelijk attent voor elk cijferdetail;
dichter Roland Holst kijkt in zichzelf,
schijnt niets van de buitenwereld op te
merken.
Koninklijke kunst
Baronesse Van Pallandt heeft vorstel-ij
ke opdrachten ontvangen en zij kreeg
die kennelijk meer om de adel van
haar afkomst. Zij heeft koningin Ju
liana ongeëvenaard geportretteerd. On
ze koningin heeft een „moeilijke"
kop, zoals tal van kunstenaars, en niet
Charlotte van Pallandt
Baronesse van Heemstra, 1959
de eersten de besten onder hen, heb
ben moeten ervaren. Maar de kop die
Charlotte van Pallandt van haar boet
seerde is een meesterwerk van plas
tische orde, welgelijkend en inderdaad
een „synthese van de duizend gezich
ten" die ook Hare Majesteit heeft.
Op de tentoonstelling staat ook het ge-
puncteerde ontwerp voor het grote
beeld van koningin Wilhebnina voor
Rotterdam. In zijn sterke plastische
geslotenheid is het een monumentaal
werk. Het geeft de vorstin weer zoals
zij in 1944 weer voor het eerst voet
op Nederlandse bodem zette; wat
plomp, gehuld in een lange wijde jas
die haar iets vormloos geeft en toch:
.every inch a queen". Met opzet heeft
de kunstenares het gezicht heel schets
matig gelaten, daarmee de volle na
druk laten vallen op de allure van die
houding. Een koninklijke allure, en ook
hier een .portret' met een treffende
gelijkenis.
Max Bill
In dezelfde nieuwe vleugel waar 't
werk van Charlotte van Pallandt staat
is ook dat van de Zwitserse kunste
naar Max Bill te zien. Bill is een ui
terst veelzijdig mens. Hij is, naar on
ze mening in orde van belangrijkheid,
kunsttheoreticus, leraar, architect,
beeldhouwer, schilder en ontwerper.
Daarnaast ook nog politicus. Van al
die activiteiten komen in de tentoon
stelling alleen de schilder en de beeld
houwer aan de orde. Hij toont er zijn
afkomst: het Bauhaus, Albers vooral,
en zijn bewonderde voorbeelden: Mon
driaan en Arp. Als schilder experimen
teert hij met kleurvlakken op een wij
ze als door Mondriaan veel beter was
gevonden en door anderen beter was
verder ontwikkeld, al hebben ook die
anderen nooit de hoogte van Mondri
aan bereikt. Als beeldhouwer lijkt hij
op Arp, maar toont hij in zijn gebo-
gen-vlakconstructies toch vaak origi
naliteit en een fijn gevoel voor vorm
en materiaal. Vooral om die fijn- esthe
tische plastieken is de Billtentoonstel-
ling bepaald de moeite waard.
Charlotte van Pallandt blijft tot en
met 10 november in 't Gemeentemu
seum, Max Bill kan men er tot 4 no
vember zien.
Vg.
Driehoekig vlak in de ruimte, graniet, 1956
Henry Moore
Krijgsman met schild, 1953-'54
BETER
IN ROTTERDAM
De tentoonstelling van het beeldhouw
werk van Henry Moore, die tot 4 no
vember in het museum Boymans-Van
Beuningen te Rotterdam wordt gehou
den. is dezelfde die begin deze zomer
in KrOUer-MOIIer te Otterlo te zien
was. We hebben die tentoonstelling
destijds uitvoerig besproken en er «ou
dus geen aanleiding zijn erop terug
te komen.«ware het niet dat het in
de Rotterdamse opstelling een geheel
andere tentoonstelling lijkt te zijn. We
hadden destijds tegen de al te be
knotte ruimte die in Ottcrlo beschik
baar was, die ruimte Is er in Rotter
dam wel en ze doet de beelden er
veel mooier uitkomen.
De beelden van Mooie zijn in hoge ma
te ruimtescheppend. Directeur Ebbinge-
Wubbe van Boymans heeft bij wijze van
spreken zijn halve museum ontruimd
om dat ruimtescheppende karakter al
le kansen te geven. Een beeld als de
Arnhemse „Krijgsman met schild" b.v.
zette hij in een grote zaal met als „con
trapunt" een grote liggende figuur en
een paar kleine accenten in de vorm
van kleinere werken. Op deze wijze
kan men pas ervaren welk een su
bliem beeld deze krijgsman is. Een
ander voorbeeld: een werkmodel van
„Messnede". eigenlijk weinig meer
dan een silhouet, zette hij aan het
eind van de gang van de tuinzaal en
gaf hij daarmee haast de allure van
een ,Nike". Ook in de tuin van Boy
mans vonden 'n aantal beelden een
plaats. Sommigen, bijv. de grote „Be
klede zittende vrouw" passen er voor
treffelijk, anderen verdragen de asso
ciatie met de tuinarchitectuur minder
goed. Als geheel zal deze Moore-tcn-
toonstelllng In Boymans voor de be
zoekers een openbaring zijn. Zelfs
voor hen die deze zomer al in Kröller-
Müller waren.
Vf
Het water weet van niets (een uitga
ve van M. P. Leopolds Uitgevers MIJ,
Den Haag) herinnert heel sterk aan
zijn roman Nacht zonder zegen. In bei
de romans hebben we te maken met
een psychisch gestoorde figuur als
hoofdpersoon, die onder invloed van
een even te hoog gelopen spanning een
moord begaat.
Johan Fabricius is een auteur, die zijn
vak technisch geheel en al beheerst.
Daardoor zal men zich bij het lez^n k
van een boek van hem zelden vervelen.'
Dat zal men ook niet doen bij het le
zen van Het water weet van niets. Het
werkt alleen storend dat je voortdu
rend aan Nacht zonder zegen moeten
terugdenken.
De laatstgenoemde roman is, met zijn
geringe omvang een der beste romans
die door Fabricius is geschreven. Maar
navolging van een geslaagd werk, le
vert, ook al gaat het om de navolging
van iets dat een auteur ooit zelf heeft
gecreëerd, zelden indrukwekkende re
sultaten op. De karakteropbouw van de
hoofdpersoon in Het water weet van
niets is ongeveer dezelfde als in Nacht
zonder Zegen: een wat oudere man met
de aanleg van een weifelaar, iemand
die voorbestemd is om door anderen
veronachtzaamd te worden. Hij wordt
niet eens in de hoek geschoven, om
dat hij daar te weinig persoonlijkheid
voor schijnt te bezitten; hij wordt een
voudig niet opgemerkt. Hij voelt zich
vooral op zijn gemak als hij kleine
diensten kan bewijzen.
Deze behoefte tot het bewijzen van
kleine diensten wordt bij de hoofdfiguur
in Het water weet van niets (Hein ge
heten en als kamerhuurder inwonend
NIEUWE
ROMANS
VAN
EN
bij een sigarenwinkelierster, een wedu
we), aangevuld door een naar het vrou
welijke neigend temperament. Als
Hein méér persoonlijkheid zou hebben
gehad zou hij homofiel geweest zijn, nu
wil hij alleen maar „zorgen" voor een
graficus, Stan, die in hetzelfde huis
woont. Met zijn zorgen spint hij Stan
als het ware in. De jongeman, die leeft
volgens het bekende patroon van de
kunstenaarsslordighcld, laat Hein be
gaan. Hij profiteert van Heins diensten,
met'de achteloosheid van iemand die
Er zullen in Nederland waarschijnlijk
toch maar weinig mensen zijn die
de hele Vestdijk gelezen hebben, hij
schreef zoveel en hij schrijft nog al
tijd. bovendien heeft hij zulk een
ruime belangstelling in het menselijk
avontuur in zijn verschillende aspec
ten. Hij heeft het essay voortdurend
beoefend, hij leverde de ene roman
na de andere af, was een meester in
de novelle en bovendien beoefende hij
niet alleen de litteraire, maar ook
nog de muzikale kritiek.
Om dit alles de overzien en de la
cunes betreffende Vestdijk in eigen
lectuur te kunnen nagaan kan men
niet beter doen dan het rijk geïllu
streerde bibliografische en biogra
fische boek te raadplegen dat bij
Bakker-Daamen te Den Haag ver
scheen. en dat Vestdijk in Kaart heet.
De bibliografische en biografische ge
gevens werden verzorgd door Daisy
Wolthers, het is een bijgewerkte her
druk van de bibliografische en bio
grafische kaarten uitgegeven door het
Nederlands Letterkundig Museum en
Documentatiecentrum. Uiteraard zou
de documentatie al weer uitgebreid
moeten worden, al staan er reeds
uit te geven werken in 1968 in. Vest-
dijks kaart verandert nog voort
durend. Zo'n bibliografie is voor een
volledig overzicht van Vestdijks werk
niet alleen onmisbaar, het is boven
dien leerzaam, men komt er tot op
merkelijke ontdekkingen, bijvoorbeeld
dat Irische Nachte twee jaar eerder
verscheen dan het oorspronkelijke
Iersche Nachten.
Vestdijk in beeld, de foto's die het
leven van Vestdijk in portretten, typo-
«cripten en handschriften volgen, zijn
voor de kennis van de schrijver, zo
als Jan Hulsker in zijn inleiding vast
stelt, zeker nuttig, ze zijn ook aardig
en geven meer idee van de man Vest
dijk dan men vooraf voor mogelijk
zou hebben gehouden.
De man Vestdijk komt ook hier en
daar sterk naar voren in het lange
gesprek of de gesprekken die Theun
de Vries met Vestdijk had en op de
band vastlegde. Zij verschenen onder
de titel Hernomen Konfrontatie met
S. Vestdijk in de Floretserie van de
Arbeiderspers te Amsterdam.
Het zijn gesprekken tussen 2 personen
die zich ongeveer op hetzelfde ge
bied bewogen hebben. Ook Theun de
Vries heeft historische en eigentijdse
romans geschreven, ook Theun de
Vries schreef gedichten en essays
Men kan dit aan de vragen die hij
stelt uiteraard merken. Het zijn vra
gen van romanschrijver tot roman
schrijver, van literatuurliefhebber tot
litera tuurlief heb berV anzelf sprekend
hoort men sommige dingen niet die
men bij een andere gesprekspartner
dan Theun de Vries wel gehoord zou
hebben. Er zijn interviews waar de
interviewde de leidende rol heeft en
de vragen slechts zeer betrekkelijk
het resultaat bepalen. In dit geval
echter is Vestdijk, de geïnterviewde,
bereid op alle vragen een eerlijk en
direct antwoord te geven, maar ver
der tracht hij zich niet in het minste
te poneren. Soms, zij het zelden
mengt zich zijn vrouw in het gesprek,
omdat ze vindt dat hij zichzelf te wei
nig naar voren brengt. Het Interes
santst in de gesprekken zijn en
dat is natuurlijk bij twee schrijvers
de uitspraken over de anderen en
wat ze maakten, dus uitspraken ovei
auteurs en boeken.
Men hoort van .Vestdijk, dat hij hel
werk van Freud uiteraard belangrijk
acht, maar er minder invloed van
ondergaan heeft dan gewoonlijk al te
vlug wordt aangenomen. Zijn grote
voorkeur wat de roman betreft is nog
altijd Dostojevski, hoewel de stijl van
Dostojevski niet te best is. Op dal
ogenblik in het gesprek meent hij
dat de inhoud belangrijker is dan de
stijl, een oordeel dat hij als het ge
sprek over Proust gaat wel niet te
rugneemt of geheel tegenspreekt
maar toch sterk nuanceert.
Proust
Theun de Vries heeft het eerst over
Painters boek over Proust, waar wij
hier destijds de aandacht op mochten
vestigen. Vestdijk zegt dat hij Painters
werk nog niet kent „Maar wat Proust
zelf betreft: ik bewonder daarin niet
alleen de psychologische kracht, maar
ook het lyrische element, de hele stijl
en dan zie je toch wat een mees
terlijke en geraffineerde stijl kan
doen! Nee, nog altijd onovertroffen 1"
meent Vestdijk en ai kon de ouder-
wetse lezer de stijl geen bliksem sche
len, dat is veranderd, de hedendaagse
vraagt ook iets van de vorm, het
maaksel, de suggestiviteit.„hij moet
met artistieke middelen aan het boek
geboeid worden. Dat besef vind Je
trouwens ook bij iemand als Thomas
Maan, al mist hij de charme van
Een zeer hoge waardering heeft Vest
dijk voor Herman Teirlinck speciaal
diens Het Ivoren Aapje, hij wil hem
zelfs boven Louis Couperus stellen;
Madame Bovary van Gustave Flaubert
kon hij echter nooit uitlezen en diens
Salambo acht hij door de al te grote
aandacht voor de stijl bedorven. Hij
waardeert Joyce, maar de auteur van
Den Mann Ohne Eigenschaften, Musil,
van wie men beweerd heeft dat hij
Simon Vestdijk en zoon Dirk
Simon (foto uit „Vestdijk in
kaart")
een Oostenrijkse Proust zou zijn en
die door sommige Vlaamse jongere
auteurs zo vereerd wordt, moet hij
niets hebben, hij vindt hem vervelend
en steriel en zijn werk een aartsmis
lukking. Evenzeer wijst hij Herman
Brochs Der Tod des Vergil, af ook een
hevig gepropageerd Oostenrijks werk.
Nog erger echter dan Musil vindt hij
de „unanimistische cyclus" van Jules
Romains, omdat die zoveel langer is
en evenmin iets wezenlijks bijdraagt
Algemene neergang
„Er valt", meent hij, „na Proust een
algemene neergang waar te nemen,
een al grotere splitsing en specialisa
tie". Een typisch geval daarvan acht
hij het werk van Faulkner. „De visie
is begrensd, niet omdat hij maar één
stukje van de wereld bekeek dat
deed Proust tenslotte ook, al was dat
dan een heel Intens stukje! maar
omdat hij nu een keer geen gevoel
blijkt te hebben voor grote stukken
realiteit om hem", Een typisch voor
beeld van specialisatie, bovendien
kunstmatig, lijkt hem de nouveau ro
man bij Robbe-Grillet, Butor en Natha
lie Sarraute, „wat niet betekent dat
bepaalde tendensen in die richting niet
iets goeds kunnen bewerken" Vestdijk
blijkt veel waardering te hebben voor
W. F. Hermans en Harry Mulisch,
maar Van het Reve, die zo goed met
De Avonden begon, is uit de gunst
sinds deze „zich te buiten Raat aan
zijn „zendbrieven" en vooral nadat hij
zich heeft laten bekeren tot het katho
licisme". Theun de Vries vraagt de
geïnterviewde ook zichzelf te waarde
ren. Vestdijk is begrijpelijkerwijs wat
aarzelend in zijn uitspraak.
,,Het eigenlijke karakter van mijn
..vernieuwing" zit utei in de benade
ring van de mens', meent hij en wat
zijn persoonlijkheid betreft zijn er
.enkele dingen die heel evident en
vaststaand blijven.- het scepticisme,
de kritische aanleg, de satirische
,,ader"
Het 1» niet uitgesloten dat bij een an
dere vragensteller aspecten naar vo
ren zouden zijn gebracht, die nu hele
maal niet aan de orde komen, de
confrontatie wordt wel sterk van de
kant van Theun de Vries uit hernomen,
maar instructief zijn deze gesprekken
In 1968 ondanks deze beperktheid
toch.
JOS PANHUIJSEN.
het gewend is diensten van anderen te
accepteren Stan raakt bekend met
een journalist een type dat volkomen
contrair is aan het type van Hein. Is
Hein bedeesd, de journalist, Leo, is
brutaal; een ordinaire egoïst. Hein
raakt langzamerhand vervuld van haat
tegen Leo en onder Invloed van zijn
jaloezie ensceneert hij op geraffineer
de manier een ongeluk, wnarbij Leo
om het leven komt.
Fabricius beschikt over voldoende vak
manschap om dc lezer voortdurend te
boeien, al kan hij niet voorkomen dat
je gedachten telkens weer afdwalen
naar het voorbeeld: Nacht zonder ze
gen. Zelfs de kostjuffrouw bij wie Stan
in huis is herinnert aan dc kostjuffrouw
van Nacht zonder zegen, die ook al een
liefde koesterde, meer in het tempera
ment van een koesterende moederlijk
heid dan van een directe, persoonlij
ke passie.
De moord in Nacht zonder zegen ver
schilt van de moord in Het water weet
van niets. In het ene geval is het een
lustmoord, bijna buiten het bewustzijn
van de dader om; in het laatste geval
is de moord een wraakuitoefening, al
kun je er tegelijk de verdediging van
Stans eigen menselijkheid met haar
bescheiden behoefte aan het bewijzen
van diensten in zien. Maar de Inner
lijke verwerking van de moorden is in
de twee romans nagenoeg eender: beide
figuren kruipen terug in de schulp van
hun bescheidenheid, hun beschermende
weifeling.
Het water weet van niets ia vriende
lijk en begripvol van toon, maar met
de herinnering aan Nacht zonder zegen,
die je steeds achtervolgt, moet je soms
denken aan een artificieel toontje. Hel
toontje van het vakmanschap, dat geen
moeite heeft om voor bepaalde om
standigheden de erbij passende r
te vinden.
„Dokter de Sola"
Datzelfde gevoel kreeg ik bij het lezen
van de roman Dokter de Sola van
Siegfried van Praag, eveneens uitge
komen bij H. P. Leopolds Uitgevers
Mij in Den Haag.
Dokter De Sola is een Amsterdamse
arts van Portugees-joodse afkomst
Een dochter van hem is getrouwd mot
een niet-jood, een professor In de so
ciologie, Van den Abeele; een zoon van
hem, een jurist met verfijnde bescha
ving en een melancholische aard, is
homofiel en pleegt zelfmoord. Bij een
feest ten huize van zijn dochter hoort
De Sola dat zijn kleindochter wil gaan
trouwen met een toekomstige domi
nee. en hij voelt dat hij in zijn milieu
niet meer thuis hoort. Hij is geen ortho
dox gelovige jood, maar houdt van het
jood-zijn Bij zijn kinderen heeft hij
het gevoel dat er een zekere vervreem
ding Is begonnen, die vooral haar uit
drukking vindt in de verbintenis van
zijn kleindochter Paula met de theolo
giestudent Brongersma. HIJ aanvaardt
de vervreemding als een overmijdelljke
gang van zaken in het leven; hij staat
er humaan en met een wijze verdraag
zaamheid tegenover Maar om weer te
rug te zijn In hot eigen vertrouwde
millieu vertrekt hij, als ruim zestigja
rige. naar Tel-Aviv, waar hij een
praktijk begint en trouwt met een veel
jongere vrouw, die hem nog een zoon
schenkt: de nieuwe David.
Weefwerk
Van Praag is een heel ander schrijver
dan Fabricius; meer filosoferend van
aard. precieuzer In zijn manier van
schrijven (al kan ook Fabricius. zoals
in de hierboven genoemde boeken, zijn
buien van precieusheid hebben). Type
rend voor Van Praag is zijn beschrij
vende manier van werken HIJ drlnRt
karakters niet binnen, hij beschrijft
bij voorkeur de milieus waarin perso
nen leven en binnen de afstraling van
die milieus krijgen de personen gestal
te. Hij doet dat met een respectabel
vakmanschap. Er zijn in het door hem
vervaardigde weefwerk van gebeurte
nissen, entourages, verliefdheden, bot
singen, voorkomendheden enzovoorts
nauwelijks fouten aan te wijzen. Maal
ais Je het weefwerk een keer bekeken
hebt, en met grote belangstelling beke
ken, dan berg je het op om er niet
meer naar om te kijken
D. OUWENDIJK.