E
I
1
1
Piet van der Kruk: „Ik
scheur al uit mijn broek
K WILDE HET
MIET GELOVEN
K KON WEL
\AET M N KOP
TEGEN DE
\AUUR LOPEN
mm
feENTHUIZEN Schermer Kasper Kar-
lolus is niet kwaad. Hij was dat ook niet
op de dag waarop hij vernam dat de
Dlympische Spelen in Mexico voor hem
onbereikbaar ideaal waren geworden.
Hij was lam geslagen. Het was alsof hij in
,dat ene moment helemaal was uitgehold.
,Ik wilde het niet geloven; ik kon wel met
nijn kop tegen de muur lopen. Er waren
:isen gesteld en daaraan had ik voldaan.
Op mijn conditie viel niets aan te merken,
ik stak in prima vorm. Toen ik eraan
begon, wist ik dat ik eigenlijk voor een
onmogelijke zaak streed.
In zware wedstrijden steeds een topprestatie
leveren is in feite niet te doen Als je bij één
tweedaagse wedstrijd hoog eindigt, heb je zo
veel gegeven dat je er in de volgende onder-
doorgaat. Maar je pakt die kans toch. Ze
werpen je een handschoen toe en die neem
je op. Acht jaar geleden zaï ik er met de Olym
pische Spelen in Rome net naast. Er was een
(onaangename situatie ontstaan Praat ik niet
neer over. Naar Tokio ging geen schermploeg
Kans geven
Dit was mijn grote en laatste kans, niet omdat
k eenendertig jaar ben want een schermer
gaat lang mee en München 1972 zou ik nog
wel kunnen halen. Maar ik kan niet weer ander
half jaar of meer al mijn vrije tijd besteden
aan 'n honderd-procenttraining. Ik ben verant
woordelijk tegenover mijn werkgever en mijn
gezin. Dit kan nooit meer"
Kasper Kardolus zegt het gelaten, zonder een
zweem van opstandigheid in zijn toon, zonder
een bittere ondergrond in zijn woorden. Hij
heeft aanvaard wat is geschied. Maar nog kan
hij het niet begrijpen. Hij niet, de schermbond
niet, de gehele schermwereld evenmin. De
man, van wie schermbondofficial H. P. J. van
Oosten eens zei: „Kerel, jij kunt wereldkam
pioen worden", de man die twaalf jaar gele
den deelnam aan het wereldkampioenschap
voor de jeugd en daar de sabreurs ontmoette
die thans aan de absolute top staan, de man
die grote triomfen vierde in het hooggenoteer-
de toernooi van Noordwijk maar vooral in het
buitenland opzienbarende successen boekte
„de sfeer is daar anders, het ligt me daar be
ter" schudt voor de zoveelste maal zijn
hoofd. Het is voor hem onbegrijpelijk.
Het enige onderwerp van bespreking tussen
de hoogmogendheden van het NOC en de lei
dinggevende figuren in de K.N.A.S., anderhalf
jaar geleden, was de mogelijkheid bezien of
Nederlandse schermers en schermsters in de
olympische ploeg konden worden opgenomen.
Er was eigenlijk in het geheel niet aan scher
men gedacht. Ad. Paulen, de directeur van het
NOC, had echter degenschermer Ties Feith tij
dens internationale wedstrijden voor studenten
aan het werk gezien en was daardoor zo ge-
imponeerd dat hij de schermers een kans
wilde geven. DE K.N.A.S. kwam met een voor
dracht van vier heren en twee dames. In het
Haagse hotel „Astoria" werd het zestal bijeen
geroepen. De niet geringe eisen van het NOC
werden voorgelegd. De KNAS had de beste re
presentanten per wapen en tevens de meest
ervarenen voorgedragen en liet hen vierentwin
tig uur om te beslissen of zij de „opdracht"
wel of niet zouden aannemen. Eisen: in vijf
zwaar bezette toernooien °en goede plaats
bereiken, waaronder te verstaan bij de eerste
tien eindigen, en over een enorme conditie be
schikken. Conditie is bij schermers nooit het
sterkste wapen geweest.
dat verstaat. Toen we alle zes „ja" hadden ge
zegd, heb ik er voor mezelf nog een schep bo
venop gegooid. We kwamen in handen van con
ditietrainer Jelles, geweldig. Maar ik werd ook
nog lid van de atletiekvereniging VenLTC waar
Cock Mooijman trainer is. Die heeft me la
ten trainen als een bezetene. Toen ik begon
woog ik 98 kilo en een honderd meter liep ik
niet eens uit. We sjouwden door de duinen, elk
vrij uur was ik bezig. Elke avond trainen, aan
de conditie werken, schermen. De zondag be
gon voor mij om zeven uur in de ochtend. Ik
wilde er alles aan doen om Mexico te halen.
Als een bezetene
„Ik i
geen atleet in de zin waaronder i
De ponden vlogen van mijn lichaam en ik viel
af tot 85 kilo. De honderd meter liep ik in
12.5 sec. Het was anderhalf jaar schermen en
conditie vergroten. Mijn vrouw kreeg het ge
zin alleen te verzorgen. Ik had er geen tijd voor.
Ze heeft het voor mij gedaan. Die kans, zei ze,
krijg je niet meer. Zo was het ook. Naast
mijn drukke werkkring bij de Rijsdrinkwater-
voorziening móest ik Mexico zien te halen".
Toen kwamen de „testwedstrijden"; in Mün
chen, Brussel, Qüfcen, Hamburg en Amsterdam.
In Brussel traden zo'n honderdvijftig schermers
aan, onder wie de Olympische kandidaten van
landen als Polen, Franrijk, Duitsland, Italië
plus de b-ploegen van die lartHen. Alleen Hon
garen en Russen „van de Russen hoor je
vrijwel niets" ontbraken.
„Het was een zeer sterk bezet toernooi. Ik ver
sloeg o.m. de Pool Piatkowski, kwam via de
herkansing verder en bereikte de zevende plaats.
Ik ging eruit tegen de Pool Ochyra, op het nip-
pei-tje, met 1—5, 5—1, 45. Daarbij moet je
niet vergeten dat de schermers achter het gor
dijn beroepsamateurs zijn. Ja, zo noem ik hen.
Ze zijn van hun beroep amateur, reizen van
toernooi naar toernooi en doen niet anders dan
schermen. En in Italië en Frankrijk is scher
men zoiets als een nationale sport".
„Brussel was het sterkst bezette toernooi en
ik was dolgelukkig met mijn resultaat. De
schermbond trouwens ook. Die heren hebben
enorm veel voor me gedaan. Mag ik namen
noemen? De heren Van Oosten, Jacobs en
Dwinger. In München werd ik ook zevende
en daar deden o.a. de olympische selectieploe-
gen van Oostenrijk, Engeland, Hongarije, Roe
menië en Duitsland mee. Ze kenden me op de
wedstrijden niet meer terug, zo atletisch was ik
geworden. In Düren werd ik tweede, in
Amsterdam derde, In Hamburg de open
Duitse kampioenschappen vierde.
In die vijf wedstrijden had ik 46 punten be
haald en dat is veel. Ik dacht bewezen te heb
ben aan de top te kunnen meedraaien, erbij te
horen. Tussen München en het kampioenschap
van Nederland kreeg ik een briefje van dr.
De Jongste dat ik me moest laten inenten. Er
stond wel in dat dit nog geen zekerheid bete-
Anderhalf jaar van
het leven van een
afgewezen sabreur
„Over dat kampioenschap van Nederland moet
ik nog wat zeggen. Ik werd vierde. Die titel
strijd, te midden van de „testtoernooicn", bete
kende een extra-duik. Bij Johan Blokhuis woog
die druk zo zwaar dat hij zelfs uit de hoofd
klasse degradeerde. Maar ik dacht dat de he
ren, die het voor het zeggen hebben, toeh w'
gevallen zijn over mijn vierde plaats. En ook
over het feit dat er in Brussel geen Ruisen en
Hongaren waren. Natuurlijk, sterke schermlan-
den, maar ze mogen óók niet meer dan vier
schermers naar de Spelen sturen, dat zijn dus
acht man. Als ik van de helft verloren zou
hebben, was ik toch nog elfde geweest. Maar
de Italianen en Duitsers zaten allemaal achter
me en die gaan naar Mexico".
„Ik wil niemand krenken. Wat heb je eraan.
R waren er zes, die
nderhalf jaar geleden na
overleg tussen het
Nederlands Olympisch
Comité en de Koninklijk»
Nederlandse Amateur
Schermbond, in aanmerking
konden komen voor uitzending
naar de Olympische Spelen: twee
lames, vier heren. Dat waren
le degenschermers Ties Feith en
iohan Blokhuis, de sabreurs
'rans Mosman en Kasper Kardolus
n de florettistes Yvonne Thiery
•n Lenie Kokkes-Hnnepen. Het
NOC stelde, zoals gebruikelijk en
terecht, eisen. Er moest aan vijf
zware wedstrijden worden
deelgenomen. Bovendien moest
de conditie drastisch worden
opgevoerd. Geleidelijk vielen
olympische knndidnten af omdat
hun prestaties niet het niveau
bereikten dat men noodzakelijk
achtte voor Mexico. Bij de heren
bleef alleen Kasper Kardolus
over. Anderhalf janr trainde
hij als een bezetene, voerde hij
zijn conditie „we deden
daar vroeger niet al te veel
ïan" hoog op. Toen kwam
begin augustus het bericht dat
Mexico voor hem voorbij was
ilvorens de Spelen waren
begonnen. Het was de bitterste
teleurstelling uit zijn gehele,
langdurige en met vele trofeeën
geplaveide sportcarrière.
Kasper Kardolus, een van de
diep teleurgestelden die lange
tijd alles geven om een ideaal te
bereiken, vertelde het verhaal
van de nnderhalf jaar in zijn
leven waarin hij alles opzij zette
en alles gaf om Mexico te bereiken.
beoordelen in welke orde van grootte de
prestaties van Kardolus liggen".
Al mijn werken, al mijn opgeofferde vrije tijd,
want ik heb ervoor geknokt op het leven, al
het werk van Abrahams, Jelles, Mooijman,
Dwinger, Van Oosten, Jacobs, alles wat mijn
gezin heeft moeten missen, alle begrip bij mijn
werkgever, alles was voor niets geweest, voor
bij".
Schemertoestand
Toen die dreun
kende ten aanzien van Mexico; logisch. Ik deed
dat niet want dan mocht ik veertien dagen
geen sport doen en In nader overleg werd af
gesproken dat ik later de prikken zou krijgen.
Je wordt er niet wijzer van. Het is eenmaal
gebeurd. Ik gun iedereen die Spelen maai
mocht ik misschien denken dat ik er ook was?
Half juni schermde ik de laatste wedstrijd. Ik
ging niet met vakantie omdat ik die weken
voor Mexicoimoest reserveren. Mijn schermle-
raar, maitre Abrahams, stelde zijn vakantie
ook uit. We^hebben getraind dat de stukken
eraf vlogen want Ik had mijn top nog niet eens
bereikt. Die rfioest in Mexico vallen. Mooij
man bleef ook aan me werken.
Toen kwam die dreun. Het schermseizoen
was voorbij dus er was geen kans meer om
nog eens iets te bewijzen. Iedereen was er
ondersteboven van. Kun je nagaan hoe
ikzelf me voelde. De schermbond vroeg een
tweede vergadering aan en kreeg die ook.
Van het NOC zeiden ze: „We kunnen niet
Kasper Kardolus verkeert nog in een schemer
toestand. Hij kan het eigenlijk nog niet gelo
ven. Hij traint nog wat met Jan Boutmy.
achtendertig jaar want schermers kunnen lang
meegaan, die voor de Nederlandse Antillen
naar de Spelen gaai Hij wil de jeugd gaan
trainen in zijn twee verenigingen in Delft die
hij, op amateurbasis natuurlijk, onder zijn hoe
de heeft. Eind van dit jaar gaat hij waarschijn
lijk zijn traincrsdiploma halen.
Voor Kasper Kardolus is een sportcar
rière, een deel van zijn leven, voorbij. Zonder
wrok zegt hij: „Ze hebben me ook de kans ont
nomen om iets te bereiken waarvoor ik me rov
heb getraind. Het is ook een klap voor d*-
schermsport, die op vroegere Olympische Spe
len altijd veel heeft bereikt en er nu weer niet
bij is".
„Fijn dat ik aan schermen heb gedaan en
heb geleerd me te beheersen en een klap te
verwerken. Het zijn beste mensen, die van
het NOC, maar naar mijn bescheiden
mening hebben ze zich vergist door niet de
welgemeende adviezen van de schermbond
op te volgen".
HERMAN VAN BERGEM
DELFT Nu het N.O.C. de
onzekerheid persoonlijk heeft
uitgebannen en Mexico lonkt,
traint Piet van der Kruk op zijn
zolderkamer. Toppers in de
sport hullen zich altijd in een
voud. Piet van der Kruk heeft
zichzelf naar de hoogte van
Mexico getild, terwijl het contra
gewicht van het hele Nederland
se Olympische Comité aan zijn
voeten hing. Hij heeft die extra-
ballast geaccepteerd en mobili
seerde voor de derde maal de
lichamelijke en fysieke krach
ten die hij in die reusachtige
omheining van zijn lichaam
heeft gekweekt. Toen verloor
het N.O.C. ook de laatste lap
stof die het voor de aankleding
van de Mexico-atleten dacht te
hebben overgehouden. Piet van
der Kruk is realist genoeg om
te beseffen en te bekennen, dat
eremetaal voor hem een uiterst
moeilijk haalbare zaak is.
„Ik kan daar niet naar toe gaan en
zeggen: hé, Shabotinsky staat op
585, dan pak ik even 560, want dan
ga ik voor schut Ik ga trachten
daar mijn persoonlijke top te be
reiken. Heb ik alle Nederlandse
records omhooggebracht, dan heb
ik nog een prestatie van olympisch
niveau geleverd, want dan kom ik
ongeveer op 490 500 uit"
„Training voor de Olympische
Spelen is eigenlijk geen training,
het is pure zelfkastijding. Als je
het in je hebt om een goed voet
baller te worden, hoef je niets
anders te doen dan een bepaalde
lichamelijke conditie te halen. Heb
Je die, dan kim je volstaan die te
handhaven. Je blijft dan op één
lijn. Een gewichtheffer moet steeds
sterker worden en dat kan je alleen
maar door training. Hoe meer Je
traint, hoe sterker je wordt."
Voor Piet van der Kruk vormt
Mexico een levende uitdaging en
niets is een gewichtheffer liever.
Hij werkt alleen met een dode uit
daging, de logge gewichtschijven.
Die dingen doen niets en zeggen
niets, ze zfln alleen maar zwaar. In
Mexico wordt het ideaal van een
atleet verwezenlijkt.
Twintig jaar achter
Veel vrij en alleen trainen. Zo leven
vele atleten in andere landen. Piet
van der Kruk heeft daarvan mogen
proeven. Op uitnodiging van de
Duitse gewiohthefbond heeft hij
een tien dagen durend trainings-
ning moet wijzigen. Ik heb daar
geconstateerd dat ik veel moet ver
beteren. Voor ik naar Duitsland
ging, trainde ik altijd op kracht.
Dat doen zij niet. Ze werken daar
met body-building, en spieren. Ik
heb al die schema's goed in mijn
hoofd geprent en toen ik terug
kwam, ben ik ze gaan proberen.
In de Interland tegen Luxemburg
ga ik het weer proberen. Oefenen,
trainen, zelfkastijding."
Geen grapjes
Doe zelf maar eens tien dagen
achtereen wat je het liefste doet,
Duitsland verwachten ze van je dat
je doodserleus bent. Alles wat ze
zeggen, heb je maar te accepteren
en meestal hebben ze nog gelijk
„Toen ik thuis kwam, ben ik gelijk
oefeningen gaan doen om mijn
benen dikker te laten worden en
oefeningen om mijn borst steviger
te maken, want die was ook te
dun. Aan conditie doen ze niets.
De tijd in zo'n kamp is te kostbaar
om te verdoen aan conditietraining.
Junk es zei tegen me: „Warm je
wat op en je kunt tillen, daar
hoeft een gewichtheffer geen rond-
we gezwommen hadden, moesten
we wat „spazieren" en dan ons bed
in. Ik sliep by Willie Müller op de
kamer. Daar mocht je niet voor
drie uur uitkomen. Om half acht
's avonds hervatten we de training
weer. Tillen of tafeltennissen, want
je kunt natuuriyk niet acht dagen
achtereen twee keer per dag til
len. Dat redt zelfs de sterkste man
ter wereld niet. Ik was daar met
Rudolf Mang, Günther Wu, Reiner
Dorzapf, Willie Müller, Dieter
Rausche en Uwe Klinge, allemaal
kampioenen. Allemaal Jongens ook,
die op de nominatie stonden om
JE BOVENBENEN ZIJN TE DUN'
kamp meegemaakt van de Duitse
olympische ploeg en na afloop wist
Plet van der Kruk: „Nederland
loopl twintig jaar achter en als niet
snel het roer wordt omgegooid,
halen we dat nooit meer in. Ze
liggen bij ons al zestig jaar in een
lekker winterslaapje, waar ze af en
toe eens sluimerend uitkomen. Nu
weet ik wat ik gemist heb. In één
week ben ik veel sterker geworden
In Nederland train ik zes keer pei
week. Dat vraagt opoffering en
zelfdiscipline. Die Duitsers trainer
adht keer per week Iedere dag is
het raak. 's Morgens trainen, 's mid
dags trainen, 's avonds trainen. Ik
heb daar geleerd dat ik mfln tral-
dan voel je pas wat je al die tijd
te komt gekomen bent. 's Morgens
om ach! uur opstaan flink ontbijten
en don rusten Van tien tot twaalf
training Zware training. Oswald
lunkes (hy was tienvoudig Duits
Kampioen en olympisch deelnemer)
heeft me op veel fouten gewezen
Hy zei: „Je bovenbenen zyn te
dun." Ik zeg: ik scheur al uit myn
broeken en bovendien hebben we in
Nederland geen confectiezaken
ivaar ze rijbroeken verkopen. Dat
vond hy niet leuk. En dat bedoel
ik nu. In Nederland kan je gemakke-
lijk grappen maken onder de trai
ning. Als je dat niet doet, vinden
ze je een zuurpruim. Maar in
Zij tien, wij één
Als we getraind hadden mochten
.ve zwemmen in het binnen- of hel
buitenbad. Die lui hadden me daar
;en complex. Zoiets als ons KNVB-
lentrum, met dit verschil dat zij
er tien hebben en wy maar één.
Alle sporten worden in Duitsland
'.waar gesubsidieerd. Daar trek je
nenaen mee. zeggen ze. In Honnef
ïadden ze een speciale hal gebouwd
voor gewiohtheffen en worstelen,
de stiefmoederiyk bedeelde sporten
In Nederland. Die jongens komen
daar zo'n zes keer per jaar. „Als
naar Mexico te gaan."
„Op een dag, tijdens het middag
eten, werden de vier aangewezen
die naar de spelen mochten. Ik zal
de gezichten nooit vergeten van de
jongens die thuis .moeten blijven,
ik schaamde me dood dat ik erby
zat."
Piet van der Kruk is geen
„Golden Boy", maar een „ronde
sportman", die moederziel alleen
het allerhoogste bereikte. In
Mexico zal hij trachten zich in
bet kwadraat te verheffen.