„broadway? dat is het allerergste aandoen ^^/ÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊIÊÊÊÊÊÊHtKÊlttlimiKÊÊÊÊKÊ^ÊÊtÊk DONDERDAGOCHTEND U half zeven. Toon Her mans ivordt gewekt in zijn appartement van het Amster damse Hiltonhotel. Hij staat op. strijkt met zijn hand door z'n haar en hijst zich in hel trainingspak. De fiets staal klaar. In een pittig tempo. Itlazend in de natte och tend- lacht. racet de 51-jarige langs <le bosrijke zoom van Amster dam. Terug in zijn hotel, be proeft hij zijn spieren in ern stige lichamelijke oefening, net zolang tot hij door en door transpireert. Dan neemt hij een warme douche, liet ont bijt staat om acht uur klaar. Hij doet er lung over. zonder veel te eten. Om tien uur ver trekt hij door de glazen deu ren van Hilton: een uurtje later wandelt hij het Circus theater van Schereningen bin nen. waar hij met zijn musici hard werkt aan zijn nieuwste stunt: The American One- inan-show. 'n tikje hoger Tegen twaalven dwaalt Dick Binnen dijk de manager van Toon Hermans het toneel op, spoedig gevolgd door Willem Duys, die als directeur van Hermans' platenmaatschappij de ver richtingen van zijn superster niet zon der belangstelling komt gadeslaan. Toon Hermans peinst over de toon hoogte van een lied, twijfelt even of hij de hoge noot kan halen en doet het dan toch. Daarna roept hij door de micro: „Ik weet niet of je geluisterd hebt, Willem, maar het klinkt zo veel blijer vind je niet?" Willem Duys, op schrikkend uit 'n doortastend gesprek je met Binnendijk: „Ja. Als je zingt, hou ik altijd op met praten". Om kwart voor een is het weer tijd voor de kantine. Toon Hermans heeft boterhammen bij zich; Willem Duys bracht wafels mee. De combinatie is voortreffelijk. Gedurende de maaltijd wordt druk geconfereerd door Hermans Duys en Binnendijk, met Binnendijks managerkoffertje opengeklapt op tafel. Er komen papieren uit, die Toon Her mans zonder een spoor van wantrou wen tekent. Even tussen de maaltijd door: waarom wil Toon Hermans zo graag naar Ame rika? Als ik het hem vraag, lacht hij smakelijk. Hij zegt me: „Dat hangt helemaal van iemand z'n aspiraties af, van z'n karakter. Als er vanbinnen iets in je leeft om telkens weer een nieuw vuurtje aan te steken, dan zal je steeds andere dingen moeten doen. Als je zegt: „Ik heb het goed, ik zit lekker en ik heb een huisje en een tuintje en een wagentje en een goed kostuum en goed te eten en dat is voldoende", ja, als je daar tevreden mee bent. Zo zijn d'r zat van die mensen. Ik heb er niks op tegen, dat is een levensin stelling. Er zijn genoeg artiesten in Nederland die er niet over zouder peinzen om naar het buitenland te gaan, al zouden ze de kans hebben om dat te doen. Ofschoonik vind dat de Nederlandse artiesten over het al gemeen gewoon verzuimen naar het buitenland te kijken. Ze menen, dat succes in Nederland, dat dat het hele maal is, ze vergeten, dat Nederland maar een heel klein stukje van die wereld is, ze kijken gewoon niet over de grens en waarschijnlijk willen ze dat dan ook helemaal niet". Ik vraag hem: „Zijn er collega's ge weest, die u deze onderneming hebben ontraden?" Toon Hermans: „Ik ken geen collega's. Ik ken niemand. Ik bemoei me er niet mee, ik heb weinig contact met men sen. Ik heb zo'n eigen winkeltje vind ik en ik weet het niet als je zo lang in zo'n vak zit, dan weet je pre cies wat er op de Hollandse markt te koop is. D'r is nooit meer een verras sing voor mij bij. Dat zal ook wel zo zijn in de wereld van doktoren, geen verrassingen meer, die zullen elkaar onderling ook wel kennen, die zullen wel zeggen: o, dat is dokter Brandsma die werkt altijd met neurotlca-feuro- tica. Ik gebruik snabbeldebabbel en hij gebruikt automachine, weet je wel. Dat weten ze van mekaar gewoon". stuur van zijn grijsbruine Rover, Ver strooid vergeet hij twee op rood staan de stoplichten op te merken en plotse ling ontdekt hij, dat hij bezig is d® autoweg naar Amsterdam te bereiken via een rijweg, uitsluitend bedoeld voor verkeer dat van diezelfde autoweg af wil. Dus eerst een discussielje: Duys: „Jongens. Ik rij zo volko men verkeerd, jongens.... die man, die kijkt me aan alsof ie Hei-mans: „Je mag hier ook niet rijden". Duys:. „OJrt\ ja, tfut geeft niet, Maar daarom hoeft-le me nog niet zo aan té kijken". Hei-mans: „Je moet wel oppassen Willem, want wat je nu doet dat is wel link zeg". Duys: „Nou, nou, dat valt geweldig Hermans: „Je komt hier nooit meer uit Duys: „Jawel, dfiar kan ik eruit. Het is natuurlijk wél vreemd wat we nu doen, dat geef ik onmiddellijk toe. Het is een beetje slordigheid". Verder ging het goed. problemen bijschaven Om half twee wordt er weer gewerkt. Willem Duys heeft zich in een hoekje ontfermd over een barkruk, die er toe vallig terecht is gekomen. Met zijn arm leunt hij over een geluidsbox. Zo blijft hij enkele kwartieren ingetogen zitten. Toon Hermans ui zijn orkestleden zoeken naar de juiste vorm waarin de Amerikaanse versie van „Sien laat-es sien" moet worden gegoten. „He Lucy he" heet het en de inhoud wordt ge vuld met diezelfde inhoud die Sien speels werd toebedacht. „She doesn't know a lot, bjit she can show a lot", zingt Toon, knipogend naar Willem Duys, die vanaf zijn bar kruk zichtbaar meeleeft. Duys heeft gelijk: het is fascinerend te zien hoe Hermans ondanks die 1600 lege stoelen de sfeer weet te pakken die bij hem Het schaven aan de Amerikaanse Sien duurt voort tot over drie uur, waarbij Toon Hermans ook nog de kans ziet de benodigde toneelgarderobe van zijn nieuwe assistente, de 19-jarige Amster damse Kika Mol, dochter van Albert te bezichtigen. De kleren passen niet helemaal; de meer breedvoerige maten van haar Engelse voorgangster zij' helaas nog niet de hare. „Misschien kunnen we dat boordje iets inknippen, iets vastnaaien", beslist Toon Hermans over het rokkosluum, waarin blonde, kortgeknipte Kika blootsvoets over de plaken trippelt. De in can-can-stijl uitgewerkte „Neder landse klederdracht voor de huis vrouw" past aardig, al zag Hermans de rok liever iets korter. De strakke zilverglinsterende kleding past wonder wel, evenals het zwarte pakje dat van achteren hoge struisvogelveren laat meedeinen. „Ik ben wel wat smaller, maar ook wat langer, dat scheelt", zegt Kika. Na drie uur is het fijn geweest De orkestleden mogen naar huis. Tot mor gen, jongens. De enktie lampen mogen weer afkoelen. Toon Hermans wil te rug naar zijn hotelkamers in Amster dam. Willem Duys besluit hem dan maar even een lift te geven. En ik mag mee. wel oppassen Amerika. Toon Hermans zegt mij, ach teroverleunend en af en toe nu toch wel de stuurkunst van Duys beschou wend: „Natuurlijk, ik maak hier in Nederland verrukkelijke avonden met tweeduizend man publiek, en in Ame rika weet ik nog niks. Maar dat sluit niet uit, dat het interessant is af en toe een nieuwe markt te peilen. Als dat niet lukt, hoef je je niets te ver wijten, vind ik. Eerlijk gezegd, in d» meeste gevallen heb ik meer sympa thie voor de verliezer dan voor de win naar. Of het nou een voetbalwedstrijd is of boksen, ik denk altijd: „Hè, die man heeft nou verloren, maar hij heeft het goed geprobeerd". Je hoeft niet al tijd te winnen in je leven. Proberen, dat is de hoofdzaak. En dat lijkt me normaal voor een mens die niet suf is van nature en een beetje dynamisch, je moet steeds weer nieuwe bakens opstellen om iets te bereiken. Dat er daarnaast een hele categorie van mensen is die onmiddellijk tegen iets wat ze bereikt hebben, gaan leunen cn blijven aanleunen, dan neem ik hen niet kwalijk, dat is een persoon lijke levensinstelling. Daar komt eigen lijk alles uit voort. Je vraagt nou: waarom wilt u naar Amerika? Maar je kunt net zo goed vragen: waarom gaat u naar Maas tricht? Want, ik kan nooit iets definië ren, ik kan nooit precies zeggen, waar om ik iets doe. Ik doe het ineens en ik kan het niet verklaren. Ik ben dus geen mens die beredeneerd leeft, die allerlei dingen krampachtig nastreeft Nee. Het loopt allemaal zo. Er is een grondgedachte van die hele ont wikkeling, maar die is niet zo berede neerd, dat ik precies weet waarom ik naar Amerika ga. Ik weet 't niet". Duys: „Je kan ook zeggen: ik ben uit genodigd". Hermans: „Ja. goed, dat kun je ook zeggen". Duys: „Je bent gevraagd, daar Is het mee begonnen". Vervolg op de hierachter liggende pagina. Zijn Amerikaanse show gaat op 9 augustus in Maastricht in première, als voorproefje van de eigenlijke première op 19 september in het Canadese Toronto. Toon Hermans is er al sinds 'n jaar of drie mee bezig, denkend en bouwend aan een show die de verwende Ameri can Europees zou kunnen doen gieren. Hij denkt en bouwt in de ricfiHRg 'van TieFHöögste Goed: Broadway. Toont „Praktisch alle shows, die naar Broadway gaan, worden eerst in Toronto uitgeprobeerd. Maar dat zegt helemaal niet dat ik naar Broadway ga, dat heb ik altijd angstvallig uit de pers proberen te houden. De meeste kranten hebben de indruk gewekt als of ik krampachtig gebukt ging onder de last van naar Amerika te gaan. Daar is natuurlijk geen fluit van waar. Ik ben vorige week begonnen met de show wat op te halen, weer te gaan repeteren. Ik had hem gewoon een jaartje laten liggen. Ja, ik was een beetje moe na zo'n vijfhonderd voor-, stellingen. Ik was het gewoon even moe. Ik ben niet zo'n herschepper, die iedere avond dezelfde clichés kan af drukken. Ik moet af en toe vernieuwen. Nou, toen is die verhuizing naar Maas tricht gekomen. Dat was plotseling een hele ommekeer in de hele atmosfeer van mijn leven. En dat beviel me ge weldig goed, ik had helemaal geen zin meer om nog iets aan die show te doen. Heb ik een boek geschreven, komt in september uit en ik heb schil derijen gemaakt, ontzettend veel. En ik voelde me daar heel best bij. Kijk, zo'n zaak als Amerika, je moet daar lang zaam naar toe groeien, vooral lang zaam. Véél bladen hebben over Broad way geschreven alsof het een drama was; een orioverkomelijk gevecht voor een man in Nederland. Dat is niet zo. Ik vind het leuk om te doen, maar voor de restdit hier, dit vind ik eigenlijk het leukste, dat wat we nu doen, wat knutselen en repeteren met die liedjes. Maar als dat klaar is, als ik op het toneel sta, dan vind het lang niet meer zo leuk. Als het aanvaard is door het publiek, dan zeg je: goed, dat weten we dan alweer, wat gaan we ridder Het Scheveningse Circustheater is deze donderdagochtend een lege kaasstolp. In de hal bij de verlaten kassa's hangt de geur van een met royaal zeepsop getergde waskeuken. In het glazen hok je naast de artiesteningang kan de portier de binnenkomende telefoontjes makkelijk alleen af. Alleen de beheer der van de artiestenbar doet zijn werk reeds met geconcentreerd plichtsbesef. Hij mikt drie ijsblokjes in de whisky- soda van pianist Govert, wiens gemak om in onverwachte lachorkanen uit te barsten onverbrekelijk bij Toon Her mans hoort. Hermans zelf nipt aan een bekertje koffie. Dat is de aanloop die kort duurt. Twintig minuten over elven is de ploeg compleet op het toneel. Warme lampen stoken de sfeer op. In de zaal dienen 1600 lege stoelen ^alyast als mak pu bliek'. j| Toon Hermans trekt zijn lichtblauw colbertje uit en legt het op de piano. Het valt me op dat Hermans de draag- speld die herinnert aan zijn ridder schap Oranje-Nassau, in het knoopsgat Hij zegt: „Je bent je er zelf niet van bewust dat je je op een of andere ma nier onderscheidt. Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik nou iets bijzonders presteerde, dat zeg ik nóg net, dat zal ik ook wel nooit krijgen. Ik speel mijn spelletje en het lukt of het lukt niet. Blijkt nou dat mensen het leuk vinden en ze denken: „We moeten hem maar beschermheer van de duivenfokvere- niging maken", dan zeg ik: „Doe het maar". En willen ze me bovendien nog een stukje blik op m'n revers hangen, dan zeg ik: „Nou, dat vind ik leuk, dat stukje blik". Ik waardeer dat. Er

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1968 | | pagina 9