minimal
art
wat m'n kleine broertje óók maakt
STARING IN EEN NIEUW LICHT
hoe een sekte groeide
DK LETOSE COURANT
Constructies van Rons*»
Bladen. De „dooe" op d
voorgrond heeft aU mat*
Negen elementen (Untitled 1967) van Robert
„Antoni C'hristaan Wynandt Staring
werd te Gendringen geboren op 24
januari 1767. Dat is een mooie reden
om nu, ruim tweehonderd jaar later,
enige aandacht aan dexe dichter te
schenken". Het is ook enigszins zon
derling om dit juist nu te doen ruim
een jaar later nadat voor twee eeuwen
deze dichter geboren werd. lljj stierf,
merkt R. A. Cornets de Groot, van wie
de beginregels van dit artikel zyn op, te
Vorden op 18 augustus 1840 en hon
derd jaar later gaf Jan de Vries met
medewerking van C. Kruyskamp zyn
A. C. W.' Staring: Gedichten uit in de
Bibliotheek der Nederlandse Letteren,
waarvan 'n tweede editie verscheen in
1949. De Gedichten van.Staring waren
tijdens zijn leven uiteraard al uitge
geven en er waren verschillende her
drukken van verschenen.
Haags underground blad
in beslag genomen
HQ dichtte, zoals men zegt, voor een
kleine groep, maar die groep werd in
de late negentiende en het begin van
de twintigste eeuw aanmerkelijk ver
hoogd door degenen die een examen
moesten doen, waarbij ook een punt
werd toegekend voor de Nederlandse
taal en de Nederlandse letteren. Sta
ring was toen de dichter bij uitstek
geworden om het vernuft van exami
nandi te toetsen en de meeste exami
nandi kregen dan ook een geduchte
hekel aan stem. Er waren zelfs critici,
die bij het verschijnen van de herdruk
van Jan de Vries opmerkten, dat de
Bibliotheek der Nederlandse Letteren
wel had kunnen volstaan met een
bloemlezing uit Starings werk, zijn ver
diensten erkende men wel. maar waar
om al die ouderwetse verhalen in
extenso te herdrukken.
De schrijvers van het dubbele Maat
stafnummer aan Staring althans
hoofdzakelijk gewijd, zijn het niet
eens met de critici en de examinandi
van destijds.
Meer dan gezellig
P. J. H. Vermeeren in Karton voor
een Portret merkt op. dat Staring in
zijn Verhalen, in zijn vertellende, epi
sche poëzie, „terecht véél véél meer
zag dan proeven van zijn alom en-
steeds weer geprezen „gezellige ver
haaltrant"
„Men zou wel eens wenschen om zich
voor de Poëzie even goed als voor dé
Muziek van e bovenschriften alle
gretto, andante, grave, maastoso enz.
tot teregthelpin;; van de lezers te mo
gen bedienen. Werd hun de kunst
van goed lezen daardoor niet inge
stort, zo konden die woorden toch al
toos de werking doen van onze Gel-
dersche en Overijsselsche lantarens
aan de deurpost van een sterfhuis
opgehangen: zij bragten de tronies in
de voegzame plooi voor het binnen
komen". schreef Staring zelf aan de
Leidse hoogleraar H. W. Tydeman.
„Duidelijker kan het nauwelijks",
meent Vermeeren. „Wie dus met
deze uitspraak in gedachte voort
gaat de Jaromircyclus. De verjongings-
cuur, De leerling van Pankrates, en De
hoofdige boer op één lijn te stellen,
behoort niet bij de goede verstaanders
tot wie Staring zich uitsluitend richt".
„Ik pleeg mijn toon niet hoog te stem
men". schreef Staring in dezelfde brief
naar dezelfde hoogleraar, al even muzi-
Vermeeren is zich van deze muzikali
teit sterk bewust. Hij is ook overtuigd
dat geen bloemlezing de dichter geheel
recht kan doen, dat die enkel als doel
kan hebben de lezer tot het gehele
oeuvre te brengen, dat trouwens ook
weer niet zo groot is, want Staring,
die in Harderwijk rechten studeerde,
ging later naar Duitsland om zich voor
te bereiden op zijn agrarisch werk, dat
hij met volle ijver zou gaan beoefenen
en dat hem dus betrekkelijk weinig
tijd liet voor het schrijven van zijn
poëzie, „Europees gericht" maar ty
pisch eigen, typiach Nederlands en zelfs
Gelders.
A. C. W. Staring, gravure van J. H.
Rennefeld naar het schilderij van
L. Moritz.
In de Tijdschriften
meeren vast, „vindt men niet alleen in
de lyriek", waarvan men in het dubbel
nummer van Maatstaf een door Cor
nets de Groot samengestelde bloem
lezing kan vinden. Men treft die ook
aan in de epische verhalen, die niet
alleen „kleurrijke afwisseling" bieden.
Kantwerk
Wat aanvankelijk een kluwen lijkt,
blijkt uiteindelijk kantwerk: wat onver
staanbaar schijnt, veelzijdig door oor
spronkelijkheid. 's Dichters werk biedt
vreemde, onvermoeide aspecten en fa
cetten, niet geheel zonder weerga in
onze letteren, maar toch uiterst zeld
zaam. De .dezer" moet dieper schouwen
dan zij die slechts het ongewone zien
waar in werkelijkheid het geniale op
treedt, en zo de man voor de dwaler
houden, die in wezen een leider is."
„De gevoelsstroom die de tekst draagt
en doortrekt", stelt H. A. Wage in zijn
Staren naar Staring vast. „miskent
men vaak bij dichters wier belevings
wereld steeds door een element van be
zinning gekenmerkt wordt
Wie de bloemlezing van Cornets de
Groot leest voor de eerste maal, of zon
der studiezorgen voor de eerste maal,
zal deze hoge lof. Staring door Ver
meeren, Wage en Cornets de Groot
toegezwaaid, waarschijnlijk gerecht
vaardigd vinden. Staring mocht niet
sterk oorspronkelijk zijn in onderwerp,
hjj was het steeds in voordracht en op
oorspronkelijkheid komt het aan.
In hetzelfde nummer van Maatstaf
spreekt Cornets de Groot ook over Nij-
hoffs Awater. „Hij hield van Awater,
omdat Awater Mozes was. en omdat
Awater hem in staat stelde de nieuwe
Mozes te volgen: maar niet tot het
bit'tere end!" Cornets de Groot ziet in
Awater een afwijzing van de moderne
ontwikkeling. „Laten we dus aanne
men, dat Nijhoff in 1934 weinig heil
zag in de trein: hfj liet haar gaan".
Hjj vond de robot en de computer on
heilspellend.
Computer
En met de robot en de computer wor
den we op het ogenblik geconfronteerd
en we zullen dat steeds meer worden.
Cornets de Groot gaat daar uitvoeriger
op in in zijn beschouwing over Harry
Mulisch en diens werk in Kentering.
„In Zelfportret met tulband (Voer)
vertelt Mulisch een sage, de sage
van Oidineus en de Computer. De
Computer stelt iedere voorbijganger
dezelfde vraag: wat is de mens? Wie
niet het juiste antwoord geeft, wordt
op staande voet geliquideerd, Oidineus
komt er aan, en krijgt het raadsel op.
Met dieven vangt men dieven. Oidineus
denkt na, drie dagen lang. Dan geeft
hij antwoord, het juiste en het luidt:
„Wat is de mens?" op het moment
dat de computer dat hoort, siddert hfl
en valt sissend en brandend ineen".
Cornets de Groot zal zijn beschouwing
in Kentering, dat een uitstekend arti
kel over A. van Collum van Jaap
Meyer bevat, nog verder voortzetten.
Over Vietnam, dat wel iets te maken
heeft met de vraag: Wat is de mens?
zjjn we uitvoerig ingelicht. We kunnen
bijvoorbeeld verwijzen naar de kwestie
Vietnam, feite en achtergronden, dat
onder redactie van M. B. H. Visser,
H. Ambtmeyer, S. J. Bosgra, A. P. E.
Korver en F. de Vries bij Polak Van
Gennep te Amsterdam verscheen en
naar Bertrand Russells Oorlogsmisda
den in Vietnam bij dezelfde uitgever.
In het numeriek laatste nummer van
Maatstaf, dat iets eerder uitkwam dan
het Staringnummer, vertelt Wim Gy-
sen, dat het Haagse undergroundblad
Iets zich ook met Vietnam bezig hield
als zovele undergroundbladen. „Op ver
denking van pornografie zijn de laat
ste twee edities in beslag genomen en
de drie redactieleden werden uitvoerig
verhoord. Inspecteur Van Oost ver
klaarde desgevraagd in Het Vrfle Volk
dat hij de inhoud van Iets als „je
reinste vuiligheid" beschouwde. Blijk
baar, maar dat wisten we al, kunnen
de meningen daarover sterk uiteen
lopen, want een onderzoek van dezelf
de nummers door de Utrechtse politie
viel precies in het tegendeel uit. In
Utrecht mogen dezelfde nummers nu
vrijelijk worden verkocht". Gysen
meent, dat het niet om de pornogra
fie ging, die volgens hem nogal mee
valt, „maar om adressen, adressen van
abonnees misschien, maar vooral adres
sen van medewerkers".
LIJKT
ALS
AUTONOME
KUNST
OP
In de tuin van het Haagse Gemeentemuseum
staan enkele objecten die behoren tot de ten
toonstelling Minimal Art, die daar tot 26 mei
wordt gehouden. Ze hebben een omvang, die
opstelling in het tentoonstellingsgebouw niet
goed mogelijk maakte. Daaronder is een werk
stuk van Tony Smith. Het heet The Wall en
het is precies wat de naam zegt: een muur, 5,49
meter lang, 2,44 meter hoog en 61 centimeter
diep. De muur is van zwartgeverfd hout. Hij
is gemaakt door werklieden van het museum,
die daartoe de beschikking hadden over een
maquette van de kunstenaar. Wij hebben die
maquette niet gezien, maar kunnen hem ons
wel voorstellen: een houten blokje van pakweg
5,5 x 2,5 cm, ter dikte van een halve millimeter
ongeveer. Vaak hoort men van beschouwers
van moderne kunst: „Dat kan mijn kleine
broertje ook!". Het lijkt wellicht nog nooit zo
sterk opgegaan als bij de kunstwerken die
thans in het Gemeentemuseum te zien zijn.
Wij wagen het dit te stellen
omdat de heer Smith en z(jr
negen Amerikaanse collega's
die hier exposeren, beweren
met hun „minimal art"
kunstwerken (wat zij daar dan
ook mee bedoelen) te scheppen
die autonoom zijn. En dat wil
er bij ons niet in. Wij kunnen
ons voorstellen, dat een zwarte
muur van 549 x 244 x 61
bijzonder zinvol en bijzonder
kunstzinnig in een ruimte kan
passen als tegenwicht in
architecturale compositie of
ais accent in een bepaalde
ruimte. Met andere woorden
in relatie tot iets anders
door die relatie onverbrekelijk
verbonden met dat andere.
Maar als autonoom kunstwerk
dat vandaag in 'n museumzaal,
morgen in een tuin
overmorgen weer ergens anders
kan worden opgesteld, is The
Wall alleen maar een mui
de heer Smith kan niet
beweren, dat hij de
heeft uitgevonden.
Tekens
Wat voor The Wall geldt, kan
eveneens gelden voor de andere
werken van Smith en voor
bijna alle werken, die op deze
tentoonstelling te zien zijn. Wfl
menen, dat het weinig zin heeft
om te gaan discussiëren
de vraag of hier van kunst
sprake is. Minimal art
grijpt terug naar de meest
eenvoudige voi
die als tekens neer. Tekens,
die een „decorerend'' effect
kunnen hebben In binnenhuis
architectuur of landschaps-
beheersing. We geloven be
paald wel ln de waarde
deze kunst, maar we geloven
niet in de autonomie ei
Dat de kunstwerken zo
verzetteiyk massief zyn,
volstrekt humorloos ook. past
by deze tyd. Het past ook by
Amerika, dat een hang naar
zakeiykheid heeft, waar mini
mal art by past zoals het ook,
merkwaardigerwijze gelijktij
dig, een hang naar romantische
versierlust heeft, die de pop
art opleverde.
We noemen minimal art
humorloos. Soms is zo ongewild
het tegendeel. Als Carl Andre
op een ruitjespapier aangeeft
hoe hij een aantal stalen platen
op de grond wil uitleggen
dan tot een kunstwerkkomt
waar men tonder het te
merken overheen loopt, heeft
Haagse
expositie
primeur
voor
Europa
•dat iets humoruitisch. Het
zelfde is het geval als Dan
Flavin met een heleboel neon-
buisjes een muurtje (alweer!)
in elkaar laat knutselen, dat
een hele taal nogal pijnlijk
voor de ogen doet oplichten. Of
als Robert Morris negen pre
cies gelijke stalen bakken
neerzet in rijtjes van drie en
dan verheugd exclameert, dat
elkens anders worden als
te vanuit een andere hoek
Maar het overgrote deel van
het ingezondene willen we
graag mtIcus nemen. Do mo
numentale doosvormen van
Ronald Bladen byvoorbeeld en
zeker de dynamiek van de ob
jecten van Robert Grosvernor,
die een passende ruimte een
fel accent zouden kunnen
geven. Sol LeWItt heeft speelse
variatie-? op het vierkant-
kubusthcm.i. die eveneens per
spectief bieden vooi een goede
buitenopstelling. Maar het zijn
allemaal objecten, die pas tot
hun recht kunnen komen ln
een als hierboven door ons be
doelde relatie. Los daarvan «LJn
ze grote, meestal ook ver
velende, dingen-zonder-meer.
Drie van de Amerikaanse ex
posanten springen een beetje
uit het monumentale kader,
dat „minimal art" over het
geheel kenmerkt. Donald Judd,
wiens werk soms aan de
Nederlander Bonles doet
denken, toont enkele ele
gante muurversieringen. Ro
bert Smlthson werkt in de
geest van de jonge Engelse
beeldhouwers met wier werk
wij vorig Jaar in Amsterdam
en Arnhem konden kennis
maken. Ook Michael Steincr
gaat ongeveer ln deze richting
al moeten we bekennen, det
zyn allumlnlum rekjes ons to
taal koud laten.
Boeiend project
Heeft minimal art een toe
komst? Het antwoord op deze
vraag Is ook op de tentoon
stelling te zien en het luidt
positief. In Fort Worth, Texas,
wordt thans gewerkt aan de
aanleg van een vliegveld en
Robert Smlthson Is aan
getrokken als „artist-consul
tant". Hy kreeg een uitdagende
opgave dat vliegveld te mar
keren. Uitdagend, want een
vliegveld is zo ongeveer het
grootste object dat mensen
MlriaOM kunnen. Het gaat
htatti nat om de eigenlijke
platforms en gebouwen, masr
vooral om de kilometers ver
In het landschap reikende
startbanen, die by vliegvelden
gemeenlijk ln dat landschap
verloren gaan, waardoor de
„air-terminal" om het Ameri
kaanse woord te gebruiken,
ook van de lucht uit niet in
zyn totaalheid overzien kan
worden. Smlthson en zjjn
medewerkers hebben bijzon
der boeiende plannen om dat
totaal te markeren, onder meer
aoor een soort van aarde-
sculpturen van enorme afme
tingen. Maquettes ervan zyn
op de tentoonstelling aanwezig
en ze tonen hoe wellicht ln de
toekomst het aan minimal art
gegeven zal zijn een stukje van
de aarde te veranderen, zeker
als men die aarde van de lucht
uit bekijkt. Dat is een boeiend
toekomstbeeld.
Om dat toekomstbeeld zijn we
toch wel biy, flat deze ten
toonstelling ons de gelegenheid
biedt kennis te nemen met een
Hde nieuwe stromingen, die
in de Amerikaanse krnat thans
opgeld doen. Den Haag heeft
bovendien en primeur mee.
want ze la hier het eerst te
zien vóór ze in een aantal an
dere Europese steden getoond
wordt. Vg,
tnvoud heb lk lust;
Staring hield, men ziet dat onmiddel
lijk, van de poëzie van Horatius. „Tere
en uitzonderlijke schoonheid", stelt Ver-
Hoe ontstaat een sekte? Deze vraag
heeft iets fascinerends omdat sekte-
vorming blijkbaar een onuitroeibare
menselijke eigenschap is. Kr bestaan
veel meer sekten dan er officieel er-
kend«' religies bestaan. Dew religies zijn
zelfs met een tamelijk bescheiden getal
aan te geven, maar sekten zün er hij
honderden zoal niet hij duizenden. De
sektcgclovige Is ook een heel apart slag
gelovige. Omdat zün groep klein is en
een uitzonderingspositie inneemt, beeft
zijn gelovigheid in het gros van de ge
vallen een duidelijk weerbaar en zelfs
fanatiek karakter Zijn gelovigheid
steunt ook op een onverstoorbaarheid,
die elke rationele grondslag mist. Ik
denk hier bijvoorbeeld aan de Lou-
volgelingen. die zonder blikken of blo
zen de onzinnigste uitspraken van de
meester op stront aan jan en alleman
proberen te siyten. Elke ironie glijdt af
op de onbewogen zekerheid van hun
ultverkorenheidsgev«»el
Hoe kan nu Iets dergelijks groeien uit
het persoonlijke overwicht van een
grondlegger? Pinchas Lapide beeft ge-
tracht er een beschrijving van te geven
in het boek Het wonder van San Niean-
dro. door Mngda Schreuder voor Neder
land bewerkt en in de handel gebracht
door Uitgeverij C. de Boer jr.. Hilver
sum. Wat Lapide vertelt moet een ware
geschiedenis zijn Hij is ervan op de
hoogte gekomen toen hij als officier
van de joodse Brigade in 1944 met de
geallieerde troepen in „de hak van de
Italiaanse laars" doordrong.
Vermoedelijk heeft Lapide eigen fan
tasie en interpretatie door het verhaal
gestrooid, maar de waarheidskern ervan
is behouden gebleven.
Het geschrift
In het verhaal over San Nicandro von
den we allerlei elementen terug maar
op minischaal die ook hebben mee
gewerkt aan grote afsplitsingen, scheu
ringen en sektevdimingen bij de grote
godsdiensten. Tot de belangrijkste ele
menten horen: eerbied voor een al6
heiig beeohouwd geschrift, het conflict
tussen een te autoritaire geloofsultleg
van degenen, die zich als hoeders van
de heiligheid gedragen, en intellectuele
onmondigheid vtrti mensen, die zich met
het autoritaire niet kunnen verenigen.
Ze duiken plompverloren ln het ge
schrift en komen met de meest fana
tieke en intolerante uitspraken voor dc
dag. Ze hoeven daarom niet zelf fana
tiek en onverdraagzaam te worden; zij
ktuinen lieve en gemoedelijke mensen
blijven. Maar hun wereld heeft een all
round religieuze tint gekregen: wat zij
zeggen, doen of laten is godsdienstig
gekleurd en refereert aan wat door het
geschrift tot heilig of verdoemelijk
wordt gestempeld.
Het verhaal over het wonder van San
Nicandro is niet volledig een verhaal
over de manier waarop sektevorming
in zijn werk kan gaan. omdat de kleine
sekte waarvan sprake is weer is opge
lost ln het grote geheel van het Joden-
dam. Maar onder andere, ongunstiger
omstandigheden had de groep zich als
een sektarische zelfstandigheid kunnen
ontwikkelen. Daarom is het verhaal ten
aanzien van de vraag: ..Hoe kan een
sekte ontstaan?" zeker relevant.
Sektevorming. onwetendheid en gods
dienstige verstarring zitten natuurlijk
aan elkander vast. Het wonder van San
Nicandro zou nooit zijn voorgevallen
als het Zuid Italiaanse katholicisme niet
in de vorm van een gedegenereerde ver
starring de geest ven de doodarme an
alfabetische bevolking had overheerst. In
het verhaal van Lapide is het gehucht
een aap de tijd onttrokken leefwereld,
waar de mensen hun uien verdelen
over hun werk ln de olijftuinen en
wijngaarden, de enige kroeg op liet
pleintje en gedommel ln hum hulzen.
Er is een kerk en aan die kerk is
een pastoor verbonden. Hij is de incor-
poratie van gezag en bijgelovige ernst
In dut dorp woonde een zekere Donato
Manduzio. die bij zijn eerste communie
de hele leefgemeenschap (met magen
en vrienden, zoals het heet) versteld
deed staan, omdat hij, walgend van de
naar hem uitgestoken harige band van
de pastoor (hét gezag), deze hand wei
gerde te kussen Viel Donato eerst op
door zijn rebelsheld. op het einde van
de oorlog van '14 keen hU op krukken
naar San Nicandro terug en neemt
daar. dank zij de speciale omstandig
heden waarin hij ls komen te verkeren,
een speciale plaate ln. Hij heeft in het
hospitaal leren lezen en sohrijven en
door die kennis krijgt hij overwicht op
de mensen; hij wordt voor hen meneer.
Men zou kunnen zeggen een sub
pastoor. die ln gezag de mensen nader
kon komen omdat hij uit hun midden
was. Op een goede dag komt hij ln
het, beaat van een Italiaans exemplaar
HET WONDER VAN
SAN NICANDRO
van het door Luther vertaalde Oude
Testament Er guüt geen wereld, muur
een hemel voor hem open. Wat de
pastoor - met zyn verstarde, domme
gezag - heeft geleerd is vals De enige
waanteid i hel Boek.
Lapide onthoudt zich tan psychologi
sche interpretaties: hij deelt alleen m«v
Het Boek Is er plotseling en In de
geest van Manduzio die ln zijn on
wetendheid op geen enkele manier tiet
Boek kan relativeren is dit Boek
alles. Hij denkt dat de Hebreeën en
uitgestorven volk zijn en wil Hebreeër
worden. Hij krijgt een paar volgelingen
die de (met lires betaalde) verstarring
van de pastoor (die voor het overige
geen kwade vent is) graag rullen voor
de Boek-wijsheid van meneer Mandu
zio. Ze fantaseren rituelen en vormen
voor liet dorp een club boelende bizar-
ren. Tot hun verbazing horen ze later
dat het volk van de Hebreeën helemaal
niet is uitgestorven. In de tijd van 4a
Dultée bezetting wordt getracht de
Joden te helpen; de sekte krijgt zelf
last, maar wordt door de dorpsgenoten
beschermd. Na de oorlog vertrekt de
groep naar Isiaèl. waar hij ten slotte
ln het grote geheel wordt o[>genomcn.
Wat tn her verhaal vooral treft l» de
eenvoud van het religieuze gedachten
leven Deze eenvoud is vermoedelnk
een herleiding van de kant van Lapide.
misschien uit even verwarde uitspraken
als vut) Lou. Als dit wuar Is, dan ls
Lapide er In geslaagd om een eenvoud
op te delven die soma aangrijpend ls.
zoals ln het volgende, voorbeeld:
„Het komt m- ook voor dat alles in de
u-ijdr wereld zt)n eigen plaats heelt,
dat elk ding zim zin heeft op éën
na. het hoofd dat wij op ome ischou
der* dragen. Je zou kunnen zeggen, dat
dat het enige onnodige ding In Gods
schepping. Want wanneer men zover ii
gekomen dat men de dingen van God
wil begrijpen, dan dient het hoofd, zo
als ons elke zondag opnieuw van de
preekstoel verkondigd wordt, absoluut
nergens toeHl) was even stil en ging
toen met luide stem verder: .Maar als
)e de kerk verlaat Is het hoofd heet
bruikbaar. Namelijk wanneer je buiten
door het veld loopt en de duizend-en -
ëën kleine wonderen ziet. die God ge
schapen heeft. Zijn die voor het hoofd
en het hart te begrijpen of niet?"
Misschien moeten we de verwarde sek
tenfraseologie tot zulke verstaanbare
simpelheden herleiden ooi dichterbij
begrip te komen van de aandrang tot
sektevorming. D. ouwendijm