ADELSTAND adeldom godsdienstonderricht op school anders dan vroeger, niet slechter PAGINA 6 DE LEIDSE COURANT DONDERDAG 21 MAAKT 196S bestaat niet meer bleef (Va i onzer verslaggevers) DEN HAAG Het feodale tijd perk is voorbij; *eker in westelijk Nederland, waar nóóit sterke ge zagsverhoudingen leefden. Voor bij is de tijd waarin de pachter met-zijn-pet-in-de-hand langs 't kasteel van zijn leenheer liep. VoorbU is ook de tijd waarin men „afstanden" sag tussen de- hoed-van-de-heer en de-pet-van -de-arbeider; tassen de-mantel van-de-dame en de-omslagdoek van-de-volksvrouw. Verdwenen «s de Identiek met de boven laag van de bevolking xijnde adelstand, die in 1848 door een grondwetsbepaling ophield een bijzondere stand met eigen po litieke rechten te zijn: alle Ne derlanders zijn voor de wet gelijk. Tegenwoordig wordt zodra een open post bjj de di plomatieke dienst bezet moet worden vrijwel altsluitend op bekwaamheid en nog nauwelijks op adellijke titels gelet. Van de 72 Nederlandse ambassadeurs in den vreemde zijn er nog slechts 18 van adel. Koningin Emma vond het al niet meer nodig, dat alleen adellijken toegang tot hoffunctics hadden! Wat bleef is de adcldóm, zij het dat zeker van de 547 geslachten aan wie in 1814 door koning Willem I het predikaat van adel werd verleend, de helft is uitgestorven. In het sociale verkeer, waarbij we de adel in de meest uiteenlopende beroepen en in de meest uiteenlopende behuizingen tegenkomen, kan het dragen van een adellijke titel nog een zeker gemak met zich meebrengen. Voor de adellijke betonwerker, kruier of schilder betekent zo'n titel echter eerder een lóst. Zeker in Nederland zijn adel en bezit niet (meer) identiek. „Je begint niet met je kinderen te vertellen, dat je gezin tot de adel behoort", vertelt ons één van de zevenduizend adellijke lieden (onder wie slechts duizend rooms-katholieken). „Het kan best gebeuren, dat je onwetend zoontje verontwaardigd thuiskomt na een ruzietje op school, omdat zijn kameraadjes heen „lelijke baron" of zoiets hebben nageroepen. Naarmate de kinderen dichter bij de jaren des onderscheids komen, krijgen ze meer gevoel voor de van-huis-uit meegekregen tradities. Ik ben er echter dankbaar voor, dat de huidige jongelui-van- adel bij de keuze van hun levenspartner niet eerst kijken naar de adellijke titel. Ook in ons koninklijk huia wordt niet meer uitsluitend met leden van vorstengeslachten getrouwd! Ter voorkoming van wrijvingen vind ik het wel belangrijk, dat de jongelui een in dezelfde maatschappelijke sector opgegroeide en onder dezelfde levensomstandigheden verkerende partner vinden." Orde op adelszaken „Koning Willem I wilde onmiddellijk na zijn terug komst orde op adelszaken te stellen. Reeds op 24 juni 1814 installeerde hij de Hoge Raad van Adel, proto collair een hoog college van staat, dat nog altijd bestaat uit vijf leden en een secretaris. Die laatste heeft met enkele functionarissen een dagtaak aan het secretariaat met zijn belangrijke bibliotheek en uit gebreid archief", vertelt ons de huidige voorzitter. „Van de 16e eeuw tot de 19e eeuw werd in onze republiek geen nieuwe adel gecreëerd, omdat daartoe alleen een souverein gerechtigd is. Met de door Na poleon uitgereikte titels hield de koning zich niet op. De oude inheemse en nog uit de middeleeuwen daterende adel, die veelal tijdens de republiek in de ridderschappen zitting had, erkende hij als adel van het koninkrijk. (Een groot deel van de Belgische adel behoort tevens tot de Nederlandse.) De vele families die van buitenlandse vorsten een adelsdiploma had den ontvangen, lijfde hij in de Nederlandse adel in. Veel regentenfamilies en rooms-katholieke geslach ten, die door hun positie op éénzelfde lijn stonden als de oude inheemse adel, werden door hem in de adel verheven. Ook wegens persoonlijke verdiensten vonden verheffingen plaats. Onder de regering van koningin Wilhelmina geraakte dit laatste evenwel in onbruik." Titulatuur Niets stond op papier, zodat het voor de Raad een enorme opgave was alle pretenties van adeldom na Fragment van het interieur van de vergaderzaal in het gebouw van dc Hoge Raad van Adel. te gaan. Vele families kwamen zélf met gegevens aandragen. By koninklijke besluiten werden titels vastgesteld. De van vóór de 16e eeuw daterende en dus „oude inheemse adel" bediende zich by gebrek aan een titel van „jonker". Men voelde zich echter niets minder dan de buitenlandse, ook wel tot de stadhouderlijke hoven behorende markies of graaf. De Nederlanders namen daarom gewoonweg de ti tel van baron aan. Koning Willem I gaf daaraan zijn sanctie als een bepaalde familie die titel reeds honderd jaar onaangevochten voerde. In volgorde kennen we nu de titels van prins, hertog, markies, graaf (in 18 geslachten), burggraaf, baron en ridder (in nog slechts zes Nederlandse families). Door geen titel dragende adellijke lieden wordt het predikaat jonkheer gevoerd. (Onze gehele adel kan men leren uit bet „Nederlands Adelsboek".) De Raad geeft óók advies aan de regering over Üt- tulatuur en wapens van het Koninklijk Huis. De huwelijken van de prinsessen Beatrix en Margriet maakten nieuwe regelingen nodig, omdat het wen selijk was bepaalde titels op hun kinderen te laten overgaan. Zo zijn de kinderen van prinses Beatrix: prins(es) der Nederlanden en prins(es) van Oranje- Nassau met het predikaat „koninklijke hoogheid"; de kinderen van prinses Margriet, die verder van de troon afstaan, worden alleen prins(es) van Oranje- Nassau en „hoogheid". Adelsdiploma Leden van de familie Van Coeverden (stammend uit de 12e eeuw) behoren tot het oudste inheemse dus erkende geslacht; de oude Haarlemse re- HOGE RAAD VAN ADEL BEHANDELT ALLE ADELSZAKEN EN ADVISEERT INZAKE WAPENS EN VLAGGEN Het merkwaardige wapen van Hensbroek (een rus tende hen op een broek) in het Register van Ge meentewapens. gentenfamilie Van Valkenburg werd in 1939 als laatste in de adel verheven. „In de grondwet staat, dat de koning adeldom ver leent, dus vandaag of morgen kan zich best weer een geval voordoen", vervolgt onze gastheer. „Onder koning Willem I werden tweehonderd families in de ridderschap benoemd of erkend, 70 ingelijfd en 175 verheven. Elk decennium werd het aantal adel- domverleningen minder. Koningin Wilhelmina nam 25 nieuwe families in de adel op en onder koningin Juliana werden nog slechts twee families ingelijfd." Een adelsdiploma (het lakzegel weegt 500 gram!) vraagt 150.— vervaardigingsloon; een erkenning kost 400.een inlijving 750.en een verheffing 1800.Bovendien is in alle gevallen nog 2000. aan leges verschuldigd. Strenge heraldiek Sterk zijn ook de banden aangehaald tussen de Hoge Raad en heraldiek met haar strenge, internationaal aanvaarde regels, die eigenlijk al uit de middel eeuwen dateren. Sinds 1814 moeten alle gemeentelijke en provinciale wapens bij koninklijk besluit worden vastgesteld via de Raad. „In de meeste gevallen was er wel een zegel, omdat vroeger een zegel dezelfde kracht had als thans de handtekening heeft, maar een zegel hoeft niet het zelfde als een wapen te zijn", verklaart onze gast heer ..Vooral in het zuiden werd nogal eens de afbeelding van een plaatselijke heilige met aan de voeten een schildje van de heer van het dorp als zegel gebezigd en in de 19e eeuw als wapen aan genomen In het bijzonder bij uit zegels afgeleide wapens waren dikwijls de kleuren onbekend. In dié gevallen werden de rijkskleuren azuur (blauw) en goud aangenomen Er bestaan tevens tienduizenden familiewapens, ook voor niet-adellijke geslachten, omdat reeds in vroeger eeuwen de schout, de sche penen, de notarissen en andere dignitarissen moesten zegelen. Hun wapens werden veelal ontleend aan uithangborden of woordspelingen op de familieriaam. De Raad krijgt jaarlijks een groot aantal adviezen voor gemeente- en waterschapswapens te verwerken. Soms komt een verzoek binnen een kroon of een schildhouder aan het wapen te mogen toevoegen. Door de groeiende belangstelling voor heraldiek komt ook nogal eens een rectificatie voor, omdat er de meest wonderlijke en foutieve wapens bestaan. Zo hebben Abbenbroek en Hensbroek een broek in het Vlaggen Zodra er belangstelling voor een gemeentevlag ont staat, welke vlag niet bij koninklijk besluit maar bij raadsbesluit wordt vastgesteld, is het gemeentebe stuur verplicht daartoe advies bij de Hoge Raad van Adel in te winnen. Hier kan de laatste jaren bijna van een rage worden gesproken! Nu de mogelijk heden in hanenvlaggen met horizontale en verticale banen zijn uitgeput, worden tegenwoordig dikwijls de kleuren van het gemeentewapen in banen bijeen gebracht met op de middelste baan een in dat wapen voorkomende figuur. Die moet dan wel ongecompli ceerd zijn, want men houdt graag vast aan het oude idee dat „staande op de vestingmuren de vlag uit een hemd en een broek gemaakt kan worden"! Persoonlijke adeldom In deze tyd, waarin iedereen zichzelf moet waar maken. denkt onze zegsman even aan persoonlijke adeldom zoals die in Engeland bestaat. Die niet vererfbare adeldom hoort dan niet thuis tussen de benoemingen in bijvoorbeeld de orden van Oranje- N'assau en van de Nederlandse Leeuw, maar zou meer dwars door alle decoratiebeleid héén kunnen worden verleend. Zoals ook de zilveren anjer bij voorbeeld wordt uitgereikt aan verdienstelijke men sen op wie wel eens de schijnwerper mag vallen. Pas als er enkele generaties uit een geslacht zekere verdiensten bezitten, beslaat er kans dat een bepaald niveau in het geslacht beklijft en kan er dan over erfelijke adel worden gedacht. De Engelsman zegt; „It takes three generations to make a gentleman"! Vlag moet gemaakt kunnen worden uit HEMD EN BROEK Drs. C. I. Barendse, pedagoog van beroep, is sirds 1963 belast met de bisschoppelijke inspectie van het katho liek lager onderwijs in het bisdom Rotterdam Voor dien was hij leraar aan een kweekschool te 's-Graven-1 hage. Het godsdienstonderricht heeft altijd zjn bij zondere belangstelling gehad en heeft die behouden getuige o.a. een vorig jaar bij uitgeverij Helmoid ver schenen brochure „Schoolkatechese in een verande rende wereld". Met deze bij uitstek geïnformeerde" figuur hebben wij een gesprek gehad over een onder werp, dat de gemoederen in katholieke krinf noga bezig houdt: de stand van het godsdienstonderricht op katholieke lagere scholen. Mijnheer Barendse, heel wat ouders maken sieh zorgen over de katecheae op de la gere school. Ze menen, dat er zo goed als geen echt godsdienstonderricht wordt gegeven. Acht n deze be zorgdheid gemotiveerd? Niet helemaal. Ze berust voor een gedeelte op onbe grip. Veel ouders begrijpen niet, dat het moderne gods dienstonderricht begint bij de ervaringen van het kind en dat het pas zeer geleide lijk ertoe overgaat deze er varingen expliciet religieus te duiden. Laat ik een voorbeeld geven. Wij willen de kinderen bij brengen, dat Christus onze gids door het leven is. Dan beginnen we met te vragen: wat is een gids? Er komen alle mogelijke antwoorden: een telefoongids, de gidsen en de kabouters, een gids van de kampeerterreinen. Dan vragen we verder: kun nen ook mensen een gids zijn? Ja, zeggen de kinderen, inhakend op de actualiteit, zo'n mijnheer die de schaat sers helpt om een gouden medaille te halen. Als het kan sturen we dan de kinde ren met een bandrecorder naar een paar volwassenen toe, om hun te vragen: wie is in uw leven een echte gids voor u geweest? Daar komen wel aardige resultaten uit: naast de gebruikelijke figu ren als Paus Joannes en Kennedy worden personen genoemd, die in een moei lijke situatie als echte gidsen voor de betrokkenen zijn opgetreden. Op school luis teren we gezamenlijk al die bandjes af en borduren erop verder. Bijvoorbeeld door 't uitwerken van het bijbelse thema: Mozes gidste het joodse volk door de woestijn naar het beloofde land. En als het helemaal lukken wil, komen we tenslotte terecht bij de grote gids, Jezus Christus. Dat is een methode die uitstekend kan werken. Wanneer zij door een goede leerkracht gehanteerd wordt hoeven de ouders echt niet ongerust te zijn. Weet u wanneer ze zich zorgen moeten maken? In die ge vallen, waarin de leerkracht op de oude katechese te rugvalt („om een dam op te werpen tegen de geloofs afval en de morele ontred dering") of waarin hij, uit moedeloosheid, maar hele maal niets doet. Ik zou tegen die ongeruste ouders willen zeggen: maak u geen zorgen, het komt al lemaal goed, net als met de hele ontwikkeling in de Kerk. Hebben de ouders inspraak bü het godsdienstonder richt op de lagere school? Worden z(j op de hoogte gehouden van de gevolgde methode en van de gegeven inhoud? Dat is een zwak punt, ik moet dat erkennen, zelfs op scholen waar 't godsdienst onderricht op peil staat. Er worden wel ouderavonden gehouden maar dikwijls hebben die als enig doel: 'n reeds vaststaande Opzet aan de ouders „verkopen". Echte Inspraak is er nog weinig. Wel heb ik goede hoop, dat die in de komende jaren gaat groeien. Welke methode wordt op de ■cholen het meest gebruikt? Er zijn er meerdere in om loop. In ons district houden we ons allemaal aan de methode „Met Brandend Hart". Dat heeft 't gTote voordeel van een gemeen schappelijk» aanpak. Kunt a in enkele zinnen 't eigene van deze metbode aangeven? Neen, daarvoor zou ik meer ruimte nodig hebben. Eigen aan deze methode is zeker, dat de bijbelstof in de kate chese is ingebouwd. Ook, dat de lessen zoveel moge lijk aansluiten bij de we reld, waarin de kinderen leven; het wisselen van de jaargetijden en seizoenen, de feesten en gebeurtenis sen van het jaar. Verder dat er ruimschoots aanwij zingen worden gegeven voor het inspelen op de eigen activiteit van 't kind. Natuurlijk heb ik ook kri tiek. De methode is mis schien wat te lief. wat te romantisch in het spreken over de schoonheid van de natuur. De natuur is niet altijd zo mooi als ze lijkt een poes kan een zacht velletje hebben maar zij vreet ook vogeltjes op. Licht is niet altijd weldadig het kan ook verblindend aijn. Donker is niet altijd Dra. C. I. Barendse, bis schoppelijk inspecteur van Tiet onderwijs in het bisdom Rotterdam, kijkt terug op vier jaar experiment met de nieuwe katechese op de lagere scholen. Hij is te vreden over het resultaat en ziet de verdere ontwikkeling met vertrowwen tegemoet. angstwekkend. Kinderen hebben gevoel voor deze nuances. Het zou goed zijn als daarmee wat meer re kening werd gehouden. Sommige ouders zeggen dat de kinderen op school niet meer leren bidden. Wat denkt u daarvan? Daar ben ik het niet mee eens. Inderdaad wordt er weinig aan formulegebed gedaan, veel minder dan vroeger. Maar met bidden wordt op de kleuterschool al begonnen, meestal in de vorm van een improvisatie door de leerkracht; de kin deren worden ingeschakeld, al is het maar voor het op geven van intenties. Daar bij kom je soms tot de wonderlijkste dingen. Een jongen, wiens moeder kort tevoren gestorven was, wil de bidden „dat zijn moeder niet uit de hemel mocht donderen". En een ander zei rechtuit: „Hartelijk be dankt, dat we klaar zijn met bidden". Welke rol speelt de priester in de schoolkatechese en welke de leek? Wij gaan ervan uit, dat de verantwoordelijkheid voor de schoolkatechese ligt bij het hele team onder leiding van het hoofd. De modera tor is eenvoudig teamlid met als specialisatie kate chese. Hij moet zich ook als zodanig opstellen: niet het air aannemen van „zo is 't en wie heeft er nog iets te vragen?", niet komen met „ik ben liturg en daar heb ben jullie je niet mee te be moeien" maar zijn eigen specialiteit inbrengen in 't grote geheel. Dit neemt niet weg, dat hij een grote rol kan vervullen en dat het slagen van de katechese voor 'n zeer groot deel van hem afhangt. Zyn deze moderatoren ge specialiseerd? Dat is wel het ideaal: wer ken met half-time-specia- listen. die verder hun rol spelen in de gewone ziel zorg. Zo'n specialist kan vijf niet al te grote scholen bedienen. In het Westland hebben we de zaak op het ogenblik vrij aardig geor ganiseerd. Het loopt lekker En het is een lust om te zien, hoe de bij het werk betrokken priesters opfleu ren, wanneer ze merken dat het een beetje gaat en weer een beetje zicht krijgen op hun priesterlijke functie. Bij meerderen heb ik het verschil tussen nu en vijf jaar geleden met eigen ogen kunnen constateren. Komt u als inspecteur wel eens katecheten tegen, die naar een van beide uiter sten, conservatisme of vrij zinnigheid, doorslaan? Ja, maar het zijn uitzonde ringen. Ik ken er, die al leen maar voorthollen, die praktisch volslagen huma nist geworden zijn, en ik kan het me nog voorstellen ook. Daarnaast is er een handjevol oerconservatie ven: mensen die de hun toe gestuurde spullen retour neren met bijschriften als „waardeloos" of „humanis tisch tijdschrift". Ook dat kan ik wel begrijpen. Ik heb de ontreddering van veel onderwijzers gezien, toen de katechismus hun ineens uit de handen werd geslagen. Ze moesten, opge groeid in de oude school (voorzeggen, van buiten leren, uitleggen, inoefenen) gaan werken met een nieu we katechese (waarin veel ruimte is voor vrije expres experimenteren). En dat lukte niet ineens. Maar de meesten hebben na drie jaar proberen hun draai wel gevonden. De jonge generatie, die door de kweekscholen wordt af geleverd, is bepaald niet extremistisch. Ze vindt al leen, dat je niet te vroeg het expliciet-godsdienstige naar voren moet brengen: als je dat doet in de jaren van de puberteit ben je altijd nog vroeg genoeg. Soms kom je leerkrachten tegen die zeggen: „Ik geloof niets meer. Ik geef dus maar geen katechese". En als je dan gaat kijken, wat ze doen, ook op het terrein van het godsdienstonder richt, dan blijkt het dikwijls erg goed te zijn. Althans in mijn ogen. Ik sta zelf ook op het stand punt, dat we niet te vroeg moeten komen met het expliciet-godsdienstige. Wel ben ik ertegen, wanneer in de katechese bepaalde geloofswaarheden worden weggedrukt, bijvoorbeeld, wanneer men over Pasen spreekt zonder op een of andere manier de verrijze nis te vermelden. Dat vind ik fout. Krygcn naar uw mening «Ie kinderen voldoende gods dienstig houvast voor hun latere leven? Ja, evenveel en zelfs meer als bij het traditionele godsdienstonderricht. Dal was m.i. te sterk gebaseerd op het uitleggen en memo riseren van bepaalde for mules. Ze werden erin ge heid. En in heel veel geval len heeft dat het verder denken en het persoonlijk venverken voor het lateri leven geblokkeerd. Soms neem ik de pnef o; een ouderavond. Ik vraaj dan aan een van de otders: waartoe zijn wij op arrde' en krijg prompt het va buiten geleerde antwoord Dan stel ik dezelfde rraag aan een van de kinderen Het antwoord blijft lit enf" de ouders kijken mr i met een triomfantelijc je nou wel" in hun ogenf Dan keer ik me wee na; een van de volwasseien vraag: hoe doet u cat n God dienen om daarcoor in de hemel te komen) Daai ei weten ze gewoonlijk geen ai raad mee, met die vraag ze stotteren wat en 1 lijver D verder het antwoord schul- sp dig. Maar het kind, (rit die i vraag krijgt voortelegdtl komt spontaan mei heleboel leuke emerete dingen. Je moet natuurlijk w een beetje geluk tebben s maar dikwijls slaag der proef helemaal. En dai het V je bij de ouders een hee stuk gewonnen. De jongelui van tegenvoor-Jlp dig zijn veel kritische; dar k' wij vroeger nemen de vaste for nul es w niet meer zonder kstiek1 1 aan. Wij kregen vr egei 'tl van de Kerk te horeri dal ze één is, want zij overal één en dezelfde leer dezelfde heilige sacramntci d. en hetzelfde opperhoofd Weet u, hoe de joigerer daarop reageren? lunst zeggen ze, als je leiereen !cr Hifi Kfit ni.f mal ^1 1 eruit gooit, die het niit je eens is. En de Kjrk heilig, leerden wij, onder andere omdat zij altijl hei ligen voortbrengt. Ooi niet zo'n kunst, zeggen de jrnge- lui, als je het zelf n de hand hebt om mnsen heilig te verklaren. leus^- ze zijn heel wat kritscher dan wij. En ze hebbn er een zeker plezier iï oir. onze ballonnetjes dor tel prikken. Ook kan het hun veiniy schelen uit welke insjiratie iemand leeft, ze kijkn in de eerste plaats naai wó hij doet. Als je oudenn de vraag voorlegt: ,,Wa' zou u doen als kwam vst te staan, dat er geen leien is na de dood?", antwarden ze in negen van de tie» ge vallen, dat ze het er dan eens goed van zouden {aan nemen. De jongeren dasten- tegen zeggen: „Dat mij geen verschil geven. Je hebt je verantwoordelijk heid voor je medemens die blijft". bde >n «I* nde w< De ouders klagen er mgal eens over, dat ze niet be grijpen, waarmee hun kin deren thuiskomen, oob op godsdienstig gebied. Ja, heel wat telefoontjes die ik krijg, gaan daajover. Maar ik ben, eerlijk gtzegd, nog nooit een geyonde klacht tegengekomen. Er i: alleen sprake van kfftslui- ting, omdat de oudes aar één en hetzelfde een totaal andere betekenis gevïn dan de kinderen. Neen eucharistie. Op school wordt die benaderd als een maal tijd met een diep relfeieuze betekenis. Dit laat dt weg open naar een volVassen beleving, waarin de \terke- lijke tegenwoordigheid meer dt, uitdrukkelijk de aanlacht krijgt. De ouders zeggai: is helemaal niet gesproken 'ma over de verandering brood en wijn. Daar praten wij ook niet over, reageer de school. En de otders komen in opstand, zij gaan op de school en op d< per soon van de katecheel alles projecteren, wat zij teger de huidige ontwikkelfag ïr de Kerk aan bezwaret heb ben. Dan heb je de poppen aan het dansen. Wat zou u deze mensen zeggen, als u een kalvci minuut kreeg om ze van hun verontrusting te be Niets. Ik zou een afspraal met ze maken en ze eens— helemaal laten uitprttenF. Dat helpt, dat weet il eigen ervaring. Dan z»u van mijn kant probeusn laten zien, dat de waarheid geen afgeronde zaak :s, die je „in de zak" kunt bobben maar een werkelijkhdd, die door ieder op zijn eigen manier beleefd wordf door ouderen zus en door longe ren zo. Daar draait h»t om. Daar ligt precies het ver schil tussen de oude tn de nieuwe katechese. Wij moe ten de waarheid weer Ieren zien als een stuk persoon lijk beleefde werkelijkheid. En wij moeten ieder zijn eigen waarheid gunnen. ALFRED v. d. WÜIJER v< EN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1968 | | pagina 6