ADELSTAND
adeldom
godsdienstonderricht
op school anders dan vroeger, niet slechter
PAGINA 6
DE LEIDSE COURANT
DONDERDAG 21 MAAKT 196S
bestaat
niet meer
bleef
(Va
i onzer verslaggevers)
DEN HAAG Het feodale tijd
perk is voorbij; *eker in westelijk
Nederland, waar nóóit sterke ge
zagsverhoudingen leefden. Voor
bij is de tijd waarin de pachter
met-zijn-pet-in-de-hand langs 't
kasteel van zijn leenheer liep.
VoorbU is ook de tijd waarin
men „afstanden" sag tussen de-
hoed-van-de-heer en de-pet-van
-de-arbeider; tassen de-mantel
van-de-dame en de-omslagdoek
van-de-volksvrouw. Verdwenen
«s de Identiek met de boven
laag van de bevolking xijnde
adelstand, die in 1848 door een
grondwetsbepaling ophield een
bijzondere stand met eigen po
litieke rechten te zijn: alle Ne
derlanders zijn voor de wet
gelijk. Tegenwoordig wordt
zodra een open post bjj de di
plomatieke dienst bezet moet
worden vrijwel altsluitend op
bekwaamheid en nog nauwelijks
op adellijke titels gelet. Van de
72 Nederlandse ambassadeurs in
den vreemde zijn er nog slechts
18 van adel. Koningin Emma
vond het al niet meer nodig, dat
alleen adellijken toegang tot
hoffunctics hadden!
Wat bleef is de adcldóm, zij het dat zeker van de
547 geslachten aan wie in 1814 door koning Willem I
het predikaat van adel werd verleend, de helft is
uitgestorven. In het sociale verkeer, waarbij we de
adel in de meest uiteenlopende beroepen en in de
meest uiteenlopende behuizingen tegenkomen, kan
het dragen van een adellijke titel nog een zeker
gemak met zich meebrengen. Voor de adellijke
betonwerker, kruier of schilder betekent zo'n titel
echter eerder een lóst. Zeker in Nederland zijn adel
en bezit niet (meer) identiek.
„Je begint niet met je kinderen te vertellen, dat je
gezin tot de adel behoort", vertelt ons één van de
zevenduizend adellijke lieden (onder wie slechts
duizend rooms-katholieken). „Het kan best gebeuren,
dat je onwetend zoontje verontwaardigd thuiskomt
na een ruzietje op school, omdat zijn kameraadjes
heen „lelijke baron" of zoiets hebben nageroepen.
Naarmate de kinderen dichter bij de jaren des
onderscheids komen, krijgen ze meer gevoel voor
de van-huis-uit meegekregen tradities. Ik ben er
echter dankbaar voor, dat de huidige jongelui-van-
adel bij de keuze van hun levenspartner niet eerst
kijken naar de adellijke titel. Ook in ons koninklijk
huia wordt niet meer uitsluitend met leden van
vorstengeslachten getrouwd! Ter voorkoming van
wrijvingen vind ik het wel belangrijk, dat de jongelui
een in dezelfde maatschappelijke sector opgegroeide
en onder dezelfde levensomstandigheden verkerende
partner vinden."
Orde op adelszaken
„Koning Willem I wilde onmiddellijk na zijn terug
komst orde op adelszaken te stellen. Reeds op 24 juni
1814 installeerde hij de Hoge Raad van Adel, proto
collair een hoog college van staat, dat nog altijd
bestaat uit vijf leden en een secretaris. Die laatste
heeft met enkele functionarissen een dagtaak aan het
secretariaat met zijn belangrijke bibliotheek en uit
gebreid archief", vertelt ons de huidige voorzitter.
„Van de 16e eeuw tot de 19e eeuw werd in onze
republiek geen nieuwe adel gecreëerd, omdat daartoe
alleen een souverein gerechtigd is. Met de door Na
poleon uitgereikte titels hield de koning zich niet op.
De oude inheemse en nog uit de middeleeuwen
daterende adel, die veelal tijdens de republiek in de
ridderschappen zitting had, erkende hij als adel van
het koninkrijk. (Een groot deel van de Belgische adel
behoort tevens tot de Nederlandse.) De vele families
die van buitenlandse vorsten een adelsdiploma had
den ontvangen, lijfde hij in de Nederlandse adel in.
Veel regentenfamilies en rooms-katholieke geslach
ten, die door hun positie op éénzelfde lijn stonden
als de oude inheemse adel, werden door hem in de
adel verheven. Ook wegens persoonlijke verdiensten
vonden verheffingen plaats. Onder de regering van
koningin Wilhelmina geraakte dit laatste evenwel in
onbruik."
Titulatuur
Niets stond op papier, zodat het voor de Raad een
enorme opgave was alle pretenties van adeldom na
Fragment van het interieur van de vergaderzaal in het gebouw van dc Hoge Raad van Adel.
te gaan. Vele families kwamen zélf met gegevens
aandragen. By koninklijke besluiten werden titels
vastgesteld. De van vóór de 16e eeuw daterende en
dus „oude inheemse adel" bediende zich by gebrek
aan een titel van „jonker". Men voelde zich echter
niets minder dan de buitenlandse, ook wel tot de
stadhouderlijke hoven behorende markies of graaf.
De Nederlanders namen daarom gewoonweg de ti
tel van baron aan. Koning Willem I gaf daaraan
zijn sanctie als een bepaalde familie die titel reeds
honderd jaar onaangevochten voerde. In volgorde
kennen we nu de titels van prins, hertog, markies,
graaf (in 18 geslachten), burggraaf, baron en ridder
(in nog slechts zes Nederlandse families). Door geen
titel dragende adellijke lieden wordt het predikaat
jonkheer gevoerd. (Onze gehele adel kan men leren
uit bet „Nederlands Adelsboek".)
De Raad geeft óók advies aan de regering over Üt-
tulatuur en wapens van het Koninklijk Huis. De
huwelijken van de prinsessen Beatrix en Margriet
maakten nieuwe regelingen nodig, omdat het wen
selijk was bepaalde titels op hun kinderen te laten
overgaan. Zo zijn de kinderen van prinses Beatrix:
prins(es) der Nederlanden en prins(es) van Oranje-
Nassau met het predikaat „koninklijke hoogheid";
de kinderen van prinses Margriet, die verder van
de troon afstaan, worden alleen prins(es) van Oranje-
Nassau en „hoogheid".
Adelsdiploma
Leden van de familie Van Coeverden (stammend
uit de 12e eeuw) behoren tot het oudste inheemse
dus erkende geslacht; de oude Haarlemse re-
HOGE RAAD VAN ADEL
BEHANDELT ALLE ADELSZAKEN
EN ADVISEERT
INZAKE WAPENS EN VLAGGEN
Het merkwaardige wapen van Hensbroek (een rus
tende hen op een broek) in het Register van Ge
meentewapens.
gentenfamilie Van Valkenburg werd in 1939 als
laatste in de adel verheven.
„In de grondwet staat, dat de koning adeldom ver
leent, dus vandaag of morgen kan zich best weer
een geval voordoen", vervolgt onze gastheer. „Onder
koning Willem I werden tweehonderd families in
de ridderschap benoemd of erkend, 70 ingelijfd en
175 verheven. Elk decennium werd het aantal adel-
domverleningen minder. Koningin Wilhelmina nam
25 nieuwe families in de adel op en onder koningin
Juliana werden nog slechts twee families ingelijfd."
Een adelsdiploma (het lakzegel weegt 500 gram!)
vraagt 150.— vervaardigingsloon; een erkenning
kost 400.een inlijving 750.en een verheffing
1800.Bovendien is in alle gevallen nog 2000.
aan leges verschuldigd.
Strenge heraldiek
Sterk zijn ook de banden aangehaald tussen de Hoge
Raad en heraldiek met haar strenge, internationaal
aanvaarde regels, die eigenlijk al uit de middel
eeuwen dateren. Sinds 1814 moeten alle gemeentelijke
en provinciale wapens bij koninklijk besluit worden
vastgesteld via de Raad.
„In de meeste gevallen was er wel een zegel, omdat
vroeger een zegel dezelfde kracht had als thans de
handtekening heeft, maar een zegel hoeft niet het
zelfde als een wapen te zijn", verklaart onze gast
heer ..Vooral in het zuiden werd nogal eens de
afbeelding van een plaatselijke heilige met aan de
voeten een schildje van de heer van het dorp als
zegel gebezigd en in de 19e eeuw als wapen aan
genomen In het bijzonder bij uit zegels afgeleide
wapens waren dikwijls de kleuren onbekend. In dié
gevallen werden de rijkskleuren azuur (blauw) en
goud aangenomen Er bestaan tevens tienduizenden
familiewapens, ook voor niet-adellijke geslachten,
omdat reeds in vroeger eeuwen de schout, de sche
penen, de notarissen en andere dignitarissen moesten
zegelen. Hun wapens werden veelal ontleend aan
uithangborden of woordspelingen op de familieriaam.
De Raad krijgt jaarlijks een groot aantal adviezen
voor gemeente- en waterschapswapens te verwerken.
Soms komt een verzoek binnen een kroon of een
schildhouder aan het wapen te mogen toevoegen.
Door de groeiende belangstelling voor heraldiek komt
ook nogal eens een rectificatie voor, omdat er de
meest wonderlijke en foutieve wapens bestaan. Zo
hebben Abbenbroek en Hensbroek een broek in het
Vlaggen
Zodra er belangstelling voor een gemeentevlag ont
staat, welke vlag niet bij koninklijk besluit maar bij
raadsbesluit wordt vastgesteld, is het gemeentebe
stuur verplicht daartoe advies bij de Hoge Raad van
Adel in te winnen. Hier kan de laatste jaren bijna
van een rage worden gesproken! Nu de mogelijk
heden in hanenvlaggen met horizontale en verticale
banen zijn uitgeput, worden tegenwoordig dikwijls
de kleuren van het gemeentewapen in banen bijeen
gebracht met op de middelste baan een in dat wapen
voorkomende figuur. Die moet dan wel ongecompli
ceerd zijn, want men houdt graag vast aan het oude
idee dat „staande op de vestingmuren de vlag uit
een hemd en een broek gemaakt kan worden"!
Persoonlijke adeldom
In deze tyd, waarin iedereen zichzelf moet waar
maken. denkt onze zegsman even aan persoonlijke
adeldom zoals die in Engeland bestaat. Die niet
vererfbare adeldom hoort dan niet thuis tussen de
benoemingen in bijvoorbeeld de orden van Oranje-
N'assau en van de Nederlandse Leeuw, maar zou
meer dwars door alle decoratiebeleid héén kunnen
worden verleend. Zoals ook de zilveren anjer bij
voorbeeld wordt uitgereikt aan verdienstelijke men
sen op wie wel eens de schijnwerper mag vallen.
Pas als er enkele generaties uit een geslacht zekere
verdiensten bezitten, beslaat er kans dat een bepaald
niveau in het geslacht beklijft en kan er dan over
erfelijke adel worden gedacht. De Engelsman zegt;
„It takes three generations to make a gentleman"!
Vlag moet gemaakt
kunnen worden uit
HEMD EN BROEK
Drs. C. I. Barendse, pedagoog van beroep, is sirds 1963
belast met de bisschoppelijke inspectie van het katho
liek lager onderwijs in het bisdom Rotterdam Voor
dien was hij leraar aan een kweekschool te 's-Graven-1
hage. Het godsdienstonderricht heeft altijd zjn bij
zondere belangstelling gehad en heeft die behouden
getuige o.a. een vorig jaar bij uitgeverij Helmoid ver
schenen brochure „Schoolkatechese in een verande
rende wereld". Met deze bij uitstek geïnformeerde"
figuur hebben wij een gesprek gehad over een onder
werp, dat de gemoederen in katholieke krinf noga
bezig houdt: de stand van het godsdienstonderricht op
katholieke lagere scholen.
Mijnheer Barendse, heel wat
ouders maken sieh zorgen
over de katecheae op de la
gere school. Ze menen, dat
er zo goed als geen echt
godsdienstonderricht wordt
gegeven. Acht n deze be
zorgdheid gemotiveerd?
Niet helemaal. Ze berust
voor een gedeelte op onbe
grip. Veel ouders begrijpen
niet, dat het moderne gods
dienstonderricht begint bij
de ervaringen van het kind
en dat het pas zeer geleide
lijk ertoe overgaat deze er
varingen expliciet religieus
te duiden.
Laat ik een voorbeeld geven.
Wij willen de kinderen bij
brengen, dat Christus onze
gids door het leven is. Dan
beginnen we met te vragen:
wat is een gids? Er komen
alle mogelijke antwoorden:
een telefoongids, de gidsen
en de kabouters, een gids
van de kampeerterreinen.
Dan vragen we verder: kun
nen ook mensen een gids
zijn? Ja, zeggen de kinderen,
inhakend op de actualiteit,
zo'n mijnheer die de schaat
sers helpt om een gouden
medaille te halen. Als het
kan sturen we dan de kinde
ren met een bandrecorder
naar een paar volwassenen
toe, om hun te vragen: wie
is in uw leven een echte gids
voor u geweest? Daar komen
wel aardige resultaten uit:
naast de gebruikelijke figu
ren als Paus Joannes en
Kennedy worden personen
genoemd, die in een moei
lijke situatie als echte gidsen
voor de betrokkenen zijn
opgetreden. Op school luis
teren we gezamenlijk al die
bandjes af en borduren erop
verder. Bijvoorbeeld door 't
uitwerken van het bijbelse
thema: Mozes gidste het
joodse volk door de woestijn
naar het beloofde land. En
als het helemaal lukken wil,
komen we tenslotte terecht
bij de grote gids, Jezus
Christus. Dat is een methode
die uitstekend kan werken.
Wanneer zij door een goede
leerkracht gehanteerd wordt
hoeven de ouders echt niet
ongerust te zijn. Weet u
wanneer ze zich zorgen
moeten maken? In die ge
vallen, waarin de leerkracht
op de oude katechese te
rugvalt („om een dam op te
werpen tegen de geloofs
afval en de morele ontred
dering") of waarin hij, uit
moedeloosheid, maar hele
maal niets doet.
Ik zou tegen die ongeruste
ouders willen zeggen: maak
u geen zorgen, het komt al
lemaal goed, net als met de
hele ontwikkeling in de
Kerk.
Hebben de ouders inspraak
bü het godsdienstonder
richt op de lagere school?
Worden z(j op de hoogte
gehouden van de gevolgde
methode en van de gegeven
inhoud?
Dat is een zwak punt, ik
moet dat erkennen, zelfs op
scholen waar 't godsdienst
onderricht op peil staat. Er
worden wel ouderavonden
gehouden maar dikwijls
hebben die als enig doel: 'n
reeds vaststaande Opzet aan
de ouders „verkopen". Echte
Inspraak is er nog weinig.
Wel heb ik goede hoop, dat
die in de komende jaren
gaat groeien.
Welke methode wordt op de
■cholen het meest gebruikt?
Er zijn er meerdere in om
loop. In ons district houden
we ons allemaal aan de
methode „Met Brandend
Hart". Dat heeft 't gTote
voordeel van een gemeen
schappelijk» aanpak.
Kunt a in enkele zinnen
't eigene van deze metbode
aangeven?
Neen, daarvoor zou ik meer
ruimte nodig hebben. Eigen
aan deze methode is zeker,
dat de bijbelstof in de kate
chese is ingebouwd. Ook,
dat de lessen zoveel moge
lijk aansluiten bij de we
reld, waarin de kinderen
leven; het wisselen van de
jaargetijden en seizoenen,
de feesten en gebeurtenis
sen van het jaar. Verder
dat er ruimschoots aanwij
zingen worden gegeven
voor het inspelen op de
eigen activiteit van 't kind.
Natuurlijk heb ik ook kri
tiek. De methode is mis
schien wat te lief. wat te
romantisch in het spreken
over de schoonheid van de
natuur. De natuur is niet
altijd zo mooi als ze lijkt
een poes kan een zacht
velletje hebben maar zij
vreet ook vogeltjes op.
Licht is niet altijd weldadig
het kan ook verblindend
aijn. Donker is niet altijd
Dra. C. I. Barendse, bis
schoppelijk inspecteur van
Tiet onderwijs in het bisdom
Rotterdam, kijkt terug op
vier jaar experiment met
de nieuwe katechese op de
lagere scholen. Hij is te
vreden over het resultaat en
ziet de verdere ontwikkeling
met vertrowwen tegemoet.
angstwekkend. Kinderen
hebben gevoel voor deze
nuances. Het zou goed zijn
als daarmee wat meer re
kening werd gehouden.
Sommige ouders zeggen dat
de kinderen op school niet
meer leren bidden. Wat
denkt u daarvan?
Daar ben ik het niet mee
eens. Inderdaad wordt er
weinig aan formulegebed
gedaan, veel minder dan
vroeger. Maar met bidden
wordt op de kleuterschool
al begonnen, meestal in de
vorm van een improvisatie
door de leerkracht; de kin
deren worden ingeschakeld,
al is het maar voor het op
geven van intenties. Daar
bij kom je soms tot de
wonderlijkste dingen. Een
jongen, wiens moeder kort
tevoren gestorven was, wil
de bidden „dat zijn moeder
niet uit de hemel mocht
donderen". En een ander
zei rechtuit: „Hartelijk be
dankt, dat we klaar zijn
met bidden".
Welke rol speelt de priester
in de schoolkatechese en
welke de leek?
Wij gaan ervan uit, dat de
verantwoordelijkheid voor
de schoolkatechese ligt bij
het hele team onder leiding
van het hoofd. De modera
tor is eenvoudig teamlid
met als specialisatie kate
chese. Hij moet zich ook als
zodanig opstellen: niet het
air aannemen van „zo is 't
en wie heeft er nog iets te
vragen?", niet komen met
„ik ben liturg en daar heb
ben jullie je niet mee te be
moeien" maar zijn eigen
specialiteit inbrengen in 't
grote geheel. Dit neemt niet
weg, dat hij een grote rol
kan vervullen en dat het
slagen van de katechese
voor 'n zeer groot deel van
hem afhangt.
Zyn deze moderatoren ge
specialiseerd?
Dat is wel het ideaal: wer
ken met half-time-specia-
listen. die verder hun rol
spelen in de gewone ziel
zorg. Zo'n specialist kan
vijf niet al te grote scholen
bedienen. In het Westland
hebben we de zaak op het
ogenblik vrij aardig geor
ganiseerd. Het loopt lekker
En het is een lust om te
zien, hoe de bij het werk
betrokken priesters opfleu
ren, wanneer ze merken dat
het een beetje gaat en weer
een beetje zicht krijgen op
hun priesterlijke functie.
Bij meerderen heb ik het
verschil tussen nu en vijf
jaar geleden met eigen
ogen kunnen constateren.
Komt u als inspecteur wel
eens katecheten tegen, die
naar een van beide uiter
sten, conservatisme of vrij
zinnigheid, doorslaan?
Ja, maar het zijn uitzonde
ringen. Ik ken er, die al
leen maar voorthollen, die
praktisch volslagen huma
nist geworden zijn, en ik
kan het me nog voorstellen
ook. Daarnaast is er een
handjevol oerconservatie
ven: mensen die de hun toe
gestuurde spullen retour
neren met bijschriften als
„waardeloos" of „humanis
tisch tijdschrift". Ook dat
kan ik wel begrijpen. Ik
heb de ontreddering van
veel onderwijzers gezien,
toen de katechismus hun
ineens uit de handen werd
geslagen. Ze moesten, opge
groeid in de oude school
(voorzeggen, van buiten
leren, uitleggen, inoefenen)
gaan werken met een nieu
we katechese (waarin veel
ruimte is voor vrije expres
experimenteren). En dat
lukte niet ineens. Maar de
meesten hebben na drie
jaar proberen hun draai
wel gevonden.
De jonge generatie, die door
de kweekscholen wordt af
geleverd, is bepaald niet
extremistisch. Ze vindt al
leen, dat je niet te vroeg
het expliciet-godsdienstige
naar voren moet brengen:
als je dat doet in de jaren
van de puberteit ben je
altijd nog vroeg genoeg.
Soms kom je leerkrachten
tegen die zeggen: „Ik geloof
niets meer. Ik geef dus maar
geen katechese". En als je
dan gaat kijken, wat ze
doen, ook op het terrein
van het godsdienstonder
richt, dan blijkt het dikwijls
erg goed te zijn. Althans in
mijn ogen.
Ik sta zelf ook op het stand
punt, dat we niet te vroeg
moeten komen met het
expliciet-godsdienstige. Wel
ben ik ertegen, wanneer
in de katechese bepaalde
geloofswaarheden worden
weggedrukt, bijvoorbeeld,
wanneer men over Pasen
spreekt zonder op een of
andere manier de verrijze
nis te vermelden. Dat vind
ik fout.
Krygcn naar uw mening
«Ie kinderen voldoende gods
dienstig houvast voor hun
latere leven?
Ja, evenveel en zelfs meer
als bij het traditionele
godsdienstonderricht. Dal
was m.i. te sterk gebaseerd
op het uitleggen en memo
riseren van bepaalde for
mules. Ze werden erin ge
heid. En in heel veel geval
len heeft dat het verder
denken en het persoonlijk
venverken voor het lateri
leven geblokkeerd.
Soms neem ik de pnef o;
een ouderavond. Ik vraaj
dan aan een van de otders:
waartoe zijn wij op arrde'
en krijg prompt het va
buiten geleerde antwoord
Dan stel ik dezelfde rraag
aan een van de kinderen
Het antwoord blijft lit enf"
de ouders kijken mr i
met een triomfantelijc
je nou wel" in hun ogenf
Dan keer ik me wee na;
een van de volwasseien
vraag: hoe doet u cat n
God dienen om daarcoor in
de hemel te komen) Daai ei
weten ze gewoonlijk geen ai
raad mee, met die vraag
ze stotteren wat en 1 lijver D
verder het antwoord schul- sp
dig. Maar het kind, (rit die i
vraag krijgt voortelegdtl
komt spontaan mei
heleboel leuke emerete
dingen. Je moet natuurlijk w
een beetje geluk tebben s
maar dikwijls slaag der
proef helemaal. En dai het V
je bij de ouders een hee
stuk gewonnen.
De jongelui van tegenvoor-Jlp
dig zijn veel kritische; dar k'
wij vroeger
nemen de vaste for nul es w
niet meer zonder kstiek1 1
aan. Wij kregen vr egei 'tl
van de Kerk te horeri dal
ze één is, want zij
overal één en dezelfde leer
dezelfde heilige sacramntci d.
en hetzelfde opperhoofd
Weet u, hoe de joigerer
daarop reageren? lunst
zeggen ze, als je leiereen !cr
Hifi Kfit ni.f mal ^1
1
eruit gooit, die het niit
je eens is. En de Kjrk
heilig, leerden wij, onder
andere omdat zij altijl hei
ligen voortbrengt. Ooi niet
zo'n kunst, zeggen de jrnge-
lui, als je het zelf n de
hand hebt om mnsen
heilig te verklaren. leus^-
ze zijn heel wat kritscher
dan wij. En ze hebbn er
een zeker plezier iï oir.
onze ballonnetjes dor tel
prikken.
Ook kan het hun veiniy
schelen uit welke insjiratie
iemand leeft, ze kijkn in
de eerste plaats naai wó
hij doet. Als je oudenn de
vraag voorlegt: ,,Wa' zou
u doen als kwam vst te
staan, dat er geen leien is
na de dood?", antwarden
ze in negen van de tie» ge
vallen, dat ze het er dan
eens goed van zouden {aan
nemen. De jongeren dasten-
tegen zeggen: „Dat
mij geen verschil geven. Je
hebt je verantwoordelijk
heid voor je medemens
die blijft".
bde
>n «I*
nde
w<
De ouders klagen er mgal
eens over, dat ze niet be
grijpen, waarmee hun kin
deren thuiskomen, oob op
godsdienstig gebied.
Ja, heel wat telefoontjes
die ik krijg, gaan daajover.
Maar ik ben, eerlijk gtzegd,
nog nooit een geyonde
klacht tegengekomen. Er i:
alleen sprake van kfftslui-
ting, omdat de oudes aar
één en hetzelfde een totaal
andere betekenis gevïn dan
de kinderen. Neen
eucharistie. Op school wordt
die benaderd als een maal
tijd met een diep relfeieuze
betekenis. Dit laat dt weg
open naar een volVassen
beleving, waarin de \terke-
lijke tegenwoordigheid meer dt,
uitdrukkelijk de aanlacht
krijgt. De ouders zeggai:
is helemaal niet gesproken 'ma
over de verandering
brood en wijn. Daar praten
wij ook niet over, reageer
de school. En de otders
komen in opstand, zij gaan
op de school en op d< per
soon van de katecheel alles
projecteren, wat zij teger
de huidige ontwikkelfag ïr
de Kerk aan bezwaret heb
ben. Dan heb je de poppen
aan het dansen.
Wat zou u deze mensen
zeggen, als u een kalvci
minuut kreeg om ze van
hun verontrusting te be
Niets. Ik zou een afspraal
met ze maken en ze eens—
helemaal laten uitprttenF.
Dat helpt, dat weet il
eigen ervaring. Dan z»u
van mijn kant probeusn
laten zien, dat de waarheid
geen afgeronde zaak :s, die
je „in de zak" kunt bobben
maar een werkelijkhdd, die
door ieder op zijn eigen
manier beleefd wordf door
ouderen zus en door longe
ren zo. Daar draait h»t om.
Daar ligt precies het ver
schil tussen de oude tn de
nieuwe katechese. Wij moe
ten de waarheid weer Ieren
zien als een stuk persoon
lijk beleefde werkelijkheid.
En wij moeten ieder zijn
eigen waarheid gunnen.
ALFRED v. d. WÜIJER
v<
EN