Ruud Spruit (25) Leidse bolleboos Initiatiefnemer Stichting Leidse Hofjes „De hofj es moeten een andere image krijgen" „CANITA TUBA" TE LISSE OPTIMISTISCH OVER TOEKOMST Ourft R<SF ZATERDAG 9 MAART 1968 Hoewel sommigj Leidse hofjes al meer dan drie eeuwen getrot seerd hebben, vras het pas vorig jaar voor het eerst, dat regenten van vrijwel alle Leidse hofjes bij elkaar kwamen om van gedachten te wisselen ov«r problemen welke men gemeenschappelijk had. De bijeenkomst vond plaats in de regentenkamer van het Schach tenhof aan de Vliddelstegracht en de heren velen kwamen van zeer ver waren tot hun tocht opgewekt via een stencyl door „ene meneer" R. Spruit. JFUGDIGE JEUDENAAR SLOEG SPIJKER OP ZIJN KOP V „In het haïetje pakte ik de j'as- I ten aan. Ik was doodnerveus, dat ivel, maar it moet zeggen, dat de •- heren mijn jnthulling aan het be- gin van dé vergadering geweldig sportief heiben opgevat. Wat wil je? Ik was tenslotte amper 24 jaar en ik zou het eigenlijk niemand kwalijk hebben kunnen nemen als hij gezegd zou hebben: „Zeg, snot- I neusNakurend van een blin dedarmoperatie in het Elisabeth Ziekenhuis vertelt Ruud Spruit hij is nu 25 de initiatiefnemer van de jonge Stichting Leidse Hof jes, hoe het allemaal kwam en wat de Stichting, waarin alle Leidse hofjes deelnemen zich ten doel stelt. „Van jongsafaan", aldus de heer Spruit, „heb ik belangstelling ge had vcor en geprutst in oude din getjes. Hofjes hebben me ook altijd getrokken. De architectuur en vooral ook de sfeer boeien me enorm. Al voor ik portier werd en ging wonen in de regentenkamer van het Schachtenhof kon ik niet aanzien, dat sommige hofjes ernstig in verval raakten en heel wat ke ren ben ik er met vrienden van de kweekschool met emmer en wit kwast op uit getrokken om hier en daar in de hofjes de boel wat op te fleuren of om kleine karweitjes te verrichten". Sinds zijn aanstelling als portier in het Schachtenhof is de heer Sruit evenwel, zo vertelt hij, hele maal ondergedoken in het Leidse hofjeswezen. Om het vertrouwen van de medebewoners te winnen „ik werd eerst beschouwd als een vreemde eend in de bijt" ging hij een tijdje leven volgens „het dienstbode-ritme" van de ove rige bewoners: om acht uur naar bed en om vijf uur op. Toen hij aldus geaccepteerd werd als een In de nieuwe Stichting Leidse Hofjes werken bijna alle instan ties samen, die hof/es in Leiden beheren: de regentencolleges van de verschillende kerkgenoot schappen, die in totaal 23 hofjes onder hun hoede hebben; de ge meente Leiden, die 4 hofjes be heert en de Stichting Studenten Hulsvesting met 4 hofles. Het bestuur van de stichting ziet er als volgt uit: I. P. Zwanenburg (voorz.) R. J. Spruit (secr.) Mej. A. I. van Nienes Mr. I. W. ten Napel P. G. Hilgersom (penningm.) I Onder grote belangstelling werd de hm rgaderlng van Canlte Tuba ge louden. In zUn openingswoord kon de voorzitter J. van Dijk mededelen, dat let ledental de 100 was gepasseerd. Door Ie viering van het gouden bestaansfeest kerd de vereniging In staat gesteld een lO-tal Instrumenten aan te schaffen en iet materiaal van de drumband geheel Wstro: PLATE-SERVICE R6tlsj«rt«: SPÉCIALITÉS DU CHEF Crtperle: PANNEROEKEN IN VELE VARIATIES te vernieuwen mede dank zU de feestgave van de gehele Llsser burgert). Deze nieu we Instrumenten zullen ln tegenwoordig heid van de leden van het feestcomité ln gebruik worden genomen. Besloten werd op 18 april a.s. een con cert te geven in de Marlakerk aan de Oranjelaan en de gehele bevolking in staat te stellen de nieuwe instrumenten te beluisteren. Op 16 juni zal de Harmonie deelnemen aan een Federatief concours, waarvoor reeds drie werken ln studie zijn geno men. Door de grote uitbreiding van de ver eniging werd het bestuur aangevud met twee leden, de heren J. van Beelen en M. van Dijk. De harmonie, onder leiding van Wim van Duin, is door het mooie resultaat op het concours te Heiloo nu ingedeeld in de ere-afdeling. De drumband heeft een nieuwe instructeur, ni. de heer Stellard van de Kon. Mil. Kapel. Een 10-tal leerlingen, die reeds twee jaar o.l.v. mej. Henny Drost muziekles krijgen zijn thans ln het orkest opgeno men. Nog 10 leerlingen wachten op een instrument. Bovendien wordt aan 15 leer lingen lea gegeven in theorie en bekwa men deze zich voorlopig op blokfluiten. Een van de 33 Leidse hofjes Is het St. Annahofle aan de Hooi gracht. Het is een van de mooi ste hofjes, die Leiden bezit. Hier is ook reeds een begin gemaakt met de begeleiding van de be jaarden. In een der huisjes woont namelijk een jong artsenechtpaar, dat de bewoners desgewenst de nodige hulp en adviezen ken verschaffen. verbaasd heeft daarna is niet al leen, dat mijn ideetjes - van een jong buitenstaander - aandachtig aanhoord werden, maar nog meer, dat direct een vruchtbare discussie ontstond waarin al gauw het plan geboren werd van een alles overkoe pelende stichting. Achteraf heb ik het allemaal wel kunnen begrijpen: alle regentencolleges hadden altijd langs ekaar heen geleefd en za gen nu een prachtige mogelijkheid om ervaringen en zorgen uit te wis selen. Opmerkelijk is bovendien, dat iedereen wenste mee te doen met een eventuele stichting, de regen tencolleges van de verschillende kerkgenootschappen, de Studenten Hulsvesting en het gemeentebe stuur, dat ook vier hofjes beheert. De Stichting Leidse Hofjes, die in augustus vorig jaar officieel een feit werd, heeft, aldus de heer Spruit, ook een stevige impuls ge had van wethouder S. Menken. Niet alleen zaligmakend „Door de opkomst van de moder ne bejaardencentra waren vele re gentencolleges al begonnen de hof jes te zien als een aflopende zaak. Het tegendeel moet evenwel - ook volgens de wethouder het geval zyn - want op ambteljjk niveau be gint men langzamerhand de bejaar dencentra niet meer als alleenzalig makend te beschouwen. Bejaarden centra zjjn mooi voor bejaarden, «lie door een gebrek niet meer zelfstan dig kunnen wonen, maar bejaarden, die zich nog aardig kunnen redden horen thuis in de gemeenschap, by voorkeur in de binnenstad. Ik heb de voorbeelden zelf gezien van men sen, die ln korte tyd in een bejaar dencentrum wegkwijnenEr wordt eigenlijk te veel voor deze mensen gezorgd. Tekenend voor het sfeerverschil is by voorbeeld dit: be woners van een bejaardencentrum vinden, dat ze bezoek krijgen als er een kennis of familielid langs komt; een hofjesbewoner krijgt visite." Om alle Leidse hofjes weer een volwaardige plaats te geven in de bejaardenzorg van Leiden - vele hofjes worden door een gebrek aan comfort gemeden door bejaarden en de kwalificatie van „muffe bedoe ning" is niet zelden terecht - is de jonge stichting onder meer in het leven geroepen. De in de Stichting samenwerkende regentencolleges zullen door het uitwisselen van ge gevens en het elkaar wegwjjs ma ken op de eerste plaats gaan trach ten van alle hofjes, die voor bewo ning door bejaarden in aanmerking komen, deugdelijke aan moderne eisen beantwoordende woninkjes te maken. Het Stichtingsbestuur kon ons nog geen bedragen noemen, maar men schat, dat de dringende restauratieplannen stellig enkele miljoenen zullen vergen. Hoewel het om forse kapitalen gaat lijkt het geld niet een onoverkomelijk probleem. Er kunnen premies gege ven worden voor woningverbetering. „Ik heb regenten gesproken, die daar nog niet van af wisten", aldus de heer Spruit. Monumentenzorg en de provincie kunnen bijspringen enz. Ruud Spruit: „Het is de bedoeling dat de Stichting dat nu eens vakkundig gaat onderzoeken voor de hofjesbe- sturen. Het ligt allemaal zo ingewik keld, dat je het de mensen niet kwalijk moet nemen, dat ze de goede bronnen niet wisten aan te boren. Be halve de reeds bestaande bronnen zoals de premie woningverbetering hebben wij onze hoop er op gevestigd, dat men de hofjes ook ongeveer gaat behandelen als de bejaardencentra. Als de exploitatie van een modern in gericht hofje bijvoorbeeld 125, aan huur moet gaan doen door een sluitende exploitatie dan moet dat net als de verpleegprijzen in een centrum geregeld kunnen worden via de Bij- standwet". Begeleiding en meer comfort Wat een modern hofje behoort te zijn weet de heer Spruit ook: „Be hoorlijk sanitair en een douchegele genheid geen kraantje ergens bui ten voor alle bewoners een ge makkelijk begaanbare trap, centrale verwarming en een goede begeleiding zowel medisch als sociaal. In ieder hofje zou bijvoorbeeld iemand moeten wonen, die van wanten weet. die di rect hulp biedt als er iemand ln moei lijkheden komt en dat laat weten via een alarmsysteem. Ik denk bijvoor beeld aan verpleegsters, jonge artsen die bereid zijn iedere morgen even langs de huisjes te gaan om te vra gen of alles nog oké is. Wat ik ook wil is, dat het Dienstverleningscen trum zo spoedig mogelijk van de grond komt in Leiden met een geria trische afdeling, die de bejaarde be woners van de hofjes regelmatig me disch gaat begeleiden. Kortom: het moet ln de toekomst gewoon anders gaan met de hofjes. Je kan ook zeg gen, dat ze andere image moeten krij gen. Volgens mij en de Stichting zijn de financiële mogelijkheden daarvoor echt wel aanwezig". Geen concurrenten Een andere Image Dat wil ook de vereniging „Vrienden van de Leidse Hofji-»", die ongeveer gelijk tijdig met de Stichting In het leven is geroepen en waarvan de heer L. J. Temminck voorzitter is. Deze vereni ging, waarvan iedere Leidenaar, die het goed meent met de hofjes, lid kan worden tegen een bepaalde do natie, stelt zich ten doel meer be langstelling en liefde te wekken voor de hofjes. Met de VW-Leiden zijn reeds con tacten gelegd over het organiseren van Hofjestochten, een fotowedstrijd staat op stapel, op 21 maart wordt in de filmzaal van het Museum voor Volkenkunde een lezing met dia's ge houden en verder heeft men het voor nemen een periodiek te gaan ultge- Door een verbetering van het „algemeen klimaat" waarvoor de Vrienden zich actief gaan inzetten zal de Stichting het naar men hoopt ook iets makkelijker krijgen bij haar werkzaamheden om de hofjes op een modern peil te bren gen. Een gelukkige bijkomstigheid, aldus de heer Spruit, is het. dat de Stichting Studenten Huisvesting ook meedoet in de stichting. „Ik heb even gedacht, dat we als concurrenten tegen over el kaar zouden staan, maar nadat ik de verzekering had gekregen, dat Studentenhuisvesting geen animo meer heeft om nog meer hofjes op te kopen, kunnen we er alleen maar blij om zijn, dat we geregelde contacten gaan onderhouden met een instantie, die grote ervaring heeft op het gebied van restauraties". De man achter de nieuwe Stichting Leidse Hofjes, de 25-jarige Ruud Spruit, Leidenaar, maar onderwijzer in Alphen aan den Rijn. Naast zijn liefde voor hofjes en al wat oud is heeft de heer Spruit nog een opmer kelijke hobby: iedere zaterdag staat hij als onbetaalde hulp van een oude boekverkoper onder de Korenbeurs met tweedehands boeken. ,,'n Geweldige sfeer daar op die markt". Vorig jaar was de heer Spruit ook al in het nieuws als organisator van de zeer geslaagde tentoonstelling „700 Jaar Leiden" in gebouw Rehoboth. der hunnen, volgden al spoedig de dagelijkse uurtjes bij een van de bewoners of in de regentenkamer. Sfeer-snuiven Het sfeer-snuiven beperkte de heer Spruit niet alleen tot het Schachtenhof, want ln een periode van ongeveer twee jaar werkte hij zich ook in alle andere Leidse hofjes ln en verzamelde hij een In drukwekkende hoeveelheid gege vens. Over de historie, over de pro blemen van de bewoners, de toe stand van de huisjes, de huurprij zen enz. Uiteindelijk leidde het allemaal tot het befaamde stencyl, waarin hij voor de regenten glo baal de spijker op zijn kop sloeg, want van twee hofjes uitgezonderd waren van de overige 31 hofjes bestuursleden gekomen. „Op die bewuste avond in maart heb ik toen een Inleiding gehouden van ongeveer een half uur. Wat me Niemand hoeft Cees Brouwer Iets wijs te maken. Hij weet wat hij waard is. En vooral: hy weet wat zyn produkt waard is. Sinds 1935 staat hy in Leiden achter de oven van zijn Oudhollandsche Gebak kraam aan de Haarlemmerstraat. Dag in dag uit bak hy oliebollen, gemberbollen, amandelbollen en wat er verder allemaal nog voor eetbaars op bollengebied mag zyn. En dan bakt hy nog poffertjes zyn spe cialiteit. Dat laatste is elgeniyk onzin, want alles wat Cees Brouwer bakt ls een specialiteit. „Meneer, Ik heb nog nooit gead verteerd", zegt hy. „Ik werk alleen op recommandatie." Vandaag wordt hy tachtig. Ande ren kyken op zo'n leeftyd al jaren lang terug op een al dan niet wel besteed leven, zoals dat heet. Cees Brouwer heeft geen grys haar op zyn hoofd die eraan denkt. Twee jaar geleden zei zyn dokter dat het mooi was geweest. Hy moest er maar mee ophouden. Cees Brouwer hield niet En hij heeft gelijk gekregen. „Als ik het had gedaan", zegt hij, „had ik nu styf in de kist gelegen." De kermissen af Voordat Cees Brouwer in Leiden vaste grond onder de voeten kreeg, reisde hy met vrouw en kinderen de kermissen af. Niet zoals zyn vader, met paarden, zeehonden en ander gedresseerd beestenspul, maar met olie- en aanverwante bollen. Dressuur was niets voor hem. Hy was er niet geduldig genoeg voor. De handel van zijn schoonvader lag hem beter. Die had een kraam en daar zat tenslotte óók een boterham in. Het verdienen daarvan was min der een kwestie van geduld dan van aanpakken en van doorzetten. Zo bleef de jonge Brouwer in het kermisvak, zij het dan meer als rand figuur. Op zijn twintigste, toen hy trouwde, legde hy de basis voor een reputatie, even onverwoestbaar als hyzelf. Bewondering Met zyn kraam doorkruiste hy het land. Hij trok van Groningen naar Maasstrlcht, van Schevenlngen naar Hengelo: overal waar de monden openvielen van verbazing over de hoogstandjes van trapezewerkers, stopte Cees Brouwer er een oliebol in. Meer dan eens viel zo'n mond dan opnieuw open, maar dan van verbazing over de kwaliteit van de Cees Brouwer denkt er met grim mig genoegen aan terug. Grimmig, omdat hy niet alleen bewondering oogstte, maar ook, by zyn concur renten. afgunst en jaloezie. „Op de kermis hadden ze de dood aan me", zegt hy trots. Na vyftlen jaar een vaste stand plaats in Haarlem, op de Botermarkt, te hebben gehad, zocht hy een win kel in Leiden. De eerste de beste keer dat hij kwam zoeken, slaagde hy al. Toen hy door een gaatje ln een witgekalkte etalageruit stond te kyken, werd hij door de eigenaar van het pand op de schouders getikt. Even later was de zaak bekeken. Hy trok in een winkel, waarin voor hem drie anderen, onder wie een cafetariahouder, het niet hadden kun nen bolwerken. Cees Brouwer ging niet failliet. Hy bakte de bollen die hy altijd al gebakken had: de beste. HIJ werkte van 's morgens vroeg tot 'a avonds laat, maar hij redde het. Voor lief hebbers van oliebollen en poffertjes" werd Cees Brouwer ook In Leiden een begrip. De kermis werd hy, ondanks die winkel, niet ontrouw. Hy bleef zo mers stad en land afreizen, totdat hy ver in de zeventig was. Vier jaur geleden pas hield hij daarmee op. Bang dat de naam Brouwer buiten Lelden een onbekende klank zou kry- gen, hoefde hij niet te zyn, want zijn zoons waren allang mans genoeg de kraam voortaan alleen te trekken, ven. En hy mag nog zo vaak In do krant hebben gestaan (trots laat hy de knipsels zien), ala het daarover gaat, heeft hy „altyd weten te tem- Geen zoete broodjes Om half negen 'a morgens staat hy achter de oven. Tot ze» uur des avonds is hy In touw. Elke dag, tachtig of geen tachtig. Met oude jaar ging hij gewoon twee dagen en een nacht door. En alles met de hand „We hebben nog niet eens een deegmachine." De klanten komen niet alleen uit Lelden, maar ook uit de soms verre omtrek. Wie eenmaal by Cees Brou wer geweest is. komt terug. Zyn klan ten zyn vaste klanten. Wie geen vas te klant is. wordt het. Ala hy tijd heeft, maakt hy een praatje met ze. Maar praatjes vullen zelfs by het bakken van poffertjes, geen gaatjes. Dat doet 't beslag en dat is van de beste kwaliteit en daarom komen ze terug. Niemand hoeft Cees Brouwer iets wys te maken. Wat hy zyn klanten voorschotelt, ls geen namaak. Kom daar eens om tegenwoordig. Cees Brouwer weet er alles van. In zijn vak heeft hy te veel beunhazen ont moet en hy kan er zo nog tientallen opnoemen. Zyn ogen schieten vuur als hy daarover begint. Want er Is weinig waarover hy zich zo kwaad kan ma ken als over beunhazerij. Het ls een Fries, althans: hy is geboren In Fra- neker. Hy is een geweldige prater. Hy houdt van korte en krachtige formuleringen. Zyn oliebollen en poffertjes zyn goed, „en voor de rest niks". Ook zijn concurrenten in Lel den met, zoals hy, een „vaste win kel", „hadden de dood aan hem". Ze zyn inmiddels verdwenen. Cees Brou wer bakt poffertjes, oliebollen, aman delbollen, gemberbollen en noem maar op. Alleen zoete broodjes heeft hy nog nooit gebakken. Plakboeken vol Herinneringen? Plakboeken vol. Brouwer junior, R.F. (41), draagt ze bedrijvig aan. Met zijn vrouw ver koopt h(j wat vader Cees bakt. Even als zyn drie broers is hy het vak trouw gebleven. Twee van die broers hebben een automatiek ln Haarlem en de derde reist met de kraan. De enige die uit het vak stapte en por tier werd, is twee Jaar geleden by een auto-ongeluk om het leven ge komen. Wal hij zijn klanten voorschotelt geen namaak De plakboeken, vol foto's, Illustre ren de hoogtepunten In het aan olie bollen gewyde leven van Cees Brou wer. Die foto's vormen ook, zwart op wit (en vaak ook bruin op geel), het bewys dat Brouwer geen onzin verkoopt. Daar houdt hy niet van Als hy een hoogtepunt memoreert, laat hy de by behorende foto zien. „Je hoeft hier niet op smoesjes te wachten", zegt hy met fonkelende ogen. „Dat Is er hier niet by." Aan smoesjes heeft hy een broer tje dood, en ook aan sensatie. Een stukje in de krant? Akkoord en „Je mag plaatsen wat Je wil, maar geen sensatie." Uit de mond van Cees Brouwer geen aangrijpend verhaal dus over bittere ontberingen, lange werkda gen en moeizame trektochten Want ala hy daarover begint, is hy voor lopig niet uitgepraat: hij zou er „wel twee boeken vol" over kunnen schry-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1968 | | pagina 11