kRantentuin Free Spirit Nederlands beste atleten komen in Leiden trainen PRESTATIES STIJGEN SNEL DE DRIE OP VAKANTIE ZATERDAG 9 MAART 1968 Vakman Jan van Heek De sprong over de twee meter"" is de hoofdgedachte waarmee een „kernploeg" van Nederlands beste hoogspringers werkt aan stijl en conditie. Onder leiding van Jan van Heek, leraar lichamelijke oefe ning in Leiden, komen ze elke zaterdag trouw bijeen. Jan van Heek is vol lof over zijn ploeg, die bestaat uit Nederlands record-houder Ben Lesterhuis uit Almelo (1.98 m), Klaas Kanis uit Deventer (beste prestatie 1.97 m), Jan Borsje, die lid is van A.V. Holland in Leiden maar in Dordrecht woont en als eerste van het drietal het Neder lands record in 1967 verbeterde tot 1.96 m, Harry de Waide uit Ge leen, Roel van Wijk uit Groningen en drie jongere mannen, die het vorig jaar nog in de junioren uitkwamen: Wim v. d. Werf uit Bever wijk, Fred Linssen uit Amsterdam en Peter Geelen uit Maastricht. Jan van Heek temidden van enkele van zjjn pupillen. Links van hem Jan Borsje, Klaas Kanis en Ben Lesterhuis, Wim v. d. Werf en Fred Linssen. De leiding over deze selecte groep is by Jan van Heek in goede handen. Zyn vakmanschap is de allesover heersende factor, die de KNAU heeft doen besluiten hem dit jaar weer met de training te belasten. Hij heeft een gedegen opleiding gehad om met jonge sporters op te trekken en bo vendien heeft hy het scherpe oog om de kleinste -foutjes in aanloop of afzet te ontdekken. Vaak hoort men de atleten by een wedstrijd verzuch ten, dat ze best drie of vier centi meter hoger zouden hebben gespron gen, „als Jan van Heek er maar was geweest om me te corrigeren." De resultaten van een lange tyd dezelfde vakman-trainer, zyn dan ook het afgelopen jaar niet uitge bleven: niet minder dan flrie atleten sprongen over het oude Nederlands record. Maar Van Heek is nog lang niet tevreden. „Is het niet opmer kelijk, dat een tienkamper als Ben Lesterhuis het record In zijn bezit heeft? Zeker, hy is een veelbelovend atleet en zal het als tienkamper nog ver schoppen. Maar hfl Is veel te zwaar voor het hoogspringen. Eigen- iyk ls het beschamend voor de echte specialisten, dat hen de loef wordt afgestoken door een all-round atleet." Toekomstmuziek Het meest verwacht Van Heek van één van z'n jongste pupillen, de 20-j. Peter Geelen. Z'n beste prestatie ligt maar enkele centimeters onder die van de recordhouder en dat wil heel wat zeggen voor zo'n jonge knaap. Hy wordt getipt als de man die ver boven de twee meter zal komen. „Het is niet de bedoeling, dat maar één van de atleten de twee meter-grens zal overschrijden, maar dit geldt voor allemaal", zegt hun trainer. „Ik heb ze thuis een dikke streep, op het behang laten zetten, op twee meter hoogte, dan kunnen ze daar vast aan wennen! Want er over gaan, dat zullen ze. Misschien zaterdag al, wanneer we naar een indoor-wedstrijd gaan in Leeuwarden, er wordt dan meteen een trainings weekend aan vastgekoppeld. U ziet, we doen er alles aan. Rond Pasen gaan de besten van de ploeg naar Bayonne in Frankrijk om daar een „sportstage" te lopen. Peter Geelen, Ben Lesterhuis en mogelijk ook Jan Borsje kunnen dit doen op kosten van een Sportfonds dat elk jaar ta lentvolle atleten-ervaring in het bui tenland laat opdoen. Jammer genoeg kan ik zelf niet mee. Of we ook aan Mexico denken? Nee. je moet immers minstens 2.15 meter springen, wil je een beetje meekomen, en dat zit er dit jaar echt nog niet in. Mogelijk in de komende vier jaar, dan gaan we toch echt wel aan München denken." Training naar Utrecht De training biyft niet in Leiden. „Het is wel heel gemakkelijk voor mij", zegt Jan van Heek, „dat ik het zo dichtbij heb en het is ook wel mooi dat ik alles hier beter kan regelen, omdat ik in Leiden zo goed bekend ben. Maar voor de jongens is het toch wel een beetje lastig. Ze wonen in het uiterste noorden, zui den en oosten van het land en dan is het een hele trip, elke zaterdag naar hier. Utrecht zou veel beter zyn, dat maakt het reizen zoveel gemakkelijker. Bovendien is de vloer van de zaal waar we momen teel trainen (de zaal van de ULO- school by de Leidse Hout) veel te glad. Jan van Heek is niet alleen en thousiast over zijn ploeg, de ploeg is dat ook over hém. Ze komen graag naar elke training, al kost het hun de grootste moeite om een dag vry te kr(Jgen. Ze hebben het volste ver trouwen in hun trainer, die in zijn tyd en dat was nog niet zo lang ge leden, ook geen klein jongetje op atletiekgebied was. In 1963 was hjj Nederlands kampioen hoogspringen en in de afgelopen twee jaar hij het speerwerpen. Echt een man dus die door zijn grote kennis maar ook zyn ervaring op het gebied van de top sport in staat is om een hard wer kende ploeg naar de top te voeren. eerste R B-Group in Hoogmade Het begon el weer een tijdje geleden, toen Frans en Peter van der Meer, loop Borst en Thijs van Wierlngen besloten om In Hoogmade de eerste R B-Group op te richten. Om precies te zijn: het was mei 1967 toen zij de eerste stappen zetten in de wereld van de pop-muziek. De naam die zij zich kozen is „FREE SPIRIT". Nadat de groep driekwart jaar alles op alles had gezet om met een goed repertoire voor de dag te komen, maakten zij op 17 februari hun debuut in hun geboorteplaats Hoogmade. De stijl van Free Spirit is R B („Wij zijn geen beatgroep"). Op het repertoire zien we nummers van lohn Mayall, Otis Redding, Wilson Pickett, Jimi Hendrlx Experience en de Cream. Dat zijh dus hun grote voorbeelden, maar daarbij behoren ook nog de Nederlandse groepen Cuby Blizzards, Flower en de Rob Hoeke R B-Group. Dit zijn ze: Frans van der Meer (20) Is de sologitarist. Hij is van beroep auto monteur. Frans Is de oudste en de langste man van de groep. Peter van der Meer (19). een broer, van Frans, hanteert de basgitaar. Peter studeert bouwkunde. Joop Borst (18) Is slagwerker. Zijn dagelijks brood verdient hij in de bloemen handel. Thijs van Wierlngen, de solozanger, is de Benjamin van de groep. Hij is 17 en studeert net als Peter bouwkunde. Gejokt Op een dag moest Jan bij de krui denier een boodschap doen; hij moest toffees halen. Hij bedacht een ondeu gend plan. Op de terugweg deed hij de zak open en begon te snoepen, dat het een lieve lust was. HM had een gulden van zijn moeder meege kregen en had nu nog 51 centen over. Toen hij thuis kwam zei hij: „Moeder ze hadden geen toffees." „Nou Jan, geef mij de gulden dan En weet je wat Jan toen zei? „Ik heb de gulden verloren." Moeder ge loofde er niet veel van, dus ze voelde in zijn zakken. Jan schrok zich een hoedje, want moeder haalde de 51 cent er uit. Toen wist moeder het. ..Jan je hebt de hele zak opgesnoept. Foei! Qa voor straf naar boven!" Zo is het dus afgelopen, Annelies v. d. Meer, Voorhout heeft ook een versje gemaakt: Het katje van de buren Het katje van de buren Heeft hele gekke kuren Het mauwt en mauwt dag in dag uit En eet geen muis, geen vissekuit. De buurman vond dit wel wat kras En dacht dat het een ziekte was Z'n vrouw dacht dat 't had vergeten Om zijn bordje leeg te eten. Tot op 'n dag de buurman riep: „Schei uit, schei uit, met dat gepiep" Maar het. katje jankte door Het was een hele herrie hoor. Meneer, mevrouw konden niet slapen Ze liepen de hele dag te gapen Toen riep de arme meneer: „Ik heb het" en kuste zijn vrouw keer op keer. Ik heb het!, ik heb het!, ik heb het! HU gaf de kat 'n bord met snert De kat at het op zonder meer En mauwde voortaan maar elke dag één keer. Marijke v. d. De olifant Een olifantje zat in een hok Bij de kippen tok, tok, tok Hij had het heel niet naar zyn zin En paste er bijna niet in Op 'n dag stond het luik open Hij dacht: zal ik nu weg lopen? Toen ging hij naar het luik Maar hij had 'n veel te dike buik. Hy zei: ik moet wat dunner zijn Dan loop ik weg, ha! ha! fijn! HM at dagenlang niets Toen bedacht hij iets. Een héél goed idee En het viel mee Want op een keer Kwam er een meneer. Die liet het luik open Toen kon de olifant weglopen Hij liep over het groene mos Door het mooie Pullebos. Marjolein Beyersbergen Briefjes sturen Fientje is al een maand ziek. Ze ligt in het ziekenhuis. De kinderen van de klas mogen ieder een briefje schrijven en dan zal de juffrouw de aardigste uitkiezen. Doortje zegt heel zacht tegen Klaartje: „Je moet het mooi doen. anders stuurt de juffrouw het niet weg en dat is niet leuk." De juffrouw haalt de briefjes op. want ze moeten op tijd naar Fientje. Dit is het briefje van Liesje Slot: Lieve Fientje. Zeg ik maak een kleedje in zes kleuren met alleen kruisjes. Ik heb 'n album met koffie- plaatjes, maar nog niet vol hoor! Ik mag naar de kinderfilm met mijn zusje. Ik heb in de gymzaal een prijs gewonnen met blokjes r?ipen. Dag Fientje. Liesje Slot. De juffrouw schudde het hoofd onder het lezen. Doortje Ommer schreef: Lieve Fientje. Hoe gaat het met jou? Met mij gaat het goed. Meer weet ik niet hoor. Dag hoor van Doortje Ommer. Pepie Hoekstra schreef: Lieve Fientje. O Fientje wat naar, dat je nu in het ziekenhuis ligt. Dag van Pepie Hoekstra. Leo van Doorn schreef: Lieve Fientje. We hebben reuze gein gehad op de club. Ik heb een heel grote tekening gemaakt. Je krijgt ook wat geld van me. Leo van Doorn. Gerda v. d. Krogt, Leiden Het ondeugende slagroomsnoepertje Er was eens een kaboutertje dat Dolfje heette en dat was een klein ondeugend guitje. Wat likte hij altijd uit? Ik hoor het je al zeggen: het slagroompannetje van moeder. Dat vond moeder helemaal niet leuk, want als ze een kopje koffie wilde zetten, zat er haast geen slagroom meer in. Ze wilde toch wel eens weten waar dat bleef. Op een keer merkte ze, dat Dolfje het deed. Nu zou ze hem een poets bakken. Ze had slagroom geklopt, maar er zout inplaats van suiker ingedaan. Ha! ha! Ze zag hem al! Wat zou hij op zijn neus kijken, 's Avonds on» half zes sloop Dolfje de keuken in. Zijn moeder lachte geheimzinnig, dat zag Dolf, maar hij wist niet waarom. Wij wel hé! Hij pakte een lepel uit de la en nam een hele grote hap! Zijn gezicht vertrok en hij keek zuur. Verschrikkelijk! Hij kwam de kamer binnen en zei: „Nu weet ik waarom u zo geheimzinnig lachte, U hebt er zout ingedaan, vandaar die vieze slagroom. Maar ik beloof u, dat ik nooit meer er van zal snoepen." Zijn vader, moeder en broertje be gonnen hard te lachen, maar hij ook. Fig. C: Wat hoort hier niet by? De safarijager is naar Afrika gekomen en kykt nieuwsgierig rond. Met zijn kennersblikken ziet hij echter al gauw drie dingen, die niet in Afrika thuishoren. Zien jullie ze ook? fig. a) Een cadeautje a kindje: Het is vrij eenvoudig om een leeuwen- of tygerjong voor een klein kindje te breien. Ieder dier bestaat uit één stuk en een staart. Het beste kun je bruine en gele wol gebruiken. Verder heb je de pennen die by de wol horen nodig. Zet 50 steken op, brei 60 pannen tricot steek (steeds een recht een averecht) en kant af. Vergeet echter niet af en toe van kleur te wisselen zodat de tijger over de eerste 30 pennen, ook strepen heeft. Leg het gebreide stuk dubbel en naai de twee uiteinden aan elkaar zodat je een „buis" krygt. Ryg een stopnaald met garen door de mazen van de opzet- kant en trek het aan. Knoop nu de twee eindjes garen vast. Nu heb je een soort zakje. Vul deze op met watten, maar niet te vast. Naai nu de bovenkant vast, maar zorg er wel voor, dat de naad pre cies midden-achter ligt. fig b) De Kop Nu worden de oren gemaakt. Leeu wenoren moeten rond zyn. Buig de bo venste hoeken om naar het midden. Naai ze met een paar steken vast (fig. 1). De oren van het tijgerjong maak je zoals dat op fig. 2 staat aangegeven. Naai A en B aan elkaar vast, zodat de oren omhoog gaan staan. De hals maak je zo: Trek met een stopnaald een draad nu in hun blote buikje. De dokter nam een slang en zette die op Jan- nekes buik. Toen moest ze zuchten en hoesten. Ze deed het allemaal. Nu was Jip aan de beurt en die vond het niets leuk. Maar ja, het moest allemaal. Toen de dokter goed ge luisterd had, mochten ze zich weer aankleden. Nu was moeder aan de beurt. Ze kreeg een prik. Jip en Janneke vonden het angstig en kon door alle mazen van de ^4 pen venaf geteld). Trek de eindjes aan ei bindt ze vast. Naai ogen en neus, die ji van vilt maakt, vast op de kop. Voor dt staart zet je 5 steken op, brei 40 pennen en kant af. Naai de kanten van de staart in de lengte aan elkaar en naai de staart aan de leeuw of tyger. De leeuwen- staart moet een kwast hebben. De leeuw- moet natuurlijk manen hebben. Neem hiervoor een dikke stopnaald met wol enl naai grote lussen om de kop van de leeuw. O O den niet begrijpen waarom de dokter lachte. Nou 't was helemaal niet om te lachen, zo'n prik is heel akelig, net of er een stopnaald in je armpje gaat. „Wat zielig voor moeder," zei Jip. „Dag kinderen," zei de doktei „zaterdag terugkomen." Dag allemaal. Tot de volgende week. TANTE JO en NEEF TON Het Spaanse danseresje In het Spaanse dorpje El Paso woonde een meisje dat 19 jaar oud was. Ze was heel mooi. De mensen hielden van haar, omdat ze zo goed kon dansen. Op een dag kreeg ze een brief van een arme man. Hij vroeg of ze in de Bossenlaan naar het bos- bessenbal wilde komen. Ze verbaas de zich daarover, dat een arme man 2. Er zyn zoveel ijsbloemen op de ramen, dat ik niet naar de vogels kan kyken. 3. Ik maak een kijkgaatje roet myn warme wysvinger. 4. Piep! Piep! Goede morgen. Tip! allebei uitkleden. Daar stonden ze het vroeg. Hoe kon een arme man nou een rijk bal geven? Ze keek de brief nog eens na en zag dat er in een hoek stond: het bal begint om 9 uur 's avonds. Toen het 9 uur was, trok ze haar mooiste kleren aan en liep naar de Bossen laan. Bij 't eerste huis waarop stond: „Hier is het bal". Ze ging naar bin nen, hing haar jas op en liep naar het bal. Toen werd ze verwelkomd door de arme man. Hij vroeg of ze met hem wilde dansen. Ze aarzelde, maar opeens gooide hij zijn bede laarskleed af en toen stond daar een prins. Ze dansten samen de hele avond en na korte tijd trouwden ze. Ze leefden nog lang en gelukkig. Van wie is dit verhaaltje? Geen naam!! Jip en Janneke naar de dokter Jip en Janneke moesten naar de dokter. Moeder was meegegaan. Ze moesten in de wachtkamer blijven zitten tot de dokter kwam. Ja hoor daar kwam de dokter aan. Ze moch ten binnen komen en moesten zich Ja, wat er gebeurde was verschrikke lijk. Wat was er dan gebeurd? Ter wijl de jongens aan het ontbyten wa ren. waren er twee grote rynaken op vallend dicht in de buurt van hun boot gekomen. Ze hadden er echter geen aandacht aan geschonken, om dat er zoveel rynaken op de Ry'n varen. Deze twee boten nu voeren zo langs de boot van de jongens, dat deze er tussen kwam te liggen. De gevolgen kun je wel raden. De twee rynaken voeren naar elkaar toe en de boot van ons drietal werd als een noot in een notenkraker vermorzeld. Ze konden ternauwernood het vege lijf redden. De boot zonk onmiddel lijk en de jongens én de politieman nen lagen in het water. Gelukkig hoefden ze niet lang in het water te liggen, want ze werden onmiddelUjk aan boord van een van de twee sche pen geholpen. Maar aan boord wacht te hun hu niet bepaald een vriende- ïyke ontvangst. Ze werden opgewacht door een zestal gewapende mannen. En toen realiseerden ze zich, dat het geen ongeluk was geweest, maar opzet! Het was de bende geweest die dit alles op touw gezet had! Veel kans om na te denken kregen ze echter niet, want ze werden ot middeliyk weggebracht en geboei in een donker ruim achtergelaten Toen ze eenmaal over de eerste schrh heen waren konden ze hun gedach ten nog eens laten gaan aver da' wat er gebeurd was. Doordat alles zo vlug gegaan was hadden tyd gehad om een radioboodschap te zenden naar de politie, zag er dus niet zo rooskleurig Veel hoop om er levend vanaf men hadden ze nu niet mee Jean Luc terug dacht aan flic aanslag in Trier liepen de rillingen weer over zyn rug. Toch kreeg weer een beetje hoop, toen hij besef te, dat de politie binnen een half in actie zou moeten komen, wanneer deze bemerkte, dat er geen radio kontakt meer te krijgen was. moesten toch ééns in het half uur oproep doen. Hoe moest dat nu a pen? Jean Luc noch de anderen wi» ten nog eens laten gaan men opdagen? schap ui' Tja. dat urlg uit' te ko- r. Al. i bom- go S

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1968 | | pagina 10