Architect Reid: AALMOEZENIER VAN DE VRANDE MET GROOT PLEZIER NU KAPELAAN „MODERN HUIS SPEELT GEEN ROL MEER IN HET LEVEN VAN DE MENSEN" ZATERDAG 3 FEBRUARI 1968 Voor zün „huis voor spelende mensen" maakte architect ReJd tevoren een opengewerkte maquette, die zUn ambitieuze bedoelingen duidelijk moet maken. In de vergrote versie van zjjn kubusscn-kasbah (die dan van muren, vloeren en daken zal zjjn voorzien) zullen tijdens „Binnenhuis 68" vrijwilligers proberen één dag gelukkig te zijn. Is dat geen probleem; die werkt rustig door aan zijn schilderij, aan zijn beeld. Maar een architect zit gelijk op de keien. Hjj behoort nu eenmaal tot dat besloten clubje van bouwvakkers, dat werkt met geld van mensen, die er geen bal van begrijpen. Dat is de ellende van het bouwen: het zit muurvast aan mensen en geld en daarom is er geen kans op een explosie. Een man als rijksbouwmeester Vegter barst waarschijnlijk zelf ook in tranen uit. als hij naar zijn eigen schepping kijkt, maar hij houdt zijn mond. En zo zijn ze stuk voor stuk. Als ze eenmaal in de gunst van de geldschieters zitten, is alleen het rustige, riante leven nog belangrijk. De kranten staan nu weer vol over het gemeenschapshuls in Dronten, maar ir> feite is het een kreng. Een gebouw moet aan de buitenkant hetzelfde verhaal vertellen als binnen, maar die schuur in Dronten zegt buiten helemaal niks. Dat betekent dus, dat Van Klingeren er niet uitgekomen is. Hij heeft links en rechts wat opgevangen en dat heeft hij met veel aplomb en gevoel voor public relations in zijn plan verwerkt. Alle elementen uit zijn gemeenschapshuis zijn al jaren geleden gebruikt door architecten, die prompt werden uitgelachen. Je kunt zo'n man op zijn hoogst een handige profiteur noemen". Mijn huisjes Onder zijn glanzend pagekapsel converseert Reid op de gedempte toon van nabestaanden aan een open groeve. Van tijd tot tijd werpt hij ook met een korzelig gebaar 'n handvol tekeningen op tafel; ongeboren geesteskinderen, die hij met een kleinerende glimlach „mijn huisjes" noemt. Eén van die huisjes is zijn ontwerp voor een visionair unlversiteltscomplex in de Amerikaanse staat Arizona. Reid heeft er zes maanden aan gewerkt en zijn gigantische droom van krap vijf bij vijf kilometer tot in de kleinste details uitgewerkt. Als hij de tekeningen weer in de la legt, zegt hy somber: „Het plan zit op dit moment ln de molen. Ze proberen er geld voor los te peuteren. Als het doorgaat, is het meegenomen". Wat wel doorgaat Is zijn „Huis voor spelende mensen", dat op de tentoonstelling „Binnenhuis '68" in de Rotterdamse Ahoyhal (9 tot en met 18 februari) komt. Aanvankeiyk hebben de organisatoren geprobeerd hem een toekomstvisie op het huls anno 2000 af te troggelen, maar Reid tapte dat plan bij de wortel af. .Waarom zou ik me in de Bclence fiction storten, als het overal om me heen een rotzooi Is", zegt hy. „De mensen hebben veel meer aan een huis, dat zo gebouwd kan worden. Het enige, wat daarvoor nodig Is, is •en andere benadering van het probleem getal. De architecten zouden 'ungzamerhand eens ln actie moeten comen. Waarom geen collectieve tiaking? Gewoon zeggen: barst maar net al die onwyze voorschriften. De ,rote bureaus zouden het lef moeten ipbrengen om de strot op de guillotine e leggen, maar ze denken er niet ïan. De Bond van Nederlandse Vrchltecten is een braaf college van gepensioneerde mannen met gouden horlogekettingen op de bulk. Er wordt alleen aan de bankrekening gedacht ■?n niet aan het feit, dat ze misschien geestelijk nog niet gearriveerd zyn". Zonder franje De oplossing van Reid Is gebaseerd op pure ruimte. Zonder franje, IJzeren wetten en betutteling van hogerhand. Hij ontwierp alleen een tros van kubusvormige constructies, die horizontaal en verticaal kunnen worden uitgebreid. In die reeks van ruimten, afwisselend overdekt en open, zoeken dc mensen hun eigen plaats. Reid: „Ik ga ze niet decreteren, waar ze moeten slapen en waar ze moeten eten. Dat beslissen ze zelf. Ik zorg wel, dat er hier en daar trappen zyn en ramen. Er komt ook een gemeenschappeiyke ruimte, die ik bij gebrek aan een beter woord tempel heb genoemd, 's Zomers staan daar planten en 's winters brandt er een vuur. Daar kunnen de mensen elkaar treffen, als ze er behoefte aan hebben. Ze kunnen het ook laten. Niemand wordt tevoren gerubriceerd, ledereen zoekt in de ruimte zyn eigen plaats. De één zal daar meer kubussen voor nodig hebben dan de ander. Ook dat moet door de groep onderling worden uitgemaakt. Het kan best zijn. dat bij die verdeling conflicten ontstaan, maar daar ben ik niet bang voor. Juist door die conflicten krUgt zo'n groep een duideiyk, eigen gezicht". Reid heeft in zijn schepping ook aan een aantal winkeltjes gedacht: ,Jk ben een fervente tegenstander van concentratie van winkels. Natuurlijk zul je in een grote woongemeenschap niet kunnen ontkomen aan de supermarkt, maar die mag nooit een WONEN ZONDER BETUTTELING VAN HOGERHAND overheersende rol gaan spelen. Dc supermarkt heeft nauwelijks een raakpunt met de groep. Hij hoort niet bij de gemeenschap. Ik wil de winkeltjes weer tussen de mrtisen in. Handel en wonen moeten een eenheid vormen. De persoonlijkheid mogen ter onder geen beding uit het leven halen". Labyrint Het resultaat van Relds consequent doordachte droom is een gestileerde kusjbah, waarin dp groep onder elkaar uitvecht, waar en hoe men zaJ leven. Op „Binnenhuis '68" wordt dat op de eerste dag gedaan door poppenspeler Rien Kroon en zyn gezin, die hun Intrek zullen nemen in Relds provisorisch labyrint. De architect geeft ze alleen de ruimte, de rest moeten ze zelf doen, Hoe? Reid ziet het al compleet voor zijn somber oog: ..Ze mogen op de hele tentoonstelling grasduinen en wegslepen wat ze willen. Ze kunnen timmeren, totdat ze erby neervallen. Of schilderen. Noerr. muar op. Ze krygen ook nog 150 gulden om du dag rond te komen. Aan hot einde zullen we dan wel zien, wat ze ervan gebakken hebben. De waardevolle dingen laten wc zitten, de rest slopen we 's nachts, zodat dc volgende bewoners weer met een byna schone lel kunnen beginnen". Als extra-attractie heeft Reid bepaald, dat de bewoners voor één etmaal nieuwsgierige bezoekers uif het huis voor spelende mensen" mogen verwijderen. ,J)ie mensen", uegt hij. .^ijh alleen op bezoek. En zoals het altijdmet brsoekers gaat: wanneer hun gezichten je niet aanstaan, dan schop je ze eruit. Dat lijkt mij een duidelijke zaak. Aan het einde van de tentoonstelling zullen we wel zien of de bewoners myn bedoeling begrepen hebben. Ik wil ze een plek geven, waar ze zichzelf weer kunnen herkennen. Een huls, dat met ze meeleeft, dat weer kan lachen en hullen. Dat ook aandacht heeft voor kleinigheden. Met alle middelen, die oen architect ten dienste staan, creëer ik voor een groep de leefruimte. Hoogte, lengte, breedte. Een dak, muren, een vloer. Dat is alles. Myn ontwerp Is beslist geen dwaze utopie. Ze kunnen het morgen gaan bouwen. Compleet met vulistortkoker, lift, elektriciteit, telefoons. Noem maar op. Als ze er in 1945 mee waren begonnen, was dc woningnood ln 1950 verleden tyd geweest". Bonk herrie Reid Is overigens de eerste, die ernstig twyfelt aan de reallncringskansen van zyn trossengemeenschap; tussen Hindeloopen en Workum heeft hy daarom een oude vuurtoren gekocht, waar hy over enkele maanden met vrouw en kroost heenvlucht. „Ik heb nou vyftlen jaar In een flat gewoond", zegt hij, „ik meen, dat Ik myn tol aan de Nederlandse gemeenschap nu wel betaald heb. Ik krijg straks een huls. waar ik alles zelf moet doen. Ik heb al een bron geslagen voor het water. Ik heb ook een eigen machinekamer, waarin Ik de elektriciteit opwek. Er Is een erf en een zolder voor hot weefgetouw. En er is water. Plenty water. Ook dat is een punt, dat door du overheid op een schandalige wyze over het hoofd is gezien. Het water is in Nederland het meest vergeten stedebouwkundtg element. En dat, terwyi het een typisch, voor de hand liggend middel Is om Nederland leefbaar te houden. Als ze hier In Pendrccht dc helft van de straten tot grachten zouden vergraven, zouden ze een geweldige beurt maken. Nu wordt er prioriteit verleend aan zaken, die dry niet verdienen. Aan hel vwkwr bijvoorbeeld. We Nlopen halve «teilen omdat ue zo nodig met zijn allen In een auto willen «-ossen. En dat. '»r»l|l de verbrandingsmotor de meest waan/innige uitvinding op dit ondermaanse is geweest Dat ding ronkt, «tinkt en maakt een bonk herrie »an je welste. We laten ons gewoon in de maling nemen". Golden boys Reid haalt de schouders op. Reid gelooft het wel. In 1954 verraste hy dc planologen met zyn structuurplan voor Nederland, waarin de Zuiderzee het hart van nyverheld en handel was, Zes jaar later stond het op een tentoonstelling. Sindsdien heeft hy er nooit meer Iets van gehoord Zijn kasten pullen uit van de plannen. Plannen voor huisjes, fabrieken, complete wyken. Hy heeft ook meubelen ontworpen, kantoorgebouwen „Geen schijn van kans", zegt hü opbeurend, „Reid moet wachten, totdat alle golden boy» versleten zijn Het zit er dik in. dat ik tegen die tijd zelf geen zin meer heb." LEO THUIUMO (Van een onzer verslaggevers) ROTTERDAM De statistieken dragen steeds nieuwe erebogen aan voor de bouw activiteiten in naoorlogs Nederland: in nauwclüks drieëntwintig Jaar tyds zyn honderdduizenden huizen uit de grond gestampt en la het groene land meter voor meter geannexeerd. Miljoenen verglaasde ogen staren nu naar de overgebleven polders en gemeenschappeiyke tuinen, waarin de bomen nog steeds t« klein *yn om een hond met een beetje eergevoel beentje to laten lichten. Huizen In de straat. Straten in de wUk. W'Ukrn In de voortwoekerende stad. C'est le beton, qui fait la musique. Ze hokken by elkaar, de twee-, drie- en vlerkamerflats, ze klimmen naar de hemel met de zelfde hulskamers, dezelfde keukens, dezelfde balkons en toiletten. De ministers hebben bepaald, in hoeveel kubieke meters het huise lijk geluk voor het grijpen ligt. de architecten hebben daarna exact uit gerekend, waar de drie zitsbank, de televisie en het potje van Wlmpie komen te staan. „Binnenhuis '68" toont kasjbah voor Randstadbewoners (driemaal aan de dood ontsnapt) Van een onzer verslaggevers) ROOSENDAAL „In Korea heb ik het wereldrecord hardlopen verbeterd. Drie Chinezen stonden voor me met de bajonet. Iedereen begon ineens op iedereen te schieten en toen dacht ik „nu!" Aalmoezenier Louis G. W. van de Vrande (57 jaar) heeft deze week afscheid genomen van een zeer be wogen leven bö de Nederlandse krygs- macht. Vanaf 1945 is hy overal ter wereld geweest, waar Nederlandse militairen in actie waren. In dc laatste wereldoorlog Frankrijk, en verder Indië, Nieuw-Guinea en Korea. In 1952 kwam hij by het Korps Commando Troepen in Roosendaal, maar niet eer der dan dat hy de groene baret had verdiend, na een lange training. Op zijn kamerdeur in de Roosendaalse Engel brecht van Nassaukazerne was een plastic bordje geplakt met het op schrift: „Monseigneur L. G. W. van de Vrande, hoofdaalmoezenier van het Korps Commando Troepen". „Kijk da's leuk", zegt hij. „Dat typeert de sfeer en zoiets vind ik machtig". Van de Vrande gaat door voor de aal moezenier, die steeds midden in de vuurgevechten zijn post had. Hy is de meest onderscheiden aalmoezenier. Of ficier in de Orde van Oranje Nassau („ik ben er wat van geschrokken, want dat is heel hoog"), drager van het oor- logsherinneringskruis '4045, insigne met vier sterren voor twee politiële acties in Indië, oorlogskruis Korea, het kruis voor 23 jaar trouwe dienst („ze noemen dat het jeneverkruis"), het Vierdaagsekruis („daar ben ik ook trots op"), onderscheiding voor of ficiersprestatie in kaartleesrit van 200 km solo, 60 km fietsen en 25 km lopen, de bronzen Star Medal van president Truman, onderscheiding van de Ver enigde Naties, oorlogsfrontkruis van president Syngman Rhee van Zuid- Korea, Combat Infantry Rifle voor zestig dagen en nachten in de vuur linie in Korea („dat heb ik gezeten, want ik kon er toch niet uit"), de Unit Citation met gouden blad van Amerika voor de drie grote veldslagen Hoensong, Wonju en Heuvel 325 in Korea en de Unit Citation van de Zuidkoreaanse president. „Korea had ik niet willen missen", zegt hij. „Maar bang ben ik wel geweest. Als aanmoezenier mag je dat alleen niet laten blijken". Naar de Philippijnen Louis van de Vrande werd in april 1910 in het Brabantse Den Hout ge boren. Hij werd missionaris van de paters van het H. Hart in Tilburg en ging als zodanig naar de Philippijnen. Begin maart 1945 ging hij echter naai de „troep". In een jeep met Canadezen („vol jenever en vaderlandsliefde reed hij naar het Noordfranse Lille en voegde zich by het bataljon Zeeland van Nederlandse vrijwilligers. „Toen naar het Rijnland. Het was aardig werk daar. Af en toe wat sluipschutters. Gevaarlijker werd het toen we naar Lübeck gingen, want daar lagen Russen en Mongolen. En daar waren we echt wel wat bang voor". Vervolgens kwam Indië aan de beurt. „Een linke zaak", zegt de „aal". Van wege de guerrilla activiteiten werd hy verplicht een pistool te dragen. „Als ze VIA FRANKRIJK, DUITSLAND, INDIE, NIEUW-GUINEA EN KOREA ALS COMMANDO NAAR ROOSENDAAL me hadden aangevallen, had ik natuur lijk geschoten. Maar ik heb het nooit gedaan. Ook in Korea niet". Van de Vrande ontzenuwt er een story mee, als zou hij met het wapen in de hand steeds met de troep hebben mee gevochten. Korea Oktober 1950: Korea. „Een verschrik kelijke tijd. Dertig tot veertig graden onder nul. Je houdt het daar niet lang vol. Met duizenden kwamen de Chinezen op je af. Ruim 180 dagen heb ik aan het front gezeten". Aalmoe zenier Van de Vrande zegt driemaal aan de dood ontsnapt te zijn. „Een van die keren was de aanval op Hoensong. Het was 12 februari. We werden totaal verrast. Ontelbare Chinezen omsingelden onze troep. Ik heb me dood gehouden in de sneeuw. Bij de achterwielen van een verlaten Amerikaanse vrachtwagen zocht ik dekking. Bij dc voorwielen zat een Chinese mitrailleurschutter. Die vent heeft geluk gehad. Ik had geen wapen, maar anders was hij eraan gegaan. En dan, toen die drie Chinese bajonetten op me gericht waren. Het enige wat ik dacht was: „Als ze maar niet steken, laat ze in hemelsnaam schieten. Het is me eenmaal een keer te veel ge worden. Een soldaat zei toen tegen me: wat is dat nou verdomme nog aan toe. Ik was er meteen overheen. Ik had zoiets gewoon nodig". Avontuurlijk Met een dokter, de dominee en ver plegers, nam aalmoezenier Van de Vrande steeds zyn post in op de eerste verbandplaats. Vlakbij de vuurlinie dus. „Ik vind het geweldig, dat werk te velde. Natuurlijk ben ik ook wel een beetje avontuurlijk aangelegd. Maar neem van me aan: ik ben pacifist in de goede zin van het wbord. Maar als het erop aankomt, dan zullen we hard toeslaan ook. De Amerikanen zyn precies hetzelfde. Die willen geen oor log. Ik ken ze daar veel te goed voor. In Nederland is dat idem. De Hollandse jongens willen niet graag in dienst en „Het is een treurige situatie", concludeert de 33-jarige Friese architect Reid Jeile de Jong („zeg maar Reid"), die graag bereid is om zijn tijdbom van gramschap op scherp te zetten. Zijn voornaamste bezwaar is de antieke, hopeloos achterhaalde benadering van het getal: „Na de oorlog zaten we met een schrikbarend tekort aan huizen en daar heeft men toen volgens het klassieke recept een oplossing voor gezocht. Daarbij bleven ze vasthouden aan een woning met een van bovenaf opgelegde bestemming van de ruimte. Ze kwamen aandragen met wenken en voorschriften, met cijfers en statistieken. Ze zeiden, waar het badkamertje moest komen. En het slaapkamertje. Het toilet. Het schuurtje. Het halletje. We mogen het de architecten niet eens kwaiyk nemen, want die hebben eeuwen lang niks anders gedaan dan kastelen bouwen voor koningen, keizers en bonzen. Nu de graven en baronnen niet meer voor het grypen liggen, bouwen ze kasteeltjes voor de gewone man. Kyk maar: die woonkamer in een moderne flat is het laatste restje van de ridderzaal, maar hy mist alleen alle grandeur en leidt nergens meer toe. Het bouwen is langzamerhand gedegenereerd: het moderne huis speelt geen rol meer in het leven van de mens. Het is 'n vel, dat welwillende lieden over hem heen hebben gespannen, zodat hij het tenminste warm heeft. De sfeer wordt erin gebracht dóór de film op de televisie, door het copeert op de radio. Het huis staat daarbij buiten spei. we mogen ons daar gelukkig om prijzen. Maar als het erop aankomt, nou, berg je dan maar. Dan worden ze vals. Zulke soldaten daar heb je wat aan. Die weten waarvoor ze vechten. Iedereen die vijf minuten oorlog heeft meege maakt, die zegt: nooit meer. Maar als het moet „Met alle plezier word ik nu kapelaan. Dat is mooi werk. Aalmoezenier is eigenlijk een eenzijdig beroep. Je hebt alleen met jongens te maken. Ik ga beginnen onder het motto: het leven begint bij 57". Oecumene „Als je met andere volken in aanraking bent geweest, dan leer je, dat wij katholieken niet alleenzaligmakend zyn en dat het katholicisme niet het enige ware is. In het leger, en zeker als je dan in het buitenland zit, hebben we nooit moeite gehad met de oecu mene. Het leger heeft zelfs belangrijk bijgedragen tot de eenwording van de „Na m'n Koreatijd kwam ik in Oirschot. Als je een harde oorlog gewend bent, dan is het daar een slappe troep. Ik kon het eerst niet volhouden. Toen moest het maar gebeuren. Op 42-jarige leeftijd begon ik aan de commando training. Ik brak er wel twee tenen bij, maar het doet je iets de groene baret verdiend te hebben. Het was voor my de enige manier om er bij de jon gens in te komen. Parachutespringen wou ik ook nog, maar daar was ik te lang en te oud voor. Militair Ik ben natuurlijk wel vaak met de jon gens de lucht in- gegaan. Maar dan om foto's te maken. Met m'n kop bui ten boord en dan vastgebonden aan de vliegtuigvloer Wat een machtige tijd was dat toch Zoiets maakt nie- Zoiets kunnen ze je niet afpakken" „Als ik geen gees telijke was gewor den, dan had ik voor beroeps militair gekozen Omdat je met jon ge mensen te doen hebt. Aan de en« kant heb zag en a dere kaï met de jongen: mee. Je kunt z> iets meegeven. II vind het verstan dig dat ze ondei dienst móéten. D« geest van de jonge lui wordt ver nieuwd. Ze lerei mensen kennen, zt kunnen hun me ning aan die van anderen toetsen en wat belangrijk is (en hard nodig), ei wordt discipline bijgebracht. Het leger is leuk wer ken. Alleen in dc burgermaatschap pij tref je veel haat en nijd aan", t alle ouwe bomen gerooid. WaaromT Omdat ze er anders niet langs konden met hun rechte straten en hun uitgekiende knusse pleintjes. Het duurt op zijn minst vijftig jaar, voordat er weer een behoorlijke boom in een nieuwe wijk staat. Tot zolang moeten de bewoners geduld hebben. En ze houden het nog vol ook, want een mens is verrekte taai. Je moet hem lang op zijn nek zitten, voordat hij echt kapot gaat". Stamppot Architect Reid ontleent het recht voor zyn striemend requisitoir aan de smakeloze flat in het Rotterdamse Pendrecht, waar hy als een banneling te midden van de onbekende buren leeft. Het weefgetouw van zijn vrouw staat als een altaar in de ridderzaal, de wanden links en rechts van de schoorsteen zyn gepantserd met donkere schilderijen, waar strepen rode verf tot aan de lijst zyn gevloeid. In een pan op de potkachel pruttelt de stamppot met worst voor 't noenmaal. Het gesprek vindt plaats in een donkere sleuf, waar Reid zijn dromen zonder staatsie heeft opgebaard. Hij zit nu vyftien jaar aan de archltectenruif en heeft in die periode 227 plannen ontworpen; een groot deel daarvan viel in de pryzen, het kleinste deel daarvan werd uitgevoerd. Reid accepteert die repeterende sof gelaten: „Een architect, die buiten de platgetreden paden loopt", zegt hy met een kokette glimlach, „is in dit land geiyk een out-cast. Zo'n man heeft de schurft. Voor een beeldende kunstenaar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1968 | | pagina 11