ECHTPAAR
VAN
SPEURNEUZEN
Kogelgaten in ruit en snoepreisje naar Spanje
HANS
KÜNG
DE LEIDSE COURANT
-*■A i
In een Brabants dorpje de
naam kan om redenen van dis
cretie niet genoemd worden
woont een man, wiens dochter
zojuist getrouwd is. Op een
morgen komt ze bij hem.- Haar
echtgenoot, zo blijkt uit haar
aarzelende verhaal, wil een
zaak overnemen, maar heeft
achttienduizend gulden te kort.
„Maar kindje, da's niks",
zegt de man. „Ik leen je het
bedrag wel". De volgende mor
gen staat hij met achttien bank
jes van duizend in haar woon
kamer. „Jan kan niet tekenen",
zegt de dochter. „Hij is even
weg". De vader vindt het geen
bezwaar komt volgende week
terug. Dan is Jan er wél. „Een
schuldbekentenis voor achttien
duizend gulden?", vraagt hij
stomverbaasd. „Maar, beste
schoonvader, u hebt me nooit
achttienduizend gulden gege
ven..."; De man kijkt zijn doch
ter aan en de dochter kijkt
glashard terug. „U bent niet
goed bij uw hoofd", zegt ze
effen. „U hebt me nooit een
cent gegeven".
De motorkruiser hoort erbijgeen luxe, maar gereedschap.
„Begrijp me goed", zegt de heer J.
de Vries uit Haarlem, zijn verhaal on
derbrekend om dit punt te benadruk
ken. „Begrijp me goed. Die man at
er geen snee brood minder om. Het
was geen rijkaard, maar hij zat er
warmpjes bij. Gespaard en zo. Wat ik
bedoel, is: het zal je maar overkomen.
Je eigen kinderen...Hij was er kapot
Kapot en wel ging de man naar het
politiebureau. Om bot te vangen
„Niks aan te doen, meneer. Als u geen
papiertje hebt, zijn we machteloos".
De Vries vertelt: „Toen kwam ie bij
mij. Ik adverteer veel, vandaar. Ik
ben maanden met die zaak bezig ge
weest. Op het laatst wist ik alles van
die schoonzoon dat hij bouwvakker
was geweest, dat hij graag een borrel
lustte, dat hij altijd platzak was al
les. Ik kon ook aantonen, dat hij de
laatste tijd ver boven zijn middelen
had gekocht. Dat is niet eenvoudig,
want je moet de rekeningen hebben,
maar het is gelukt. De rechter heeft
het bewijsmateriaal aanvaard en de
jongen is veroordeeld. Een interes
sant geval was dat".
Voor wie het nog niet begrepen mocht
hebben: de heer De Vries uit Haarlem
rijdt per jaar 60.000 kilometer ln een
auto, waarin onder meer een alarmpis
tool, een gummieknuppel en een val
se baard liggen, omdat hij van be
roep privé-detective is. Hij doet het
werk al twintig jaar samen met
echtgenote Fia, die zich soms vermomt
door bril af en hoedje op te zetten.
Hij stelt zijn tijd blijkens zijn adver
tenties beschikbaar voor „opsporen,
controle, diefstal, nagaan, laster, chan
tage, informatie, huwelijkszaken, dis
crete aangelegenheden, vertrouwensop-
drachten en huwelijksbemiddeling". In
cijfers vertaald komt het neer op ge
middeld een dertig aanvragen om
hulp in de maand, waarvan er slechts
een paar uitmonden in een echte op
dracht. Vrouw Fia, verontwaardigd:
„We lenen ons heus niet voor alles.
Vorige week hadden we nog zo'n raar
telefoontje. Een man. Of we voor hem
•en adres konden opzoeken, waar abor
tus gepleegd werd. Ik zei: ga maar
naar Zweden. Nee, daar had hij geen
tijd voor. Ik zei: ga naar uw huisdok
ter, dat is de aangewezen persoon, als
u in moeilijkheden zit. Maar dat kon
weer niet vanwege zijn hoge positie.
Of ik hem een adres gegeven heb? Na
tuurlijk niet. Ik heb morele bezwaren
tegen abortus. En bovendien zo'n
aanvraag doe je toch niet per tele-
Duur, erg duur
Brengen enerzijds ethische overwegin
gen het aantal opdrachten van het
speurneuzenechtpaar De Vries tot
een handjevol per maand terug, het
tarief, dat berekend wordt, zal ook
wel een rol spelen. De heer De Vries
komt er zonder bedragen te wil
len noemen voor uit, dat hij duur
is. erg duur. Illj zegt: „Alleen uun ad
vertenties al geef ik 2S.000 gulden per
jaar uit. Dut moet worden terugver
diend. Als ik een opdracht voor twee
uur in Amsterdam krijg, moet ik de
prijs van een volle dag rekenen, want
het belet me, om een klus in Zeeland
aan te nemen." In de voorname singel,
die langs zijn voorname huis loopt
sinds wanneer hokken privé-detectives
niet meer in morsige kantoortjes?
ligt een motorkruiser. „Die?", zegt
de heer De Vries vol milde verbazing
over zoveel onbegrip. „Die hoort er
bij. Laatst moest ik van een groot be
drijf de gangen van een vertegenwoor
diger controleren. Hij gaf allerlei
plaatsen op, waar hij geweest zou zijn.
maar er kwam bar weinig uit. Wal
bleek? Hij ging zeilen op de Loos-
drechtse Plassen. Kijk daar heb je
•en boot voor nodig. Aan verhalen, die
de mensen je vertellen, heb je niets.
Buren bijvoorbeeldIk zal nooit in
formaties Inwinnen bij buren. Als ze
het goed kunnen vinden met de per
soon, van wie ik iets moet uitzoeken,
liegen ze in zijn voordeel, en als ze
hem niet mogen, liegen ze in zijn na
deelJe moet het met je eigen
ogen zien". Wie aanmerkingen heeft
op zijn boot of op de twee auto's, die
het gezin rijdt de zijne een Pon-
tiar van 17.000 gulden maakt hem
een beetje verdrietig. Het is geen
luxe, die hij aan andermans ellende
weerhoudt, maar gereedschap. Ander
zijds heeft hij geen bezwaar tegen
geld. Hij zegt bi3voorbeeld: „Contro
leren in winkels doe ik niet meer. Dat
levert te weinig op".
„Ambtenaren"
Zoals hij daar slt, goed in het pak,
grijs haar sorgvuldig getrimd, omge
ven door de gedistingeerde luxe van
sljn bourgeolsinterieur, kun je je het
nauwelijks voorstellen, maar hij ls in
donker Amsterdam In elkaar gesla
gen, hij heeft ln de Haarlemmermeer
eens kogelgaten ln zijn achterruit ge
vonden en in Vinkeveen ls er een
steen door mijn voorruit gegooid. Of
hij toen aangifte heeft gedaan? „Ha-
ha, dat sou een mooie zijn. Een privr-
detective, die naar de politie gaat".
Zijn respect voor de politie staat op
een niet al te hoge pit. 7.0 wordt al
ras duidelijk, liij wil niets kwaads
van de politie zeggen, zeer zeker niet.
maar het zijn ambtenaren, nietwaar?
Wij worden per geval betaald. Wij
kunnen veel meer tijd en aandacht
aan een onderzoek besteden. Ter illus
tratie komt het verhaal van die fa
briek ergens in het westen des lands.
De directie had het idee, dat er ge
stolen werd, maar kon niets concreets
vinden. De politie weet het aan de
administratie, die slordig zou zijn, en
liet het erbij. Niet zo de heer De Vries.
Hij onderzocht de antecedenten van al
le 150 personeelsleden. Hij bestudeer
de alle in- en uitgangen, waarlangs de
gestolen levensmiddelen maar konden
verdwijnen. Hij lichtte alle expeditie
firma's door. die voor de fabriek reden.
Zo kwam hij bij een bepaalde vracht
wagen terecht. Het was de enige mo
gelijkheid. De Vries ging naar de
chauffeur toe en zei: ,.lk kom morgen
om dezelfde tijd bij je terug. Dat is je
laatste kans om te bekennen". Het
was bluf, want hij had geen enkel be
wijs. maar het werkte. De volgende
morgen bekende de chauffeur.
Een lastig punt, dat bekennen
De wet bepaalt namelijk, dat iedeie
burger, die kennis van een misdrijf
draagt, gehouden ls de justitie in Ie
lichten, De heer De Vries echter licht
de justitie nooit in. Integendeel: vaak
wordt hij erbij geroepen, omdat de be
trokken zaak geen ruchtbaarheid wens!.
Hij wordt dan mede betaald om zijn
mond te houden. Hij overtreedt, kort
om, de wet, maar hij ligt er niet wak
ker van en vrouw Fia vindt het ook
niet erg. Ze zeggen eenstemmig: „Er
komt iet» persoonlijks bij. Als je weet:
die man gaat de gevangenis in en dat
geeft een heleboel persoonlijk leed
Als je aan de «ndere kant weet: hij
heeft het uit zwakheid gedaan; hij
heeft er apijt van en zal het nooit meer
doenWij vinden, dat je in zo'n ge
val een morele zwijgplicht hebt. Je
doet dan meer kwaad dan goed door
naar de justitie te gaan". Er staat te
genover, dat het echtpaar De Vries ook
van de politie geen enkele medewer
king krijgt. „Wel hebben we diverse
persoonlijke relaties bij de politie.
Die vinden we erg belangrijk".
Niet alles klopt
Privé-detectlves. film. lheraluur en
ook wel de dagelijkse praktijk hebben
Het speurneuzenechtpaar De Vries
omgeven door gedistingeerde luxe.
het vak een reputatie gegeven, die op
zijn zachtst gezegd ruikt naar vis ii»
een huis zonder ijskast of kelder. De
heer De Vries met echo Fia is
het er op zijn vriendelijke manier wel
mee eens, dat niet alles altijd klopt.
Het punt blijkt te zijn, dat te veel pri-
vé-detectives hun carrière hebben op
gebouwd, nadat ze als politieambte
naar al lang en breed gepensioneerd
waren. Bij wijze van schnabbel meer.
want wal zul je Je écht op maan
dagmorgen uitsloven, als je toch ze-
ker weet, dat vrijdag de maandelijk
se cheque in de brievenbus ligt? Het
echtpaar De Vries vindt deze beunha
zen gevaarlijk voor de maatschappij.
Zij stellen er hun eigen standpunt te
genover. Het klinkt zo: „Wij willen on
ze zaak in alle opzichten eerbaar voe
ren. Knoeien heeft voor ons geen zin.
Dat kan een jaar goed gaan, maar
daarna is het over. Dan lig je eruit.
Dat kunnen w« ons niet permitteren".
Het vak is althans in Nederland
veel simpeler dan de leek geneigd is
te denken. Een citaat van Fia de
Vries: „Afluisterapparatuur? Welnee.
Het js hier geen Amerika. We hebben
geen gangsters. Als je je oren open
houdt, hoor je genoeg". Ook de aard
van de opdrachten valt erg mee. De
heer De Vries heeft met name zijn
beste beroepsherinneringen te danken
aan die rijke vrijgezel van 48, die ein
delijk de vrouw van zijn dromen meen
de te hebben ontmoet, maar het nog
steeds niet helemaal vertrouwde. Ze
ging met een vriendin op vakantie in
Zwitserland. Opdracht aan De Vries:
Volg haar en kijk, wat ze doet. Wat ze
voornamelijk deed was boottochtjes
maken op het Meer van Genève. De
Vries: „Het was verrukkelijk. Zij op
het voorsteven en ik op de achterste
ven. Lekker uitrusten, want van die
boot af kon ze tóch niet". Of dat rijke
echtpaar, dat naar Spanje wilde. De
Vries: „Ze waren bang voor hun juwe
len. Daarom namen ze me mee als
chauffeur".
Foefjes
Daarmee is niet gezegd, dat detective
spelen in Nederland louter een sinecu
re is. Je moet wel foefjes kennen. Het
volgende verhaal bijvoorbeeld. (Ze ko
men als bier uit de tapkraan, de vei>
halen in huize De Vries). Een vrouw
heeft bewijsmateriaal nodig om haar
scheiding erdoor te krijgen. Volgens
haar heeft haar man een jaar geleden
overnacht in dat en dat hotel. De
Vries erheen. Hij vertelt: „Je kunt na
tuurlijk een kamermeisje omkopen,
maar dat is niet de manier. Voor geld
zeggen de mensen alles. Je moet het
met eigen ogen zien dat is het punt.
Dus ga ik naar de nachtportier, die 't
register heeft. Ik begin met me voor te
stellen als particulier detective. Doe
ik altijd. En vooral het woord „parti
culier" niet vergeten! Goed. Dan zeg
ik: ik zit achter een paar hotelratten
aan. Hier zijn de namen. Ze schijnen
op het ogenblik in de buurt te opere
ren. Onmiddellijk gaat het register
open, en ik maar kijken. Niet naar de
hotelratten natuurlijk, maar naar de
naam van de man, om wie het gaat.
Daar ataat ie. Ik heb het met eigen
ogen gezien. On-ethisch? Zo kan ik het
niet aanvoelen. Het zou pas on-ethisch
zijn geweest, als lk dat kamermeisje
had omgekocht".
De heer De Vries meent te weten, dat
er in Nederland niet meer dan een do
zijn detectivebureaus zijn, die aan
spraak kunnen maken op kwaliteits-
over verschillende auto's beschikken
om een verdacht persoon te volgen.
Dit laat9te is belangrijk. De Vries:
„Iemand volgen in de stad is niet
moeilijk. Je mist hem wel eens bij 'n
stoplicht, maar dan begin je opnieuw.
Iemand volgen op het platteland is
veel moeilijker. Zo'n man rijdt in
Slompetoren en denkt terecht wat.
doet die witte wagen toch steeds ach
ter me? Dan neem je een grijze, maar
dat heeft ie natuurlijk na een paar da
gen ook door. Ik heb het gehad met 'n
vertegenwoordiger, die ik moest vol
gen. Op een gegeven moment gaat hij
op zijn rem slaan, draait om en kijkt
me recht in mijn gezicht. Op zo'n mo
ment is de zaak afgelopen. Dan kun je
er niet meer mee door gaan. Gelukkig
had ik bewijzen genoeg".
Weer een verhaal. Hoofdpersoon is 'n
kapster. Ze heeft bij haar baas een
vorstelijk salaris, want ze heeft een
uniek talent voor haar vak, maar toch
pikt ze 's avonds de klanten van haar
baas af door thuis te werken. De heer
De Vries heeft haar betrapt. Hij is er
niet trots op, maar spijten doet het
hem niet. Zomin als het hem vreugde
of spijt geeft, wanneer hij een ontrou
we echtgenoot betrapt, een stelende
chauffeur, een lanterfantende vertegen
woordiger of een kleptomanische win-
keldievegge. Het is gewoon zijn vak.
Hij wordt ervoor betaald.
f 1 EN Kerk, waarin de
MJ theologen moeten zioij-
ilj genzal een onwaar-
aclitige Kerlc worden,
schien heel correct, heel onverander
lijk, heel veilig wordt doorgegeven
en waarin het geloof achijnbaar zon
der twijfel en de leer zonder ernstige
problemen wordt doorgegeven; maar
waarin heel dikwijls juist de beslis
sende vragen van de mensen omzeild
worden; waarin men helemaal niet
merkt hoezeer men vastzit in een tijd
gebonden theologisch systeem, hoe
zeer men achterhaalde meningen en
traditionele begripshulzen als waar
heid blijft doorgeven en hoe ver men
zich in leer en leven verwijderd heeft
van de oorspronkelijke boodschap"
Aldus Hans Küng in zijn jongste boek
Die Kirche, dat in Nederlandse verta
ling bij Paul Brand is verschenen.
Hij geeft hier feilloos aan, welke ge
varen een Kerk loopt, waarin de ech
te theologie niet. aan bod komt. En te
gelijk schetst hij hier zijn eigen idea
len. Küng wil een waarachtige theo
logie, die op alle echte vragen ingaat,
die geen gevaren schuwt, die alles
wat werd overgeleverd kritisch be
kijkt en die maar één zorg heeft:
trouw aan de oorspronkelijke bood
schap van het evangelie.
Het hier besproken boek is bij ons
weten het eerste complete kerktrak-
taat dat sinds Vaticanum II versche
nen is. Küng behandelt er alle vra
gen, die op het concilie centraal heb
ben gestaan, niet alleen in de consti
tutie over de Kerk, maar ook in ande
re stukken
Realistisch
Wat de lezer van dit lijvige boek al
lereerst opvalt, is dat Küng zich zeer
realistisch opstelt. „Overal werd ge
probeerd, zegt hij zelf, uit te gaan
van de reële Kerk en die nooit te ver
loochenen ten gunste van een ideale
Kerk". Dit standpunt is nieuwer dan
men denkt. In de meeste op onze
scholen gebruikte kerktraktaten ging
men uit van het ideaal en trachtte de
feiten zo te groeperen en zo bij te
kleuren dat zij aan dit ideaal beant
woordden: de Kerk moest één en
moest heilig zijn, dus werd getoond
hoe één en hoe heilig ze wel was, dik
wijls met voorbijgaan van feiten, die
zo voor het opscheppen lagen. Küng
gaat juist andersom te werk. Hij be
schrijft eerst hoe de Kerk op het
ogenblik is dan plaatst hij het ideaal
beeld achter de werkelijkheid. om al
dus het eigenlijke wezen van 'de Kerk
en haar feitelijke onwezen als twee
onlosmakelijke componenten van de
ene werkelijkheid te laten zien. Bij
voorbeeld waar het gaat over de hei
ligheid van de Kerk. De reële Kerk,
aldus Küng, is een zondige Kerk en
hoe. Christus echter heeft haar een
heilige Kerk gewild. Haar heilige we
zen is met haar zondige onwezen «ver
groeid. Precies zoals dat met elke
christen het geval i6. En dus moet ook
de Kerk, net als de christen, zich
ieder ogenblik bekeren, opdat eens
haar wezen, gezuiverd van alles wat
onwezenlijk is, aan het licht zal ko-
Om deze benaderingswijze consequent
Hedendaagse
profeet
zegt Kerk
de harde
waarheid
vol te houden, is een grote eerlijkheid
vereist. Küng laat zich nergens knol
len voor citroenen verkopen. Hij is
niet bereid welke uitvlucht dan ook
te aanvaarden.
„Angst, zegt Küng, Juist angst voor de
geschiedenis. Is ook in de ecclesiolo-
gle een slechte raadgever gebleken.
Moed echter, moed tot het historische
denken, dat ook in de ecclesiologie al
lereerst respect voor de feiten heeft
en zijn theorieën richt naar de feiten,
kwam weliswaar de moedige vaak
duur te staan, maar heeft op den duur
de zaak altijd bevorderd". Dat is
Küng ten voeten uit. Degenen, die
hem persoonlijk kennen, weten, dat
dit geen fraai woordenspel is, maar
beleefde werkelijkheid. Men hoeft
maar een van zijn voordrachten te
hebben bijgewoond, om te weten wat
men aan hem heeft. Hij heeft Iets
jongensachtigs, dat is zeker. Maar dan
vooral in de volgende opzichten: eer
lijkheid, zegvrijheid, durf om te ont
maskeren, behoefte om tot de kern van
de dingen te gaan en absolute onwil
om zich met zoethoudertjes te laten
afschepen.
„Alle uitvluchten baten hier niets",
/egt hij in het hoofdstuk over de hei
ligheid van de Kerk. „De werkelijk
heid wil erkend worden: de Kerk is
een Kerk van zondaars. En omdat de
ze zondaars de eigen leden van de
Kerk zijn en omdat zij als zondaars
leden van de Kerk blijven, wordt
hierdoor de ecclesia zelf belast, wordt
het lichaam van Christus zelf bevlekt,
wordt de schepping van de Geest zelf
geschokt, wordt het godsvolk zelf ge
kwetst. De Kerk zelf!" Welk een
verschil met de traditionele kerk
traktaten die met erkenning van de
zondigheid der leden de Kerk zelf van
zonde trachtten vrij te pleiten. Küng
wil er niet aan. Omdat hij zich stelt
op de basis van de feiten.
Gelovig
Wie meent, dat hij dus geen gelovig
man is, dat hij dus geen gelovig boek
geschreven heeft, vergist zich vol
ledig. Het hele traktaat is doortrokken
van geloof, geloof in de Geest, die de
Kerk opbouwt overal waar de men
sen haar afbreken, die waait waar hij
wil, ook als de mensen Hem in een
bepaalde richting willen dwingen.
Hans Küng gelooft ln de Kerk. „Zij
GELOOF IN DE
GEEST DIE
OPBOUWT WAAR
MENSEN
AFBREKEN
kan, overal waar zij is, een bedelares
worden, sich gedragen als een markt
koopvrouw, zich als hoer verkopen,
zij Is en blijft toch door Gods be
warende, reddende, vergevende gena
de de bruid van ChristusZij moge
van de weg raken, nu en dan verkeer
de paden betreden, zij moge struike
len en vallen, zij moge in handen van
rovers raken en halfdood blijven lig
gen. God de Heer echter zal haar
niet voorbijgaan, maar olie op haar
wonden gieten, haar optillen en mee
nemen, voor onderdak zorgen en voor
haur genezing ook nog betalen wat
niet te voorzien was. Zo zal de Kerk
steeds weer de hele, de heilige Kerk
blijven".
Een kritisch-wetenschappelijke hou
ding en een vurig geloof; dat zijn de
twee polen waartussen het boek van
Küng zich beweegt. Kritisch weten
schappelijk is hij, wanneer hij analy
seert wat de heilige schrift over de
Kerk zegt: het blijkt dikwijls heel an
ders uit te vallen dan wat in de tra
ditionele kerktraktaten te lezen staat.
Kritisch-wetenschappelijk is hij wan
neer hij napluist hoe het in de loop
der geschiedenis met de Kerk gegaan
is: zo komen feiten aan het licht, die
in de gebruikelijke handboeken wer
den vergeten of weggemoffeld. Maar
altijd blijft hij een diepgelovig man.
„Kritiek op de Kerk," zo drukt hij het
zelf uit, „die niet uit het geloof komt
kan voor de christen behartigens
waard, maar niet de zijne zijn".
Oecumenisch
Op twee aspecten van dit zeer rijke
boek willen wij in het bijzonder de
aandacht vestigen. Ten eerste dat het
een oecumenisch boek bij uitstek is.
Reformatorische recensenten hebben
al geschreven, dat zij de visie van
Küng grotendeels kunnen onderschrij
ven. Dat is een buitengewoon verheu
gend geluid. Küng is een van de wei
nige theologen, die de kloof tussen
Rome en reformatie en die kloof is
op liet ecclesiologische terrein mis
schien wel het allerdiepst kan over
bruggen. Wat hij schrijft ligt geheel
in de lijn van het Vaticaans concilie.
Als wat hij schrijft dan ook nog door
reformatorische theologen als authen
tiek wordt erkend, zijn we weer een
stap dichter bij de hereniging der Ker
ken gekomen.
Om dit te bereiken gaat Küng buiten
gewoon voorzichtig te werk. Stapje
voor stapje probeert hij het terrein
van obstakels te zuiveren. Hij slaagt
daarin wonderwel. Totdat hij uiteinde
lijk terecht komt bij het primaatschap
van de Paus, dat uit het katholieke
geloof nu eenmaal niet is weg te den-
Ais het zover K Wijkt hij voor een bfl-
na onoverkomelijke moeilijkheid te
staan. Hij spreekt van „het reusach
tige, schijnbaar onbeweeglijke, niet te
overklimmen en niet terzijde te laten
rotsblok op de weg tot wederzijds be
grip van de christelijke Kerken". Hij
is als het ware met stomheid gesla
gen 0111 de absurditeit, dat wat naar
katholieke opvatting de basis der ker
kelijke eenheid moest zijn, in feite het
punt van uiteengaan der Kerken is
geworden. Maar hij Iaat zich niet uit
het veld slaan. En doet een boven
menselijke, echt gelovige poging om
juist het primaatschap in zijn ware
gedaante van Petrusdiensl tc laten
zien en aldus ook deze laatste barriè
re uit de weg te ruimen. Oecumeni
sche theologie van het allerbeste
Kerkelijk
Een tweede aspect, dat ons getroffen
heeft, is de vastbeslotenheid, waar
mee Küng vasthoudt aan de eigenheid
van de Kerk in de wereld. Hij voelt
er niets voor haar in de wereld te
doen opgaan of haar grenzen zover op
te rekken, dat zij met de wereld sa
menvalt. Gods heilsplan met de we
reld betekent niet, dat heel de wereld
of zelfs maar heel de goedgelovende
wereld ..Kerk" zou zijn. ..De Kerk is in
de wereld. Maar zij handhaaft tegen
over de wereld geen exclusieve heils-
aanspraken en geen geestelijke heer
schappij. Wat zij wil is iets heel an
ders: onzelfzuchtige, niet-pretentieuze
dienst aan het heil van deze wereld".
Kerk en Wereld worden dus duidelijk
als twee onderscheiden grootheden be
schouwd.
Is dit wellicht de reden, waarom een
enkele recensent uit de allerjongste
laag der theologen Küng alweer passé
heeft genoemd? Het zal Küng een
zorg zijn. En ons die zijn boek gele
zen hebben al evenzeer. Ook al weten
we heel goed, dat we hiermee het ge
vaar lopen, voor oud-modisch te wor
den aangezien.
DR ALFRED VAN DE WEIJER