ECHTPAAR VAN SPEURNEUZEN Kogelgaten in ruit en snoepreisje naar Spanje HANS KÜNG DE LEIDSE COURANT -*■A i In een Brabants dorpje de naam kan om redenen van dis cretie niet genoemd worden woont een man, wiens dochter zojuist getrouwd is. Op een morgen komt ze bij hem.- Haar echtgenoot, zo blijkt uit haar aarzelende verhaal, wil een zaak overnemen, maar heeft achttienduizend gulden te kort. „Maar kindje, da's niks", zegt de man. „Ik leen je het bedrag wel". De volgende mor gen staat hij met achttien bank jes van duizend in haar woon kamer. „Jan kan niet tekenen", zegt de dochter. „Hij is even weg". De vader vindt het geen bezwaar komt volgende week terug. Dan is Jan er wél. „Een schuldbekentenis voor achttien duizend gulden?", vraagt hij stomverbaasd. „Maar, beste schoonvader, u hebt me nooit achttienduizend gulden gege ven..."; De man kijkt zijn doch ter aan en de dochter kijkt glashard terug. „U bent niet goed bij uw hoofd", zegt ze effen. „U hebt me nooit een cent gegeven". De motorkruiser hoort erbijgeen luxe, maar gereedschap. „Begrijp me goed", zegt de heer J. de Vries uit Haarlem, zijn verhaal on derbrekend om dit punt te benadruk ken. „Begrijp me goed. Die man at er geen snee brood minder om. Het was geen rijkaard, maar hij zat er warmpjes bij. Gespaard en zo. Wat ik bedoel, is: het zal je maar overkomen. Je eigen kinderen...Hij was er kapot Kapot en wel ging de man naar het politiebureau. Om bot te vangen „Niks aan te doen, meneer. Als u geen papiertje hebt, zijn we machteloos". De Vries vertelt: „Toen kwam ie bij mij. Ik adverteer veel, vandaar. Ik ben maanden met die zaak bezig ge weest. Op het laatst wist ik alles van die schoonzoon dat hij bouwvakker was geweest, dat hij graag een borrel lustte, dat hij altijd platzak was al les. Ik kon ook aantonen, dat hij de laatste tijd ver boven zijn middelen had gekocht. Dat is niet eenvoudig, want je moet de rekeningen hebben, maar het is gelukt. De rechter heeft het bewijsmateriaal aanvaard en de jongen is veroordeeld. Een interes sant geval was dat". Voor wie het nog niet begrepen mocht hebben: de heer De Vries uit Haarlem rijdt per jaar 60.000 kilometer ln een auto, waarin onder meer een alarmpis tool, een gummieknuppel en een val se baard liggen, omdat hij van be roep privé-detective is. Hij doet het werk al twintig jaar samen met echtgenote Fia, die zich soms vermomt door bril af en hoedje op te zetten. Hij stelt zijn tijd blijkens zijn adver tenties beschikbaar voor „opsporen, controle, diefstal, nagaan, laster, chan tage, informatie, huwelijkszaken, dis crete aangelegenheden, vertrouwensop- drachten en huwelijksbemiddeling". In cijfers vertaald komt het neer op ge middeld een dertig aanvragen om hulp in de maand, waarvan er slechts een paar uitmonden in een echte op dracht. Vrouw Fia, verontwaardigd: „We lenen ons heus niet voor alles. Vorige week hadden we nog zo'n raar telefoontje. Een man. Of we voor hem •en adres konden opzoeken, waar abor tus gepleegd werd. Ik zei: ga maar naar Zweden. Nee, daar had hij geen tijd voor. Ik zei: ga naar uw huisdok ter, dat is de aangewezen persoon, als u in moeilijkheden zit. Maar dat kon weer niet vanwege zijn hoge positie. Of ik hem een adres gegeven heb? Na tuurlijk niet. Ik heb morele bezwaren tegen abortus. En bovendien zo'n aanvraag doe je toch niet per tele- Duur, erg duur Brengen enerzijds ethische overwegin gen het aantal opdrachten van het speurneuzenechtpaar De Vries tot een handjevol per maand terug, het tarief, dat berekend wordt, zal ook wel een rol spelen. De heer De Vries komt er zonder bedragen te wil len noemen voor uit, dat hij duur is. erg duur. Illj zegt: „Alleen uun ad vertenties al geef ik 2S.000 gulden per jaar uit. Dut moet worden terugver diend. Als ik een opdracht voor twee uur in Amsterdam krijg, moet ik de prijs van een volle dag rekenen, want het belet me, om een klus in Zeeland aan te nemen." In de voorname singel, die langs zijn voorname huis loopt sinds wanneer hokken privé-detectives niet meer in morsige kantoortjes? ligt een motorkruiser. „Die?", zegt de heer De Vries vol milde verbazing over zoveel onbegrip. „Die hoort er bij. Laatst moest ik van een groot be drijf de gangen van een vertegenwoor diger controleren. Hij gaf allerlei plaatsen op, waar hij geweest zou zijn. maar er kwam bar weinig uit. Wal bleek? Hij ging zeilen op de Loos- drechtse Plassen. Kijk daar heb je •en boot voor nodig. Aan verhalen, die de mensen je vertellen, heb je niets. Buren bijvoorbeeldIk zal nooit in formaties Inwinnen bij buren. Als ze het goed kunnen vinden met de per soon, van wie ik iets moet uitzoeken, liegen ze in zijn voordeel, en als ze hem niet mogen, liegen ze in zijn na deelJe moet het met je eigen ogen zien". Wie aanmerkingen heeft op zijn boot of op de twee auto's, die het gezin rijdt de zijne een Pon- tiar van 17.000 gulden maakt hem een beetje verdrietig. Het is geen luxe, die hij aan andermans ellende weerhoudt, maar gereedschap. Ander zijds heeft hij geen bezwaar tegen geld. Hij zegt bi3voorbeeld: „Contro leren in winkels doe ik niet meer. Dat levert te weinig op". „Ambtenaren" Zoals hij daar slt, goed in het pak, grijs haar sorgvuldig getrimd, omge ven door de gedistingeerde luxe van sljn bourgeolsinterieur, kun je je het nauwelijks voorstellen, maar hij ls in donker Amsterdam In elkaar gesla gen, hij heeft ln de Haarlemmermeer eens kogelgaten ln zijn achterruit ge vonden en in Vinkeveen ls er een steen door mijn voorruit gegooid. Of hij toen aangifte heeft gedaan? „Ha- ha, dat sou een mooie zijn. Een privr- detective, die naar de politie gaat". Zijn respect voor de politie staat op een niet al te hoge pit. 7.0 wordt al ras duidelijk, liij wil niets kwaads van de politie zeggen, zeer zeker niet. maar het zijn ambtenaren, nietwaar? Wij worden per geval betaald. Wij kunnen veel meer tijd en aandacht aan een onderzoek besteden. Ter illus tratie komt het verhaal van die fa briek ergens in het westen des lands. De directie had het idee, dat er ge stolen werd, maar kon niets concreets vinden. De politie weet het aan de administratie, die slordig zou zijn, en liet het erbij. Niet zo de heer De Vries. Hij onderzocht de antecedenten van al le 150 personeelsleden. Hij bestudeer de alle in- en uitgangen, waarlangs de gestolen levensmiddelen maar konden verdwijnen. Hij lichtte alle expeditie firma's door. die voor de fabriek reden. Zo kwam hij bij een bepaalde vracht wagen terecht. Het was de enige mo gelijkheid. De Vries ging naar de chauffeur toe en zei: ,.lk kom morgen om dezelfde tijd bij je terug. Dat is je laatste kans om te bekennen". Het was bluf, want hij had geen enkel be wijs. maar het werkte. De volgende morgen bekende de chauffeur. Een lastig punt, dat bekennen De wet bepaalt namelijk, dat iedeie burger, die kennis van een misdrijf draagt, gehouden ls de justitie in Ie lichten, De heer De Vries echter licht de justitie nooit in. Integendeel: vaak wordt hij erbij geroepen, omdat de be trokken zaak geen ruchtbaarheid wens!. Hij wordt dan mede betaald om zijn mond te houden. Hij overtreedt, kort om, de wet, maar hij ligt er niet wak ker van en vrouw Fia vindt het ook niet erg. Ze zeggen eenstemmig: „Er komt iet» persoonlijks bij. Als je weet: die man gaat de gevangenis in en dat geeft een heleboel persoonlijk leed Als je aan de «ndere kant weet: hij heeft het uit zwakheid gedaan; hij heeft er apijt van en zal het nooit meer doenWij vinden, dat je in zo'n ge val een morele zwijgplicht hebt. Je doet dan meer kwaad dan goed door naar de justitie te gaan". Er staat te genover, dat het echtpaar De Vries ook van de politie geen enkele medewer king krijgt. „Wel hebben we diverse persoonlijke relaties bij de politie. Die vinden we erg belangrijk". Niet alles klopt Privé-detectlves. film. lheraluur en ook wel de dagelijkse praktijk hebben Het speurneuzenechtpaar De Vries omgeven door gedistingeerde luxe. het vak een reputatie gegeven, die op zijn zachtst gezegd ruikt naar vis ii» een huis zonder ijskast of kelder. De heer De Vries met echo Fia is het er op zijn vriendelijke manier wel mee eens, dat niet alles altijd klopt. Het punt blijkt te zijn, dat te veel pri- vé-detectives hun carrière hebben op gebouwd, nadat ze als politieambte naar al lang en breed gepensioneerd waren. Bij wijze van schnabbel meer. want wal zul je Je écht op maan dagmorgen uitsloven, als je toch ze- ker weet, dat vrijdag de maandelijk se cheque in de brievenbus ligt? Het echtpaar De Vries vindt deze beunha zen gevaarlijk voor de maatschappij. Zij stellen er hun eigen standpunt te genover. Het klinkt zo: „Wij willen on ze zaak in alle opzichten eerbaar voe ren. Knoeien heeft voor ons geen zin. Dat kan een jaar goed gaan, maar daarna is het over. Dan lig je eruit. Dat kunnen w« ons niet permitteren". Het vak is althans in Nederland veel simpeler dan de leek geneigd is te denken. Een citaat van Fia de Vries: „Afluisterapparatuur? Welnee. Het js hier geen Amerika. We hebben geen gangsters. Als je je oren open houdt, hoor je genoeg". Ook de aard van de opdrachten valt erg mee. De heer De Vries heeft met name zijn beste beroepsherinneringen te danken aan die rijke vrijgezel van 48, die ein delijk de vrouw van zijn dromen meen de te hebben ontmoet, maar het nog steeds niet helemaal vertrouwde. Ze ging met een vriendin op vakantie in Zwitserland. Opdracht aan De Vries: Volg haar en kijk, wat ze doet. Wat ze voornamelijk deed was boottochtjes maken op het Meer van Genève. De Vries: „Het was verrukkelijk. Zij op het voorsteven en ik op de achterste ven. Lekker uitrusten, want van die boot af kon ze tóch niet". Of dat rijke echtpaar, dat naar Spanje wilde. De Vries: „Ze waren bang voor hun juwe len. Daarom namen ze me mee als chauffeur". Foefjes Daarmee is niet gezegd, dat detective spelen in Nederland louter een sinecu re is. Je moet wel foefjes kennen. Het volgende verhaal bijvoorbeeld. (Ze ko men als bier uit de tapkraan, de vei> halen in huize De Vries). Een vrouw heeft bewijsmateriaal nodig om haar scheiding erdoor te krijgen. Volgens haar heeft haar man een jaar geleden overnacht in dat en dat hotel. De Vries erheen. Hij vertelt: „Je kunt na tuurlijk een kamermeisje omkopen, maar dat is niet de manier. Voor geld zeggen de mensen alles. Je moet het met eigen ogen zien dat is het punt. Dus ga ik naar de nachtportier, die 't register heeft. Ik begin met me voor te stellen als particulier detective. Doe ik altijd. En vooral het woord „parti culier" niet vergeten! Goed. Dan zeg ik: ik zit achter een paar hotelratten aan. Hier zijn de namen. Ze schijnen op het ogenblik in de buurt te opere ren. Onmiddellijk gaat het register open, en ik maar kijken. Niet naar de hotelratten natuurlijk, maar naar de naam van de man, om wie het gaat. Daar ataat ie. Ik heb het met eigen ogen gezien. On-ethisch? Zo kan ik het niet aanvoelen. Het zou pas on-ethisch zijn geweest, als lk dat kamermeisje had omgekocht". De heer De Vries meent te weten, dat er in Nederland niet meer dan een do zijn detectivebureaus zijn, die aan spraak kunnen maken op kwaliteits- over verschillende auto's beschikken om een verdacht persoon te volgen. Dit laat9te is belangrijk. De Vries: „Iemand volgen in de stad is niet moeilijk. Je mist hem wel eens bij 'n stoplicht, maar dan begin je opnieuw. Iemand volgen op het platteland is veel moeilijker. Zo'n man rijdt in Slompetoren en denkt terecht wat. doet die witte wagen toch steeds ach ter me? Dan neem je een grijze, maar dat heeft ie natuurlijk na een paar da gen ook door. Ik heb het gehad met 'n vertegenwoordiger, die ik moest vol gen. Op een gegeven moment gaat hij op zijn rem slaan, draait om en kijkt me recht in mijn gezicht. Op zo'n mo ment is de zaak afgelopen. Dan kun je er niet meer mee door gaan. Gelukkig had ik bewijzen genoeg". Weer een verhaal. Hoofdpersoon is 'n kapster. Ze heeft bij haar baas een vorstelijk salaris, want ze heeft een uniek talent voor haar vak, maar toch pikt ze 's avonds de klanten van haar baas af door thuis te werken. De heer De Vries heeft haar betrapt. Hij is er niet trots op, maar spijten doet het hem niet. Zomin als het hem vreugde of spijt geeft, wanneer hij een ontrou we echtgenoot betrapt, een stelende chauffeur, een lanterfantende vertegen woordiger of een kleptomanische win- keldievegge. Het is gewoon zijn vak. Hij wordt ervoor betaald. f 1 EN Kerk, waarin de MJ theologen moeten zioij- ilj genzal een onwaar- aclitige Kerlc worden, schien heel correct, heel onverander lijk, heel veilig wordt doorgegeven en waarin het geloof achijnbaar zon der twijfel en de leer zonder ernstige problemen wordt doorgegeven; maar waarin heel dikwijls juist de beslis sende vragen van de mensen omzeild worden; waarin men helemaal niet merkt hoezeer men vastzit in een tijd gebonden theologisch systeem, hoe zeer men achterhaalde meningen en traditionele begripshulzen als waar heid blijft doorgeven en hoe ver men zich in leer en leven verwijderd heeft van de oorspronkelijke boodschap" Aldus Hans Küng in zijn jongste boek Die Kirche, dat in Nederlandse verta ling bij Paul Brand is verschenen. Hij geeft hier feilloos aan, welke ge varen een Kerk loopt, waarin de ech te theologie niet. aan bod komt. En te gelijk schetst hij hier zijn eigen idea len. Küng wil een waarachtige theo logie, die op alle echte vragen ingaat, die geen gevaren schuwt, die alles wat werd overgeleverd kritisch be kijkt en die maar één zorg heeft: trouw aan de oorspronkelijke bood schap van het evangelie. Het hier besproken boek is bij ons weten het eerste complete kerktrak- taat dat sinds Vaticanum II versche nen is. Küng behandelt er alle vra gen, die op het concilie centraal heb ben gestaan, niet alleen in de consti tutie over de Kerk, maar ook in ande re stukken Realistisch Wat de lezer van dit lijvige boek al lereerst opvalt, is dat Küng zich zeer realistisch opstelt. „Overal werd ge probeerd, zegt hij zelf, uit te gaan van de reële Kerk en die nooit te ver loochenen ten gunste van een ideale Kerk". Dit standpunt is nieuwer dan men denkt. In de meeste op onze scholen gebruikte kerktraktaten ging men uit van het ideaal en trachtte de feiten zo te groeperen en zo bij te kleuren dat zij aan dit ideaal beant woordden: de Kerk moest één en moest heilig zijn, dus werd getoond hoe één en hoe heilig ze wel was, dik wijls met voorbijgaan van feiten, die zo voor het opscheppen lagen. Küng gaat juist andersom te werk. Hij be schrijft eerst hoe de Kerk op het ogenblik is dan plaatst hij het ideaal beeld achter de werkelijkheid. om al dus het eigenlijke wezen van 'de Kerk en haar feitelijke onwezen als twee onlosmakelijke componenten van de ene werkelijkheid te laten zien. Bij voorbeeld waar het gaat over de hei ligheid van de Kerk. De reële Kerk, aldus Küng, is een zondige Kerk en hoe. Christus echter heeft haar een heilige Kerk gewild. Haar heilige we zen is met haar zondige onwezen «ver groeid. Precies zoals dat met elke christen het geval i6. En dus moet ook de Kerk, net als de christen, zich ieder ogenblik bekeren, opdat eens haar wezen, gezuiverd van alles wat onwezenlijk is, aan het licht zal ko- Om deze benaderingswijze consequent Hedendaagse profeet zegt Kerk de harde waarheid vol te houden, is een grote eerlijkheid vereist. Küng laat zich nergens knol len voor citroenen verkopen. Hij is niet bereid welke uitvlucht dan ook te aanvaarden. „Angst, zegt Küng, Juist angst voor de geschiedenis. Is ook in de ecclesiolo- gle een slechte raadgever gebleken. Moed echter, moed tot het historische denken, dat ook in de ecclesiologie al lereerst respect voor de feiten heeft en zijn theorieën richt naar de feiten, kwam weliswaar de moedige vaak duur te staan, maar heeft op den duur de zaak altijd bevorderd". Dat is Küng ten voeten uit. Degenen, die hem persoonlijk kennen, weten, dat dit geen fraai woordenspel is, maar beleefde werkelijkheid. Men hoeft maar een van zijn voordrachten te hebben bijgewoond, om te weten wat men aan hem heeft. Hij heeft Iets jongensachtigs, dat is zeker. Maar dan vooral in de volgende opzichten: eer lijkheid, zegvrijheid, durf om te ont maskeren, behoefte om tot de kern van de dingen te gaan en absolute onwil om zich met zoethoudertjes te laten afschepen. „Alle uitvluchten baten hier niets", /egt hij in het hoofdstuk over de hei ligheid van de Kerk. „De werkelijk heid wil erkend worden: de Kerk is een Kerk van zondaars. En omdat de ze zondaars de eigen leden van de Kerk zijn en omdat zij als zondaars leden van de Kerk blijven, wordt hierdoor de ecclesia zelf belast, wordt het lichaam van Christus zelf bevlekt, wordt de schepping van de Geest zelf geschokt, wordt het godsvolk zelf ge kwetst. De Kerk zelf!" Welk een verschil met de traditionele kerk traktaten die met erkenning van de zondigheid der leden de Kerk zelf van zonde trachtten vrij te pleiten. Küng wil er niet aan. Omdat hij zich stelt op de basis van de feiten. Gelovig Wie meent, dat hij dus geen gelovig man is, dat hij dus geen gelovig boek geschreven heeft, vergist zich vol ledig. Het hele traktaat is doortrokken van geloof, geloof in de Geest, die de Kerk opbouwt overal waar de men sen haar afbreken, die waait waar hij wil, ook als de mensen Hem in een bepaalde richting willen dwingen. Hans Küng gelooft ln de Kerk. „Zij GELOOF IN DE GEEST DIE OPBOUWT WAAR MENSEN AFBREKEN kan, overal waar zij is, een bedelares worden, sich gedragen als een markt koopvrouw, zich als hoer verkopen, zij Is en blijft toch door Gods be warende, reddende, vergevende gena de de bruid van ChristusZij moge van de weg raken, nu en dan verkeer de paden betreden, zij moge struike len en vallen, zij moge in handen van rovers raken en halfdood blijven lig gen. God de Heer echter zal haar niet voorbijgaan, maar olie op haar wonden gieten, haar optillen en mee nemen, voor onderdak zorgen en voor haur genezing ook nog betalen wat niet te voorzien was. Zo zal de Kerk steeds weer de hele, de heilige Kerk blijven". Een kritisch-wetenschappelijke hou ding en een vurig geloof; dat zijn de twee polen waartussen het boek van Küng zich beweegt. Kritisch weten schappelijk is hij, wanneer hij analy seert wat de heilige schrift over de Kerk zegt: het blijkt dikwijls heel an ders uit te vallen dan wat in de tra ditionele kerktraktaten te lezen staat. Kritisch-wetenschappelijk is hij wan neer hij napluist hoe het in de loop der geschiedenis met de Kerk gegaan is: zo komen feiten aan het licht, die in de gebruikelijke handboeken wer den vergeten of weggemoffeld. Maar altijd blijft hij een diepgelovig man. „Kritiek op de Kerk," zo drukt hij het zelf uit, „die niet uit het geloof komt kan voor de christen behartigens waard, maar niet de zijne zijn". Oecumenisch Op twee aspecten van dit zeer rijke boek willen wij in het bijzonder de aandacht vestigen. Ten eerste dat het een oecumenisch boek bij uitstek is. Reformatorische recensenten hebben al geschreven, dat zij de visie van Küng grotendeels kunnen onderschrij ven. Dat is een buitengewoon verheu gend geluid. Küng is een van de wei nige theologen, die de kloof tussen Rome en reformatie en die kloof is op liet ecclesiologische terrein mis schien wel het allerdiepst kan over bruggen. Wat hij schrijft ligt geheel in de lijn van het Vaticaans concilie. Als wat hij schrijft dan ook nog door reformatorische theologen als authen tiek wordt erkend, zijn we weer een stap dichter bij de hereniging der Ker ken gekomen. Om dit te bereiken gaat Küng buiten gewoon voorzichtig te werk. Stapje voor stapje probeert hij het terrein van obstakels te zuiveren. Hij slaagt daarin wonderwel. Totdat hij uiteinde lijk terecht komt bij het primaatschap van de Paus, dat uit het katholieke geloof nu eenmaal niet is weg te den- Ais het zover K Wijkt hij voor een bfl- na onoverkomelijke moeilijkheid te staan. Hij spreekt van „het reusach tige, schijnbaar onbeweeglijke, niet te overklimmen en niet terzijde te laten rotsblok op de weg tot wederzijds be grip van de christelijke Kerken". Hij is als het ware met stomheid gesla gen 0111 de absurditeit, dat wat naar katholieke opvatting de basis der ker kelijke eenheid moest zijn, in feite het punt van uiteengaan der Kerken is geworden. Maar hij Iaat zich niet uit het veld slaan. En doet een boven menselijke, echt gelovige poging om juist het primaatschap in zijn ware gedaante van Petrusdiensl tc laten zien en aldus ook deze laatste barriè re uit de weg te ruimen. Oecumeni sche theologie van het allerbeste Kerkelijk Een tweede aspect, dat ons getroffen heeft, is de vastbeslotenheid, waar mee Küng vasthoudt aan de eigenheid van de Kerk in de wereld. Hij voelt er niets voor haar in de wereld te doen opgaan of haar grenzen zover op te rekken, dat zij met de wereld sa menvalt. Gods heilsplan met de we reld betekent niet, dat heel de wereld of zelfs maar heel de goedgelovende wereld ..Kerk" zou zijn. ..De Kerk is in de wereld. Maar zij handhaaft tegen over de wereld geen exclusieve heils- aanspraken en geen geestelijke heer schappij. Wat zij wil is iets heel an ders: onzelfzuchtige, niet-pretentieuze dienst aan het heil van deze wereld". Kerk en Wereld worden dus duidelijk als twee onderscheiden grootheden be schouwd. Is dit wellicht de reden, waarom een enkele recensent uit de allerjongste laag der theologen Küng alweer passé heeft genoemd? Het zal Küng een zorg zijn. En ons die zijn boek gele zen hebben al evenzeer. Ook al weten we heel goed, dat we hiermee het ge vaar lopen, voor oud-modisch te wor den aangezien. DR ALFRED VAN DE WEIJER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1967 | | pagina 6