TROM MEESTER KIEVIET LIET ONS DE VERHALEN EERST LEZEN NEDERLANDS EERSTE RAADGEVENDE INGENIEUR VOOR BEDRIJFSORGANISATIE' DE TKTDSE COURANT 75 jaar geleden geboren in Noordhollands gehucht I te te---te (Van t redacteuren) In 1891 schreef de 33-jarige onderwijzer Joh. C. Kieviet op een kleine zolderkamer in de woning boven de lagere school in Etersheim, onder de rook van Edam, zijn geesteskind Dik Trom. Dik Trom was geen gewone jongen, het was een driedubbel dikke, dekselse kwajongen die de harten van de Nederlandse jeugd stormenderhand veroverde. „Dik Trom" wordt deze maand 75 jaar oud. In een oplage van meer dan 800.000 exemplaren zijn de boeken in Nederland ver spreid. Dit geweldige succes is in de vaderlandse jeugdliteratuur nimmer geëvenaard. Nog steeds gaan er met de regelmaat van een goed geoliede klok nieuwe drukken naar de boekwinkels. Uitgeverij Kluitman te Alkmaar, die in maart 1892 de moed had het volgens de pedagogen van die tijd „verderfelijke kinderboek uit te geven", verzorgt nog jaarlijks tienduizenden exemplaren. In totaal zijn er van „Uit het leven van Dik Trom" 51 drukken verschenen. De kwajongens streken van het kleine baasje weten nog ieder kind te boeien. Etersheim. een verzameling boerde rijen, kleine houten huisjes, een bouw vallige kerk, wacht vredig op de lente. Langs de smalle géasfalteerde dorps weg staat een oud gebouw, vroeger de school waar onderwijzer Joh. C. Kieviet de kinderen van Etersheim en Schardam het a-b-c leerde. De open bare lagere school wordt nu als boer derij „ebruikt. In de eenklassige school van meester Kieviet staan nu twaalf koeien. Waar in de wintermaanden van 18911892 de avonturen van de dek selse Dik Trom werden voorgelezen blaten nu pasgeboren kalfjes. Vee houder Houtman wijst met zijn ruwe handen de plaats aan waar schrijver Kieviet heeft gezeten, loopt naar buiten en kijkt uit over het pleintje, waarop Dik Trom tijdens een lesuur in de jas van de schooljuf rondliep. Geen brave Hendrikken Joh. C. Kieviet, in 1858 te Haarlem- I mermeer-Hoofddorp geboren als zoon van een timmerman-aannemer, was al lerminst tevreden over de jeugd literatuur, die toen op de markt ver scheen. „Te bombastisch, te braaf". De on derwijzer van Etersheim moest niets hebben van brave Hendrikken en sloot rich in de avonduren in zijn zolder- tomer op om Dik Trom op papier tot Itven te brengen. Volgens zijn dochter, mevrouw M. van Kemper-Kieviet uit Zeist, kwam haar vader iedere avond met tien vel letjes tekst, met de hand geschreven, naar beneden om de avonturen van dikke Dik aan zijn kinderen voor te lezen. De volgende dag genoten de kinderen van de school van de ten dele op fantasie en ten dele op waarheid berustende kwajongensstreken van zijn geesteskind. Verderfelijk! Dik Trom was aan zijn opmars begon nen. Onderwijzer Kieviet noemde zich zelf de pionier van de jeugdliteratuur. Hij rekende af met de brave verhaal tjes. het was tekst die verhaalde van kattekwaad. gepaard gaande met gerechtigheid en daar houden de kin deren van, aldus Kieviet. In zijn po gingen Dik Trom in boekvorm uit te geven ondervond de onderwijzer nogal tegenstand. Pedagogen vormden één front: men achtte het onjuist dat de Nederlandse jeugd zou worden gecon fronteerd met situaties waardoor het geordende gezag bespottelijk gemaakt werd. De „sadistische neigingen" van de kwajongen (in het boek stopte Dik in zijn jonge jaren eens drie jonge poesjes in een doofpot in de mening dat ze het daar beter zouden hebben dan bij hun moeder, de poesjes stierven door ver stikking) vond men verderfelijk voor de jeugd. Kievlets eigen generatie vond het een lachwekkend boek, maar kinderkenner Kieviet zette door. Uitgevers wezen hem de deur na het manuscript te hebben gelezen en ten einde raad kwam hij via een vriend bij uitgeverij Kluit man in Alkmaar terecht. De grootvader van de huidige directeur zag er aanvankelijk ook geen brood in, maar liet zich tenslotte vermurwen. Het boek zag in maart 1892 het licht. Dik Trom presenteerde zich aan de jeugd. Maar het werd een teleurstel ling voor Kieviet en Kluitman! Het scheen de kinderen niet te pakken, er bestond voor het boek geen belangstel ling. Kluitman gaf toen de bekende illustrator Braakensiek opdracht het boek te verluchten met tekeningen. Pas daarna begon de triomftocht van de driedubbel dikke jongen, eerst lang zaam, maar later in een niet te stuiten sneltreinvaart. Kieviet ontving van uitgeverij Kluit man 60 als honorarium en 0.10 van ieder verkocht boek van de volgende drukken. Er zijn tot nu toe van „Uit het leven van Dik Trom" 51 drukken verschenen. Onderwijzer Kieviet voelde zich niet meer de roepende in de woes tijn. Hij werd gewaardeerd en zette zich opnieuw achter de schrflverstafel. In totaal heeft hij zes Dik Trom- boekeu geschreven. Een Hillegomse jongen stond model voor de gezellige dikke knaap, die zo humoristisch voor de dag kan komen. Hij was leerling van de normaalschool. Tot zijn 21ste jaar wist h(j het vol te houden zijn gewicht in overeenstem ming te houden met het tienvoudige van zijn leeftijd. Toen hij 15 was woog h\j 150 pond. Johan Kieviet raakte eens in 1885 met deze jongen aan de praat Veel verhalen zijn in de avonturen van Dik Trom opgenomen, een ander deel is aan de fantasie van Kieviet ontspro ten. Op 12 augustus 1931 kwam bij Kluitman het zesde boek van Dik Trom uit. De toen 70-jarige Kieviet was daarin nog even geestig als in z\jn eersteling. Blind weesmeisje eruit De boeken zijn door de jaren heen wel wat gemoderniseerd. De avonturen van Dik Trom zijn gelukkig niet veranderd. Directeur P. Kluitman zegt: „Er zijn enkele veranderingen in aangebracht, niet veel want het boek is zó ver ouderd dat cr bijna niets kan worden omgevormd. In overleg met de familie Kieviet schrapten wij enkele sentimen tele delen. Het plagen van het blinde weesmeisje door Bruin Boon en de be grafenis met de huilebalken zijn eruit gehaald. Tegenwoordig weet niemand meer wat huilebalken ztyn: doodbidders. De heer Kluitman is ervan overtuigd dat de boeken van Joh. C. Kieviet een langdurig leven zijn beschoren. Overi gens, aldus de Alkmaarse uitgever, was Kieviet geen vrolijke Frans, zoals sommigen wel denken. Hij leefde in de wereld van het kind, hij voelde intuïtief aan wat hel kind graag zou willen lezen. De pedagogiek was de zelfde als waarmee kinderen elkaar opvoeden, een doordringende, recht vaardige manier. Hoe is het te verklaren dat de boeken, juist nu, in onze t(jd het zo goed doen Zelfs de grootste bestseller van onze vaderlandse literatuur haalt de op laag niet van de avonturen van Dik Trom. De heer Kluitman: „Ieder kind speelt wel eens met raketjes of Batman- en Ivanhoepakken. maar Dik Trom vertegenwoordigt de jongen uit de polder, waar de jeugd uit de stad zo vaak naar verlangt. In het boek vinden ze dit verlangen terug, slootje springen, ezels berijden, kattekwaad uithalen, appels van de bomen grissen, begrijpt u". Dik Trom, de polderjongen uit Noord- Holland. De boeken zijn oer-Neder- lands want in andere landen doet de kwajongen het niet. Vertalingen in het Duits bleven in de winkels van onze oosterburen liggen: geen belangstel ling voor onze Dik. In Nederland is men nóg niet uitgelezen. Het boek van de onderwijzer uit Etersheim blijft het deksels goed doen. Het is ook een bij zonder boek dat is het. Te midden van bomen Joh. C. Kieviet woonde et waarvan het raam (bovei weilanden slaat in Etersheim het huis waar r Dik Trom schreef. Hij deed dat op de zolderkamer an de voorkant) uitzicht bood op de IJsselmeerdijk. Oud-leerlinge vertelt: HOORN Op het fleurige binnenhofje van het bejaardentehuis St.-Pietershof dringen de geluiden uit de buitenwereld nauwelijks door. Er heerst een weldadig aandoende rust tus sen de oude, door de tijd aangevreten muren. In kamer 32, te bereiken via een uitgesleten houten trap en een zwarte met natuurstenen belegde gang, woont mevr. T. Groenhart- Wiers, een 80-jarige dame die bij het horen van het woord „Dik Trom" de oren spitst. Ze was in 1891 leerlinge van de heer Kievit. Ze zegt: „Dik Trom? Meester Kieviet liet ons eerst zijn avonturen lezen. Kieviet was een reuze man. Wij droegen hem op handen." Mevrouw Groenhart-Wiers is ondanks haar respectabele leeftijd een kerngezonde vrouw, die zich haar schooltijd in Etersheim nog levendig herinnert. Ze woonde in Schardam. Elke dag moest ze een flink eind tippelen naar Etersheim. Ze stapte via de gang het huis van haar onderwijzer binnen, pakte de krant, bracht deze naar mevrouw Kieviet en liep door naar achteren, waar Joh. C. Kieviet op zijn leerlingen wachtte. „Ik was gek op meester Kieviet. Hij was zo aardig." Ze spreekt deze woorden langzaam uit alsof ze haar schooltijd nog eens wil meemaken. Ze wil de sfeer nog eens proeven bjj het zien van de foto van de school in Etersheim. „Kflk." zegt ze. „daar stond de meester wanneer het schemer werd. Voor het hekje, met een prachtige Goudse pijp in de mond en wolken rook uitblazend." 's Avonds, even voor bedtijd, mocht ze van haar moeder op de IJsselmeerdijk spelen. „Als we naar 't huis van de meester keken en op de zolderkamer licht brandde, dan verheugden we ons er al weer over. dat de volgende morgen nieuwe avonturen van Dik Trom in 't klaslokaal werden voorgelezen Meeste» gaf dan de velletjes aan een kind uit de vijfde of zesde klas en die mocht de klasgenootjes vertellen wat die dekselse Dik nu weer had beleefd." Haar ogen beginnen te glinsteren wanneer ze vertelt, dat meester Kieviet de ondeugende jongens of meisjes opsloot in het kolenhok, dat via een deur in verbinding stond met het klaslokaal. Haar herinneringen zfln niet door de tijd aangetast, ze weet hoegenaamd nog alles van zeventig jaar geleden. Als we haar hofje verlaten, zegt ze met nadruk „Wij hebben goed bij heni geleerd." Wij dachten het al: Joh. C. Kievit ia een bijzonder man geweest. Dik Trom hoort de woede-uitbarsting van trouw Boe onverstoorbaar aan. Een van Joh. Braakensieks tekeningen i het boek „Uit het leven van Dik Trom". Totaaloplaag van Joh. Kieviets boek: 800.000 exemplaren, absoluut record Hij had juist een grote hap brood genomen. „Hij zal Dirk heten, dat zal ie", klonk het uit de volle mond van de heer des huizes, Jan Tromp, die zojuist vader was gewor den van een gezonde zoon. „Mijn broer, die naar Amerika gegaan is, heet ook zo, dat doet-ie en daarom, zie je hap". Het laatste stuk brood verdween in 's mans mond en maakte een eind aan zijn rede voering. Toen hij weer spreken kon, draaide hij zich om, boog zich éin- fc maal over het wiegje, ging bedaard voor het bed van zijn vrouw staan en zei: „Wat zullen we er aan doen Griet? Het is een bijzonder kind, dat is ie!" (Vai •rslaggevert) AMSTERDAM Slechts terlóóps nog komt Vincent van Gogh ter sprake, want neef ir. V. W. van Gogh zijn vader Theo was de broer van de beroemde schilder vindt dat er al zóveel is ge schreven over het binnen circa twee jaar in Amsterdam verrijzen de Rijksmuseum „Vincent van Gogh", dat iedereen dat nu wel moet weten. Als voorzitter van de gelijknamige stichting, waarin de eens aan ir. Van Gogh behorende nalatenschap van de schilder (be staande uit onder meer brieven, tekeningen en schilderijen) is ondergebracht, heeft hij ambts halve zitting in de bouwcommissie van het met rijksmiddelen te reali- De bouw van een museum en een fa- brieksuitbreiding, welke laatste hij meermalen meemaakte in zijn ruim 45-jarige loopbaan als raadgevend in genieur voor bedrijfsorganisatie, ver schillen niet zo veel. Bovendien is hij „expert" geworden op het gebied van het hanteren, het ophangen, het ver lichten en het transporteren van kunst voorwerpen in en naar musea. Ir. Van Gogh kan niet tellen hoeveel tentoon stellingen van het werk van zijn in 1890 overleden oom Vincent (die hij niet heeft gekend) door hem werden georganiseerd: dat waren er alleen in Amerika ai 16! Hij rekent voor dat sinds 1945 zeker anderhalf miljoen be zoekers die tentoonstellingen bezochten, waarbij de in samenwerking met het Kröller-Müller-Museum Ingerichte ten toonstellingen nog niet eens zijn mee geteld Ir. Van Gogh, die op zijn 68e jaar tij den» schaarse vrije uurtjes met teke nen begon (men is nooit te oud om met 1920 zich, Ds smedenop het marktplein te Midden Beemster vervulder een grote rol 4* avonturen van dikke Dik. Op de voorgrond de paal waarop Dik Trom im het boek staat afgebeeld. men met een compagnon, als éérste Nederlandse „raadgevende ingenieurs voor bedrijfsorganisatie en voor indus triële adviezen" te vestigen „Het doel van de industrie is artike len fabriceren: dat doel hielden ook wij voor ogen, al benaderden we het op onze eigen manier", vertelt de nu 77-jange werktuigkundig Ingenieur DelftI. „W\j streefden mee om bet artikel »o »c>ed sm lijk te maken. Toen wij begonnen was „planning" voor ons een heel belang rijk, maar m de Nederlandse industrie nog onbekend begrip. Plannen maken op korte en op lange termijn dus. Wij begonnen met „efficiency-engineering", wilden een artikel goedkoper, op een voudiger wijze of beter maken. Lang zamerhand breidde ons werk zich uit tot alle aangelegenheden waarmee be drijven en ondernemingen te maken hebben. Het beperkte zich niet tot ar beid en mechanisatie alléén, maar hield zich tevens bezig met personeels beleid. financiële en technische kwes ties, uitbreidingen, inkrimpingen en al les wat daarmee in de ruimste zin des woorda te maken heeft. Directe be moeiingen met de commerciële activi teiten heb ik niet gehad; wel kom Je er altijd door de behandeling van de problemen (die rond 1920 hetzelfde wa ren als tegenwoordig!) nauw mee in aanraking". Vertrouwensman Van Gogh. die s uitbracht, maar sijn cliënten een -elatie onderhield. i 20 Kuni en we ultbrel- niet uitbreiden? len we verbete- loeken? -Om die n moert de tot vorig Jaar nog in zijn beroep actieve raadgever bi de badrljven «elf de toe standen U#«a kannen. BIJ *u er da kosten drukken? Moei den? Moeten we juist In welke richting moe ring van ons produkt i Soms stelde ir. Van Gogh zijn adviea op schrift. Het staat de client vanzelf sprekend vrij orn het advies al dan niet op te volgen. Heel ingrijpende voorstellen zag hij veelal wél. kleine soms niet opgevolgd. In zijn langduri ge carrière heeft hij praktisch altijd wel érgens geholpen in vrijwel alle be langrijke branches, niet alleen In de Nederlandse, ook In de Belgische en Franse industrie. F.en binnenpretje had hij toen onlangs minister De Quay in de Kamer vertel de dat „de posterijen zouden worden doorgelicht". Reeds in de twintiger jaren verrichtte het bureau van ir. Van Gogh zo'n doorlichting in opdracht van het hoofdbestuur van de posterij en! Hij heeft zowel voor vele particu liere cliënten, als voor de overheid heel veel gedaan. Zo werkte hij van 1923 tot 1930 mee aan een grote, door de minister van Financiën verstrekte opdracht inzake da belastingdienst, waar hij belang rijk» ook opgevolg de vereenvoudigingen adviseerde. Om de kostprijs van een artikel te kun nen verlagen moeten allereerst de pro- duktiekosten omlaag gaan. „Op het ogenblik ia het schering en inslag", al dus deze deskundige, „dat daartoe nieuwe investeringen worden gedaan. Wij hebben altijd gazegd: begin maar met wat je hebt. Laten we éérst kijken of daaruit niets meer valt te halen. Dat geluid hoor je nu ternauwernood! Toch heeft de ervaring ons geleerd dat dikwijls zonder veel kostbare investeringen reeds met de aanwe zige installatie kan worden bezuinigd". De raadgevende ingenieur beperkt zich tot de dingen waarover hij kan meepraten. Vaktechnische details van meelfabrieken of exportslachterijen om slechts twee branches aan te stip pen behoeft hij niet te kennen. Het gaat om het „zien" van de oplossing van organisatorische problemen, om het zien van mogelijkheden tot vergro ting van efficiency, Over het algemeen wijst de directie een functionaris uit het eigen bedrijf aan (dat kan even goed de directeur zelf zijn) om nauw met de adviseur samen te werken. Voor die adviseur zijn ook technische bijzonderheden van de aanwezige ma chines minder belangrijk, hoewel ir. Van Gogh er als voortdurend leren de technicus steeds grote interesse voor heeft gehad. Waarmee de raadgever zich bemoeit is bijvoorbeeld de wijze waarop de aan wezige of aan te schaffen machine rieën het beste kunnen worden opge steld. Het gaat cr in de praktijk niet alleen om machines te bezitten, het kan nog veel belangrijker zijn ze een praktische opstelling Ie geven. Met bedrijven die elgen-personeel-met- kennis-van-bedrijfsorganisatie bezitten kwam onze zegsman even goed In con tact als met (veelal kleine ie) zaken, die geheel op zijn kennis dreven. In zijn veelzijdige carrière werd onze gastheer met de meest uiteenlopende industriële branches én de meest uit eenlopende bedrljfsgróótten geconfron teerd, zowel ln Nederland als In Bel- ledereen „schept" Onze sympathiek» gastheer houdt veel van kunst, waarmee hij eigenlijk auto matlsrh in aanraking kwam: door cljn familierelatie met Vincent: door »IJn stiefvader, die kunstschilder was; door sljn moeder, die de eerste druk van de „Brieven van Vincent van Gogh" uit gaf. Ir. Van Gogh sersorgde de tweede (aangevulde) druk van die „Brieven". Problemen „doorzien" is het belangrijkst Oir uitgave dateert uit 1153, 100 Jaar na de geboorte van de beroemde arhil- dcr. Vorig jaar ontving ir. Van Gogh sijn eredoctoraat ln de letteren. Ill) hirld vele voordrachten rn .chreef zowel op sijn beroepsterrein a!» ep dat van de kunst artikelen. Van »IJn hand kwam teven» een (ook In het Krans vertaald) bork over ..Bcdrijfsorganisa- „Ik bestudeer (als hobby) onder wélke factoren het scheppend vermogen van de mens tot uiting komt", vertelt hij verder. „Vroeger vond men dat alleen rio kunstenaar creatief werk doet. Maar - om enkele voorbeelden te ge ven - de huisvrouw cn de technicus tlocn hel eveneens Ir. Van Gogh is cr een groot voorstander van dat ds mensen Iels dóen; tekenen, schilderen, schrijven. Opvallend is dat bij alle Amerikaanse musea een afdeling be staat waar iedereen mag binnengaan om vrije expressie te bedrijven. Hel Museum van Moderne Kunsten in New York bezit daartoe een gebouw dat half zo groot is als dit belangrijke mu- »»-um /elf' Bij het nieuwe Van Gogh- museum komt eveneens zo'n afdeling en ook daar zal de leiding tot een mi nimum beperkt blijven Ir t an Gogh staat totaal los van Vin cents werk Hij realiseert zich volko men dal de kunst zich ontwikkelt, dat er ook tegenwoordig goede kunstenaars /ijn Kunst ziet hij ln algemans zin. een kunstuiting is een zeer belang rijke geestelijke uiting. Het la van geen betekenis of men die uiting mooi vindt of niet. Onze gastheer, die jarenlang In school besturen zitting had, betreurt hst dat ons onderwijs zo weinig aan het ge voelsleven en de artisticiteit van de kinderen doet. Hij Is ervan overtuigd dat de creatieve gave bij alle kinderen bestaat en moet worden ontwikkeld! Wellicht zetten toekomstige grots kunstenaars hun eerste schreden op het creatieve pad ln 't komends Rijks museum „Vincent v. Gogh", waarvan de realisatie In bijzonders mate msds te danken Is aan ds tn Laren woonach tige kunstminnaar en bednjfaorgasilsa- Me-e xpert If. V van Gogh

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1967 | | pagina 11