Royaards
EEN GEBOUW
IS ALLEEN INTERIEUR
De parel der diplomatie
DE LEIDSE COURANT
(Van een medewerker
LOENEN Onlangs verwonderde het ons dat
een vooruitstrevend en strijdbaar architect als
Aldo van Eyck (48) juist in het vak „interieur"
werd benoemd tot buitengewoon hoogleraar
aan de afdeling bouwkunde van de Technische
Hogeschool te Delft. „Ik heb er zelf in het
begin ook wel even last mee gehad", ver
trouwt hij ons toe in zijn antieke dorpswoning
aan de Vecht in Loenen, waar hij nu een jaar
woont. „Interieur wordt vaak beschouwd als
een soort nabehandeling, als het kleine na het
grote, maar het interieur is immers even groot
als het gebouw zelf. Eigenlijk is het interieur
zelfs groter: voor mij is een gebouw alléén
interieur, en ook de buitenruimte de ruim
te tussen gebouwen beschouw ik als
interieur. Ik zou althans willen dat het zo
was. Wat de architecten momenteel bouwen
is doorgaans een soort van continue buitenkant
met een steeds groter wordende ontoeganke
lijkheid. Ik zou de studenten in de afdeling
bouwkunde in Delft vooral duidelijk willen
maken dat alles neerkomt op het maken van
rlit interieur: op het alsnog bewoonbaar maken
•an de kleine ruimte waarin wij alleen èn
tezamen moeten leven.
De omgang met studenten is
Aldo van Eyck (te Driebergen
geboren als zoon van de in 1954
overleden dichter en hoogleraar
in de Nederlandse letterkunde,
prof. P. N. van Eyck) ove
rigens alleszins vertrouwd.
Les-geven en creatief-werkzaam-
zijn hebben steeds in zyn leven
elkaar gestimuleerd. Naast
stedebouwkundige werkzaam
heden bij de Dienst van Publie
ke Werken te Amsterdam, waar
hy in 1943, na een middelbare
onder andere Engeland, Zwit
serland, Noorwegen, Italië,
Nieuw-Zeeland, Australië en
Japan. Komende zomer doceert
hij in Singapore.
Met enkele andere buitenlandse
architecten was prof. Van Eyck
vorig jaar uitgenodigd voor een
congres in Perth (Australië),
waar de studenten het initiatief
zelf in handen hadden genomen
omdat ze vonden dat het bouw
kundig onderwys te academisch
werd. „We hebben daar met 500
De kinderspeelplaats aan de Zeedijk in hel hartje van oud-Am
sterdam, vlakbij het bezienswaardige Kolkje. Op de achtergrond
een kleurige muurschildering van Joost van Rojen.
schoolopleiding in Engeland 'en
een architectuurstudie aan de
technische hogeschool te Zürich,
zijn beroepsleven begon, doceer
de onder andere kunstgeschie
denis aan de School voor
Kunst en Industrie te Enschede.
Ook aan de Kunstnijverheids
school en de Academie voor
Bouwkunst te Amsterdam gaf
hy les. Aan verschillende Ame
rikaanse universiteiten was hy
gasthoogleraar. Verder hield hij
vele lezingen voor technische
hogescholen en universiteiten in
bezorgde studenten gepraat",
zegt Van Eyck. „Dat is heel
iets anders dan voor duizenden
guldens de boel stukslaan in een
sociëteitsgebouw, of wordt hier
nu op éndere wijze de beest
uitgehangen?"
Als redacteur van het progres
sieve tijdschrift „Forum" en als
Nederlands gedelegeerde van
CIAM (Congrès Internatlonaux
de l'Architecture Moderne, een
internationaal lichaam ter uit
wisseling van gedachten over
architectuur en stedebouw)
stond Aldo van Eyck steeds in
de voorste avant-gardistische
gelederen en heeft hy hameren
de pleidooien gehouden voor
verbeeldingskrachtiger en zin
rijker bouwen.
„Voor mij is de méns hoofd
zaak". zegt hij, „voor anderen
misschien het effect van staal
Deze man, die wars is van elk
uiterlijk vertoon, gebruikt ook
geen verheven termen om te
vertellen wat hy denkt en voelt.
Hy bedrijft de architectuur niet
zo zeer als beroep, maar als
hobby, als impuls. De image
van „progressief architect" heeft
echter veel opdrachten langs
hem heen doen gaan.
„Om die paar haute couture-
schoentjes die overal de aan
dacht trekken gaat het eigenlijk
niet", zegt hy, een sprekende
vergelijking treffende. ,,Ik wil
die miljoenen schoenen, waarop
alle mensen prettig moeten
lópen, beter hebben. Het is niet
interessant of men in Amerika
of waar ook zegt: moet je daar
eens zien, in Holland zijn weer
drie of vier uitmuntende dingen
gebouwd, ze staan weer boven
aan in de architectuur het
gaat niet alleen om het bijzonde
re fenomeen, maar vooral om de
kwaliteit van het gemiddelde.
Wij praten er veel over hoe je
ruimte moet laten zodat iedereen
zich binnen een gegeven raam
werk, dat doelmatig, goed en
mooi is, toch een eigen wereld
kan scheppen. Ik begrijp heel
goed dat er massaproduktie en
confectie moeten zijn, als er dan
óók maar ruimte blijft voor
iemand die zelf een truitje wil
Gemiste kansen
Overschakelend naar het ont
stellend weinige dat in de ont
wikkeling van de Nederlandse
woningbouw de laatste tijd te
constateren is geweest, geeft hy
als reden daarvoor aan: „Ge
meente- en overheidsinstellingen
kennen de kleine goudmyn van
ideeën niet, weten niet wat er
aan realiseerbare en vinding
rijke oplossingen voor de wo
ningbouw in de portefeuilles zit
van mensen, die met overgave,
met volle inzet de architectuur
bedrijven, maar vaak niet aan
bod komen, omdat... ja, waar
om?omdat je voor het
goede helaas speciale ogen
schynt te moeten hebben. Zelfs
zonder veel ervaring zijn zulke
architecten vaak ook bouwtech
nisch by voorbaat al beter, om
dat zy met enorme aandacht
werken en enthousiaste mensen
zyn. In Nederland wordt mis
schien wel veel gebouwd, maar
de creatieve inzet per gebouw
is veel te klein en de minst-
intense mensen worden 't meest
ingeschakeld".
Méér nog dan aan enorm-goede
mensen is er behoefte aan een
klimaat waarin het maximum
uit iedereen wordt gehaald in
plaats van het minimum, vindt
onze gastheer. „In Zwitserland
byvoorbeeld worden steeds alle
architecten bij het denken over
en het ontwikkelen en bouwen
van scholen om een voor
beeld te noemen betrokken;
PROF. ALDO E. VAN EYCK
Schepper van o.a. 450 speelplaatsen
en een
uniek kindertehuis
school van Mackintosh in Glas
gow; het uitzonderiyk mooie
studentenflatgebouw aan de
Wibautstraat in Amsterdam
met een woonstraat op de 4e
verdieping van Herman
Hertzberger. Bewondering heeft
hij voor het algemene bouw-
niveau in Finland („Het ver
mogen dat ze daar bijvoorbeeld
hebben om overal rédelyke din
gen te maken, ook al zyn dat
misschien geen genldle dingen")
voor Engeland („daar zyn ze
ineens echt fel bezig met een
zeer groot aantal uitmuntende
gebouwen die niet excessief
eigenzinnig zyn"), voor Dene
marken ook ,,de inzet om een
woonwijk werkeiyk goed te ma
ken is daar veel en veel groter
dan bij ons; men heeft er daar
ook veel meer voor over").
Markante scheppingen
Wat van de vele opmerkelijke
ontwerpen van Aldo van Eyck
werd gerealiseerd, getuigt van
het doordachte kunnen van de
ze sympathieke architect, die
liever een hart heeft dan allure.
Hij heeft een groot gevoel voor
bouwwerken waarin ruimte is
voor zowel het individuele als
het collectieve. Hij maakte o.a.
bejaardenwoningen in Amster-
dam-Slotermeer (1953), 3 scho
len te Nagele in de Noordoost
polder (1957), 't internationaal
beroemd geworden kindertehuis
ten behoeve van het Burger
weeshuis te Amsterdam (1960)
en het recente, originele Sons-
beekpaviljoen voor de expositie
van beeldhouwwerk in Arnhem.
Over het Burgerweeshuls, be
staande uit vele kleine ruimte-
ïyke leef-units, verbonden door
gangen als straten tussen bin
nenpleinen en de natuur en ge
dekt door de zo opmerkelijke
336 koepeltjes, mag dan wat
deining zyn ontstaan belang-
ryk is dat de huidige directeur
van het kindertehuis ons spon
taan zegt: „Ik vind het een
mieters gebouw met vele moge-
ïykheden". Van Eyck kreeg er
de architectuurprijs 1964 van de
gemeente Amsterdam voor.
Aldo van Eyck is óók de gees-
teiyke vader van niet minder
dan 450 speelplaatsen In Am
sterdam, op veelal onopvallende
plekjes opgenomen in het stads
beeld. Er zyn weinig steden ln
Europa waar als ln Amsterdam
sinds 1947 zo systematisch
plaats wordt ingeruimd voor 't
eigen speelhoekje van de kinde
ren. Als ontwerper van deze
speelplaatsen heeft prof. Van
Eyck vele Amsterdamse kinder
harten gestolen, al zal de jeugd,
die er te midden van de huizen
massa's geniet van zandbak,
klimboog, zwaai- en draaitoe-
stellen. voor de nóém van deze
architect wel geen belangstel
ling hebben
door een dergelijke uitdaging
gaat iedereen op hogere toeren
draaien, komt het zo onmisbare
gesprek op gang. In Amsterdam
maakt Publieke Werken mis
schien tien, vyftien jaar lang
alle scholen volgens één zwak
schema. Geen particulier archi
tect wordt er ooit by gehaald.
De commissies in Den Haag
schrijven precies de hoogte van
de geiykvormige schoollokalen
voorIk zou de kinderen
liever elk jaar ln een andere
ruimtelijke wereld willen laten
komen. Het nare is dat in de
praktijk de opvattingen zo l&ng-
zaam veranderen, terwijl we
eigeniyk juist zo'n haast heb
ben, want een klein land als
Nederland is gauw op de ver
keerde manier volgebouwd, wal
kan betekenen: onbewoonbaar
gemaakt".
Onvoorstelbaaf vintll
Eyck het dat in Amsterdam op
één der meest wezenlijke plek
ken van de stad, het Frederiks
plein, „het meest ontoeganke-
ïyke gebouw verrijst dat men
zich kan voorstellen: een enor
me bank. 's avonds potdicht en
overdag nog maar met een by-
zonder beperkte functie voor 'n
bijzonder beperkt aantal mensen
open. Wat een gemiste kans en
wat een afsehuweiyk gebaar
jegens het dageiykse leven van
de stedeling; geen winkels of
woningen, geen plek waar men
sen kunnèn vertoeven, geen
openbaar gebouw dat echt een
rol speelt in de samenleving. En
dit voorbeeld staat niet alleen:
aan de vyzelstraat komt nóg
zo iets. Afschuwelijk allemaal!"
Boeiende confrontaties
Tot zyn mooiste levenservarin
gen behoren de confrontatie met
de Sahara en de Soedan (ln drie
reizen) met de dorpen en hei
leven daar. de openbaring van
het fenomeen van een geïnte
greerde samenleving, waar de
mensen nog hun eigen huisje.'
en dorpen bouwen en zich wer
keiyk als mensen gedragen en
waar alles zinryk is; verder de
confrontatie met de Pueblo
indianen in Nieuw-Mexico; ook
de confrontatie nu en dan mei
enkele gebouwen: in India mei
hetgeen Le Corbusier daar
bouwde; verder met Duikers
sanatorium Zonnestraal in Hil
versum (uit 1929 en nu 'n halve Aldo van Eyck tijdens de bouw van hen kindertehuis ten behoeve
ruïne); de ln de tyd van Bei-- der 336 koepeltjes, die dit gebouw zo markant aanzien hebben
lage gebouwde kunstnyverheids- gegeven.
Marnix Gijsen als
ironisch anekdotenverteller
Het „divertimento" dat Marnix
Gijsen onder de titel „De parel
der diplomatie" schreef, heeft al
het superieur luchtige dat je van
een door hem getoonzet diverti
mento mag verwachten. Het op
vallende van het boek een uit
gave van Nijgh Van Ditmar,
Den Haag-Rotterdam dat, zo
als bijna alle boeken van Gijsen.
niet groot van formaat is. de
zekerheid van de toon. Deze
zekerheid van toon is behalve
aan een volledige beheersing van
de taal, ook te danken aan de
kennis van zaken in het verhaal
dat Gijsen heeft geschreven.
Vroeger waren deze twee dingen een
eenvoudige vereiste voor het schrijven
van een boek: een auteur moest zijn
taal vaardig kunnen gebruiken, je
mocht niets bespeuren van de inspan
ning die het hem kostte om met het
instrument om te gaan en hij moest
ook wéten waarover hij schreef. Dit
heeft niet zelden in tweeërlei opzicht
een ongunstig effect gehad; het effect
van steriliteit, zowel in de beheersing
van de taal als in de kennis van za
ken. Het „gemak van schrijven"
vaak een aanwendsel dat, op grond
van de paar varianten die het in zich
verborgen hield, zonder veel moeite
de schijn kon aannemen van telkens
weer fonkelend en origineel te zyn.
Datzelfde had je met de kennis van
zaken: in werkelijkheid een paar vi-
sietjes, waarmee behendig gejongleerd
kan worden.
Dit soort schynbaar ryke en schyn-
baar onuitputtelijke steriliteit kun je
dikwijls aantreffen In de zogenaamde
„cursiefjes": hoe monotoon, beperkt
en (op de keper beschouwd) weinig
geschakeerd die „cursiefjes" meestal
zijn, merk je vooral wanneer je ze in
boekvorm krygt te „genieten".
Het is geen toeval dat ik over het
„cursiefje" spreek, omdat de superi
eur lichte toon van „De parel der di
plomatie" sterk herinnert aan de „cur
siefjes"-toon - maar dan op een moei
lijk te evenaren niveau.
Misschien dat het boek, om die reden,
op jongere lezers abusleveiyk de in
druk zou kunnen wekken van: tot de
verleden tyd te behoren. Er is niets
in van een driftig zoeken naar kennis
omtrent de dingen, en de taal laat
niets merken van zUn weerbarstige
kanten. En zowel dat zoeken als dat
werken met weerbarstigheden zyn kwa
liteiten die de indruk geven alsof een
boekvorm na te spelen, hy heeft ruim
voldoende aan zijn eigen ironie en is
bereid om binnen deze Ironie waar
van hij de afstand tot het „werkeiyke
leven" naar believen regelt - anek
doten te vertellen. Het is een vergis
sing om Gijsen bij de romanschryvers
in te delen; hy is een anekdotenver
teller of beter gezegd hy is een iro-
nicus, die langs anekdotische kanalen
zyn intense skepsis ten aanzien van
mens en wereld welbewust laat ont
snappen. Wat dit betreft neemt Gij
sen ln onze letterkunde een unieke
positie in. Dat zijn ironische anekdo
ten steeds bijzonder boeien komt door
dat zyn skepsis geen maniërisme van
hem is. zij is ook geen aparte mora
listische levenshouding, zy heeft byna
auteur zeker bezig is met „levende het karakter van een koel klassiek
zaken". humanisme.
Marnix Gijsen heeft deze illusie, dat Al deze aspecten van anekdotische
een auteur al schryvende ooit levende wijsgerigheid en tot ironische gereser-
zaken zou kunnen raken of levende veerdheid uitgegroeide twijfel ten aan-
werkeiykheden zou kunnen creëren, zien van de mensen en hun werelden
al lang achter de rug. Hy probeert zijn terug te vinden in ,,De Parel der
niet meer leven voor te houden of ln diplomatie", Met opzet spreek ik over
mensen en hun werelden", want hoe
ver het menselijk onbeduidende bij
Gijsens skepsis ook mag gaan, hij is
te zeer humanist en hij bezit te veel
dedaigneuse waarachtigheid om ooit te
kunnen overgaan tot de anekdotische
verbeelding van .mensjes en hun we
reldjes". (Dit kan hij gerust overlaten
aan de zogenaamde cnrsleljes-auteurs).
De „parel der diplomatie" is „Jonk
heer Philips Everaert de Turin die
van zijn collegejaren af eraan ge
dacht (had) diplomaat te worden. Dit
was trouwens de wens van zijn moe
der, douairière Margaretha, die by
zyn geboorte er zorg voor had gedra
gen hem een voornaam te geven die
in de meeste talen identiek klonk en
haast niet afgekort kon worden, want
■•en naam afkorten vond ze plebeïsch".
In het boek wordt ironisch de gedach
te bespeeld van De Turms diploma
tieke carrière, een carrière die alleen
maar mogeiyk is door het verluchti
gen van ernst en door het „ernstig"
nemen van luchtigheden. De Turm
ondergaat geen schokkende dingen,
ondanks het feit dat hy op een post
terecht heeft kunnen komen, die men
gewichtig zou kunnen noemen, wan
neer men tenminste in aanmerking
neemt dat het gewichtigheid is ln de
categorie van Gijsens byzondere anek
dotische Ironie. Het enig schokkende
dat De Turm, in verwijderde zin, on
dergaat is, dat hy vermoord wordt:
maar dat was eerder een faux pas
dan ernst. Toch is ondanks alle onbe
nulligheid De Turm een aantrekkelijke
figuur: hy is zelf de levend geworden
anekdote; hy is de schim van Gysens
superieure spot. o. ouwendijk
Het magische beeld, dat
by oudere fynproevers op
het gebied der toneel
kunst van Willem Roy
aards voortleeft, staat tot
81 maart afgestoft en op
gepoetst te pronk In het
Amsterdamse Toneelmu-
seum. Dat gebeurt tydens
een expositie, die nis kap
stok het feit heeft, dnt
deze virtuoos onder de
acteurs honderd Jaar ge
leden geboren werd. Een
aanleiding... meer niet.
Men ontkomt, dwalend
langs de verscheidenheid
aan rekwisieten, die Roy
aards' carrière doen her
leven en bladerend In liet
boekje, dat de tentoon
stelling krachtig onder
steunt, niet aan de In
druk, «lilt, welke gelegen
heid dan ook het toneel-
museum welkom vi'us om
eer te doen aan dit mi
mische en vocale feno-
DE
TONEEL
DICTATOR
clersopleiding niet ver
gat, moge biyken uit het
volgende briefje - een
van de curieuze stukken,
die men tot 31 maart in
Amsterdam kan zien. Hij
is dan directeur van do-
Konlnkiyke Vereeniging
Het Nederlandsch Toneel,
die de Stadsschouwburg
bespeelt, en schryft aan
zyn regisseur Grimberg:
„Ik verzoek je dringend,
er bij de repetities de
hand aan te houden, dat
er tijdens de repetities
onder jouw leiding niet
wordt gerookt en dat al
le dennes en heren zich
ontdoen van overkleren.
Zyn loopbaan omspant de
jaren tussen 1886 en
1928. Hy debuteerde als
Fablen. een mulat, bijge
naamd „de zwarte dok
ter" ln het geiyknamlge
stuk van Auguste Anl-
cet-Bourgeols en Philip
Dumanoir, dat „De Ne-
derlandsche Toneelisten"
onder leiding van Char
les de la Mar in 1886 op
de planken brachten en
42 jaar later duikt zyn
naam voor het laatst op
als vertaler van Louis
Verneulls „Fauteuil 47".
Zyn laatste rol speelde hy
in 1937 Mercadet in
het geiyknamlge stuk
van Honoré de Balzac en
wel by het Nieuwe Ne
derlandsch Toneel van
Saalborn. Daartussen
meer dan 200 verschil
lende rollen, ongeveer 100
stukken, die hij reglseer-
de. e.i 29 vertalingen van
toneelstukken. Althans
voor zover men kan na
gaan. Het Toneelmuseum
meldt een beetje spijtig:
„Een overzicht van Roy
aards' toneelactiviteiten
kan niet de pretentie van
volledigheid hebben.
Lang niet alle program
ma's zyn bewaard geble
ven; ook zal Royaards
noodgedwongen wel eens
een rol hebben genomen
in een stuk, waar hy vol
gens het overgebleven
programma niet in stond
of dat hy niet geregis
seerd had." Voeg daarby
de vele voordrachtsavon
den, die de kunstenaar
heeft gehouden, zyn stu
diereizen en zyn gastrol
len (hy speelde de duivel
se hypnotiseur Svengall
:n Tril by tot ln Slnt-Pe-
tersburg toe nooit was
een Nederlandse acteur
zo ver van huls geweest)
en men krygt een vuge
indruk van het onuitput
telijke reservoir aan ta
lent en energie, waarover
deze man moet hebben
beschikt.
Zyn aristocratische ou
ders wensten hem een
carrière toe als marine
officier en inderdaad
heeft hy 3 Jaar als adel
borst ln Den Helder ge
zeten. Toen werd hy het
Nleuwendlep beu èn liet
hy zich inschryven op de
Toneelschool. Zyn con
frontatie als jongeman
uit een intellectueel mi
lieu met de komedianten -
wereld van toen tegen de
achtergrond nog wel van
allerlei vernieuwingen
binnen de literatuur en
de beeldende kunat (de
tachtigera 16 van be
slissende Invloed geweest
op zyn ontwikkeling.
Straffe discipline
Dat hy by dit alles de
regievoeren eigeniyk an
ders. placht hij te zog
gen. dan eenheid bren
gen ln de warwinkel, die
door aan hun lot overge
laten spelers en speel
sters steeds wordt ge
schapen Ik breek eerst
aan myn medewerkers
armen cn benen en dan
lukt het me nu en dan,
aan enkelen hunner goed
bruikbare nieuwe armen
en benen te geven. Ik
doe met mezelf ongeveer
hetzelfde."
In 1919 bracht hy. voor
het eerst ln Nederland,
de Faust van Goethe. Het
werd een enorm werk
stuk de generale repe
titie duurde twee dagen
en een nacht. Het werd
tevens zyn meesterproef.
Na afloop bood de uni
versiteit van Utrecht
hem het eredoctoraat in
„Wee het volk, welks
verbeeldingskracht door de
platte werkelijkheid
wordt verstikt"
ten, bij andere gezel
schappen aangenomen,
hebben te laten varen.
Onverschilligheid over
het werk en verregaan
de arrogantie op ver
meende verdiensten zijn
de oorzaken van zulk
optreden".
Men ziet: wie onder Roy
aards diende, diende in
een keurkorps, waar
strenge straffen stonden
op ongepoetste schoenen
en peuken onder het bed.
„Maar wat een hart voor
de zaak moet hy hebben
gehad," denkt men een
paar stappen verder, als
men de bestelbon ziet.
waarop hy keurig geka-
ügrafeerd de decors voor
„Een Winteravond
sprookje" bestelt on
der meer: „Een onher
bergzame plek In Bohe-
men aan zee, winteraan-
zicht, diep en ruim". En
BOEIENDE
EXPOSITIE
IN
AMSTERDAM
wat moet hy het soma
moeliyk hebben gehad,
getuige een affiche (pas
ontdekt en voor het eerst
te zien), waaruil biykt
dat de aristocratische
zegger van verzen die
Royaards was In 1889
niet schroomde, op te
treden In de revue „Naar
de Eyffeltooren".
Voortdurend gevecht
Voor de Nederlandse to
neelgeschiedenis is Roy
aards vooral van beteke
nis geweest aia regisseur.
„De repetities onder zyn
leiding waren colleges."
schreef een van zyn spe
lers „Hy hield van die
voorbereiding, het verta
len, het voorlezen, de In
eenzetting. De eigeniyke
spelleldlng was 'n voort
durend gevecht. Wat la
de Nederlandse Letteren
aan. Kenschetsend voor
de esthetische aristo
craat, cMe Royaards was,
is de zin, die htJ tydens
zyn erepromotie uli-
sprak, namelyk:
„Wee het volk, welks
verbeeldingskracht door
de platte werkelijkheid
wordt verstikt",
en het citaat, dat hy op
zichzelf toegepast wilde
zien, nameiyk:
JBH streed voor de
rechten der fantasie «n
een land tonder schoon
heidszin".
De wetenschappeiyke er
kenning redde hem niet.
De Ironie wilde zelfs, dat
Royaards' gezelschap In
hetzelfde Jaar plaats
moest maken voor do
Bouwmeesterrevue waar
na het mot de toneel
kunst ln Nederland, en
kele hoogtepunten daar
gelaten, nogal kwakke
len schynt geweest te
zyn. De latere subsidie
politiek heeft dat alles
vernnderd, maar daar
had Royaards niets meer
aan. Hy stierf ln 1929.
Nederlander
van formaat
..Ontegenzegiyk is er
veel. dat ons nu verou
derd voorkomt," schryft
Ben Albach ln het boek
je. dat ter gelegenheid
van de expositie met
steun van het ministerie
van C.R.M. Is uitgegeven.
.Royaards was de typi
sche representant van
het ancien régime, een
autoritaire regent, een
toneeldictator. Maar de
ontembare energie, de
warme toewydlng, waar
mee hy voor een drama-
tiache kunst op hoog ni
veau heetf gevochten ln
een land en m een tyd
van burgeriyke middel
matigheid. moet Iedereen
met de grootste eerbied
biyven vervullen. Roy
aards was een Nederlan
der van groot formaat."
Wie de expoaltie ln Am
sterdam met dit Inzicht
gaat bekyken. zal er een
boelend uur beleven.
P. Sn.