Royaards EEN GEBOUW IS ALLEEN INTERIEUR De parel der diplomatie DE LEIDSE COURANT (Van een medewerker LOENEN Onlangs verwonderde het ons dat een vooruitstrevend en strijdbaar architect als Aldo van Eyck (48) juist in het vak „interieur" werd benoemd tot buitengewoon hoogleraar aan de afdeling bouwkunde van de Technische Hogeschool te Delft. „Ik heb er zelf in het begin ook wel even last mee gehad", ver trouwt hij ons toe in zijn antieke dorpswoning aan de Vecht in Loenen, waar hij nu een jaar woont. „Interieur wordt vaak beschouwd als een soort nabehandeling, als het kleine na het grote, maar het interieur is immers even groot als het gebouw zelf. Eigenlijk is het interieur zelfs groter: voor mij is een gebouw alléén interieur, en ook de buitenruimte de ruim te tussen gebouwen beschouw ik als interieur. Ik zou althans willen dat het zo was. Wat de architecten momenteel bouwen is doorgaans een soort van continue buitenkant met een steeds groter wordende ontoeganke lijkheid. Ik zou de studenten in de afdeling bouwkunde in Delft vooral duidelijk willen maken dat alles neerkomt op het maken van rlit interieur: op het alsnog bewoonbaar maken •an de kleine ruimte waarin wij alleen èn tezamen moeten leven. De omgang met studenten is Aldo van Eyck (te Driebergen geboren als zoon van de in 1954 overleden dichter en hoogleraar in de Nederlandse letterkunde, prof. P. N. van Eyck) ove rigens alleszins vertrouwd. Les-geven en creatief-werkzaam- zijn hebben steeds in zyn leven elkaar gestimuleerd. Naast stedebouwkundige werkzaam heden bij de Dienst van Publie ke Werken te Amsterdam, waar hy in 1943, na een middelbare onder andere Engeland, Zwit serland, Noorwegen, Italië, Nieuw-Zeeland, Australië en Japan. Komende zomer doceert hij in Singapore. Met enkele andere buitenlandse architecten was prof. Van Eyck vorig jaar uitgenodigd voor een congres in Perth (Australië), waar de studenten het initiatief zelf in handen hadden genomen omdat ze vonden dat het bouw kundig onderwys te academisch werd. „We hebben daar met 500 De kinderspeelplaats aan de Zeedijk in hel hartje van oud-Am sterdam, vlakbij het bezienswaardige Kolkje. Op de achtergrond een kleurige muurschildering van Joost van Rojen. schoolopleiding in Engeland 'en een architectuurstudie aan de technische hogeschool te Zürich, zijn beroepsleven begon, doceer de onder andere kunstgeschie denis aan de School voor Kunst en Industrie te Enschede. Ook aan de Kunstnijverheids school en de Academie voor Bouwkunst te Amsterdam gaf hy les. Aan verschillende Ame rikaanse universiteiten was hy gasthoogleraar. Verder hield hij vele lezingen voor technische hogescholen en universiteiten in bezorgde studenten gepraat", zegt Van Eyck. „Dat is heel iets anders dan voor duizenden guldens de boel stukslaan in een sociëteitsgebouw, of wordt hier nu op éndere wijze de beest uitgehangen?" Als redacteur van het progres sieve tijdschrift „Forum" en als Nederlands gedelegeerde van CIAM (Congrès Internatlonaux de l'Architecture Moderne, een internationaal lichaam ter uit wisseling van gedachten over architectuur en stedebouw) stond Aldo van Eyck steeds in de voorste avant-gardistische gelederen en heeft hy hameren de pleidooien gehouden voor verbeeldingskrachtiger en zin rijker bouwen. „Voor mij is de méns hoofd zaak". zegt hij, „voor anderen misschien het effect van staal Deze man, die wars is van elk uiterlijk vertoon, gebruikt ook geen verheven termen om te vertellen wat hy denkt en voelt. Hy bedrijft de architectuur niet zo zeer als beroep, maar als hobby, als impuls. De image van „progressief architect" heeft echter veel opdrachten langs hem heen doen gaan. „Om die paar haute couture- schoentjes die overal de aan dacht trekken gaat het eigenlijk niet", zegt hy, een sprekende vergelijking treffende. ,,Ik wil die miljoenen schoenen, waarop alle mensen prettig moeten lópen, beter hebben. Het is niet interessant of men in Amerika of waar ook zegt: moet je daar eens zien, in Holland zijn weer drie of vier uitmuntende dingen gebouwd, ze staan weer boven aan in de architectuur het gaat niet alleen om het bijzonde re fenomeen, maar vooral om de kwaliteit van het gemiddelde. Wij praten er veel over hoe je ruimte moet laten zodat iedereen zich binnen een gegeven raam werk, dat doelmatig, goed en mooi is, toch een eigen wereld kan scheppen. Ik begrijp heel goed dat er massaproduktie en confectie moeten zijn, als er dan óók maar ruimte blijft voor iemand die zelf een truitje wil Gemiste kansen Overschakelend naar het ont stellend weinige dat in de ont wikkeling van de Nederlandse woningbouw de laatste tijd te constateren is geweest, geeft hy als reden daarvoor aan: „Ge meente- en overheidsinstellingen kennen de kleine goudmyn van ideeën niet, weten niet wat er aan realiseerbare en vinding rijke oplossingen voor de wo ningbouw in de portefeuilles zit van mensen, die met overgave, met volle inzet de architectuur bedrijven, maar vaak niet aan bod komen, omdat... ja, waar om?omdat je voor het goede helaas speciale ogen schynt te moeten hebben. Zelfs zonder veel ervaring zijn zulke architecten vaak ook bouwtech nisch by voorbaat al beter, om dat zy met enorme aandacht werken en enthousiaste mensen zyn. In Nederland wordt mis schien wel veel gebouwd, maar de creatieve inzet per gebouw is veel te klein en de minst- intense mensen worden 't meest ingeschakeld". Méér nog dan aan enorm-goede mensen is er behoefte aan een klimaat waarin het maximum uit iedereen wordt gehaald in plaats van het minimum, vindt onze gastheer. „In Zwitserland byvoorbeeld worden steeds alle architecten bij het denken over en het ontwikkelen en bouwen van scholen om een voor beeld te noemen betrokken; PROF. ALDO E. VAN EYCK Schepper van o.a. 450 speelplaatsen en een uniek kindertehuis school van Mackintosh in Glas gow; het uitzonderiyk mooie studentenflatgebouw aan de Wibautstraat in Amsterdam met een woonstraat op de 4e verdieping van Herman Hertzberger. Bewondering heeft hij voor het algemene bouw- niveau in Finland („Het ver mogen dat ze daar bijvoorbeeld hebben om overal rédelyke din gen te maken, ook al zyn dat misschien geen genldle dingen") voor Engeland („daar zyn ze ineens echt fel bezig met een zeer groot aantal uitmuntende gebouwen die niet excessief eigenzinnig zyn"), voor Dene marken ook ,,de inzet om een woonwijk werkeiyk goed te ma ken is daar veel en veel groter dan bij ons; men heeft er daar ook veel meer voor over"). Markante scheppingen Wat van de vele opmerkelijke ontwerpen van Aldo van Eyck werd gerealiseerd, getuigt van het doordachte kunnen van de ze sympathieke architect, die liever een hart heeft dan allure. Hij heeft een groot gevoel voor bouwwerken waarin ruimte is voor zowel het individuele als het collectieve. Hij maakte o.a. bejaardenwoningen in Amster- dam-Slotermeer (1953), 3 scho len te Nagele in de Noordoost polder (1957), 't internationaal beroemd geworden kindertehuis ten behoeve van het Burger weeshuis te Amsterdam (1960) en het recente, originele Sons- beekpaviljoen voor de expositie van beeldhouwwerk in Arnhem. Over het Burgerweeshuls, be staande uit vele kleine ruimte- ïyke leef-units, verbonden door gangen als straten tussen bin nenpleinen en de natuur en ge dekt door de zo opmerkelijke 336 koepeltjes, mag dan wat deining zyn ontstaan belang- ryk is dat de huidige directeur van het kindertehuis ons spon taan zegt: „Ik vind het een mieters gebouw met vele moge- ïykheden". Van Eyck kreeg er de architectuurprijs 1964 van de gemeente Amsterdam voor. Aldo van Eyck is óók de gees- teiyke vader van niet minder dan 450 speelplaatsen In Am sterdam, op veelal onopvallende plekjes opgenomen in het stads beeld. Er zyn weinig steden ln Europa waar als ln Amsterdam sinds 1947 zo systematisch plaats wordt ingeruimd voor 't eigen speelhoekje van de kinde ren. Als ontwerper van deze speelplaatsen heeft prof. Van Eyck vele Amsterdamse kinder harten gestolen, al zal de jeugd, die er te midden van de huizen massa's geniet van zandbak, klimboog, zwaai- en draaitoe- stellen. voor de nóém van deze architect wel geen belangstel ling hebben door een dergelijke uitdaging gaat iedereen op hogere toeren draaien, komt het zo onmisbare gesprek op gang. In Amsterdam maakt Publieke Werken mis schien tien, vyftien jaar lang alle scholen volgens één zwak schema. Geen particulier archi tect wordt er ooit by gehaald. De commissies in Den Haag schrijven precies de hoogte van de geiykvormige schoollokalen voorIk zou de kinderen liever elk jaar ln een andere ruimtelijke wereld willen laten komen. Het nare is dat in de praktijk de opvattingen zo l&ng- zaam veranderen, terwijl we eigeniyk juist zo'n haast heb ben, want een klein land als Nederland is gauw op de ver keerde manier volgebouwd, wal kan betekenen: onbewoonbaar gemaakt". Onvoorstelbaaf vintll Eyck het dat in Amsterdam op één der meest wezenlijke plek ken van de stad, het Frederiks plein, „het meest ontoeganke- ïyke gebouw verrijst dat men zich kan voorstellen: een enor me bank. 's avonds potdicht en overdag nog maar met een by- zonder beperkte functie voor 'n bijzonder beperkt aantal mensen open. Wat een gemiste kans en wat een afsehuweiyk gebaar jegens het dageiykse leven van de stedeling; geen winkels of woningen, geen plek waar men sen kunnèn vertoeven, geen openbaar gebouw dat echt een rol speelt in de samenleving. En dit voorbeeld staat niet alleen: aan de vyzelstraat komt nóg zo iets. Afschuwelijk allemaal!" Boeiende confrontaties Tot zyn mooiste levenservarin gen behoren de confrontatie met de Sahara en de Soedan (ln drie reizen) met de dorpen en hei leven daar. de openbaring van het fenomeen van een geïnte greerde samenleving, waar de mensen nog hun eigen huisje.' en dorpen bouwen en zich wer keiyk als mensen gedragen en waar alles zinryk is; verder de confrontatie met de Pueblo indianen in Nieuw-Mexico; ook de confrontatie nu en dan mei enkele gebouwen: in India mei hetgeen Le Corbusier daar bouwde; verder met Duikers sanatorium Zonnestraal in Hil versum (uit 1929 en nu 'n halve Aldo van Eyck tijdens de bouw van hen kindertehuis ten behoeve ruïne); de ln de tyd van Bei-- der 336 koepeltjes, die dit gebouw zo markant aanzien hebben lage gebouwde kunstnyverheids- gegeven. Marnix Gijsen als ironisch anekdotenverteller Het „divertimento" dat Marnix Gijsen onder de titel „De parel der diplomatie" schreef, heeft al het superieur luchtige dat je van een door hem getoonzet diverti mento mag verwachten. Het op vallende van het boek een uit gave van Nijgh Van Ditmar, Den Haag-Rotterdam dat, zo als bijna alle boeken van Gijsen. niet groot van formaat is. de zekerheid van de toon. Deze zekerheid van toon is behalve aan een volledige beheersing van de taal, ook te danken aan de kennis van zaken in het verhaal dat Gijsen heeft geschreven. Vroeger waren deze twee dingen een eenvoudige vereiste voor het schrijven van een boek: een auteur moest zijn taal vaardig kunnen gebruiken, je mocht niets bespeuren van de inspan ning die het hem kostte om met het instrument om te gaan en hij moest ook wéten waarover hij schreef. Dit heeft niet zelden in tweeërlei opzicht een ongunstig effect gehad; het effect van steriliteit, zowel in de beheersing van de taal als in de kennis van za ken. Het „gemak van schrijven" vaak een aanwendsel dat, op grond van de paar varianten die het in zich verborgen hield, zonder veel moeite de schijn kon aannemen van telkens weer fonkelend en origineel te zyn. Datzelfde had je met de kennis van zaken: in werkelijkheid een paar vi- sietjes, waarmee behendig gejongleerd kan worden. Dit soort schynbaar ryke en schyn- baar onuitputtelijke steriliteit kun je dikwijls aantreffen In de zogenaamde „cursiefjes": hoe monotoon, beperkt en (op de keper beschouwd) weinig geschakeerd die „cursiefjes" meestal zijn, merk je vooral wanneer je ze in boekvorm krygt te „genieten". Het is geen toeval dat ik over het „cursiefje" spreek, omdat de superi eur lichte toon van „De parel der di plomatie" sterk herinnert aan de „cur siefjes"-toon - maar dan op een moei lijk te evenaren niveau. Misschien dat het boek, om die reden, op jongere lezers abusleveiyk de in druk zou kunnen wekken van: tot de verleden tyd te behoren. Er is niets in van een driftig zoeken naar kennis omtrent de dingen, en de taal laat niets merken van zUn weerbarstige kanten. En zowel dat zoeken als dat werken met weerbarstigheden zyn kwa liteiten die de indruk geven alsof een boekvorm na te spelen, hy heeft ruim voldoende aan zijn eigen ironie en is bereid om binnen deze Ironie waar van hij de afstand tot het „werkeiyke leven" naar believen regelt - anek doten te vertellen. Het is een vergis sing om Gijsen bij de romanschryvers in te delen; hy is een anekdotenver teller of beter gezegd hy is een iro- nicus, die langs anekdotische kanalen zyn intense skepsis ten aanzien van mens en wereld welbewust laat ont snappen. Wat dit betreft neemt Gij sen ln onze letterkunde een unieke positie in. Dat zijn ironische anekdo ten steeds bijzonder boeien komt door dat zyn skepsis geen maniërisme van hem is. zij is ook geen aparte mora listische levenshouding, zy heeft byna auteur zeker bezig is met „levende het karakter van een koel klassiek zaken". humanisme. Marnix Gijsen heeft deze illusie, dat Al deze aspecten van anekdotische een auteur al schryvende ooit levende wijsgerigheid en tot ironische gereser- zaken zou kunnen raken of levende veerdheid uitgegroeide twijfel ten aan- werkeiykheden zou kunnen creëren, zien van de mensen en hun werelden al lang achter de rug. Hy probeert zijn terug te vinden in ,,De Parel der niet meer leven voor te houden of ln diplomatie", Met opzet spreek ik over mensen en hun werelden", want hoe ver het menselijk onbeduidende bij Gijsens skepsis ook mag gaan, hij is te zeer humanist en hij bezit te veel dedaigneuse waarachtigheid om ooit te kunnen overgaan tot de anekdotische verbeelding van .mensjes en hun we reldjes". (Dit kan hij gerust overlaten aan de zogenaamde cnrsleljes-auteurs). De „parel der diplomatie" is „Jonk heer Philips Everaert de Turin die van zijn collegejaren af eraan ge dacht (had) diplomaat te worden. Dit was trouwens de wens van zijn moe der, douairière Margaretha, die by zyn geboorte er zorg voor had gedra gen hem een voornaam te geven die in de meeste talen identiek klonk en haast niet afgekort kon worden, want ■•en naam afkorten vond ze plebeïsch". In het boek wordt ironisch de gedach te bespeeld van De Turms diploma tieke carrière, een carrière die alleen maar mogeiyk is door het verluchti gen van ernst en door het „ernstig" nemen van luchtigheden. De Turm ondergaat geen schokkende dingen, ondanks het feit dat hy op een post terecht heeft kunnen komen, die men gewichtig zou kunnen noemen, wan neer men tenminste in aanmerking neemt dat het gewichtigheid is ln de categorie van Gijsens byzondere anek dotische Ironie. Het enig schokkende dat De Turm, in verwijderde zin, on dergaat is, dat hy vermoord wordt: maar dat was eerder een faux pas dan ernst. Toch is ondanks alle onbe nulligheid De Turm een aantrekkelijke figuur: hy is zelf de levend geworden anekdote; hy is de schim van Gysens superieure spot. o. ouwendijk Het magische beeld, dat by oudere fynproevers op het gebied der toneel kunst van Willem Roy aards voortleeft, staat tot 81 maart afgestoft en op gepoetst te pronk In het Amsterdamse Toneelmu- seum. Dat gebeurt tydens een expositie, die nis kap stok het feit heeft, dnt deze virtuoos onder de acteurs honderd Jaar ge leden geboren werd. Een aanleiding... meer niet. Men ontkomt, dwalend langs de verscheidenheid aan rekwisieten, die Roy aards' carrière doen her leven en bladerend In liet boekje, dat de tentoon stelling krachtig onder steunt, niet aan de In druk, «lilt, welke gelegen heid dan ook het toneel- museum welkom vi'us om eer te doen aan dit mi mische en vocale feno- DE TONEEL DICTATOR clersopleiding niet ver gat, moge biyken uit het volgende briefje - een van de curieuze stukken, die men tot 31 maart in Amsterdam kan zien. Hij is dan directeur van do- Konlnkiyke Vereeniging Het Nederlandsch Toneel, die de Stadsschouwburg bespeelt, en schryft aan zyn regisseur Grimberg: „Ik verzoek je dringend, er bij de repetities de hand aan te houden, dat er tijdens de repetities onder jouw leiding niet wordt gerookt en dat al le dennes en heren zich ontdoen van overkleren. Zyn loopbaan omspant de jaren tussen 1886 en 1928. Hy debuteerde als Fablen. een mulat, bijge naamd „de zwarte dok ter" ln het geiyknamlge stuk van Auguste Anl- cet-Bourgeols en Philip Dumanoir, dat „De Ne- derlandsche Toneelisten" onder leiding van Char les de la Mar in 1886 op de planken brachten en 42 jaar later duikt zyn naam voor het laatst op als vertaler van Louis Verneulls „Fauteuil 47". Zyn laatste rol speelde hy in 1937 Mercadet in het geiyknamlge stuk van Honoré de Balzac en wel by het Nieuwe Ne derlandsch Toneel van Saalborn. Daartussen meer dan 200 verschil lende rollen, ongeveer 100 stukken, die hij reglseer- de. e.i 29 vertalingen van toneelstukken. Althans voor zover men kan na gaan. Het Toneelmuseum meldt een beetje spijtig: „Een overzicht van Roy aards' toneelactiviteiten kan niet de pretentie van volledigheid hebben. Lang niet alle program ma's zyn bewaard geble ven; ook zal Royaards noodgedwongen wel eens een rol hebben genomen in een stuk, waar hy vol gens het overgebleven programma niet in stond of dat hy niet geregis seerd had." Voeg daarby de vele voordrachtsavon den, die de kunstenaar heeft gehouden, zyn stu diereizen en zyn gastrol len (hy speelde de duivel se hypnotiseur Svengall :n Tril by tot ln Slnt-Pe- tersburg toe nooit was een Nederlandse acteur zo ver van huls geweest) en men krygt een vuge indruk van het onuitput telijke reservoir aan ta lent en energie, waarover deze man moet hebben beschikt. Zyn aristocratische ou ders wensten hem een carrière toe als marine officier en inderdaad heeft hy 3 Jaar als adel borst ln Den Helder ge zeten. Toen werd hy het Nleuwendlep beu èn liet hy zich inschryven op de Toneelschool. Zyn con frontatie als jongeman uit een intellectueel mi lieu met de komedianten - wereld van toen tegen de achtergrond nog wel van allerlei vernieuwingen binnen de literatuur en de beeldende kunat (de tachtigera 16 van be slissende Invloed geweest op zyn ontwikkeling. Straffe discipline Dat hy by dit alles de regievoeren eigeniyk an ders. placht hij te zog gen. dan eenheid bren gen ln de warwinkel, die door aan hun lot overge laten spelers en speel sters steeds wordt ge schapen Ik breek eerst aan myn medewerkers armen cn benen en dan lukt het me nu en dan, aan enkelen hunner goed bruikbare nieuwe armen en benen te geven. Ik doe met mezelf ongeveer hetzelfde." In 1919 bracht hy. voor het eerst ln Nederland, de Faust van Goethe. Het werd een enorm werk stuk de generale repe titie duurde twee dagen en een nacht. Het werd tevens zyn meesterproef. Na afloop bood de uni versiteit van Utrecht hem het eredoctoraat in „Wee het volk, welks verbeeldingskracht door de platte werkelijkheid wordt verstikt" ten, bij andere gezel schappen aangenomen, hebben te laten varen. Onverschilligheid over het werk en verregaan de arrogantie op ver meende verdiensten zijn de oorzaken van zulk optreden". Men ziet: wie onder Roy aards diende, diende in een keurkorps, waar strenge straffen stonden op ongepoetste schoenen en peuken onder het bed. „Maar wat een hart voor de zaak moet hy hebben gehad," denkt men een paar stappen verder, als men de bestelbon ziet. waarop hy keurig geka- ügrafeerd de decors voor „Een Winteravond sprookje" bestelt on der meer: „Een onher bergzame plek In Bohe- men aan zee, winteraan- zicht, diep en ruim". En BOEIENDE EXPOSITIE IN AMSTERDAM wat moet hy het soma moeliyk hebben gehad, getuige een affiche (pas ontdekt en voor het eerst te zien), waaruil biykt dat de aristocratische zegger van verzen die Royaards was In 1889 niet schroomde, op te treden In de revue „Naar de Eyffeltooren". Voortdurend gevecht Voor de Nederlandse to neelgeschiedenis is Roy aards vooral van beteke nis geweest aia regisseur. „De repetities onder zyn leiding waren colleges." schreef een van zyn spe lers „Hy hield van die voorbereiding, het verta len, het voorlezen, de In eenzetting. De eigeniyke spelleldlng was 'n voort durend gevecht. Wat la de Nederlandse Letteren aan. Kenschetsend voor de esthetische aristo craat, cMe Royaards was, is de zin, die htJ tydens zyn erepromotie uli- sprak, namelyk: „Wee het volk, welks verbeeldingskracht door de platte werkelijkheid wordt verstikt", en het citaat, dat hy op zichzelf toegepast wilde zien, nameiyk: JBH streed voor de rechten der fantasie «n een land tonder schoon heidszin". De wetenschappeiyke er kenning redde hem niet. De Ironie wilde zelfs, dat Royaards' gezelschap In hetzelfde Jaar plaats moest maken voor do Bouwmeesterrevue waar na het mot de toneel kunst ln Nederland, en kele hoogtepunten daar gelaten, nogal kwakke len schynt geweest te zyn. De latere subsidie politiek heeft dat alles vernnderd, maar daar had Royaards niets meer aan. Hy stierf ln 1929. Nederlander van formaat ..Ontegenzegiyk is er veel. dat ons nu verou derd voorkomt," schryft Ben Albach ln het boek je. dat ter gelegenheid van de expositie met steun van het ministerie van C.R.M. Is uitgegeven. .Royaards was de typi sche representant van het ancien régime, een autoritaire regent, een toneeldictator. Maar de ontembare energie, de warme toewydlng, waar mee hy voor een drama- tiache kunst op hoog ni veau heetf gevochten ln een land en m een tyd van burgeriyke middel matigheid. moet Iedereen met de grootste eerbied biyven vervullen. Roy aards was een Nederlan der van groot formaat." Wie de expoaltie ln Am sterdam met dit Inzicht gaat bekyken. zal er een boelend uur beleven. P. Sn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1967 | | pagina 9