cramer: SÉ» jacques den haan ONVERVAARD „ONDERWEG' HET PROBLEEM DER MEDEMENSELIJKHEID EEN ECHTE KUNSTHANDELAAR IS EEN ECHTE KUNSTLIEFHEBBER Als u bij Hans Cramer de schilderijen van de zeventiende-eeuwse Hollanders en Italianen komt bekijken, ontvangt hij u eerst in zijn bibliotheek. Die geldt als het atrium van zijn heiligdom. ..Het is onmogelijk dit vak behoor lijk uit te oefenen als je geen de gelijke kennis van de kunstgeschiedenis en van de vaklitteratuur hebt", zegt hij ons met een licht Duits accent, (zijn stem heeft veel weg van die van prins Bernhard). Zijn levendige korte geba ren, zijn mimiek zou je aan de joodse afkomst kunnen wijten, maar zijn uiter lijk is bepaald niet Jiddisch, eerder een Fransman die zich bij de Hollandse landaard aangepast heeft. „Grootvader had een kunsthandel in Cassel en weet u, mijnheer Hanschel, de directeur de locomotievenfabriek DE LEIDSE COURANT Oude schilderden die uit een particuliere verzameling komen worden wel eens „nieuw" genoemd. Zo spreekt men op het ogenblik „nieuwe Rembrandts" die de bekende Haagse kunsthandelaar Hans Cramer te koop aanbiedt. Het zdn twee kleine paneeltjes van 32 btf 25 cm en ze komen uit de verzameling Van Aalst, een vroegere hoofddirecteur van de Nederlandse Handeimy, die ze omstreeks 1937 gekocht had. Twee kleurige jeugdwerken van Rembrandt Harmenszoon voorstellende „De operatie" en „De drie muzikanten". Gezaghebbende auteurs als Von Moltke. Bredius, Bauch en Bloch hebben ze gekend en er over gepubliceerd. Indien gewenst, Cramer heeft maar één greep te doen uit zijn omvangrijke bibliotheek en hij legt die litteratuur MEINDERT HOBBEMA iets willen verkopen. Dat is natuurlijk heel belangrijk voor ons, want de in koop is een moeilijke zaak en het ma teriaal wordt al schaarser. Weet u wat ik van de musea vind? Ze vervullen na tuurlijk een prachtige voorlichtende taak, maar ze stapelen te veel op, de maga zijnen pullen uit met de werken die nóóit getoond worden, die nooit aan de beurt komen vanwege de ruimte. Bovendien heeft men vroeger té veel geld uitgege ven voor wat de tand van de tijd niet doorstaan kan. De musea moesten eens wat van de hand doen". WATERMOLEN In opdracht van de Vereniging tot Bevordering van de Belangen des Boekhandels, ook nog door andere Instanties gesteund, heeft Jacques den Haan het „vallen en opstaan ln de cultuurgeschiedenis" trachten te beschrijven ln drie delen. Het eerste deel, dat de oude beschavingen, de middeleeuwen en de renaissance beschrijft, telt 324 bladzijden, het tweede, dat de zeventiende en achttiende eeuw wil tonen, telt 404 bladzijden en het derde, over de negentiende en de twintigste eeuw, telt 664 bladzijden. Alleen daaraan kan men al zien, dat het geen boek is voor de koks, maar voor de consumenten. De koks zullen, dunkt ons, herhaaldelijk glimlachen als ze Jacques den Haan ln zijn dooie eentje aan het worstelen zien met de cultuur, politieke geschiedenis een beetje, sociale geschiedenis een beetje, muziek, beeldende kunst en bouwkunst een beetje en vooral natuurlijk de letterkunde. Consumenten, het lezerspubliek in de ruime zin, lezen misschien het liefst over wat met de eigen tijd onmiddellijk verband houdt en ls niet zo geïnteresseerd in wat eraan vooraf ging. Bij de koks komt deze instelling minder voor. Zij weten dat het laatste beslist niet altijd het belangrijkste is. Zij weten ook. dat ln drie delen, al tellen ze samen ongeveer 1300 bladzijden en al bepaalt zich het overzicht hoofdzakelijk tot het Westen, veel niet tot zijn recht kan komen en herhaaldelijk aan de oppervlakkige kant moet zijn. Dat is Onderweg, of vallen en opstaan ln de cultuurgeschiedenis, dan ook. Heel diep op de zaken in gaat het zelden en dat ls ln dit bestek ook nauwelijks mogelijk. Daar de belezenheid van Jacques den Haan zich in het oorspronkelijke vooral tot zijn moedertaal en Duits, Frans en Engels schijnt te bepalen, komen en kele uitzonderingen daargelaten van andere litteraturen alleen de allergroots ten aan bod en zelfs die niet eens al len. Vergeten grootheden Men mist om slechts heel enkele voor beelden te noemen Italiaanse dichters als Salvatore Quarimodo, Giuseppe Ungaretti en Eugenie Montale, een Spaans dichter als Luis de Congora y Argote, men mist een Portugees ro manschrijver als Ega de Queiroz, een Spaans romanschrijver als Benito Pé- res Galdóe. Van hen bestaan toch, zij het niet altijd ln het Nederlands, ver talingen in het Duits en Engels. Daarnaast komt het voor, dat twee- derangseohrijvers of lagei soms wel aan bod komen. Enigermate ia iets soortge lijks ook wel eens het geval in de an dere gebieden van de cultuurgeschiede nis. Wie over Botticelli achttien regels schrijft en over Piero della Francesca nog niet eens een hele, doet iets wat in de ogen der koks wat vreemd lijkt. En deze voorbeelden zouden, wat kunst en muziek betreft aanzienlijk kunnen wor den vermeerderd. Onderweg, dat bij J. M. Meulenhoff te Amsterdam verscheen, slaat dus wel eens stukjes en zelfs stukken weg over, maar de consumenten zullen dat wel licht niet zo erg vinden, want Jaques den Haan toont zich ook in dit overzicht een bekwaam causeur, die prettig weet te vertellen over wat hij in de cultuur geschiedenis ontdekte en dat is het kon haast niet anders heel wat. On derweg is in ieder geval een curieus werk en wat voor werk in zulk een on derneming gaat zitten, weet ieder die wel eens met dit bijltje gehakt heeft. Zelfs als men een monografie van een klein onderdeel van de cultuurgeschie denis gaat schrijven kost dat al veel ar beid. Men kan dit nagaan in de mono grafie die Hubert Michaël schreef over Willem Klooa. Men heeft dit boek nogal eenzijdig aangevallen, speciaal wat de jaartallen betreft, waar Michaël juist zijn aanduiding als hypothese geeft, niet als vaststaand feit. Zonder geleerdheids- vertoon geeft Michaël echter een oor spronkelijke kijk op de veelomstreden figuur van Willem Kloos, speciaal zijn jeugd wordt uitvoerig behandeld. Men hoeft het met Willem Kloos, zijn Jeugd, zijn Leven, dat bij Bakker-Daamen te Den Haag verscheen, niet altijd eens te zijn, om te beseffen dat veel erin zeer verhelderend is. Bovendien krijgt men nog een goede persoonlijke bloemlezing uit zijn gehele oeuvre. Geleerdheidsvertoon Het geleerdheidsvertoon, dat men bij Michaël niet vindt, is rijkelijk verte genwoordigd ln „Het Wonderbaarlijk Lichaam" of Martinus Nijhoff en de moderne westerse poëzie van de Vla ming Luc Wenseleers, dat ook bij Bak ker-Daamen uitkwam. Dat komt bij Vlamingen wel meer voor de laatste tijd, zelfs bij goede essaytaten als Rog geman. Luc Wenseleers legt het er wel erg dik op. Hij laat daarmede tevens zien dat het geleerdheidsvertoon niet al tijd hetzelfde is als geleerdheid. Hij slaat de plank wel eens mis. Hij valt anderen aan, maar hij is zelf zeker ook aanvalbaar. Toch bevat zijn boek onge twijfeld ook aanwijzingen, die tot een duidelijker verstaan van Nijhoffs „moeilijker" gedichten kunnen leiden het dient alleen kritisch gelezen te wor den, want, zoals meer voorkomt bij es sayisten met dit geleerdheidsvertoon, stelt hij een wat toevallige hypothese vrij vaak voor als de enig mogelijke uit leg. Dat ia jammer, maar niettemin be velen we zijn werk aan liefhebbers van de poëzie van Martinus Nijhoff aan. Onnavolgbaar Wie van het werk van Franz Kafka houdt, deze Tsjech, dia zulk een grote invloéd heeft uitgeoefend op de modern ne literatuur, die door zo velen werd nagevolgd, waardoor ateeda duidelijker JACQUES DEN HAAN werd dat hij onnavolgbaar ls, moet Ge sprekken met Kafka van Gustav Ja- nouch lezen, dat als reuzensalamander bij Querido te Amsterdam verscheen. Kafka is zo onnavolgbaar, onder meer omdat zijn werk zo nauw met zijn persoonlijkheid en zijn persoonlijke levensomstandigheden is verbonden. Hem zelf in die omstandigheden leert men in deze gesprekken goed kennen en nu weer eens van een bijzondere kant. Hij verschijnt er in bepaald op zicht gewoner in, maar juist daarom, zonder de mystificatie die toch wel om zijn figuur is ontstaan, menselijker, en niettemin nog geheimzinniger. Jos Panhuijsen en als er weer een nieuwe bestelling locomotieven was afgekomen, dan ging grootvader naar hem toe met zijn ca talogus. Maar dan had die man het na- zijn** klant tuurli.ik veel te druk. Neen, als er malaise in de locomotieven was dan verkocht hij de beste schilderijen Later ging hij naar Berlijn en zijn zoon, de vader van Hans Max. was daar óók kunsthandelaar. In 1939 vluchtte hij naar Holland, Hans was toen zestien jaar. zoon uit een geslacht van kunst handelaars en met dezelfde liefde en ijver bezield als vader en grootvader. Kennis en feeling „Op twee manieren: door kennis en feeling. Die beide moet je absoluut be zitten. Ik kocht een Jtaliaan in Londen, waar anderen weinig interesse voor hadden, gesigneerd F. C. een prachtig werkje, voor 280 pond, barok uit 1660. Cortona dacht ik, neen toch niet. dan moet het Cozza zijn, Francesco Cozza. Ik zag dat het een meesterwerkje was en ik voelde dat ik het kopen moest, begrijpt u, er komt ook wat geluk bij. Een professor in de kunstgeschiedenis experteerde voor mij, hij zei „een Coz za!" Hij zag niet hoe mooi dit doekje was, maar hij wist het wel. Het ding ging naar het Rijksmuseum, het had vijf maanden hier gehangen en het deed me pijn dat het uit m'n huls weg ging. Later kom ik in het Rijksmuseum om het nog eens te zien. Een suppoost, die me natuurlijk niet kende, zei: „Me neer, niet te dicht bij de schilderijen komen...!" Mevrouw Lips, nu al weer vijf jaar de assistente van Hans Cramer, zit te genover hem aan het grote bureau (zij is ook altijd op de kunst- en antiekbeurs) zegt: „Weet je nog van de mevrouw die je vroeg..." „En of", vervolgt Cramer, „het mens drentelde wat rond en vroeg: „Hebt u dit nu allemaal zelf geschilderd? Serieus!" Iemand anders, die er toch heel normaal uitzag vroeg: „Wat doet u nu met de schilderijen die hier niet verkocht worden?" „Mijnheer", antwoordde ik, „die gooien wij op de vuilnisbelt want het vervoer is tegen woordig veel te duur." En daar stond de man raar van te kijken". Musea moesten verkopen „Wie kopen er in hoofdzaak bij u?" ,,ïk heb een klantenkring, maar die wisselt sterk, particuliere verzamelaars en vanzelf de museumdirecteuren, parti culieren, mensen die je volledig ver trouwen, verzamelaars die ook wel eens „De schilderijen behouden hun waar de, stijgen in waarde, maar het komt gelukkig niet veel voor dat ze in ver keerde handen overgaan, dat ze naar mensen gaan die alleen maar aan de financiële waarde denken. Snobklanten? Een enkele keer. Voor het overgrote deel zijn mijn klanten kenners en echte liefhebbers. Dan komt er wel 'ns 'n koopjesjager voor. Die willen b.v. 'n Ruysdael voor 30 mille hebben terwijl hij momenteel anderhalve ton doet. Dan zeg ik: Koop een van de kleine mees ters en u hebt 'n goed schilderij. Maar neen, die namen zijn te onbekend, het moét 'n Cuyp of 'n Ruysdael zijn en ze gaan er dan wel een zoeken. Maar ze kópen geen Ruysdael en dan begint de Riskante affaire ge paars-lila van de met bont gevoerde overmantel van een der zangers, een tint die in de zeventiende eeuw weinig voorkomt. Maar Hans Cramer voert ons nog verder in zijn stille witte kunstzaal die door Rietveld ls gerestaureerd. Wij zien een fijne Pieter de Hoogh en de be roemde Watermolen van Hobbema, twee schitterende Van Ruysdaels en een nagenoeg onbekend portret van de geleerde Anna Maria van Schürman (wat was zij lelijk) door Govert Flinck en weer staart ons de stroeve man van de „Meester der veertiger Jaren" aan, al dikwijls gereproduceerd, maar nu zien we dat deze vleeskleur niet te evenaren is en deze „tronie" evenmin en ook niet dat statige herenportret van Ter- Mevrouw Lips belt door de huiste lefoon dat er een gesprek voor meneer is. Hij zet ons even in een antieke stoel bij de Spaanse tafel waarop een koste lijk boek in kalfsleer ligt en is na 'n mi nuut of vijf weer terug. Dat was iemand die de nieuwe Rembrandts wilde zien, hij belde uit Utrecht, was bang dat ze misschien al weg zouden zijnHans Cramer lacht: „Nee, zó snel verlaten ze ,,Een échte kunsthandelaar ls 'n échte kunstliefhebber en zoals ik u al zei: daarin bestaat ons vak: die twee elementen te com bineren. Dat lukt niet altijd, maar soms ben ik er erg gehikkig mee." Dan begrijp ik niet waarom niet véél meer mensen een zaak beginnen als ik hier drijf. Er zijn er maar een paar in Nederland. Maar weet u aan welke voorwaarden je moet voldoen? Je moet over kapitaal beschikken. Je moet on omkoopbaar zijn en je moet ermee op gegroeid zijn. Bovendien is het een ris kante affaire. Eén miskoop kan ik me veroorloven, maar geen drie. Weet u, een Museumdirecteur verliest niet gauw zijn gezicht als het mis gaat, maar de kunsthandelaar die de Emmaüsgangers van Van Meegeren aan Boymans ver kocht heeft, is er niet meer bovenop ge komen. Wie zin heeft moet gauw aan dit vak beginnen". .Mogen we weten waar de beroemde Rembrandt van '66 nu is?" „Natuurlijk, een Amerikaanse parti culier-verzamelaar kocht hem van mij en die gaf hem in bruikleen aan het Me tropolitan Museum van New-York, een handige manipulatie vanwege de enor me belastingdruk daar. Het is natuur lijk een voldoening als je weet dat zo'n schilderij in "goede handen is en vak kundig bewaard wordt". Twee Rembrandts Dan gaan we nog even naar de Rem brandts kijken, die twee kleine kleurige paneeltjes in kaarslichtstemming. Wat moet de jonge Rembrandt al van exoti sche dingen gehouden hebben, één der mannen van „De operatie" (kennelijk Rembrandts vader) draagt hier al een oosterse turban en zie eens dat prachti- REMBRANDT DE OPERATIE De verhouding tot de medemens, de medemenselijkheid zoals men dat tegenwoordig noemt, maakt het onderwerp uit van twee boeken van jonge auteurs, onlangs ver schenen bij J. M. Meulenhoff te Amsterdam. Men vindt die pogin gen tot medemenselijkheid in de verhalen die Mark Insingel publi ceerde onder de titel De Getergde Jager en in de roman, een kleine roman, Osmose, van Helen Knop- per. Mark Insingel nam als motto voor zijn hele bundel, de bekende uitspraak van Jean-Paul Sartre: L'enfer Cest les autres. Hij vindt de medemenselijkheid in het gebrek aan medemenselijkheid. Hij lijkt veel verbetener dan Helea Knopper, hij is het minder. Ook bij hem vindt men uitingen van wreedheid en sadisme. „Ik zal Je vermoorden met ijs", snibde ze, „met een mes dat smelt, dat geen spoor nalaat. Ik kan je in je slaap castreren of je lippen uitsnijden of Je laten doodbloeden. Het ls dit keer niet geëindigd met „lk hou van je", het schietgebedje, het sleuteltje waarmee ze hun rust, hun eigenliefde afgrendelen" Het schietgebedje lijkt hier erger dan het mes dat geen spoor nalaat. Ook ln Osmose van Helen Knopper zijn de ge lieven eikaars vijanden als het erop aan komt en haar hoofdpersoon Bo of Beau, een zeer zelfingenomen jongeman uit New-York, die in „weed" handelt, is een wat ongeloofwaardige sadist, die tracht de vrouwen met wie hij tijdelijk in ver binding staat, geheel naar zijn wU te HIJ probeert het eerst met Anna, maar die ontmoet ln Parijs Roger, die ln werkelijkheid Karl von Schwarzen- bordpapieren hel een vlaming en een nederlandse burg heet en met deze Frans Bprekende Duitser naar Ibiza uitwijkt. Hij heeft het al geprobeerd bij Lud- milla op wie hij een zeer alechte invloed uitoefende, maar ook dit meisje uit Flo rida wist aan zijn greep hoe grieze lig te ontsnappen. Bo heeft tenslotte meer succes met de Arnhemse Kim. En dat ls vreemd genoeg, want dit meisje men denkt aan Anna, LudmlUa en Kim nooit als vrouwen heeft onge twijfeld het meeste karakter meegekre gen. Men ziet aan Bo het New-Yorkee niet af noch aan Ludmllla Florida, maar Kim is bepaald wel uit Arnhem, althans uit deze lage landen. Bo gaat bij zijn verandering van de persoonlijkheid van Kim en de anderen bepaald op een manier te werk die griezelromantici als Ann Radcliff, Lewis of Hofmann niet vreemd was. Hij ver- kitscht haar interieur op een manier die men ln de tegenwoordige tijd nau welijks voor mogelijk zou hebben ge acht en hij slaat haar uiteraard. HIJ komt tenslotte tot de ontdekking dat hij werkelijk van haar houdt en hij gooit haar dan de trappen van het Cen traal Station in Amsterdam af, waar door zij ernstig verminkt wordt en hij in de gevangenis terecht komt. Hij 1« bezield van haat tegen de HELEN KNOPPER godsdienst en' het hoogtepunt, althans het keerpunt van het verhaal vindt men als hij Kim, die op straat op de knieën ligt, tot godloochening wil dwingen. Kim weigert dit en wordt dan uit zijn handen gered. De seksuele uitspattingen van Bo worden met dezelfde kilheid en dezelfde retoriek beschreven als heel de rest van het verhaal, dat men ln be paalde zin een stichtend verhaal zou kunnen noemen, omdat het ln laatste instantie de reinheid en de nobelheid verdedigt, het n;cht, zij het een beetje op de James Bondmanler, Helen Knopper kan ongetwijfeld schrijven, zij beschikt over talent, zij beschikt echter niet over voldoende levenservaring om het thema van haar roman ln zijn waarachtigheid te laten zien. De mensen oefenen osmotisch wel invloed op elkaar uit wil ze laten zien, maar als het erop aankomt zijn ze van elkaar gescheiden door een wand. Ze heeft eerder laten zien dat de ander de hel van iemand kan zijn, maar zelfs die hel lijkt er van beschilderd karton. Kleurig Evenals Mark Insingel heeft Helen Knopper een voorliefde voor kleurige namen. Anna ie bepaald een uitzonde ring, Ludmilla, Kim, Tania, Mireille. Janna, Marina zijn meer geliefd. Dat werkt uiteraard „vervreemdend". Het doet dat ook bij Mark Insingel. Het lijken ook daardoor verzonnen personen bij hem, evenals bij Helen Knopper, maar toch zijn ze bij Mark Insingel Iets gewoner dan bij zijn vrouwelijke col lega. Als men de eerste bladzijden van De Getergde Jager leest lijkt zijn proza onhandiger dan dat van Helen Knopper. HIJ maakt veel gebruik van korte zin nen. Maar als men in zijn verhalen verder komt, bemerkt men dat Mark Insingel een groter artiest ls, hij kent veel meer nuanceringen, hij speelt meer met zijn stof en met het woord. Hij beschikt ongetwijfeld over een bijzon dere schrijversaanleg. Al koos hij De hel dat ls de anderen tot motto, die hel komt bij hem minder aan bod dan ln Osmose om de eenvou dige reden dat zijn verhalen minder verzonnen en meer werkelijk zijn en zijn personen gewoner, echter, menselijker. Bij hem is wel degelijk van mede menselijkheid sprake ln de gewone zin van het woord. Hij beschrijft oude men sen in hun ontreddering en hij doet dat zakelijk, maar hij, of de persoon die aan het vertellen is, doet dat bijna altijd met sympathie. Ook in De Getergde Jager wordt het seksuele avontuur pijnlijk precies be schreven, het beslaat een flink deel van het boek, maar ook dit is reëler dan bij Helen Knopper. Hij komt meer tot wat Helen Knopper beoogde, tot het tonen van de onmogelijkheid van een beslissend contact tussen mensen, tot méér dan medelijden en sympathie. Reëler In De Getergde Jager vindt men vijandigheid tegen de godsdienst, maar de verteller daar ls geen Bo, zijn vijan digheid vindt zijn grond ln 'n opvoeding, die door een overtrokken idealisering van de meng in gebreke bleef. Mensen zijn over het algemeen geen heiligen en als men doet of ze dat wel zijn, komt men uiteraard bedrogen uit. Wat opvoe ders vaak ontbreekt is elementaire zelf kennis. Als men de verhalen van de Vlaming met de roman van de Nederlandse ver gelijkt komt men tot de conclusie dat Mark Insingel het verst ls ln oorspron kelijkheid en taalgebruik, maar beiden zullen ln de toekomst waarschijnlijk werk leveren dat beslist origineler i" en dat hun talent bevestigt. JOS PANHUIJSEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1967 | | pagina 6