Schaduw over kinderen van de zon NEEM DE SKI'S pATERDAQ 4 FEBRUARI 1967 DE LEIDSE COURANT PAGINA 8 BUREAUCRATIE REMT BOUW JONGENSDORP (Van een onzer verslaggevers) UTRECHT „Drie jaar geleden, beste vrienden, vertelde ik jullie over mijn plan om bij Posillipo een jongensdorp te bouwen, maar ondanks alle goede bedoelingen kan ik jullie momenteel nog steeds geen definitief uitsluit sel geven over het begin van mijn werk". Een weinig dramatische mededeling, ogenschijnlijk. Maar bij de stichting „Kinderen van de zon" in Utrecht maakte zij veel indruk. De brief was dan ook geschreven door pater Mario Borrelli en had als onderwerp niets minder dan de scugnizzi, de „draaitollen" de verpauperde, ontheemde, dakloze jeugd van Napels. Het zonnige, pitoreske decor, dat de V.V.V. van de stad de toeristen voor houdt, die er in drommen heenreizen, teneinde te kunnen sterven zonder „dit" te hebben moeten missen, werd in 1957 als een stuk verrot jute aan flarden gescheurd, toen de Australische schrij ver Morris West zijn bewogen boek „Children of the Sun" publiceerde. Door de scheuren kreeg de wereld 'n ónder Napels te zien een conglo meraat van krotten, hutten en holen, waarin de mensen leven en sterven als ratten. Het schamele, stinkende milieu der scugnizzi, kortom jongens, die niet alleen het grootste deel van hun ttjd op straat verlummelen, maar voor wie de straat hun enig „tehuis" is. Het zjjn de zwervertjes van Napels Ze hebben uitgemergelde gezichten. Ze lopen in vodden. Ze mengen zich met schichtige bewegingen tussen de mas sa en stuiven dan weer naar alle kan ten uiteen een vlucht mussen, altijd maar op zoek naar eten. Ze behoren niemand toe. Ze hebben geen naam. Sommigen zijn amper vijf of zes jaar 200.000 Verreweg het merendeel van deze kinderen komt uit gezinnen, die in de meest armoedige achterbuurten van Napels wonen. Uit de krotwoningen- wijk achter de havens met name. Daar hokken honderden werkloze gezinnen in eigengemaakte optrekjes zonder elektriciteit, stromend water, sanitair of rioleringsoms met z'n tienen in een lekkende, tochtende ruimte van een paar vierkante meter. Hoop op verbetering is er niet. Van de 2.5 mil- ADVERTENTIE) MAPe1-® hei S.eun Pater Borr® gd ar..ke.>. voor zwerven Bgnk Giro 2900 tn. Zo„ t.g.v. "Kinderen van o Mario Borrellide pater, die voo straatjongens van Napels meer een geestelijke vader wil zijn. de hij zich, maar bovenal het gevoel, bij iemand te horen, ergens thuis te zijn. Ze hunkerden naar de zekerheid van de huiselijke haard. Het probleem was, dat ze nooit in het gareel zouden kunnen lopen van een op conventio nele gedragsregels gefundeerd wees huis daarvoor hadden ze hun vrij heid te veel lief. Wat er moest komen, was een tehuis, waar ze uit eigen wil heengingen en waar ze zouden biyven, omdat het er hun beviel. Dank zij het handeltje in oud roest, dat pater Borrelli met z'n scugnizzi opzet te, kwam zo'n tehuis er en wel in de afgedankte Mater Deikerk. Sinds dit liefdewerk in 1950 aanving, hebben vele honderden dakloze straatjongens er een opvoeding gekregen en een vak geleerd. Ze werden burgers, die zich zelf konden respecteren. Pater Borrelli kreeg bekendheid. Er kwamen comité's en stichtingen, die hem financieel gin gen steunen. Zo kon hij te Posillipo, een woonwijk van Napels, die hoog boven de baai aan de kust is gelegen, een stuk grond kopen voor de verwe zenlijking van de droom, die hem al jaren bezighield: de bouw van een eigen dorp voor zijn scugnizzi. Nu kan zijn Casa dello Scugnizzi, waarvan de vervallen Mater Deikerk nog steeds DUIZENDEN KINDEREN IN NAPELS ZONDER THUIS joen Napolitanen is tweederde deel zonder meer arm. De structurele werk loosheid komt nooit beneden het hui veringwekkende cyfer van 200.000. Wie een baantje voor een paar dagen weet te bemachtigen, mag biy zyn. Hy althans heeft de zekerheid, weer het eind van de week te kunnen halen. Velen hebben die zekerheid al in jaren niet gekend Bij 't koortsachtige „sauve-qui-peut", dat het leven in deze buurten beheerst, spelen de kinderen een grote rol. Van hun prille jeugd af worden ze erop uit gestuurd om te bedelen en te stelen. Ze doorsnuffelen vuilnisbakken op zoek naar eten, scharrelen sigarette- peuken op om de tabak te verkopen en wyzen de Amerikaanse mariniers, die uit passagieren gaan, de weg naar de rosse buurten. Als ze 's avonds met lege handen thuiskomen, worden ze soms op misdadige wyze mishan deld daarom slapen ze liever op straat, als ze een beschut plekje kun nen vinden, 's Winters treft men ze aan op de roosters van een bakkerij, waar de warme lucht van de ovens hen enigermate tegen de koude nachl beschermt. Maar al voor dag en dauw moeten ze hun zwerftocht hernemen, want dan gaat de politie haar rondr doen. Het is slechts een kwestie van tyd, voordat een scugnizzo het slacht offer wordt van misdadigers en hun tot pion dient. Hy gaat vuile werkjes opknappen voor handelaren in verdo vende middelen, op de uitkyk staan bij Inbraken, klanten werven voor bor delen. Zo zijn er tweeduizend in Napels. De straten wemelen ervan. Hun leider Aanvankeiyk was er slechts één, die zich hun lot aantrok: de jonge pater Mario BorrelU. Na veel aandringen kreeg hij op 28-jarige leeftyd van de aartsbisschop van Napels verlof, zijn priesterkleren tydeiyk af te leggen en samen met de scugnizzi als een hunner te leven. Zeven maanden bleef hij by ze en deelde hy hun ontberingen. Ze aanvaardden hem niet alleen als hun leider, maar gingen hechten aan zijn vriendschap. Toen hy bekend maakte, dat hij priester was, bleven ze toch by hem. De zeven afschuweiyke maanden had den pater Borrelli iets geleerd. Niet alleen voeding en verzorging hebben deze verschoppelingen nodig, realiseer- het centrum is, hooguit 95 kinderen herbergen met zo'n dorp zou de capaciteit tot 250 kunnen worden op gevoerd. Voor zijn idealistische gees tesoog zag pater Borrelli al de vol gende opzet: 20 aparte gezinswonin gen, die elk maximaal 12 kinderen van uiteenlopende leeftijd kunnen huis vesten met a«n het hoofd een gesa larieerd echtpaar. Voorts een kerk, een school, een kantoorgebouw en een sociaal centrum. Geen modeldorp liefst. Daarom vier verschillende woning- Van - verslaggevers) OVIFAT Wat dacht u van een „dagje winter sporten"? En dan niet in de spaarzame lage- heuvelgebieden die ons land rijk is en waar vele Nederlandse ski-enthousiasten op 'n besneeuwde zondag naar toe trekken, maar in gebieden waar de heuvels een helling hebben van 15 tot 60 procent, waar het klimaat overeenkomt met dat van een luchtkuuroord op 1200 meter hoogte en waar zelfs de vergevorderde skiërs aan hun trekken komen. Een "dagje skiën. Onmogelijk? Niet sinds de Belgen in hun Ardennen enkele skipistes aangelegd hebben, die de laatste jaren door ontelbare Belgische en Duitse wintersport liefhebbers worden bezocht. Niet sinds een aantal Zuidnederlanders dezelfde skicentra ont dekt hebben voor hun „dagjesrecreatie". Oostenrijk, Zwitserland en zelfs Zuid-Duitsland liggen voor de Nederlanders te ver weg. Hier te gaan wintersporten loont alleen de moeite als je er minstens een dag of tien voor kunt uit trekken en tevens over behoorlijk wat finan ciële mogelijkheden beschikt. Wintersporten is Ardennen zijn niet zo erg ver weg Zij bevinden zich hoofdzakelijk in de Belgische provincie Luik. De bekendste zijn Francorchamps, een „proefwinter- sportplaats" met kunstmatige sneeuw, Burgenbach, Jalhay en Robertville- Ovifat. De skibanen tot voor kort nog provisorisch worden elk jaar beter, moderner en drukker. Sneeuw ligt er an half december tot eind februari. Dat Zuid-Nederland deze skicentra heeft ontdekt, is voor een groot deel te danken aan de Bredanaar E. Kuypers (43), eigenaar van een zaak in sportar tikelen. Iedere zondag trekt hij met een bus vol Bredanaars naar Ovifat. Start om acht uur 's morgens, terugkomst rond acht uur 's avonds. Als van deze twaalf tussenliggende uren de duur van de busreis wordt afgetrokken resten er vijf volle ski-uren. Omdat de vroege trein van zes uur, kwart over zes 's zon dags niet rijdt, kan men uit Leiden, Den Haag en Delft op zondag Breda niet per trein voor acht uur bereiken. Maar wie er voor dag en dauw een snelle autorit voor over heeft, zal zich ongetwijfeld bij de groep in Breda kunnen aansluiten. Sportievelingen hebben voor die vijf volle ski-uren graag de lange reis over. De kosten voor zo'n dagje wintersport bedragen twintig gulden, inclusief de busreis, de huur van de ski's en schoe nen, een skiles van anderhalf uur, de entree van de skipiste en een skiverze kering. Wie maken er gebruik van deze goedkope mogelijkheid om de skisport te beoefenen? In de bus zitten de ski-enthousiastelin gen met wit-slaperige gezichten (wat een tijd eigenlijk op zondagmorgen) nog wat vreemd tegen elkaar aan te kijken. Het zijn hoofdzakelijk jongeren, die in leeftijd variëren van de vijftien tot de dertig (middelbare scholieren, werkende jeugd) en slechts enkele ouderen. Pas op de Koning Boudewijnweg wor den over het gangpad heen gesprekken typen. De pleegouders, die aan het hoofd van elk huis staan, mogen zelf een gezin hebben. De man heeft zyn dagelijks werk buiten het dorp, pre- links op deze foto is pater BorrelU, toals hij seven maanden lang incognito de ontberingen Napolitaanse straatjeugd deelde. cies als in een normaal huishouden. Want dat is, wat de scugnizzi nodig hebben: geborgenheid in de schoot van een doodgewoon gezin. Met niets begonnen Dit plan, dat zonder nadruk, byna terloops alle werken van barmhartig heid in zich verenigt, is ondanks het verloop der jaren nog niet ver wezenlijkt, zoals blijkt uit de brief, die pater Borrelli naar zijn hel pers in de hele wereld, waaronder de stichting „Kinderen vah de Zon" in Nederland, heeft gestuurd. Sinds de grond in Posillipo werd gekocht, kwa men er allerlei planologische commis sies, die de nieuwbouw in en rond Napels gingen controleren. Pater Bor relli kan, gedwongen door de nood onder de scugnizzi, niet op hun bureau cratische beslissingen wachten. Hy houdt vast aan het idee van zyn dorp, maar wil, nu het er niet onmiddellijk komt, althans de bouwvallige Mater Deikerk tot een volwaardig tehuis om bouwen. Hij schrijft er lakoniek over, zonder pathos. Het is geen bedelbrief. Wél heeft de stichting „Kinderen van de zon" er aanleiding in gevonden, om door hèrnleuwde activiteit te pro beren, deze schaduw over de Cassa dello Scugnizzi weg te nemen. Het motto van pater Borrelli luidt: „We zyn met niets begonnen en zyn nu al zover gekomen. We zullen er ook wel In zlagen, de hele weg af te leggen". Maar dat wil niet zeggen, dat een helpende hand niet welkom Is. De skibanen in Ovifat zijn zotcel voor beginners als gevorderden ideaal. Hier het licht glooiende gedeelte voor de beginners bij het begin van de baan, die een eind verderop een helling heeft van zestig procent. aan- en schoenveters vastgeknoopt. De eerste grote pakken brood worden te voorschijn gehaald (sneeuw, ook al ligt die veilig buiten, maakt hongerig) en snoep circuleert van achter naar voren door de bus. Er wordt (gelukkig) niet gezongen. Voorbij Eupen begint het landschap er wintersportachtig uit te zien. De bus wordt voor en achter gesecondeerd door tientallen auto's met ski's op het dak. Nabij de skipiste is hun aantal uitge groeid tot een onafzienbare sliert, die luid toeterend waoht tot de Bredase bus, die passagiers en ski-uitrustingen loost, niet langer de toegangsweg tot het par keerterrein verspert. Veel deelnemers aan deze skireis zijn beginnelingen. Zo wordt ook de opzet van initiatiefnemer Emile Kuypers ge realiseerd: de belangstelling voor de skisport bevorderen, ook bij hen die niet in staat zijn om een wintersportvakantie in Oostenrijk of Zwitserland door te brengen. Moeilijk De meesten hebben dus niet of slechts enkele keren op de smalle latten ge staan. Het eerste enthousiasme en de houding van „Joh, wat is daar nou aan" krygen al ccn gevoelig knak je als de houten latten een paar honderd me ter gedragen moeten worden. Het „hart- itikke leuk" hardop wordt al gauw in stilte vervangen door „Wat een krengen van dingen". Maar op de skipiste kun je ze gelukkig weer laten sakken. Met voeten, die je In de ongewone, weinig soepele, zware skischoenen al bijna niet meer voelt, probeer Je dan op de akl'z duur. Tenminste, zo heet het te zijn in de volks mond. Het is echter niet de sport zelf die duur is (als er tenminste al het nodige geïnvesteerd is in uitrusting en kleding), maar het après- skivermaak in de luxueuze hotels. De skicentra in de Ardennen zijn (nog) alleen op de sport gericht. Misschien dat over ettelijke jaren, als de belangstelling zo blijft toenemen als de laatste tijd, ook hier verontrustend hoge prijzen worden gevraagd. Maar voorlopig zijn deze ski centra nog spórtcentra, geen toeristencentra. te gaan staan. Als het gelukt Is de vei ligheidsbindingen vast te krijgen, strom pel je zwaar leunend op de skistokken het hoogste punt van de skipiste. Voor het werkelijk prachtige natuur schoon van de winterse Ardennen blijft weinig aandacht over. Die Is gericht op de andere skiërs, die zwierig en soepel de stelle afdaling volbrengen. Zelf naar beneden gaan durf je nog niet. Moeilijk vooruitkomend, je voeten ver keerd neerzettend, dan weer op je eigen ski's staand, dan weer op die van een ander (wat nog veel meer complicaties geeft) strompel je terug naar de skihut. Eerst koffie, warme chocolade of een omelet ham. Van de vyfdulzend aan wezige skiërs en kijkers hebben er zo lijkt het enige honderden hetzelfde idee gehad. Buiten staan de ski's in kleurige rijen tegen de bruinhouten muur van de grote hut. Het ls een won der, dat ieder in die wirwar zijn eigen paar terug kan vinden. In de hut ls het warm en gezellig. Er wordt hoofd zakelijk Frans en Duits gesproken. „Ko men jullie helemaal uit Nederland om hier te skiën?" wordt met verbazing ge vraagd. We knikken. De blosjes van schaamte, die ons gezicht sierden toen we nog op de latten stonden, verdwijnen nu we vanuit het enorme raam van de skihut uit kunnen kijken op de minder steile helling van de skipiste, waar gelukkig vele honderden skiërs pre cies dezelfde stuntelige bewegingen me- ken. Lessen Om half een is het: ski's onderbinden en met de leraar mee naar het begin van de helling. De stokken behoeden je voor een al te voortijdige afdaling. En als je die dingen in je zenuwen loslaat, is er nog altijd de razendsnelle skileraar die zijn ski's dwars voor die van jou zet. Door de zon gebruind, sportief er. net een schijnbaar eindeloos geduld, brengt hy de beginnelingen, die als makke schapen toe kijken en al moeite hebben Om zich stil staand nog op de been te houden, de eerste skibeginselen bij. Na een half uurtje heeft iedereen geleerd en tenmin ste gezien hoe hij zijn benen neer moet zetten. Een half uur, waarin je iedere keer voor- en achterover, maar wel iede re keer een eindje verder in de sneeuw tot stilstand bent gekomen. Dan wordt het sein gegeven voor de eerste afdaling. Met trillende knieën in qen lange rij achter de skileraar d« steile helling af. Zij, die de afdaling zon der vallen volbrengen rekenen zich met naar hun mening gepaste trots meteen bij de gevorderden. De meesten zien vanuit hun lage positie in de sneeuw leraar en leerlingen als een kleurige streep in de diepte verdwijnen. Inhalen is praktisch onmogelijk. De resterende uurtjes worden besteed aan het kijken naar anderen en proberen hetzelfde na te doen. Slapen Om vier uur zit het gezelschap weer in de bus. Doodmoe, met stijve armen en benen, maar enthousiaster dan voor de start. De verhalen komen pas goed los tijdens het korte bezoek aan een res taurant in de nabijheid van de skipiste. Maar dat is ook het einde. Terug in de bus valt iedereen in zijn stoel neer, zoekt de gemakkelijkste houding en dommelt in slaap. Er is gelukkig nie mand die nog energie kan opbrengen om te zingen. Misschien de volgende week. „Want dan gaan we weer", wordt er hier en daar verklaard na afloop. Orga nisator Kuypers is meer dan te vreden. „We denken erover om ook weekendsklreizen te gaan organiseren. En als er animo voor is, laten we waar schijnlijk zelfs door de week de bus rij-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1967 | | pagina 9