Nederland beschikt over uni iek mengwoelapparaat VINDING VAN GERIDDERDE LOONPLOEGER UIT POLDER Het conventionele christendom een aangevochten zaak Belangwekkend boek van prof. W. H. van de Pol Duizenden bunders „dankbare aarde" ;>v- - - PAGINA 6 DE LELDSE COURANT WOENSDAG 14 DECEMBER 1966 uiDUiiHiiiuuiuiiiiiuuuuuDiiuiiiiiiiiiiiüiiniiUDtuiiDiiimiiiiiiinDiuiMiinuttiiiiiiiuiiiiiiiiniiiiiiiuiiuiiiuiiiioiiiiBDiuuiiutiiiiiiiDiniiiuiiiiiiiuiuiuiiiiiiiuiiniiiiiiiuiiuuiiiiiiiuniiiuiiuuiuuiniiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiHiiiiiiiiiiiiiiiHi ■p Unieke mengwoeler achter drie rupstrekkers. „a/v Niemand en niets kan zich onttrekken aan de crisis waarin de huidige mensheid over heel de wereld zich bevindt. Die crisis draagt een radicaal, alles en allen omvattend karakter. Z(| heeft ook het christendom niet onberoerd gelaten. Het conventionele christendom ls, over heel de Unie en ln al zijn aan een verdwijnende cultuur ontleende uitdrukklngs- en verschijningsvormen een in hoge mate aangevochten aangelegenheid ge worden. Het heeft zichzelf overleefd. Het heeft, zegt, prof. dr. W. H. van de Pol, hoogleraar te Nijmegen, in zijn uitermate belangwekkend boek: „Het einde van het conventionele Christendom" definitief zijn tijd gehad en geen apologetische beschouwingen of kerkelijke maatregelen kunnen zijn definitieve ineenstorting tegenhouden. Niemand kan zich dan ook aan dit gebeuren onttrekken en geen enkele christen kan christen blijven «onder zich bij deze problematiek betrokken te weten. Dat geldt gelijkelijk voor rooms en protestant. „geen christen kan christen blijven zonder zich bij deze problematiek betrokken te weten" „Ala christenen," zegt prof. Van de Pol, „staan wij voor het dilemma: geen christendom meer of een tot in de grond hernieuwd en herboren christendom. Dit is het eigenlijke christelijke dilemma, dat is niet langer de goeddeels overleefde antithese Romereformatie." Oorzaken In zijn boek gaat prof. Van de Pol na welke de oorzaken zijn, dat het conventionele christendom zfln onherroepelijke einde beleeft, welke de kentekenen zijn van dat einde en welke de mogelijke gevolgen. Hij doet dat als fenomenoloog. Het gaat hem dus niet om een vaststelling of een verdediging van de christelijke waarheid, het gaat om een onderzoek naar de verschijnselen van feiten en ge beurtenissen, kortom van alle factoren, die tot de huidige gods dienstige crisis en onrust hebben geleld. Met nadruk dient erop gewezen, dat prof. Van de Pol geenszins zelfs maar de gedachte wil suggereren, dat het met christendom als zodanig, dat wil zeggen met een waarachtig christelijk geloof en leven gedaan zou zijn. Maar wel stelt hij en hij voert tal van argumenten aan om zijn stellingen te staven dat het christendom zoals het eeuwenlang door de christenen van alle dag ls opgevat en ln praktijk gebracht volledig is ondermflnd en dat wy thans de volledige Ineenstorting ervan beleven. Prof. Van de Pol gaat allereerst na welke de kenmerken zjjn van het conventionele christendom. Als het meest opvallende daarvan PROF. W. H. VAN DE POL noemt hy de vanzelfsprekendheid waarmee, zonder verder nadenken, aanvaard en gepraktlzeerd werd wat wordt geleerd en voorgeschreven. Een verder kenmerk ls het dualisme tussen hemel en aarde, wat onmiddellijke gevolgen heeft gehad voor de moraal, waarvan een van de meest opvallende trekken la geweest de volledige afwezigheid van sociaal besef. Conventionaliteit gaat hand in hand met vooroordeeL Er ls echter geen hardnekkiger conventionaliteit dan de godsdienstige. Tussen het conventionele christendom en de wordende wereldcultuur ls dan ook een kloof ontstaan, die, onmerkbaar eerst, gestadig wijder en wijder is geworden, waardoor de spanningen tussen belde groter en bedenkelijker werden. De godsdienst in zyn officiële gedaante geeft geen antwoord meer op de bestaansvragen, die de moderne mens stelt. De algehele om wenteling in denken en doen van de mensheid heeft de vragen, die de mens zich als mens noodzakelijk stelt in een geheel nieuw daglicht .gesteld. De gevolgen daarvan zijn nog by lange na niet, zegt prof, Van de Pol, te overzien. Eén van die vragen is de vraag naar God. Die vraag: de vraag naar God is werkelijk opnieuw een open vraag geworden, een vraag waarop geen pasklaar antwoord gegeven kan worden. En op deze vraag spitsen zich alle andere vragen van godsdienstige, theologische en kerkelijke aard toe. In een viertal hoofdstukken gaat prof. Van de Pol diepgaand ln op de godsdienstige problematiek van de godsvraag. Zij vormen de kern van zijn helder geschreven en ook in zyn systematische opbouw bewonderenswaardig boek. „De christen van deze tijd," zegt prof. Van de Pol, „is een mens van geloof en ongeloof, een mens van vraag en antwoord. De dialoog, waarbij hij betrokken is, is echter niet zyn dialoog. Het is de dialoog die God voert met heel de mensheid in de beslissende situatie van het huidige wereldgebeuren. De vraag waar het om gaat ls de vraag of mogelijk het einde van godsdienst en christendom is aangebroken en (indien men ervan overtuigd is, dat dit niet het geval ls) de vraag hoe godsdienst en christendom zich zullen moeten vernieuwen willen zij ook in de toekomst voor de mensheid zin en betekenis hebben." OUDE PADEN Prof. Van de Pol biykt niet zonder vertrouwen. Toch stelt hy in het hoofdstuk waarin hy zyn verwachtingen voor de toekomst van het christendom uitspreekt, de zaken nuchter en vry scherp. Zo zegt hy openhartig dat het grote gevaar van nu niet steekt in de onrust en de onzekerheid, maar juist in de wyze waarop het geduld van degenen, die de hoop van de toekomst zyn, op de proef wordt gesteld. De oude generatie blijft argeloos de oude paden bewandelen, niet beseffend, dat de naoorlogse generatie van gelovigen, lnoegrepen priesters, predikanten en theologen van dertig jaar en jonger, met Bieewarige verbazing, vermengd met ongeduld, dit schouwspel I gadeslaat. Wat de Kerken tegenwoordig officieel ondernemen (en dit geldt ook van het verloop en de uitslag van het tweede Vaticaanse concilie) vermag de jeugd en dus de toekomst van de chris.enheid nauwelijks meer te boelen. TRADITIE In zijn kritiek op het conventionele christendom la prof. Van cfe Pols boek eerlijk en byzonder grondig. Het is nochtans geen afrekening. „Wanneer wy," zegt hy, „in onze tyd een omwenteling in het gods dienstig denken en leven meemaken, zó zelfs, dat het soms lijkt alsof wij weer bij het absolute nulpunt van voren af aan moeten begnnen, is het goed te bedenken, dat het verleden niet een verloren zaak is en dat wij niet uitsluitend zijn aangewezen op de toekomst, maar vrijelijk mogen putten uit de rijkdom aan verworvenheden van denken en geloven, die als vrucht van de werking van de geest voor ons ligt opgetast in de schoot van meer dan twintig eeuwen." Prof. Van de Pol loochent de waarde van de traditie niet. H(j blijkt evenwel evenmin bereid haar te verabsoluteren. Wat hy de christeiyke Kerken verwflt, ls juist dit wel te hebben gedaan. „De Kerken hebben," zo zegt hy, „de onfeilbaarheid van Gods zelf openbaring geïdentificeerd met de onaantastbaarheid en onfeilbaar heid van de traditie. Zij hebben zich schuldig gemaakt aan een verabsolutering en vergoddelijking van de traditie, die een menselijk relatief aspect vertoont. De Rooms-Katholieke Kerk heeft hierby de traditie vooral intellectualistisch en juridisch opgevat, de Reforma torische Kerken hebben haar meer bijbels, historisch en daardoor minder statisch verstaan. Alle Kerken schynen van de veronderstelling uit te gaan, dat zij verplicht zijn trouw te bhjven aan de traditie. In feite betekent dit, dat zy de Heilige Geest verhinderen de muren te doorbreken, die zy tussen elkaar hebben opgericht. Het zou dwaas en ondankbaar zyn om de betekenis van de traditie te miskennen. God ls echter meer dan de traditie. Omdat pod meer is dan traditie, kan hy niet veranderen. Niet Hy moet veranderen, wij moeten veranderen. In Zijn onveranderMjkheld is Hy de enige grond van ons bestaan. Spoedt alles zich ten einde, Zijn wil biyft onbegrensd. Hy laat niet varen wat Zijn hand begon. In Zijn hand berust ons uiteindeiyk en eeuwig lot. Hij is zo de enige bron van onze hoop." Van dit vertrouwen ln Gods trouw legt prof. Van de Pols boek in de laatste bladzyden, waar hy komt te spreken over zichzelf, een ont roerend getuigenis af. Het motto, dat hy zijn boek heeft meegegeven, ls dan ook niet alleen toepasseiyk, het heeft een diepe zin. Het is genomen uit het boek Zacharias (14 vs 7) en het luidt: „Als de avond valt wordt het licht." J. O. B. (Naar aanleiding van Het einde van het conventionele christendom, door prof. dr. W. H. van de Pol, Romen en Zonen, Roermond Maaseik 1966.). MIDDENMEER Nederland heeft met zijn droog leggingen als spectaculaire vorm van grond winning de aandacht van de hele wereld getrokken. Alle nieuwe grond is echter niet direct bruikbare grond. Zonder weloverwogen grond verbetering zou veel nieuwe grond nooit rendabel kunnen worden. Nauweiyks tien jaar geleden was diepploegen de beste en modernste methode van grondbewerking. De sinds 1938 in Middenmeer wonende 56-jarige Zeeuw Martinus van Damme kon het beter en goedkoper: zijn mengwoel apparaat, naar eigen ontwerp uitgevoerd en van octrooi voorzien, heeft de kosten van grondverbetering ten op zichte van diepploegen tot ca. een kwart teruggebracht, terwijl eenmaal mengwoelen een radicalere menging van de grond teweegbrengt dan tweemaal diepploegen, dat tot dusver gold als een minimum voor goede menging. Zyn fnehgwoelapparaat ls dan ook uniek in de wereld. De landbouw eist in het algemeen grond die zo los is dat wortels erin kunnen doordringen, maar die daaren tegen vast genoeg is om deze wortels steun te geven. Daarnaast moet grond voldoende lucht, water, bacte riën en voedingsstoffen in oplosbare toestand bevatten en voldoende warmte kunnen opnemen om de fysische, chemische en bacteriologische processen mogeiyk te maken. Bouwgrond moet ook goed waterpas zyn. Om jonge of woeste grond ln cultuur te brengen is aller eerst een goede afwatering en ontwatering nodig. Ook daarna kan de grond echter nog tekortkomingen heb ben. Een van de belangrijkste daarvan is de aanwezig heid van zandige lagen in het bodemprofiel. Deze zan dige lagen van uiteenlopende dikte kunnen boven, tus sen of onder zwaardere grond voorkomen. Een zand laag van enkele centimeters kan de beworteling al stui ten. De meest geschikte manier van grondverbetering (dwz. het omzetten van niet-vol waardige gronden in bruikbare) hangt voornamelijk af van de dikte en de ligging van de zandlaag. Bodemkartering (het in kaart brengen van de bodemgesteldheid) is dan ook het begin. Teeltlaag Een goede teeltlaag moet 40 tot 60 cm dik zyn. Hoe dunner de teeltlaag is, des te minder voedingsstoffen kunnen de planten daaraan onttrekken en des te meer droogteverschynselen (in perioden van droogte) of wa teroverlast (in natte perioden) zullen zich voordoen. De beworteling gaat immers niet verder dan de zandige ondergrond. Wanneer we nu weten, dat het moderne diepploegen een diepte bereikt van ca. 2 meter, dan zal het duidelijk zijn dat gronden met een zandlaag bovenop van niet meer dan ca. 130140 cm, waaronder zich klei of zwa vel bevindt, nog met succes kunnen worden gediep- ploegd, omdat nog juist een bruikbare teeltlaag kan worden bovengebracht. Te dikke lagen zand bovenop (byvoorbeeld 150 cm) geven geen kans op lonende bodemverbetering tot landbouwgrond. Bij zandlagen dikker dan 40 cm is diepploegen de aan gewezen methode van grondverbetering. Is de zandlaag 2540 cm dik, dan is mengwoelen (dat al is ontwik keld tot 1.20 m diepgang) tegenwoordig het meest lonend. Mengwoelen zorgt voor een grove menging van alle grondlagen tot de werkdiepte. De relatief geringe hoeveelheid zand, die op deze wyze met zwaardere grond tot een teeltlaag wordt vermengd, is voor succesvolle be bouwing geen bezwaar. Het mengwoelapparaat heeft dan ook voor het mengen van zwavel en zand de dlep- ploeg geheel verdrongen. Vruchtbaar Omstreeks 1959 kwam er minder vraag naar diepploe gen, omdat deze grondbehandeling veelal te ingrypend en te duur was. Toch wilde men een radicale bewerking. De directie van de Noordoostpolder woeg aan Martinus van Dammé, die zyn sporen op dit terrein al had ver diend, of hy het voor elkaar zou kunnen krygen grond tot ca. 65 cm Intensief te mengen. Van Damme ging kort daarop een dag met vrouw en kinderen naar Amsterdam. Zyn gezinsleden kwamen na het winkelen wat beschroomd by de ln een café achter gebleven heer des huizes terug, omdat ze hem wel wat langer hadden laten wachten dan was afgesproken. Maar Van Damme zei dat hy geen erg in de tyd had ge had: „Ik weet nu precies hoe ik het ding moet maken", voegde hy eraan toe. „Het ding" was de mengwoeler. Zelf maakte hy eerst een model op schaal. Toen de mengwoeler (met drie poten) eenmaal op het land stond, met twee rupstrekkers ervoor, bleek al spoedig dat de machine een succes was. In 1959 werden direct al 500 h 600 bunder (hectare) in de Flevopolder gemengwoeld. Vele honderden bunders zijn daarop gevolgd. „De resultaten waren best en allerwegen is men te vreden", zegt Van Damme, die in zoon Jan (18) een goede opvolger weet. Zijn machtige grondverbeterings apparaat maakt deel uit van een uitgebreid machine park. waartoe naast de grondverbeteringsmachines als o.a. 3 grote diepploegen (die van 150 170 cm tot ruim 150 cm) en 2 hydraulische drie- tands woelmachines, ook diverse meer- scharige ploegen voor boerenwerk (waarvan de 5 schaarploegen elk een breedte van 2 m beslaan) en 22 rups- trekkers behoren. Een machinepark dat er zijn mag en dat permanent ln de beste conditie ls om overal te wor den ingezet waar het door de op drachtgevers wordt verlangd. Die op drachtgevers zijn dan byvoorbeeld de grote cultuurtech- n Ische maatschap - pyen, zoals de Grontmy (grond- verbeterings en ont- glnn ingsmaa tschap- py) te De Bilt en de Koninkiyke Ne derlandse Heide- maatschappy te Arnhem, of de di rectie van de onder Rykswaterstaat res sorterende IJssel- meerpolders. De Cultuurtechnische Dienst van het mi nisterie van Land bouw heeft met veel deze grondver- - - Mi :hSf-= .'M x gjm - pi SBssJSiSB» Dankbaar De spectaculaire droogleggingen mogen dan het meest de publieke aandacht trekken het noeste werk ten dienste van de grondverbetering legt de basis voor bruikbare gronden, waarop Nederlandse landbouwers de vleugels kunnen uitslaan. Het in 1938 door de in het boerenbedryf opgegroeide Zeeuw Martinus van Damme gestichte Ioonploeg- en ontginningsbedryf, dat 30 per soneelsleden telt (merendeels chauffeurs-machinisten, ook o.a. een monteur en een smid), heeft letter lijk en figuuriyk voor velen het terrein geëffend. By het 25-jarig bestaan van de zaak ging een cadeau van de Wieringermeerpolder vergezeld van het veelzeggende kaartje: „3000 ha dankbare aarde". Verspreid over heel Nederland voegen zich daar nog vele duizenden hectare by in de Noordoostpolder, in Oosteiyk Flevoland, in Oranjezon op Walcheren, op Schouwen-Duiveland (na de ramp in 1954), op Goeree- Overflakkee en aan de grens in Brabant, in de Wilhel- minapolder, in West-Brabant en Zeeuws-Vlaanderen en op Sint-Phillpsland, kortom: op talloze plaatsen van Nederland heeft Van Damme gtdiepploegd en/of Voor het egaliseren van de grond voor de startbaan van het vliegveld Schiphol in 1949, voor vyf proefprojecten in Friesland in opdracht van de directie Akker- en Weidebouw, voor verkavelingen by Nyeveen in Drente werd Van Dammes issistentie inge roepen. Heel wat gronden waar problemen lajen hebben de oplossing van die problemen mede te duiken aan het inzicht van Van Damme, die in 1964 ter erkenning van zijn grote verdiensten voor het agrarisch bedrijf in ons land werd benoemd tot ridder ln de Orde van Oranje- Nassau.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1966 | | pagina 6