Leidse studentenweerbaarheden
WxdetuiaaKclityfleden
van
Valt er voor „Pro Patria
nog kruit te verschieten?
DINSDAG 1 NOVEMBER 1966
DE LEIDSE COURANT
Wanneer in voorbije eeuwen de Leidse studenten
zich geroepen voelden om ter strijde te gaan,
werden zij uitgeleiden gedaan door de president
curator, die, terwijl de vadertraan hem in de ogen
welde, hen het vaandel overreikte, dat door
„teedere zusterhanden", Leidse joffers en doch-
teren der hoogleraren, nijver was vervaardigd.
De Rector-magnificus hield in „plechtgewaad" in
de Pieterskerk een afscheidsrede, waarin hij „de
geleide des Allerhoogsten, de zeegeningen der
ouders en de heilbedes der leeraars" afsmeekte
en de kapitein der strijders werd dan meestal
door een dusdanig diepe ontroering bevangen,
dat zijn „wederwoord" slechts kon bestaan uit
een saluut met het sabel.
Daarna vertrokken de stoere strijders in gesloten
gelederen, slaande trom en vliegende vaandels
naar het strijdgewoel, uitgeleide gedaan door
stedelijke en universitaire autoriteiten en een
groot deel van de Leidse bevolking.
Kwamen zij wel of niet met oorlogtrofeeën
naar Leiden terug, dan wachtten de garnizoens
commandant met zijn mannen en de muziek der
schutterij hen een half uur afstand van de stad
op, terwijl in Leiden zelf duizenden, omringd
door versierde huizen en erepoorten, de feeste
lijke parade en intocht gadesloegen. De in de
strijd verkilde en/of verschroeide wangen van
1 de heren strijders hadden dan 's avonds bij het
indrukwekkende diner dat de gemeente hen aan
bood, weer alle gelegenheid om bij te kleuren
Eeuwen weerbare wederwaardigheden laten vrij
wel nooit iets anders zien dan studenten, die, de
snorren kloek en strijdbaar gekruld, met krach-
tige pas, de armen tot schouderhoogte opge-
zwaaid, de hakken recht op de grond geplant,
de pluimen- wapperend in volle schoonheid, de
knopen glanzend in het zonlicht, de blik recht
voor zich uit, manhaftig voor vrijheid en Oranje
huis marcheerden. Gadegeslagen door burgerij,
hoogleraren en stedelijke autoriteiten, die zicht
baar getroffen waren door zoveel jeugdige strijd
lust en vaderlandsliefde.
Bij het eeuwfeest van de Leidsche studenten-
vereeniging tot vrijwillige oefening in den Wa
penhandel „Pro Patria", deze week, zal het er
nauwelijks anders aan toe gaan. Zelfs de onte
vredenen, de lieden, die dit studentikoos soldaatje
spelen larie of aanvechtbaar militarisme vinden,
kunnen zich nauwelijks beroepen op enige oor
spronkelijkheid. Achttiende- en negentiende eeu-
wers zijn hen voorgegaan.
Alleende edele dochters, de hooggeboren
Leidse joffers, die met een bewonderenswaardige
hardnekkigheid het ene na het andere vaandel
voor de weerbare zonen van de Leidse Alma
Mater borduurden, die zijn helaas geen traditie
geworden. Bij de andere, edele vrouwelijke we
zens, die dochters der hoogleraren gezelschap
zijn gaan.houden of wellicht zijn gaan vervangen,
ïs de emancipatie ten nadele van het vaandel-
borduren uitgevallen.
Ook de „gemene .wyven", die met een schort aan
een bezemsteel en een biervat als tromel, tegen
de studenten als ware furiën ter strijde trokken
zijn door de stof der historie verstild
cc
„Pro Patria" mag dan „pas" hon
derd jaar bestaan, de weerbare
student in Leiden doet al eeuwen
van zich spreken. 1672 is het eerste
jaar waarin wij horen van een ge
zamenlijk, gewapend, optreden van
de Leidse studenten. De leger
scharen van Lodewijk XLV waren
diep het land ingetrokken en na
de val van Woerden voelde men
zich in Leiden bedreigd. De stu
denten, die zich vrijwillig aanbo
den om behulpzaam te zijn bij de
verdediging van de stad kregen
van het stadsbestuur wapens en 'n
vaandel.
WOORAFGEGAAN door trommel-
slagers, beschikbaar gesteld door
het stadsbestuur trokken de vrijwilli
gers in optocht naar de Stadsdoelen,
waar de burgemeesters de gewone
eed van ,,'s lands krijgslieden" af
namen. De Witte Poort met 't daar-
!voor liggende bolwerk en het rond
deel aan de Rijnkant werd ter ver
dediging aan hen toevertrouwd. Het
enige incident, dat zich voordeed was
de „Opstand der gemene wyven";
Leidse vrouwen, die zich er persoon
lijk van op de hoogte wilden stellen
Erewacht op het Academieplein t.g.v.
't bezoek van president Bourguiba in
gezelschap van prinses Margriet.
of de studenten wel prinsgezind wa
ren Na 6 maanden werd de
kompagnie in oktober 1673 ontbon
den.
Pas in de Patriottentijd steekt de
weerbare student weer strijdlustig
de kop op. Om niet achter te blij
ven bij de vrijkorpsen en exer
citiegezelschappen der patriotten,
die overal in het land ontstonden,
richtten de Leidse studenten het
genootschap van Wapenhandel „Pro
Pallade et Libertate" op. De grote
onrust in de stad, veroorzaakt door
de Oranjegezinde lagere bevolking
en de mishandeling van twee stu
denten, had hen hiertoe doen be
sluiten.
Verzen en heildronken
HOEWEL DE PROFESSOREN bij
zonder tegenwerkten, was de 14e
October 1786 toch „de grote dag":
twee-aan-twee trokken de leden naar
het Raadhuis, waar zij voor de bur
gemeesters wederom de eed aflegden,
's Middags paradeerde het spiksplin
ternieuwe corps langs Galgewater,
Parade op de Breestraat,
Paardesteeg, Kort Rapenburg, Bree
straat en na een défilé voor het Raad
huis, trokken zij via Noordeinde en
Haagse of Witte Poort naar het exer
citieveld. Daar werden drie salvo's
gelost: het eerste ter ere van de
Staten van Holland en West-Fries
land, het tweede ter ere van Cura
toren en burgemeesters en het derde
salvo ter ere van Rector en Senaat.
Reeds toen waren de vele toepasse
lijke verzen en heildronken onont
beerlijk voor de „wapenhandel".
De opmars der Pruisen maakte een
einde aan het „soldaatje spelen". Op
25 september 1787 werd Leiden bezet
en moesten de genootschappen hun
wapens inleveren. Aan waarlijke wa
penfeiten ontbrak het de weerbare
student nog steeds
In wapenuitrusting
op collegebanken
1815, het jaar waarin Napoleon terug
keerde uit Elba, brengt daarin geen
verandering. De grote opschudding
was er, de weerbare studenten, die
zich opgaven als vrijwilliger even
eens, er werd in volledige wapen
uitrusting, met geweer en ransel in
de collegebanken gezeten, de Leidse
bevolking deed de strijders onder 't
zingen van „Ah, quel plaisir d'etre
soldat. uitgeleide, maar van wer
kelijk vechten was geen sprake.
De 86 Jagers, die, als eerste Com
pagnie Flankeurs van het Bataljon
Jagers no. 18, in het vijandelijk ge
bied aankwamen, konden ontdekken
dat er hoegenaamd geen vijandelijk
heden plaatsvonden. Ze hielden het
daar nog een poosje uit en toen ze
na een terugtocht zonder onge
lukken in Leiden terugkwamen,
wachtte hen een luisterrijk onthaal.
De edele dochteren constateerden,
dat zowel hun vaandel, als de' ver
schillende dragers er nog ongeschon
den uitzagen.
Dankbaar mikpunt
Maar na een langdurige inleiding
op het „soldaatje spelen" werd het
tenslotte bijna serieus. Naar aan
leiding van de juli-revolutie in 1830
in Parijs was de Sfeer in België
zeer gespannen, kwam het in Brus
sel tot een uitbarsting en heerste
ook in Nederland grote onrust. Het
Leidse garnizoen verliet de stad
en toen de koning op 5 oktober
een oproep tot algemene bewape
ning deed, prijkten terstond op de
lijst voor vrijwillige dienstneming
die op „Minerva" was neergelegd,
zo'n driehonderd handtekeningen.
IEDEREEN bekostigde terstond zfjn
eigen uniform en daar zijn zeer
roerende besluiten over bekend: men
schroomde niet om zijn halve bezit te
verkopen, teneinde aan waardige
wapenuitnisting te komen. Helaas
bleek deze gedurende de veldtocht
een dankbaar mikpunt te zijn, want
de sabel en tas werden kruislings
over de borst aan wit leren banden
gedragen en ook het geweer was aan
een wit leren cordonriem bevestigd.
Bovendien zo kan men er over
lezen bezoi-gde al dat wit de jagers
veel werk om het schoon te houden.
Plechtgewaad
/"\P 3 NOVEMBER waren vele
ouders, vrienden en kennissen
naar Leiden getogen, om van de
plechtige uittocht getuige te zijn. Het
is bij deze gelegenheid, dat de pre
sident-curator de vadertraan in het
oog voelt wellen, de rector-magnificus
zich in plechtgewaad hult en ieder
een dikke brokken in de keel krijgt.
Tot het Hollands Diep was het ter
strijde trekken voor de Leidse Jagers
nog een groot feest; ovex-al waar zij
langs kwamen, viel hen een hartelijk
onthaal ten deel. Eenmaal'het Hol
lands Diep over drukte de realiteit
van het leven te velde zwaar op de
jeugdige schouders. Geen warme
maaltijden, alleen commiesbrood, sla
pen op een kerkhof in de ï'egen,
geen bedden en matrassen en voor
alwerkeloosheid. Tot augustus
1931 deed men voornamelijk garni
zoensdienst in verschillende Brabant
se dorpen en probeerde wat vertier
te zoeken.
Militaire fatten
Niettemin schreef de Utrechtse Ja
ger Costerus hierover: „Vier maanden
zijn bijna sinds ons vertrek verstre
ken, en welbeschouwd hebben wij
geen zweem van gevaar ondergaan.
Indien dit nog twee maanden aan
houdt en wij worden onverrigterzake
huiswaarts gestuurd, ge kunt er op
rekenen, dat vele jonge lieden een
groot deel hunner kennis verloren
zullen hebben, dat zij gewoon aan
een woelig en onrustig leven, met
schrik hun studeerkamer zullen aan
schouwen. Zij zullen militaire fatten
in burgerkleding worden, him smaak
zal ruw en ongekuist zijn. Ge moet
eens horen, die beuzelachtige ge
sprekken, die studenten voeren op
de wachten. Men hoort niet meer
van geschiedenis, van zedekunde,
van Grieksche of Latijnsche schrij
vers, neen! Men hoort er van appèls,
van parades, men hoort er God
betere het van het poetsen van
knoopen, van het aangeelen der kra
gen enz. Verveling en afstomping
was met name voor de studenten
korpsen schering en inslag.
Tiendaagse veldtocht
QP 2 AUGUSTUS hoorden de Ja-
gers het langverbeide „Voor
waarts mars" en trokken de grens
over. Gedurende de hele veldtocht
gingen de Leidse Jagers aan het
hoofd van de divisie en vochten toen
zo dapper, dat hun wapenfeiten, met
naam en toenaam, nog steeds in Pro-
Patria kringen verteld worden.
Inderdaad hebben zij in het Bel
gische Oostham, hoewel zwaar in de
minderheid, enkele hondei-den Bel
gen door een bajonet-aanval op de
vlucht gedreven, waarbij de Jager
Huët in de knie werd getroffen. Niet
dit, maar zijn verblijf in het hospi
taal werd hem noodlottig. Daar liep
hij de pokken op, waaraan hij is
overleden. In de mening, dat de
volgende plaats, Beringen al dooi
de hoofdmacht was bezet, marcheer
den de Jagers niets vermoedend
vooi-t, totdat een hagelbui van kogels
daar een einde aan maakte. Het bleek
dat er nog 900 a 1000 Belgen in hei
dorp waren. De Jagers verspreidden
zich twee-aan-twee in het kreupel
hout en de korenvelden en rukten,
hevig schietend, op. Hierop volgde
een bajonet-aanval, die zo hevig was.
dat de Belgen het hazenpad kozen.
Bij dit gevecht, was het de Jager
Beeckman, die echt in het „harnas"
stierf. Tot in lengte van dagen is hij
dan ook door de oud-jagers herdacht.
Fee9t in Leiden
Iu de avond vau 11 augustus raak
ten de Jagers bij Bautersum in een
hevig gevecht met een sterke vij
andelijke infanterie-afdeling. De
Jagers wisten stand te houden en
tenslotte werd de vijand de lust
tot verder doorstoten ontnomen,
door een batterij, die achter de
Jagers stelling had genomen. Een
schilderij van dit avondgevecht is
Eén der belangrijkste en meest „schit
terende" facetten van Pro Patria is
haar optreden naar „buiten", n.L het
vormen van een erewacht. Bij nage
noeg alle belangrijke gebeurtenissen
van het Oranje-huis waren zij pre
sent. Hier vormen zij tezamen met
de andere studentenweerbaarheden 'n
erewacht voor Koningin Wilhelmina.
door een nazaat van luitenant Den
Beer Poortugaal aan de universi
teit geschonken en daardoor is het
moedig optreden van de Leidse
Jagers nog dagelijks in de receptie
kamer van de universiteit te be
wonderen. Een tastbare herinnering
ook aan de tijd toen de Jagers bij
hun terugkeer in Leiden „een
Joyeuse Entrée" wachtte.
DE HELE WEG van Leidschendam
tot Leiden was voor hen versierd,
de straten van Leiden zelf waren in
warandes herschapen, de huizen met
kransen getooid, de wegen met bloe
men bestrooid, het carillon speelde
en ih de Pieterskerk werden speciaal
door Tollens op de terugkeer van d»
Leidse Jagers vervaardigde gedichten
voorgedragen. 21 september 1839 werd
het roemruchte corps der Leidse
Jagers officieel ontbonden; 't vaandel
werd aan de rector-magnificus over-
gedragen, maar de Jagers kwamen
nog tot 1884 regelmatig bijeen, om de
steeds doffer wordende wapenfeiten,
de glans der herinnering te geven.
Wel eerbaar,
niet weerbaar
Begin november 1866 de oud
jagers mochten het, zij het ver
grijsd, nog beleven werd, naar
aanleiding van de machtspositie
van Pruisen, de Leidsche Studenten
Vereeniging tot Vrijwllige Oefening
in den Wapenhandel „Pro Patria"
opgericht. In die tijd borduurden
de dochteren der hoogleraren nog
steeds vaandels, leefden burger en
universiteit nog welwillend mee
met de kleurrijke militaire mani
festaties, maar werd het al spoedig
duidelijk, dat de verrichtingen van
de studenten, hoewel eerbaar, niet
meer weerbaar bleken te zijn.
Wanneer men verneemt dat van
begin af aan het enthousiasme voor
„Pro Patria" vaak zo gering is ge
weest, dat deze vereniging vele ma
len bijna ter ziele is gegaan, dan
doet de vraag zich voor, hoe men
dit nog tot het eeuwfeest heeft weten
uit te stellen.
Dat dit 20ste lustrum van „Pro
Patria" geen onverdeeld feest dreigt
te worden is velen bekend. Dat de
rust in Leiden wellicht op een min
der feestelijke wijze verstoord zal
worden evenzeer. Niet onbekend is
eveneens, dat er zowel in, als buiten
Corps- en studentenkringen aan het
nut en bestaansrecht van „Pro Pa
tria" wordt getwijfeld.
Onlusten
O ET LIJKT OF DE geschiedenis
zich herhaalt. Er zijn in ieder
geval weinig nieuwe gezichtspunten.
In 1868 heeft „Pro Patria" zich ver
dienstelijk kunnen maken met het
beteugelen van onlusten, die op 5, 6
en 7 november te Leiden plaatsvon
den. In dat jaar ook waren velen
tegen de aanschaffing van uniformen,
omdat volgens hen de wapenbeoefe-
ning het hoofddoel van de vereniging
moest zijn en een uniform dus strij
dig met dit hoofddoel was.
Een ander maakte de opmerking
dat de kwestie weerbaarheid niel
populair was, men nam het immers
niet serieus en: „Zouden wij wil
len tonen evenzo te denken dooi'
uniformen aan te schaffen? Nee,
mijne heren," zo vervolgde de spre
ker, „Wanneer Leidens burgerij ons
zonder uniformen ter schietbaan ziet
trekken, dan zal zij zeggen, deze
mensen menen het .ernstig
Weer een ander was van mening,
dat het wel of niet nemen van een
uniform over de val of bloei van de
vereniging zou beslissen, daar in het
eerste geval het soldaatje spelen
hoofdzaak zou worden en in het
tweede geval het schieten
Schietvereniging
IN 1930, toen „Pro Patria" weer een
opleving kende die zich manifes
teerde in het halen van prijzen bij
achietconcoursen en 't vormen van
erewachten, schreef men over deze
vereniging: „Dit jaar is de oudtijds
zo belangrijke en thans zo beschei
den vereniging op bijzondere wijze
op de voorgrond getreden, maar hei
was een opflikkering van een oude
gloed. De toestand der vereniging is
minder rooskleurig dan haar daden
belangrijk waren".
De bloeiperiode van „Pro Patria"
viel in een tijd toen men aansluiting
bij een op militaire leest geschoeide
vereniging als een geschikte uit
drukkingsvorm van vaderlandsliefde
beschouwde.
Deze tijd is voorbij. Vaderlands
liefde wordt niet meer als een al
gemene deugd erkend. Waar zij gelijk
in het Corps nog wel als zodanig
wordt erkend, zoekt zij andere uitings
vormen. Naarmate deze tendentie
sterker wordt, verliest „Pro Patria"
steeds meer van haar militaire ka-
Deze gedenksteen van marmer ls in
de Pieterskerk opgericht ter nage
dachtenis van de gesneuvelde Jager
Beeckman, door zijn mede-studenten
en wapenbroeders. De reünie's van
de oud-jagers in de vorige eeuw
waren niet compleet zonder een „stille
omgang" naar dit monument.
rakter om te worden tot een schiet
vereniging
Na de tweede wereldoorlog bleek
helemaal duidelijk hoezeer het ka
rakter van de studentenweerbaar
heid was gewijzigd. De meeste le
den van „Pro Patria" waren al in
het leger ingeschakeld, dit maakte
nog afgezien van het feit dat de
militaire opleiding sinds de Leidse
Jagers ingewikkelder en langdu
riger was geworden het vor
men van 'n studentenvrijwilligers-
corps onmogelijk. Ook de studie
van de meeste studenten was zo
danig uitgebreid, dat men geen tijd
had voor een gedegen militaire op
leiding.
Fleurige franje
DRO PATRIA was en is een fleu-
rige, studentikoze franje bij offi
ciële gebeurtenissen, wellicht een
manifestatie van een eventuele be
reidwilligheid tot weerbaarheid en
vaderlandsliefde, maar bovenal een
mogelijkheid om zich „manmoedig"
te gedragen en soldaatje te kunnen
spelen. Zodra het spelen ernst wordt,
blijkt het aantrekkelijke er af te zijn:
de meeste leden vindt Pro Patria bij
studenten die niet in dienst zijn ge
weest. Er mag dan bij „Pro Patria"
minstens zo hard geschreeuwd wor
den als in het leger, zelfs beter ge
marcheerd worden (de 3-oktober -
parade in aanmerking genomen) dan
in menig legeronderdeel, de unifor
men, die in 't costuummuseum thuis
horen, de paradegeweren, die niet
kunnen schieten en de conditie, die
danig is aangetast door het studen
tenleven, staan er borg voor, dat
Pro Patria niet meer in zijn mars
heeft dan het schieten in de roos,
i.p.v. op de vijand
HET EERSTE UNIFORM
Het Is zeer waarschijnlijk, dat de
studentencompagnie, die in het ramp
jaar 1672, ter verdediging van de
provincie Holland werd opgericht,
geen uniform heeft gehad. Van het
gewapend vrijkorps, dat in 1785 werd
opgericht, is het uniform, dank zij
twee aquarellen in het bezit van het
Nederlands leger- en wapenmuseum
„Generaal Hoefer" te Leiden, tot op
de details bekend.
Deze tekening getiteld: „Lljdcns Stu
denten te voet onder Van Lijden in
1787" laat ons de uniform van de
afdeUng te voet zien, bestaande uit
een eenvoudige donkerblauwe rok
met rood kraagje en rode voering.
De rok Is versierd met een rij ver
gulde knopen langs het rechter voor
pand. Op de schouders epauletten
met dikke gouden franje. Wit vest
met vergulde knopen van een kleiner
model als die van de rok, zwarte
korte broek met wit-metalen gespen,
witte kousen, alles naar de heersende
burgermode van die tijd. Op het
hoofd een driekante cocarde. De stu
dent is gewapend met een sabel met
geel-metalen gevest. Voorts heeft liij
een elegant bruin wandelstokje in de
band