36 inderboekenweek 1966 De werkelijkheid vleugels aandoen MIES BOUHUYS: RODE ROZEN voor Toos Blom Minigeschenk UIT DE STAPEL vooreen goede fles wijn moet u bij de slijter zijn! DINSDAG 25 OKTOBER 1966 DE LEIDSE CX)URANT PAGINA T MORGEN begint de Kinderboekenweek 1966. Tot 5 november zal speciaal aan dacht worden gevraagd voor het goede kinderboek in de hoop dat ook na die vijfde november veel goede kinderboeken gelezen zullen worden. Aan schrijvers en uitgevers zal jdat niet liggen. De laatste jaren is het peil van het kinderboek in ons land belangrijk omhoog gegaan en ook de wijze van uitgave mag er zijn. Dat is mis schien mede te danken aan de Kinderboekenweken en de prijzen voor het Kinderboek van het Jaar, die telkens worden uitgereikt en die een stimulerende invloed hebben gehad. Dit jaar waren er zelfs twee prijzen. Een voor Mies Bouhuys, die in de categorie ,,tot tien jaar" bekroond werd met haar boek „Kinderverhalen" en een voor Toos Blom die in de groep „tien jaar en ouder" de prijs kreeg voor „Loeloedji, kleine rode bloem". Met beide schrijfsters hebben wij een gesprek gehad, waarvan u de weerslag op deze pagina vindt. Bekroond recept voor kinderboek: Opvoeding is een vervelend ivoord AMSTERDAM De jury vindt, dat ,,de verhalen in de bekroonde bundel opnieuw het kunstenaars schap bevestigen van een schrijf ster, die veelzijdig, opvoedkundig en met oneindig veel fantasie het kind benadert in zijn eigen, kleine, bonte wereld". Dat slaat dan op de 38-jarige Mies Bouhuys, die dit jaar de prijs voor het kinder boek van het jaar, tot tien jaar, heeft gewonnen; „Staat het er echt?", roept ze ongelovig. „Dat moet ik even nakijken. Ik ben namelijk net terug uit Amerika, waar ik een congres van toneel- en televisieschrijvers heb bijge woond. Nee zeg, wat ze daar alle maal uitspoken! Ik ben er op een feestje geweest, waar dé strip figuur Batman lijfelijk verscheen. Afschuwelijk." Het Juryrapport blijkt zich op tafel te bevinden, pal onder het boek „Kinde ren in Auschwitz" van Becht en links van een vaas met rode rozen. Ze zoekt, tot ze de betrokken passage gevonden heeft en constateert, dat het klopt. „Maar ik wil helemaal niet opvoeden", zegt ze. „Als je dat wilt, ben je fout. Het woord opvoeding is belast. Het wordt misbruikt". Ze draagt paarse net kousen onder een rok, die mini is, maar net niet té. Ze biedt koffie aan, en is op gelucht, als de bestelling uitdraait op een pilsje. Zelf neemt ze sherry. De mening van de jury baart haar, zo te zien, weinig zorgen wél de aarde- werkkleurige poes, die dreigt te ont snappen als de gastvrije deur opengaat, Is het Plm of is het Pom? Toch „opvoedkundig" „Als je het vervelende woord opvoe ding wilt gebruiken", zegt ze, „dan moet ik inderdaad toegeven, dat ik iets wil zeggen. Ik heb ook iets te zeggen, geloof ik, al is het misschien meer on bewust dan bewust, en in zoverre zou je mijn werk opvoedkundig kunnen noe men. Ik geloof in een aantal dingen. Ik geloof bijvoorbeeld, hand naar lang, blond haar, alsof het gekriebel haar hin dert bij het formuleren van een moeilijke gedachte dat de wer kelijkheid van het mens-zijn belangrij ker is dan de illusie, die de mens zich maakt. Ik wil de waarden, die ik me zelf stel, overbrengen. De vorm is daar bij onbelangrijk. Zulke dingen kun je bijvoorbeeld heel goed zeggen in een verhaal over een hoedje, dat denkt: ik ben nergens goed voor, want mijn deuk zit verkeerd, maar dat na veel weder waardigheden tot een ander inzicht komt, bijvoorbeeld, omdat het gaat die nen als vogelnestje. Zo'n sprookje zou je opvoedkundig kunnen noemen, natuur lijk. Maar het moet niet de vooropge zette bedoeling zijn. Je moet het er niet dik opsmeren". Haar wereld, die ze deelt met schrij ver-echtgenoot Ed Hoornik, blijkt een huis aan de Amsterdamse Prinsengracht te zijn. De naambordjes op het pand vermelden, dat er ook nog de redactie van „De Gids" zetelt... een literair bol werk, dat best een kwastje kan gebrui ken, en .het op dit eigenste moment krijgt ook. Wie binnen wil, moet op de spatten letten. Het interieur bevat, in rustige rangschikking, veel modern naast veel antiek, en is lekker ruim, on danks overal alsmaar boeken. Het hoeft niet keihard ,.De kleine bonte wereld van hel kind?" zegt ze. „Die uitdrukking zou ik weg willen laten. Het kind staat in de wereld, da s nou maar onzin. Er zijn natuurlijk taboes. Ik zou bijvoorbeeld niet kunnen schrijven over zelfmoord en overspel dezelfde dingen, die in de krant taboe zijn. Maar verder kun je met een kind over alles praten. 7,e leven in een wereld, waarvan ze de ups en downs moeten leren aanvaarden. Het hoeft niet keihard, hoor.... Je kunt het ze leren, door hun fantasie te stimule ren. Maar alsjeblieft geen kolderversjes. Ik zie de realiteit als ons hoogste goed". 't Jurryrapport zegt ook ..Mies Bou huys gelooft kennelijk zelf in het eigen leven, dat zij de kinderen, dieren en voorwerpen toedicht". Met die zinsne de kan ze zich wel verenigen. Hoewel... in plaats van „eigen leven" zou lk lie- rer „eigen werkelijkheid" zien 6taan. Kijk, volgens mij heeft iedereen de plicht, die werkelijke vleugels aan te doen en op te stijgen. Daarna keert hij met beide voeten op de grond te- om met de herinnering aan zijn vlucht voort te leven. Ach... misschien geef ik de dingen ook wel een eigen le ven, maar dat ia dan om de werkelijk heid te schilderen de wereld van vandaag met alles wat erbij hoort. Het kind komt er toch achter en op deze ianier krijgt het niet zo'n schok". Ze ziet mij naar het boek op tafel kij ken, „Kinderen in Auschwitz" en haast zich te verklaren: „Ja, dat is ook de wereld van vandaag, maar de we reld van gisteren met zijn kinderarbeid weinig beter. Wat ik wel meer dan ooit bedreigd zie, is devrije ontwikke- van de persoonlijkheid. Al die mas- samedie. die maar de huiskamer bin- nenspoelen... Vinden de provo's dat óok? Ja. dat is wel eigenlijk zo. Ik denk vaak, dat kinderen eigenlijk verschrikke lijk conservatief zijn. Ze houden vast één boek, één film, één held. En ook hun smaak op het gebied van mo derne kunst... Allemaal angst. Er wordt zoveel geëist van hun eigen fantasie en hun eigen denken! Begrijpelijk dat ze zich willen klampen aan de paal, waar- ze weten: die staat er tenminste, voor zover ik de kinderen aan het denken zet, zou je me provo kunnen Heilige huisjes afbreken „Er moeten heilige huisjes afgebroken worden. Kijk, dat heb ik bewonderd in de provo's, de enkele keren, dat ik een rechtszittingtegcn ze heb bijgewoond. De justitie die is zo vastgeroest. Het heeft oprecht verbaasd, dat zo'n rechter een maar jij en jou zegt tegen een verdachte en hem geen wederwoord geeft. En de verdachte neemt het nog ook hij blijft helemaal soumis onder- f. De provo's zijn anders. Ze bren- ons het bewustzijn bij. dat er een nieuwe wereld op komst is. Ik wil het- Ifdc doen in de kinderliteratuur. Daar mag ook best wat leven in gebracht orden. Het holle gezag van de onder wijzers bijvoorbeeld. Niet, dat ik wil ippen. hoor. Maar wel speelt in mijn werk het rechtvaardigheidsgevoel een grote rol. En een gevoel voor vrijheid in de meest brede zin". „In mijn boekje „De Twaalf Mannetjes- komt bijvoorbeeld het zinnetje voor: „Luister maar, zijn spijkerhakken hoor je vlakbij alweer klakken". Dat slaat natuurlijk op de bezetter, al staat het niet met evenveel woorden. Eng idee verschillende winkels, vooral in het zuiden, wilden het boekje vanwege de gel niet hebben. Ze stuurden het te rug, omdat ze vonden, dat je een kind iet zulke dingen niet kunt confronte- •n. Nou, ik vind van wel.." Haar produktie is enorm. De lijst iet biografische bijzonderheden, die ter gelegenheid van het jubileum werd gestencild, vermeldt 25 titels en drie nieuwe op stapel. Verder veel werk, voor toneel, televisie en Wat al niet. Reizen. Conferenties. Waar haalt ze de tijd vandaan? Ze valt lachend achter over op haar rococo-divan, merk Wa- terlooplein, en legt uit: „Ik ben altijd bezig. Ik zou niet kunnen zonder mijn werk. Schrijven is een deel van mijn le ven. De vondsten komen vanzelf, als ik eenmaal achter de typemachine zit". „Da's knap" vind ik. En zij Zo ben ik nu eenmaal „Knap,? Welnee. Zo ben lk nou een maal. Het juryrapport noemt me veel zijdig en daar ben ik het mee eens. Ik kan het niet helpen. Dat is niet knap het is een gevaar. Ik kan niks afstoten. Ik word voortdurend bedreigd door ver snippering. Iedere nieuwe opdracht voel ik aan als een uitdaging zeker als het iets is, wat ik nog nooit heb gedaan. Die t.v.-uitzending „Woord voor Woord" bijvoorbeeld op zondagavond zeven uur, die ik ook zelf regisseer. Die heb ik als niet-religieus denkend mens gedaan om de solidariteit te laten zien, waaruit 'n volk geboren is. Dét er uit te lichten geweldig boeiend. Ik heb bijvoorbeeld helemaal niet verdoezeld, dat Jozef, de Jacob en Rachel, eigelijk een rotjongen was en dat zijn broers groot gelijk hadden, toen ze hem weg wilden hebben. En Samson heb ik helemaal niet als de heldhaftige reus voorgesteld eerder als een stakker. Het is voor mezelf allemaal een verrassing geweest en voor veel andere mensen ook. Men sen, die nog nooit een Oud Testament in handen hadden gehad, zijn de kinder bijbel gaan kopen om het allemaal met eigen ogen te lezen". Ze is van haar reis, naar Amerika teruggekeerd met de overtuiging, dat de televisie als medium fataal gevaar be tekent. „De kinderen daar worden strip mensjes, die dromen op waarvan ik zeg: dat zijn geen dromen. Ach ja, met mijn werk ben je kinder psychologe ondanks Jezelf. Je denkt er als volwassene iets van te begrijpen. Je denkt te zien, waar het fout heb veel over de bedervende invloed van de t.v. nagedacht, m derland lijkt 't gevaar me niet zo groot. Wij hebben hier een sterke gezins band en wat een kind met zijn ouders beleeft, is het meest belangrijk. Pas als er geen milieu meer is., als de t.v. een dankbaar object is om de kinde ren bezig te houden, gaat het mis. Ik heb zelf een verrukkelijke jeugd gehad in een groot gezin. Daar heb ik geen enkele bedenk- king over dat is mijn ideaal." (Van 5 correspondent) BERGEN ,g>e kerk was van mijn vadermet de diakenen en de witgekopte vrouwen. Maar de toren niet. Die ivas van de vleermuizen, van de uilen en van de grote zwarte kraaien. Die behoorde toe aan oude tijden; die toren had iets heidens, iets wilds, iets tomeloos. Die toren had iets van tvind en van schepen en van zeerovers. Die toren was van mij". Zó beschrijft Annie M. G. Schmidt (die morgen de Kinderboekenweek zal openen) een van de meest over wegende indrukken uit haar jeugd. Voor kinderboekprijswinnares mejuffrouw C. M. (Toos) Blom uit Bergen is er óók zo'n toren; niet een Zeeuwse, hoekige torenmaar de ronde, bijna tot de hemel reikende vuurtoren t Toosje was al gauw goeie maatjes geworden met de „vuurtorenman"Jan der Plas, nadat haar ouders van Aalsmeer, waar mejuffrouw Blom enkele jaren tevoren, op IS september 1896, geboren was, naar dit dorp aan zee waren ver huisd. De toren ging een belangrijke rol spelen in haar leven zowel als in de verhalen, die zij later op het Alkmaars-middelsteedse en de dorpssfeer van de belendende gemeenten zou baseren. Sleepte het meisje Annie Schmidt zich in de kerktoren „angstig verder omhoog, doodsbang alleen achtergelaten te worden", mej. Blom wist zonder enige vrees bovenin de Egmondse vuurtoren te komen. Het was overigens de eerste en de laatste toren die zij beklom. De Egmondse vuurtorenwachter droeg haar op de armen de steile trappen op en mej. Blom liet zich dit plezier gaarne welgevallen. Misschien zijn er tegenwoordig niet meer zulke hoffelijke torenwachters. gekomen bij de gemeente Alkmaar. Daar na was zij aan scholen ln de omgeving verbonden. Oudkarspel en Noordschar- woude. om in 1922 als onderwijzeres in vaste dienst naar Alkmaar terug te komen. Als leerling had zij „de Pruimen- sohool" bezochts to geheten vanwege de naam van het hoofd, mejuffrouw Pruim. Als 26-jarige zag hrj zichzelf terug op deze zelfde school nu als onderwijzeres en collega van dames die ooit héar leraressen waren geweest, en zij vierde haar 40-jarig jubileum in hetzelfde lokaal als waarin zij een deel van haar kinder jaren had doorgebracht. Zestienhonderd kinderen zijn ln de loop der tijden aan haar toevertrouwd geweest, „sommigen met minder genoegen". De onderwijsloopbaan, precies vijf jaar geleden, i oktober 1961, afgesloten, is de ondergrond van een literaire produktie die de nu 70-jeuïge mejuffrouw Blom, middels de vier maanden geleden bij de Arbeiderspers in het vooruitzicht gestelde en tot deze week toe geheimgehouden kinderboekprijs, even in het middelpunt van de literaire aandacht heeft geplaatst. „Ik kreeg een oproep om naar de uit geverij te komen, en lk ging erheen ln de verwachting dat het over een aan vullend honorarium zou gaan. Het was Het begon bij de vuurtoren van Egmond en Winny the Poofa De woning van Toos Blom aan de Dr. van Pel tl aan in Bergen is open. Het dag licht dringt door het door de herfst ge kleurde geboomte gemakkelijk binnen in de ruime, door veel boeken ln zwarte plankenk asten, getypeerde voorkamer, waar een wonderlijk vrolijk boeketje bloe men het symbolisch centrum vormt van de gesprekshoek. Een huis waarin je je plezierig voelt, en waarin Toos Blom ge niet van de rust van haar pensioen, tussen de balken en de bloemen, de piano die zij vaardig weet te bespelen en de tekeningen en de schilderijen van Bergense kunste naars, onder wie Jaap Weyand. Van de 46 jaar die mej. Blom ln het onderwijs doorbracht, waren er 39 ge situeerd in Alkmaar. Na het behalen van de akte van onder wijzeres op 18-jarige leeftijd, was Toos Blom direct, als tijdelijke kracht, in dienst maar dat is geen bezwaar, want in het lucifersdoosje past, behalve het miniboekje ook nog een loepje waar mee het lezen toch gemakkelijk wordt Bij de Kinderboekenweek hoort een geschenk. Dat is traditie, maar dit jaar wordt die traditie op een heel originele wijze voortgezet Het geschenk is namelijk een piepklein boekje dat precies past in een lucifer doosje. De titel is toepasselijk „Het kleinste sprookjes boek" Het is uiteraard in heel kleine lettertjes gedrukt, een grote verrassing dat het om die prijs ging. Ik kreeg meteen een grote bos rode rozen en bonbons ln de handen gedrukt". „Wanneer ik met schrijven begonnen ben? Dat ls eigenlijk heel moeiiyk te zeg gen. Als kind schreef lk al" Too6 Blom was zestien toen haar eerste „publikatie" verscheen, op de kinderpagina van een dagblad. „Ik schreef toen wel meer. maar ik heb het noodt opgestuurd, omdat lk dacht dat ze het niet de moeite waard zouden vinden". Toos Blom was 36. toen Nijgh en Van Ditmar haar eerste uitgave liet drukken, een vertaling van Winny the Pooh, van de Engelse schrijver A. A. Milne. Er volg de een verzoek van de uitgeverij .ook de gedichtjes van Milne te vertalen. „Dat vond ik heel plezierig, omdat ik het Engels een heel fijne taal vind en daar ben lk eigenlijk mee in het zadel gezet. Ik ben toen gaan publiceren voor mijn eigen plezier". Zij en de walvis Toos Blom had ruim twaalf jaar te voren belangstelling voor Albion gekre gen, toen zij een kerstvakantie bij een familie in het westen van Groot-Brit- tennië had doorgebracht en daar samen met een aangespoelde walvis een attrac tie vormde, omdat er toen nog niet zo veel Nederlanders in Engeland kerst kwamen vieren (wat mutatis mutandis ook geldt voor walvissen!), en waar de Christmasviering in dit geval niet ge- speend was van „poker parties" en „par ties for old ladles" en dergelijke uitvin dingen die de Engelsen eigen zijn. Eerste bestseller De Alkmaarse indrukken van Toos Blom keerden weer ln tal van kinder boeken terug, waarvan als eerste „Chrisjes eerste schooljaar" vlak na de oorlog verscheen. Het was al voor de bezetting voltooid, maar bleef liggen omdat de schrijfster niet van plan was te werken onder de beruchte Kultuur kamer. Het kwam dus vlak na de oorlog uit, gedrukt op miserabel papier, maar het vloog weg", omdat de vraag naar kinderboeken groot was. Hoofdfiguur is een in een hofje wo nend AJkmaars schooljongetje, dat uren lang staait te blauwbekken bij een drie poot van het Leger des Hells, omdat hij bang is dat er geld „gegapt" zal worden en daardoor zijn kerstfeest in de war zal lopen. Ook de toenmalige stadsarchivaris wandelt lustig door het boek rond als een man met een" lnd nik wekkende baard, die twee scholiertjes, die willen weg lopen naar Den Helder, ontmoet op het Fnidsen en ze rondleidt in het museum Het Huis met de Kogel. De archivaris luisterde naar de nog steeds roemruchte naam Bruynvls, en- meiBlom had hem in 1904. 1905 dikwijls ontmoet óp de Oudegracht waar de man steevast mompelde: ..Meisie. je moet je voetjes naar buiten zetten" Zigeunergezin De jeugdherinneringen aan Egmond keerden terug ln „Om en op de vuur toren". Het boek dat tenslotte aanleiding gaf. dit kinderboekenoeuvre te bekronen met de kindertjoekprgs, is ontstaan uit een idee dat al vele jaren ln het achter hoofd van Toos Blom rondzwierf en dat de historie van een zigeunerin geeft. De naam in de titel doet denken aan Mouloudji: „Loeloedji. kleine rode bloem Het ls een sierlijke bitel van een boek dat de kroon vormt op het literaire werk van een vrouw voor wie het onder wijs 46 jaar lang een ononderbroken bron van inspiratie is geweest: voor haar zelf, en voor duizenden kinderen. KINDERBOEKEN Poppenkast De poppenkast is „in" op het ogenblik, vooral de „huispoppenkast", waarvoor in alle soorten en kleuren poppen te koop zijn. Meestal moet er worden ge speeld met zelf verzonnen repertoire. Dat is leuk genoeg, maar we geloven dat vele jeugdige poppenkastbezltters erg blij zullen zijn met een werkje van Paul Postma „Jan Klaassen vindt de de koningskroon" dat bij Cantecleer in De Bilt verscheen. Er zijn vijf vrolijke poppenkaststukjes in opgenomen, die het in handen van wat geoefenden (technisch worden nogal eisen gesteld) het best zullen doen. Vouwblaadjes Welhaast iedereen zal zich herinne ren hoe hij op de kleuterschool plezier beleefde met de zogenaamde veelal kleurige vouwblaadjes, waaruit on- ,der leiding van zuster of juffrouw de i fraaiste figuren konden worden omge toverd. Maar weet u nog hoe je een 'vliegtuigje vouwt, of een zwaan? Om 'de herinnering en de techniek te hulp te komen, heeft Marian van Vliet een klein boekje geschreven, waaruit ou ders en opvoeders heel wat kunnen opsteken om samen met hun kleuters uit goedkoop materiaal speelgoed te maken. Het boekje is goed verzorgd, de aanwijzingen zijn duidelijk... een kind kan 't leren. „Wat maken we van vouwblaadjes" is uitgegeven door Cantecleer in De Bilt. Nieuive Arendsoog De serie „Arendsoog en Witte Ve der" legt de erven Nowee en uitgever Malmberg geen windeieren. Het 33ste boek in deze serie die voor de jeugd |een grote aantrekkingskracht blijkt te bezitten is geënt op het bekende stramien, met enkele onderlinge varia ties. Arendsoog, de blanke cowboy, zo vol liefde voor moeder en zusje, trekt met zijn Indiaanse vriend Witte Veder ten strijde tegen een misdadig brein (en zulks nog wel op verzoek van de gouverneur van Texas). Natuurlijk is de overwinning aan het tweetal. De serie wordt goed verkocht, dat zegt Nieuws van Kris Kras Alleen de naam „Kris Kras" Uitgevers maatschappij N.V. te Amsterdam, is bij kinderboeken al een aanbeveling. Men wordt dan ook niet teleurgesteld by het beoordelen van twee nieuwe boek jes van deze uitgeverij. „Mitsko Mats- ko en de tovertak" van Magda Donós- zy, verhaalt de avonturen van een beer tje, uitstekend geschikt om voor te le zen aan de kleintjes. Maar het heeft zijn waarde ook voor de kleintjes van de eerste klas, die het lezen hebben ge leerd. Een extra-vermelding verdienen de illustraties van Karoly Reich, zo hartverwarmend vertederend! Voor oudere kinderen ia het boekje „Misky en de vreemde rovers", van Thea Beckmann met illustraties van The Tjong Khing. De schrijfster heeft de combinatie gevonden, die zowel jon gens als meisjes zal aanspreken: een meisje beleeft in een droom of was het toch geen droom? boelende avonturen met rovers, die uit een boek ontsnapt zijn. De Kris Kras-boekjes zyn uitstekend verzorgd. ADVERTENTIE

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1966 | | pagina 7