Katholieke Illustratie Het rijke roomse leven van de Krasse honderdjarige doet boekje open over voltooid verleden tijden ZATERDAG 22 OKTOBER 1866 DE LETOSB COURANT PAGINA 8 De razende reporters van de alom gevreesde Katholieke Illustratie trokken over de wereld om het hete nieuws in hun gravures en houtsneden te etsen. Met trots kon de hoofdredacteur in 1869 een actuele prent van slechts twaalf maanden oud aan bieden, voorstellende de „koning der Kanarische eilanden, vroeger eene onbeschaafde wilde, die door den Franschen pater Le Verzier gedoopt werd." en heilig ls, ten toon te spreiden en zo door den invloed van ons tijdschrift de onzedelijke en onchristelijke ge schriften onzer dagen uit de huisgezinnen te verdrijven". De inhoudsopgave aan het einde van die jaargang laat er geen twijfel over bestaan, dat het hem wederom gelukt is het kostbaar erfdeel der vaderen ongeschonden over de drempel van het oude jaar te tillen. Oordeel zelf: Bij de poelier, de aalmoes, broertje kan lopen. Door eene boom verpletterd, De eerste schoone dag, Eene goede dag, De goede tante, Grootvaders zegen, In het korenveld, In de kerk". Onnozele zwartjes TH N dan zijn er de acties. Voor de Maria-devotie, voor de H. Hart-devotle, voor de H. Joseph-devotie. Als de pastoor van San Willibrordo in Suriname hem zijn nood klaagt over de bouwvalligheid van de missiekerk, mobiliseert hij de 50.000 lezers en wekt hen op boven de zeven centen van het abonnementsgeld hun gaven yoor de missie bij de redactie te deponeren. De reacties nopen hem een extra-inlegvel te laten drukken, waarop de weldoeners him goedheid zwart op wit mogen aantonen. Deume. H. K.geeft ook twee kwartjes, voor die onnoozele zwartjes. Herwen: van eene dienstmaagd, 25 cent. Berlicum: vijf kwartjes van ons vijf, vijf kwartjes van mijn wijf, het is voor de zwartjes tien, die we pastoor Jansen bien. Den Bosch: dees kleine gift uit een goed hart, gegeven God ter eere, tot troost der arme negersmart en glorie van de Heere". Breda: kleine zwartjes, zie hier mijn centen, zeker k-rijg ik goede rente. Sittard: komt zwartjes, nu aan het werk. 50 cent. Uiterst voorzichtig ruimt Banning ook plaats in voor binnen- en buitenlandse correspondenties. De eerste spoorweglijn in China, de Servische oorlog en de opening van het Noordzeekanaal duiken in de kolommen op. voor zien van kritische voetnoten: „Waarom moest het diner ter eere van de opening van het kanaal 10.000 gulden kosten? Dan zouden wij wel eens willen weten, wat de hooge herren gegeten hebben." Buitengewone beweging I 1 NDER WERPEN, die steviger uitgediept worden, zijn de Frans-Pruisische oorlog en het concilie in Rome. Tekenaars rukken op naar beide fronten en komen terug met gravures van stervende soldaten en een Pieterskerk vol scharlakenrode bejaarden. Onder de kop „iets over het algemeen concilie van 8 December 1869", wordt ge meld: „Nauwelijks had onze H. Vader Paus Pius IX van zijn verheven Stoel aan zijne broeders het algemeene Concilie aangekondigd, of er ontstond op vele plaatsen een buitengewone beweging, niet alleen onder de katho lieke volkeren. De ongeloovigen en in het algemeen ge sproken de vijanden van de Kerk waren aanvankelijk verschrikt. Spoedig kwamen zij van hunne schrik terug en namen eene houding aan, die hun karakter in het ware ware daglicht stelde. Omtrent de pers van de vrij metselaars en joden, die elke gelegenheid aangrijpen om het gif van hunnen haat tegen de kerk, den stadhouder van Christus, het priesterschap en in het algemeen het Catholicisme uit te spuwen, kon natuurlijk geen twijfel overblijven". Indianenkreten EGENTIG jaar later kijkt Albert Welling zorgelijk -1- naar de tekst, die zijn verre voorganger eens aan de geduldige persen van Bogaerts heeft toevertrouwd. Het is een echo uit een schimmige, hem wezensvreemde eeuw en het liefst had hij dan ook al die gedrukte Indianen- kreten onder het stof der jaren laten sluimeren, i De Katholieke Illustratie was hem echter te slim af. De krasse honderdjarige deed vrijblijvend een stoffig boekje open en boerde onbelemmerd zijn rijk rooms verleden op. Hoofdredacteur Welling kon toen niets anders meer doen dan opa in de feeststoel zetten. Daar zit hij nu. Met een bord voor zijn kop en omhangen met geel-witte guirlandes. Hij kan de gravures nog zonder bril zien. Goddank verhindert zijij oude bijziendheid hem echter verder te kijken dan de neus lang is en daardoor wordt hem de confrontatie met de Katholieke Illustratie anno 1966'bespaard. Een weekblad met reportages over homoseksualiteit, over de nood der priesters, over kloosterzusters, die hun tien pond zware habijt aan de wilgen hebben gehangen. Een weekblad met foto's van hippe idolen, zwaarbetaalde voet ballers en ontluisterde koningen. Een weekblad, dat met de moker van de moderne publiciteit alle zekerheden van gewapend beton aan gruzels slaat en trots de bedankjes van getergde abonnees publiceert. Fiere zekerheid In de koele, Haarlemse redactielokalen hangt nog wel een kruisbeeld, maar het zwaar gepolychromeerde Mariabeeld vormde de prijs, die De Katholieke Illustratie aan de twin tigste eeuw moest betalen. De controverse heeft de geza pigheid overwoekerd, de twijfel aan eigen gelijk heeft de fiere zekerheid van weleer vervangen. De wekelijkse rebus van H. A. Banning blijft al sinds lang onopgelost. En de arme weduwvrouw met haar ene vermorste arm ls het bos ingestuurd. Gloria in excelsis Deo. E taaie roomse rakkers van Nederland zijn anno 1867 rijp voor een eigen, rijk met gravures verlucht weekblad. Belaagd door de duivel en gestaald door hun godsvrucht hebben zij zich tot dan toe georiënteerd op het onheilszwangere kanselwoord en voor het aanschijn van de barmhartige God bakenden zij de gren zen van hun leven afdoende af met de oude wetten en geboden. Tachtig procent van hen verkeert in materiële nood een arbeider verdient onder het juk van een zestigurige werkweek twee kwartjes per dag en als hij het waagt om 's morgens na zevenen in de fabriek te verschijnen, is daar het gat van de deur. Een werkmeid krijgt zestig gulden per jaar, een hoge ambtenaar komt tot 1500 gulden, het zweet der kinderen wordt kwistig gebruikt om de concurrentie- h, positie der vaderlandse industrieën te verstevigen. 1867: het jaar, iij waarin Karl Marx het eerste deel van „Das Kapital" voltooit en daar- B mee de tijdbom van het morrend volk op scherp stelt. Dostojevski publiceert „Schuld en Boete", Nobel fabriceert zijn eerste dynamiet- staaf en de drieste Garibaldi bestookt de zoeaven van de Paus met krakende voorladers. In Wenen dansen de welgestelden op de wie gende muziek van Johan Strauss' laatste tophit, in Hongarije bestijgt Frans Jozef van Habsburg met fonkelende kroon en grijze bakke baarden de vacante koningstroon. DE slimme Henrl Bogaerts, drukker en boekhandelaar van Zijne Heiligheid Paus Pius de Negende (een eretitel uiteraard, want nimmer komt er een kar dinaal in zijn Bossche winkel voor een stukje stuf of een potje verse inkt) heeft de markt reeds lang verkend en is tot de conclusie gekomen, dat er voldoende speelruimte ls voor een blad „aanbevolen door de geestelijkheid en in zichzelf alleszins aanbevelenswaardig". Weliswaar zijn er reeds enige katholieke dagbladen, maar het getal der ge lovigen, dat lezen en schrijven kan, is te gering voor een lonende exploitatie. De 25-jarige Bogaerts, bezield door een authentieke krulstochtenmentallteit, besluit tot een revolutionaire aanpak van het p^rsprobleem in de ver drukte roomse kudde. Hij voegt de noodlijdende ..Lees bibliotheek voor Christelijke huisgezinnen" en „Het dom pertje van den ouden Valentijn" tezamen en lanceert zijn opzienbarende „Katholieke Illustratie". Hele rib HET blad, acht grauwe pagina's groot, kost zes en een halve cent, wat een hele rib is uit het hongerige godsvolk. De faam, die het eerste nummer echter voor- uitsnelt, is zo groot, dat deze financiële horde glansrijk genomen wordt. Voor het eerst worden de katholieken 'jeconfronteerd met haarscherpe afbeeldingen van kerken, kathedralen, weldoorvoede prelaten, van bloederige slag velden in verre landen als Frankrijk en Duitsland. Er is ook plaats in geruimd voor een rebus, waarop het gezin na de hoogmis de geest kan bijslijpen. Eerste prijs: een is fraai gepolychromeerd Heilig Hartbeeld of een gezangen- B bundel naar keuze. De eerste oplage van tweeduizend exemplaren, die de stoom afblazende persen triomfantelijk uitspuwen, vliegt weg en in menig klooster en pastorie wordt de bril zorgvuldig opgepoetst om de adembenemende prenten naar waarde te kunnen schatten. Graveurs van naam als Rochussen, Witkamp, Eerleman en Dorée etsen de daverende dingen van hun tijd in hout en koper en als hun visie vijf maanden later in de katholieke Illustratie" te kijk staat, is iedereen het erover eens, dat zesenhalve cent voor zoveel schoons waarlijk geen woekerprijs is. De eeuwig lachende derde is Bogaerts, die zijn geesteskind gestadig ziet uitdijen tot een blozende reus. Enkele weken na zijn start hebben zich reeds 15.000 betalende lezers gemeld en elke postbestelling werpt hem nieuwe gegadigden in de onverzadigbare schoot. Het schrijven der teksten laat hij over aan de Journalist H. A. Banning, die zijn volzinnen als zweepslagen over het papier laat striemen. Banning is een doordouwer, die niet. van ophouden weet, nu hij een weldoortimmerde kraam heeft gevonden, waarin hij kerk en wereld kan uitventen, heeft gevonden, waarin hij Kerk en wereld kan uitventen, len, timmert de rebus in elkaar en geeft vrijblijvende in formatie over de laatste uitvindingen. Moddervette maagd pagina's overigens streng gebonden aan de fantasie der graveurs, die hem dwingen over de meest uiteenlopende onderwerpen zijn overdadig licht te laten schijnen. Ban ning doet dat gretig en moeiteloos: hij preludeert bij de tekening van een moddervette maagd, van paarden, die op hol slaan, van karren en karossen, die voortijlen door eindeloze steppen. Ais hij niet in het korset van een illustratie gedrongen wordt, pakt hij een sociaal probleem bij de kop en noteert dan, onder de veelzeggende kop „De winter voor armen en rijken": inderdaad, de winter is wreed voor hen, die in nooddruft verkeeren en lioevele duizenden zouden niet de verschroeiende hitte van den afgeloopen zomer terug verlangen, nu de snijdende wind reeds door hunne schamele kleeding striemt en zij den langen en bangen winter huiverend tegemoet gaan. Arm aan geld, arm aan goed, arm aan vooruitzichten. Voorwaar, dat is eene treurige toestand, die slechts leniging vindt in de lioop op christelijke naastenliefde". Op zijn best is Banning in zijn verantwoording bij elke nieuwe jaargang. Na drie succesvolle jaren laat hij zijn beste etser een plaat maken, waarop zes mollige engelen met zedig gevouwen vleugels een spandoek optillen, waarop staat „toegewijd aan de katholieken van Nederland". In de tekst ernaast roept hij juichend uit: „wij blijven bloemen garen op het ruime veld, waar wij ons sinds drie jaar bevinden. Bloemen uit het godsdienstig leven, tn weerwil van de uitspattingen van ongeloof en zeden loosheid, die uit de maatschappelijke toestanden van onze tijd als uit een moeras opwellen. Bloemen uit het huiselijk leven, die voorname bron van christelijke en maatschap pelijke deugden. Bloemen der kunst vooral". GekkeKoppasser EN waarachtig: gelijk brandt Banning los. Zijn tek sten worden nog gespierder, zijn moppen nog on- bedaarlijker. „Jezuïet, Jezuïet", liepen enige brooddronken jonge heer tjes tot eene broeder der Orde van St. Jan a Deo, terwijl deze zich naar het krankzinnigengesticht spoedde, alwaar hij z(jn leven aan de verpleging dier ongelukklgen wijdde „Pardon mijne heeren", sprak de broeder, „ik ben geen Jezuïet, maar slechts een gckkenoppasser. Kan ik de heeren van dienst zijn?" Banning waarschuwt ook voor de verderfelijke genotmid delen dezer wereld. Onder de kop „jeugdige rookers" ont hult hij, dat officiële statistieken hebben aangetoond, dat van elke twintig jongelingen er 15 zijn, die hun vroeg tijdige dood aan het roken te wijten hebben. Als af schuwwekkend voorbeeld voert hij een 15-jarige deerne ten tonele die zich In een tabaksfabriek te Parijs te ruste had gelegd op een stapel tabaksbladeren en des morgens overleden bleek. De lezer, dia een sigaartje paffend, deze Journalistieke knock-out te boven Is, vindt gelukkig ln hetzelfde nummer een aantal minder deprimerende artikelen, die de gepe perde abonnementsprijs volledig goed maken (Bogaerts heeft er inmiddels een halve cent opgelegd en vraagt nu zeven spie voor zijn blad). Op pagina twee staat een boeiend kort verhaal „uit het leven eener vod", door de hoofdredacteur persoonlijk uit de volle praktijk gesneden. Daarnaast staat een pagina-grote gravure, waarop een moeder waarschuwend de vinger heft tegen een kogelrond knaapje met wijd uitstaande oren. Het onderschrift maakt moeders toom duidelijk: ,,E&rst bidden, alvorens den lepel aan den mond te brengén". Daar kunnen de lezers het mee doen. En dan maar weer een mopje ter blijde verstrooiing, want de roomse boog kan niet altijd strak gespannen blijven. Daar gaat-ie: „Op den spoorweg. Toen dezer dagen bij het vertrek van de spoortrein van Haarlem naar Rotterdam de locomotief een buitengewoon schril geluid liet horen, zeide een zenuwachtige dame in de Eerste klasse tot een jongeling, die naast haar zat: >rDat gaat door merg en been". ,JPardon mevrouw antwoordde de jongeling, „dat gaat over Den Haag naar Rotterdam". Schoonheidsfoutjes DE kleine schoonheidsfoutjes op dit ondermaanse worden in de Katholieke Illustratie met een handvol regels gesignaleerd: een revolutie ln Spanje met enige tienduizenden doden, een spoorwegramp, een gezonken schip, halen ternauwernood pagina acht. De rest van het bla<i is gereserveerd voor de levensverhalen van stand vastige pastoors en doorkijkjes ln de altijd boeiende na tuur. „Onder de verscheurende dieren", merkt Banning op, „bekleedt de tijger ongetwijfeld de eerste plaats. De treurige reputatie, die dit dier zich door zijne bloeddorst heeft verworven, is sinds eeuwen het deel van den groot sten vijand der menschen geweest. Het kan echter niet ontkend worden, dat men ook ten opzichte van den tijger den duivel zwarter maakt, dan hij ls". Er wordt in de Katholieke Illustratie ook gewaarschuwd tegen de verpestende modegrillen. Onvermijdelijk gaat bijvoorbeeld de hoge dameshak voor Bannings bijl en hij leunt daarbij vrijblijvend op de schouder van een Engelse arts, die heeft gerapporteerd, dat de modedwaasheid het menschelijk geslacht reeds menigen zwaren last heeft opgelegd, maar dat haar laatste aanslag op de gezondheid der vrouwen, namelijk der schoenen met hooge hakken, waarlijk onvergeeflijk is. De nadeelen welke door de gedwongen houding van het lichaam ten gevolge van onnatuurlijk verhoogde hielen aan borst, ruggegraat enz toegebracht worden, zijn grooter dan gewoonlijk wel gedacht wordt. De nog buigzame beenderen van het half ontwikkelde meisje worden licht op de meest verschillende -wijze verdraaid en gekromd terwijl de voortdurende moeite om het lichaam in het natuurlijk evenwicht te houden, allerlei misvormigen ten gevolge kan hebben. Eksteroogen en zwerende nagels zijn er de gevolgen van". De lieveling BIJ het ingaan van de vijfde jaargang constateert Banning, dat de Katholieke Illustratie „de lieveling van het katholiek publiek" is geworden. Het trouw afdra gen van de zeven centen beloont hij met de mededeling, dat de lezers binnen afzienbare tijd verrast zullen worden met echte fotografieën in hun lijfblad. „Reeds eenige maan den heeft de administratie zich beijverd met het bouwen van localen en het stellen van werktuigen die voor deze nieuwe bewerking vereischt worden. Tot ons leedwezen is men daarmede niet voldoende gevorderd om bij de ope ning van onzen nieuwen jaargang deze uitvinding in praktijk te brengen". Het is één van de weinige keren, dat Banning zich vergist: in zijn bloedwarme ijver om de zegeningen van de be schaving door te geven aan zijn lezers, heeft hij een voorbarige wissel op een verre toekomst getrokken. Tot 1897 zullen de abonnees zich tevreden moeten stellen met de oude gravures van zwoegende gelovigen en zwelgende rijkaards. De lezer accepteert dit taaie ongerief, omdat de gravures van jaar tot jaar kostelijker worden. Ziet bijvoorbeeld de plaat van het etend gezin. Er is weinig verbeelding voor nodig om ze ook nog te horen smakken. Schamper merkt Banning in het onderschrift op: De groote lui noemen het „dineeren", anderen, die geen groote lui zijn of het niet willen schijnen, noemen het eenvoudig „eten". Als het kind maar een naam heeft. De gravure van pag. 309 biedt voor gezegde stelling bewijsstuk genoeg. De man, kennelijk de vader des huisgezins, zit kant en klaar voor de maal tijd. Klaarblijkelijk ls hij erop bedacht zijn zaken aan tafel zo goed mogelijk te doen. Wellicht nog heter, dan die waarvoor hij in zijn. werkuren gestaanheeft.De twee liefdepaüdeïï, jongen en1 meisjè, zien uit naar hetgeen er uit de pot komt. Met oogen groter wellicht nog dan hun -jeugdige maagjes kunnen bevatten. En de moeder, zij doet gelijk de klokhen, die eerst voor haar kuikentjes zorgt, maar hierbij toch zo verstandig te werk gaat, dat zij zelf niet te kort komt". Vrome liederen MET Kerstmis pakt de Katholieke Illustratie extra- feestelijk uit en wordt een aangrijpend verhaal ge publiceerd, dat hoe kan het anders uit de niet te stuiten pen van H. A. Banning is gevloeid. Het staat er ln fiere letters: „De arme weduwe. Eene kersvertelling door H. A. Banning". Nou daar gaat ie. Hij heeft het verhaal ln verband met druktechnische problemen midden in de zomer geschreven, maar zijn geloof heeft hem toch op het spoor van het authentiek diepvriesgebeuren gezet: „Het was midden in den winter en de straten en daken der huizen waren met eene dikke laag sneeuw bedekt. Het feest van Kerstmis naderde. Helaas, de geest onzer eeuw is er sinds lang aan bezig om ook onze kerkelijke feesten te modernizeeren. In de woningen der menschen van goeden wille bereidde men zich voor om den avond te heiligen door ingetogen gesprekken en het zingen der vrome en altijd even schoone liederen onzer voorvaderen. De wereldgezinden deden anders. Zij legden de kleederen gereed waarmeede zij concerten, bals en tombola's gingen bijwonen of versierden een kerstboom met voorwerpen van weelde en niet zelden van zingenot. Het zou wel de moeite waard zijn, dat velen er eens aan zouden denken, hoe zondig en heiligschennend zij handelen met zich door het gebruik onzer verbaster-de eeuw te laten meesleepen. Vervolgens introduceert Banning zijn huiverende lezer in een nauwe, morsige steeg van één der achterbuurten, „waai- een huisje stond, dat slechts één vertrek bevatte. Daar leefden een moeder met haar zoon en een oude, zeventigjarige vader, die zelfs een stokje nodig had om zich op de been te houden. De vrouw was gezond en sterk, maar zij had slechts ene hand tot haar wil. De andere was, zoals de buren zeiden, in het gasthuis vermorst, toen zij er een paar jaar geleden door het werken de fijt aan gekregen had". Aan de hand van Banning dwaalt zij nu door de kolom men van het kerstnummer. Haar man, een eerzaam leiendekker, ls op een kwade dag uitgegleden en van het dak gedonderd. Nu moet ze in de heilige nacht met garen en band langs de deur om haar bange leeftocht bijeen te garep. Niemand wil iets van haar kopen, de deuren wor den ruw dichtgesmeten. Dan ziet ze het verlichte raam van een kerk. „Daar woont God", zegt haai- zoon met snedige opmerkingsgave en samen knielen zij neer en bidden om uitkomst. En zie, God geeft snelle service. Als zij iveer buiten in de sneeuw staan, komt er een heer op hen af, die de vrouw een gulden geeft voor wat brood. „Als de lieer naar een bal was gegaan, zou hij zeker geene gelegenheid hebben gehad om zulk een goed werk te verrichten". Hij vraagt ook haar adres en een uur later staat hij op haar nederige drempel met achter- zich een knecht, die op een handkar turf en hout en ook wat vlees heeft, want het is immers feest. „En terwijl een luide snik uit den boezem van de wouw opwelde, smolt de ijskorst, die zoo lang om zijn hart had gelegen. En nog voor de mor gen aanbrak, bevond de weduwe zich met haar zoontje in dezelfde kerk, waar zij de hulp van God gezocht en gevonden had. GLORIA IN EXCELSIS DEO". Ook het historische gevecht der Zoeaven te Monte—Libretti, waar de Nederlander Pieter de Jong van Lutjebroek de heldendood stierfwerd met driftige tekenpen naar de eeuwigheid getild. Vroom en tevreden I 1 M liet feestgedruis nog meer te verhevigen, heeft Banning daarenboven twee pagina's uitgeruimd v.oor een kerstlied, dat niet al te snel gezongen dient te worden door drie heren of drie dames met piano- of orgelbege leiding. „Er blinkt aan de transen een fonkelend lied, hoe streelen die glanzen het moede gezicht, de golven dei- glorie, zij stroomen terneer, de God der victorie laat stra- Geluk is in die dagen een duidelijke zaak: men zwoegt in het zweet zijns aanschijns, is vroom en tevreden en houdt de demon op een afstand. Al^ die last ondragelijk wordt, is er altijd nog De Katholieke Illustratie, die het pad naar de hemel effent met de klinkers en medeklinker-s van H. A. Banning. „Ofschoon wij ons blijven onthouden van politiek en polemiek, zal het echter steeds ons streven zijn door gravuren en inhoud de aantrekkelijke bekoor lijkheden van godsdienst, onschuld, eenvoud, huiselijk leven en al wat onzen katholieken landgenoten dierbaar 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1966 | | pagina 9