LEIDSE HUTSPOTDAG 3 OKTOBER
De hutspot, de dichter en de nazaat
van Pieter Adriaenz. van der Werff
u
7$
•JU'
f
ZATERDAG 1 OKTOBER 1966
DE LEIDSE COURANT
Des morghens vroech dry in October.
Werd men gheivaer Godts wonder doel,
Gut Leyden suchmen de Schans over
De Schuyten voeren sonder loet
Met Broodt, bier en ander Provande
Sonder belet naar TStadt verblijt
Sy douchen Godt menigherhande,
Sijn noem wert daer ghebenedijt.'"
A LDUS DE ANONIEME DICHTER - misschien J. van den Eede? -
in „Een nieu Liedeken van de miraculeuselicke verlossinghe der
Stadt Leyden", 3 oktober 1574. Echter niets daarin over de door een
weesjongen gevonden bronzen kookpot met hutspot, die volgens de over
levering in de schans Lammen zou zijn aangetroffen. Ook andere voor
werpen als speelkaarten, turven, een flesje, potjes enz. werden er ge
vonden, die alle in het Leidse museum „De Lakenhal" zijn ondergebracht
Ook een collega-dichter, die in „Een Liedt van de ontsettinghe der
vromer stadt Leyden" op de wijze van het aloude „Wilhelmus" het
historische en thans weer te herdenken feit bezong, zwijgt over de huts
pot. En als Dritte im Bunde is er de dichter „Van de schoone Victorie
van Leyden", die eveneens van de vondst niet rept. Alzo laten deze
drie tijdgedichten - want zij zijn ontstaan heel kort na het ontzet - ons
in de steek ten aanzien van het gebeurde daar in de Lammen.
En slaat men de geschriften van de eminente kenners der Leidse
plaatselijke en van de landshistorie uit de vorige en deze eeuw er nog
eens weer op na, t.w. de hoogleraren Fruin en Blok, dan blijken ook
zij deze overlevering te laten voor wat zij is, een verhaaltje, goed om
er de geschiedenislessen op de lagere school mee op te sieren.
Dergelijke verhalen, vooral als de mfeester fantasie heeft en goed
vertellen kan, gaan er bij de jeugd in als koek, zoals ook de kist, waarmee
Hugo de Groot ontvluchtte - er zijn er nu drie! - de Bredase turfschip-
historie met een, twee, of drie turfschepen! - de Lochemse hooiplukkers -
en dat waren echt schooljongens, die de Spaanse krijgslist deden mis
lukken - en ga zo nog maar even door. Ja, die z.g. overleveringen kun
nen we niet geheel missen: ze maken op school de historie smeuiig en
attractief. Zo was het althans rond 1900 toen schrijver dezes nog op de
schoolbanken zat en Van Lummel's platen de enige illustratie van
's meesters gesproken woord vormden. Maar de meester kón vertellen,
voordragen en zijn rol spelen als een geboren acteur, zodat er niéts
prettiger op'school was dan zijn geschiedenis-„les"!
OUDE VERHALEN OVER DE VONDST VAN DE POT
Maar om nu meer tot ons onderwerp terug te keren. Al laten genoemde
tijdgedichten de Leidenaars van thans wat in de steek met betrekking
tot de hutspot, die dan toch maar in de Lakenhal staat, er waren dertig
a veertig jaar geleden toch onderzoekers, die zich met dit onderwerp
serieus bezig hebben gehouden. Het resultaat van hun onderzoek is vast
gelegd in het nu al haast veertig jaar oude Leidsche Jaarboekje 1927
1928, waarin de heer H. J. de Graaf de kwestie nog eens nauwkeurig
onder de loupe nam.
n 1
w
ÜL
Eu
'M-
m
v -:i
■j?'
'f
a <r-
*U':'
Va
W
^ENOEMDE SCHRIJVER kwam toen tot de volgende conclusie. Wat
door velen als een fabel wordt aangemerkt, werd het eerst door de
Leidse secretaris Jan Orlers in diens „Beschrijvinge der Stadt Leyden"
(uitgegeven in 1641) min of meer in de historiciteit gebracht. Deze
auteur gewaagt echter niet van een weesjongen, doch noemde met name
zekere E. Dirck Gijsbertsz. Schaeck, die de eerste (of de tweede?) der
Leidse burgers zou zijn geweest, die in de door de Spanjaarden verlaten
Lammen kwam. Als hij dus de tweede zou zijn geweest, is ook aan te
nemen, dat de weesjongen de eerste was, doch daarover laat Orlers zich
in het geheel niet uit. Genoemde Schaeck nu waarschuwde admiraal
Lodewijk van Boisot, die toen het ontzet van de stad met zijn 200 plat
boomde vaartuigen, bemand met soldaten, voltooide. Schaeck was ook de
man - volgens Orlers - die de pot met hutspot vond.
Door De Graaf werd echter betwijfeld of deze Schaeck wel de eerste
of de tweede man zou zijn geweest. Ervaren z.g. voorlopers zouden dit
zijn. En er waren Leidse burgers, die op verkenning uitgingen, zodra was
vastgesteld, dat de Spaanse belegeraars door het hoge water en de om
gevallen muur zo niet gevlucht dan toch zich hadden teruggetrokken op
hun steunpunten in de omringende dorpen. Doordat Orlers op zyn beurt
in de leer ging bij Jan Fruy tiers, die in Leiden was tijdens het beleg
en wiens verhaal van het beleg (verschenen in 1577), tot de authentieke
bronnen behoort, jjertelt eerstgenoemde van een jongen, „die hadden
des nachts waerghenomen, dat hij wel veel lonten wt de schanse sach
gaen, dan ghene weder incomen".
Daaruit leidde de knaap af, dat de Spanjaarden op de terugtocht waren
of misschien wel gevlucht konden zijn. Hij verzocht inderhaast verlof
om naar de schans te gaan. Dit werd hem toegestaan met een beloning
van zes gulden in het vooruitzicht. Zou hij onverhoopt al op de vijand
stuiten en dus gevangen genomen worden, dan moest hij maar zeggen
„dat hij van honger verloopen was".
Toen hij in de schans kwam, geen vijand meer zag en met zijn hoed
zwaaide ten teken van veilig, vijand vertrokken! kwam er iemand uit
de stad naar hem toe om zekerheid te krijgen en tevens om contact
op te nemen met admiraal van Boisot. Misschien kan deze dan de door
Orlers genoemde Schaeck zijn geweest. De naam van de jongen is ook
bewaard gebleven, namelijk fornelis Foppensz.
Hel gedicht op de pot duidt alleen aan. dat Schaeck van Boisot heeft
gewaarschuwd. Zijn diens daden door verwanten of vrienden ook wat
aangedikt en dus te sterk gekleurd ten nadele van de jongen? Hoe dan
ook, door het ontbreken van enkele schakels in de keten blijft er twijfel
rijzen of waarheid dan wel verdichting in het door Orlers meegedeelde'de
hoofdtoon voert. Ook hij blijft te onvolledig om de overlevering ten volle
in de historie te brengen.
WAT WAS EN IS HUTSPOT?
TH BLIJFT ECHTER DE POT. een koperen kookpot op drie poten.
voorzien van een deksel, die door de Spanjaarden in hun kamp voor
de stad gebruikt kan zijn geweest. Misschien was de pot nog gevuld,
geheel of ten dele met hutspot, doordat de belegeraars zo overhaast zijn
weggetrokken. Maat niet met aardappelen, wortelen, uien en klapstuk
zoals thans want de aardappelen werden pas in de tweede helft der
18de eeuw volksvoedsel. Een aantal gerechten met gehakt vlees als
hoofdbestanddeel, groenten, kruiden en water, alles dooreengemengd
of gehutst - vergelijk ook het frequentatief hutselen - die vormden tóen
de hutspot. Deze oud-Hollandse term evenals de daardoor aangeduide
spijs vielen er zó goed in, dat men ze in andere talen als leenwoorden
overgenomen vindt: Engels hotch-pot, hodge-podge; Frans hpche-pot enz.
Huygens gewaagt zelfs van Spaanse hutspot: .,'k Heb Spaenschen Huts-
pott- lief", waarmee hij bedoelde een schotel van aan stukjes gehakte
kalfs- en schapenvlezen, besproeid met eiersaus of volgens een ander
recept bereid.
QOK ANDERE DICHTERS UIT DIE TIJD kenden, noemden en roemden
de hutspot, maar telkens weer met andere variaties of van gewijzigde
samenstelling. In het „Banketwerk van Goede Gedagten" door Joan de
Brune (1657- 58) is hutspot allesbehalve een volksgerecht „Groote Heeren
doen zomtijds een lusligh mael met een hutspot van rundvleesch en
pruymen". Hutspot kon zelfs een voorgerecht en een „toetje" zijn, want
Leidens Ontzet
in glas van
Goudse
St. Janskerk
Hoe het Ontzet van Leiden geschied
de kan men o.a. ook zien op een
van de beroemde Goudse Glazen in
de St. Janskerk te Gouda. Het kost
bare raam, vervaardigd door de gla
zenier Dirck Verheyen, werd in
1603 door de stad Delft aan de
Goudse kerk geschonken. Het ont
werp was van Leidens burgemees-
ste leermeester van Rembrandt zou
Het „Ontzet van Leiden" is als laat
ste raam geplaatst in het westelijk
deel van de kerk, temidden van de
steden, die de strijd om de vrijheid
voerden. Op de voorgrond van het
tableau staat prins Willem van
Oranje, aan wie burgemeester van
der Werff dank brengt voor de red
ding en het ontzet van de stad. Op
de voorgrond ziet men ook de geu
zen. die het brood en de haring
ronddelen onder de hongerende be-
Hoger in het raam is bet toneel van
de krijgshandeling weergegeven.
Links de stad Delft vanwaar een
vloot van platboomde vaartuigjes
uitzwermt over het ondergelopen
Het Ontzet van Leiden, dat blijkt
uit de dominerende plaats van de
prins in het totale tafereel, is dui
delijk bedoeld als een eerbewijs
voor de Prins van Oranje, een
triomfboog in glas. Gelukkig heb
het land. waarvoor hij
streed. Zijn triomfboog in gloeiend
glas is gebouwd uit het grijsblauwe
water, de groene weiden, de molens
en torens, de soldaten, burgers en
Links onderaan de pagina een oude
tekening door Boétius van glas 25
„Het Ontzet van Leiden". De tcke
ning dateert van omstreeks 1730.
udd.
Ontzi
rins Willei
Ie figuur in hel
Leiden. Deze figuur in
rij goede
zijn van de prins zelf. De Delfise
glazenier, die de prins van gezicht
gekend heeft, week namelijk be
langrijk af van het rarton van bur
gemeester Swanenburg. de ontwer-
Med ail Ion portret van Pieter Adriaensz. van der Werff, ontworpen
en in klei geboetseerd door Rombout Verhulst. Het werd daarna in
marmer gebeiteld voor de memorietafel in de St. Pancraskerk te
Lelden. Het origineel berust in het Stedelijk Museum te Leiden.
de sterke magen van onze voorvaderen schenen tegen alles bestand t«
zijn: „Maar 's avonds sal hij acn beyde Tafelen rechten tot Voorspijs
Hutspot, en Boter en Kaes". „Vaer wel nu. erwt en boon. ajuinen en
salaed: Waermee den hutspot nu bereiden?"
Plaatselijk of regionaal kon de combinatie van de ingrediënten, waaruit
de hutspot werd bereid, ook sterk uiteenlopen. In Groningen bijvoorbeeld:
„het zoogenaamde afval van een geslacht varken, in kleine stukken
gehakt, waaronder de ooren, pooten. staart, ribbetjes', zoals dat nog
in de vorige eeuw werd beschreven in de kookboeken. In de 17de eeuw
duidden „Den Ervaren Huys-houder" en „De Verstandige Koek" (Am
sterdam, 1670) het aldus aan: „Van een Vereken kan men veel sma-
kelijcke spijse bereyden, 't zy geroockt of gepekelt Speck van Hammen,
Schincken, Inkruyt of Hutspot'. Vooral van de buikspieren van de
knorrepot werd volgens Le Berckhey, Natuurlijke Historie, Leiden, 1769-
1811) „veeltijds hutspot gehakt, doch vooral klapstukken.
En onze Zuiderburen, nu de Belgen, maakten er helemaal een alle
gaartje van, als zy hun hutspot bereidden: prei en peen, savooyekool en
rapen, uien en aardappelen (sinds 1780), pastlnaken en selderij, sla
„alles samengekookt en daarna fijn gehakt met een stuk varkensvleesch,
een varkenspoot, -staart, -oor en varkensworst, waarbij in deftige gezin
nen nog een stuk rundvleesch of een ossetong". Zonder twijfel een
gerecht „dat stond in de maag"!
We mogen dit onderdeel dan ook met Cats eindigen, die met de hutspot
in zijn meest uiteenlopende samenstelling, bereidingswijzen en smaken
de volgende persiflage ten beste gaf:
„Neemt dan dit ravenshert,
drie versche slange tongen.
Drie schubben van een pad
En mengt dan aen den haert den hutspot onder een".
Maar de bevrijde Leidenaars konden op 3 oktober 1574 hun lege magen
nog niet vullen met hutspot, wel met brood, kaas en pekel-haring, hun
uit de schepen van Boisot aangereikt. Daarvan aten sommigen, die in
zeven weken geen brood en ander goed voedsel hadden genuttigd, zó
gulzig, dat ze het bestierven. Men kan zich dit bij de herinnering aan
het lijden tijdens de bezetting en vooral in de hongerwinter 1944-'45
heel goed voorstellen.
BURGEMEESTER PIETER ADRIAENSZ. VAN DER WERFF
EN ZIJN LAATSTE BURGEMEESTERLIJKE NAZAAT
VAN DRIE EEUWEN LATER
ln de hoogste nood had Leidens eerste burgervader, Pieter Adriaensz.
van der Werff, symbolisch zijn lichaam al ten offer willen brengen
om de honger der ontmoedigden en moedelozen te stillen, welke dappere
daad hem zelf boven zijn inzinkingen van wankelmoedigheid heeft
verheven. Daaraan is het doek van Mattheus Ignatius van Bree gewijd,
schenk van koning Willem I aan Leiden en een der grootste schilderijen
van de Lakenhal uitmakend.
Op deze daad onder de moeilijkst dankbare omstandigheden zinspeelde
ook een nazaat van dezelfde Leidse burgemeester, die eveneens burge
meester was en wel van de gemeente of het eiland Schiermonnikoog.
Hij heette Van der Worm, was aanvankelijk koopvaardijkapitein en ont
ving nu een eeuw geleden in zijn kwaliteit van burgemeester de bekende
Franse toerist, letterkundige en kunstkriticus Henry Havard met de
schilder Jhr. H. Jacob Eduard van Heemskerck van Beest op genoemd
eiland. Schiermonnikoog was in die dagen nog niet als thans een veel
bezocht badgastenoord en des zondags was er helemaal geen verkeer
mogelijk met de vaste wal. Aan de bijzondere gunst en beschikking van
burgemeester Van der Worm dankte Havard echter, dat hij met zijn
reisgezel wèl op een zondag op het eiland kon arriveren, om daar studie
te maken van de toen nog aparte klederdrachten, waarmee de vrouwe
lijke bevolking alleen op zondag bij de kerkgang was getooid. Havard
spreekt dan ook van „Un bourgmestre modèle"!
yoor dit gunstbewijs wilde Havard persoonlijk bedanken en daaruit
resulteerde een meer vriendschappelijk dan officieel bezoek aan
burgemeester Van der Worm. Deze voelde zich nog burgemeester, al
was het dan maar van een eiland met nauwelijks duizend zielen „par
droit de naissance". dus krachtens zyn afkomst en wel van niemand
minder afstammend dan van Leidens burgemeester Pieter Adriaensz.
van der Werff
Havard vertelt in zyn reisverslag de volgende pakkende byzonderheid
betreffende zijn relatie met de.Leidse collega Van der Werff. Hij be
waarde als laatste afstammeling van deze held een kostbare familieschat
in de vorm van een grote gouden medaille, welke tijdens het bezet van
de sleutelstad de borst sierde van zijn roemruchte voorvader. Met be
grijpelijke trots toonde hij zijn gasten, de Fransman Havard en de Neder
landse zeeschilder Van Heemskerck, dit overgeërfd kleinood. Het droeg
met het jaartal 1574 de inscriptie
„Godt behoede Leyden".
Deze bede, in metaal gegrift, w
juk op 3 oktober 1574 verhoord. N:
en de toelichting, welke dc burgemeester
nazaat van Van der Werff speciaal aai
legde de gastheer hem weer zorgvuldig
rvezelfde deugden van dapperheid en standva
en trouw, zo vertelt Havard onopgesmukt
(„La Hollande pittoresques. Les frontières m
provinces de Frise, Groninque, Drenthe. Overn
pag. 84», welke de Leidens burgemeester cigi
brave inborst van zijn afstammeling en colli
Meer dan tienmaal had hij ook in die kwalitc
gevaarlijke reddingspogingen rondom het eihu
als in de Waddenzee. Als weer eens een schip c
gronden en zeeplaten was gestrand en er mens
worden, was Van der Worm bereid de leiding
iet de bevrijding van het Spaanse
bezichtiging van de gedenkpenning
n Schiermonnikoog als laatste
hierbij had gegeven.
ijn juwelenkistje.
[vastigheid, van moed, beleid
idbanken, ondiepe
reddingswerk op
i Dat was de burgemeester van
raadsman, helper in de nood. vadc
In 1863 had hy bij een redding v,
van zijn eiland ook de reddingsbi
Schie
ïikóog op zijn best leider,
van al zyn gemeentenaren
els marineschip in de buurt
andeerd en zijn bemanning
met succes tot de uiterste krachtsinspanning aangevoerd Koningin Vic
toria van Engeland schonk dc burgemeestei-schipper van dc reddingsboot
bij die gelegenheid een prachtige chronometer en zijn mannen eveneens
fraaie geschenken In dat jaar had hij binnen één maand vyf maal
moeten uitvaren om hulp te bieden aan gestrande en gezonken schepen
met hun bemanning en passagiers.
lt builen het bestek van dit artikel om ook nog aandacht te
de bestuurlijke taak van Van der Worm als burge-
meester. Buitengewoon jammer acht ik het. dat zijn gedenkstukken in
allerlei vorm. welke hij in de loop der jaren betreffende zijn voorzaat
Pieter Adriaensz. van der Werff had verazmeld, niet meer te achterhalen
zyn en dus al* verloren moeten beschouwd worden Ook is het vreemd,
dat het een buitenlander, de galante Franse toerist Henry Havard. moeet
sinigen. de aandacht heeft ge-
H'i;:
tigd i
kwaliteit
Leidenai
Adri
■rff.
A HALLEMA.