maakte in tien jaar geweldige ommezwaai L „Toch is hij zichzelf geblev en Ton Oostveens biografie van overleden bisschop De aarde blijft zo plat als een dubbeltje Foto van aardbol heeft vertrouwen van Dijkstra in platte planeet niet geschokt Voordat deze kleine man op de knieën gaat, moet er grover geschut in stelling worden gebracht WOENSDAG 29 JUNI 1966 DE LEIDSE COURANT PAGINA 7 OEN BOSCH „Mijn rechtvaardiging voor het schrijven van dit boek, zo kort na het sterven van de geliefde bisschop, is vooral mijn bewondering voor mgr. Bekkers", zegt Ton Oostveen in het voor woord op zijn zojuist verschenen biografie „Liefde als wapen". 1). Hij heeft als Bossche journalist de bisschop vele malen ontmoet en is een van de velen, die met enig recht kunnen zeggen, dat zij de bisschop persoonlijk hebben gekend. Nu zijn affec tieve gebondenheid en bewondering niet de meest ideale voorwaar den voor het schrijven van een realistische levensschets. Gemak kelijk kunnen zij de auteur ertoe verleiden, de werkelijkheid enigszins op te sieren en het beeld te verfraaien. Ton Oostveen is erin geslaagd deze verleiding te weerstaan. Hij laat mgr. Bekkers zien zoals mens, die dicht bij ons staat en die nu niet direct gecanoniseerd be mens die dicht bij ons staat en die nu niet direct gecanoniseerd be hoeft te worden. Met deze opmerking hebben we niet de min of meer plichtmatige relativeringen op het oog, die in bijna alle biografieën' over priesters ge vonden worden, namelijk dat hij in zijn jeugd bepaald geen heilig boontje was, dat hij op het seminarie van een grapje hield en dat een van de professoren over zijn klas heeft gezegd: „Het zal me meevallen als er een van Jullie de priesterwijding haalt". Wij denken veeleer aan schaduwzijden stiger aard, die tot een echt- reliëf in het beeld kunnen bijdragen. Zij hebben betrekking op de familie waaruit hij voort komt („alles wat hier met een a. of een b. begint, deugt niet", zeiden ze vroeger in Rooy) en ook op de bisschop zelf. Oostveen laat duidelijk zien, dat de thans de mgr. Bekkers tot voor betrekkelijk kort een eerder behoudzuchtig dan vooruit strevend man is geweest. En dat hij, met name als geeste lijk adviseur' van de K.A.B uitspraken heeft gedaan, die zijn huidige vereerders nooit van hem zouden hebben ver- banbliksems Een enkel citaat om te illus treren, wat we bedoelen. In 1954 zei mgr. Bekkers tot de centrale raadsvergadering van de Bossche bond: Het is kolder om in de Partij van de Arbeid te spreken van een katholieke werkge meenschap: zoiets druist juist tegen het het socialisme in en is van partijstandpunt niet anders te zien dan als 'n slimme zet die ditioneel kerkelijk standpunt •erdedigde. En twintig jaar geleden nog een angstige priester, die waarschuwde tegen de gevaren van de dans tegen het dragen van sokjes door meisjes „omdat dan bij enigerlei beweging het gehele been zichtbaar wordt". Oostveen heeft er goed aan gedaan, deze uitspraken nog eens naar voren te halen, om dat ze ons een kant van mgr Bekkers' persoonlijkheid la ten zien, die bij de huidige verering wel eens uit het zicht zou kunnen verdwijnen. mysterie Hier raken we geloof ik met een aan de zwakke zijde van zijn boek. Want wie de Bek kers van 1954 zo scherp in het. licht stelt, legt daardoor aan zichzelf de plicht op, de overgang van de oude naar de nieuwe Bekkers enigszins te verklaren. Naar onze smaak schiet Oostveen in het vervullen van deze opdracht tekort. Hij laat wel zien, dat er in zijn held een omme zwaai heeft plaatsgevonden, maar hóé dat gebeurd is, daarover vernemen we weinig of niets. Zeker, ook in zijn cultiveerd om zich door an deren te laten voorlichten. Door geleerden, maar ook door gewone mensen. Als hij met iemand gesproken had, ontlaadde zijn bewondering zich meestal in superlatieven: „Tjonge, nou heb ik toch een prachtkerel ontmoet" of „Ge weldig. wat een prachtvrouw was dat". Bekkers was bij definitie een mens, die open stond. En die altijd be reid was. een ander hoger te achten dan zichzelf. Daarom was hij vrij gemakkelijk uit zijn eigen denkwereld los te zichzelf gebleven Hoe het ook zij, Marinus Bekkers heeft in nog geen tien jaren een geweldige ommezwaai gemaakt. En toch is hij ook al kan Oostveen het niet helemaal verklaren op geheimzinnige wijze zichzelf gebleven. „Hij heeft het rijke roomsche leven ten volle meebeleefd en het ka tholieke bolwerk mee gepro pageerd maar hij heeft die periode ook overleefd en er een ontvankelijkheid en een open visie van overgehouden, die hem tenslotte beroemd maakte." Volop kind van zijn tijd, volop bereid om met de ontwikkelingen mee te gaan, bleef hij de mens Rinus Bek- dom zijn. aannemelijk te maken, dat katholiek socialist dezelfde weg kun nen gaan. Het is principieel onmogelijk dat een socialis tische politiek kan harmo niëren met een katholieke" En verder: „Ik hoop, dat iets doordringt van het ont zettende gevaar dat dreigt door de aantasting van menselijke eeuwigheidsw de door het humanisme. Socialisme, Humanisme, Hu manistisch Verbond, NVV er VARA, de Bond voor Seksuele hervorming, dat is neomal- thusianistische beweging, ko men alle voort uit diezelfde levensopvatting, die inhoudt: materialisme, omverwerping van geestelijke waarden en vernietiging van het chris tendom". Hoe is het mogelijk, dat hier dezelfde man aan het woord is. die latei' zelf voor de VARA zal optreden en die na zijn dood met een rouw krans van de NVSH zal wor den geëerd? Men heeft wel eens gezegd, dat in 1954 het mandement nooit geschre ven zou zijn. als mgr. Bek kers toen bisschop was ge weest, maar bovenstaande citaten halen alle grond onder een dergelijke ver onderstelling weg. Mgr. Bek kers was tien jaar geleden tieve tijd vertoonde Bekkers reeds trekjes, die verwijzen naar zijn latere levenshou ding. Zo pleitte hij voor ver menselijking van het leven der zusters van de Carmel en voor het geven van bepaalde vrijheden aan de meisjes van het pensionaat Concordia. Maar deze trekjes bleven toch nog erg aan de buitenkant. En zij zijn niet in staat om het totaalbeeld, dat uit die jaren voor ons oprijst, essen tieel te veranderen. kers. „Ik geloof", zegt een van zijn medewerkers, „dat hij geen moeite had, om zichzelf te blijven en dat hij daarom zo'n vrij mens met een goede nachtrust was." Het portret dat Oostveen in zijn boek van de latere Bek kers scli etst, komt geheel overeen met het beeld, dat wij allen zo graag van hem zullen bewaren. Het is opge bouwd langs de volgende lij nen: hartveroverende mense lijkheid, ongeremde bereid heid tot spreken, echte liefde voor iedere hiens, vooral voor kers altijd heeft opengestaan I de mens in nood. en waar voor datgene, wat hij van j aehtige openheid naar alles echte deskundigen kon leren. „Hij had een aambeeld. hjj altqd op sloeg, op het irriterende af. En dat was zijn overtuiging, dat men zich voortdurend moest la ten vormen door de mensen van de wetenschap, de pro fessionele deskundigen, die mensen van wie ietB te leren viel". Hier zou Inderdaad een stukje antwoord op onze vraag liggen. Bekkers heeft altijd zijn eigen beperktheden onder kend en een bereidheid ge- iets verborgen kon zitten. Zijn grootheid I school in zijn levenshouding. niet in zijn stellingname of in zijn gedachtengang. Hij was, zegt Oostveen, ,,geen ge nie, althans geen filosoof, theoloog of liturgist van uit zonderlijk formaat. Hij was wel een man met een gezond stel hersens en een groot hart, die zijn verantwoorde lijkheden niet vreesde en zijn krachten niet overschatte." moed Eén van de foto's uit het boek van Ton Oostveen over mgr. Bekkers, waarop men nauwelijks de bisschop zal herkennen. Het is er een uit 191/2, toen rector Bekkers herstellend was van de gevolgen van een auto- ongeval, die hem 't scheren onmogelijk maakten. wel eens vergeten wordt, zou den wij nog eens met nadruk willen wijzen, namelijk op durf en op zijn strijdbaar heid. Wie van Bekkers een „goeie mens" maakt, die alles maar liefst over z'n kant liet gaan en die zich gemakkelijk door een ander liet meesle pen, heeft hem absoluut niet begrepen. Oostveel laat dui delijk zien, dat Bekkers al lerminst op zijn mondje ge vallen was, als hij meende te moeten optreden. Tegen een jonge kapelaan, die bij een groepsgesprek al maar het hoogste woord voerde en al maar teksten uit zijn seminarietijd reprodu ceerde, zei hij, al was het ook met een gemoedelijke glim lach: „Als Je nou es even luisterde, manneke, dan kun nen wij ook-es horen wat de mensen met een minder sterk geheugen dan jij te vertellen hebben". Waarmee de kapelaan het kon doen. En voor een vergadering van religieuzen zei hij eens: „Ik wil slechts wijzen op de bloedeloosheid en de ontoe reikendheid van een reli gieus leven, dat stap voor stap door statuten en regels wordt gereglementeerd". Bekkers vreesde zijn verant woordelijkheid niet, ook niet als het er op aankwam, pu bliek stelling te nemen in uiterst discutabele kwesties of publiek in het krijt te tre den voor personen, die zijn verdediging nodig hadden. Dat hft daarbij kritiek ont moette spreekt, voor zichzelf. Hij kon dat ook best verdra gen als die kritiek maar eer lijk werd gemeend en maar sportlef werd gegeven. Men sen, die achter zijn rug om brieven naar Rome schreven, hebben hem meer pijn ge daan. dan ze zelf kunnen vermoeden. En ook bepaalde Intellectuelen voor een groot deel behorend tot de kring Nijmegen die zijn beleid aanvochten zonder zich helemaal bloot te geven. Oostveen veronderstelt, dat er onder hen geweest zullen zijn, die het niet konden pruimen, dat Bekkers van hun Intellectuele inbreng een nogal relativerend gebruik maakte. Waarmee hij wel eens direct In de buurt van de waarheid zou kunnen zijn. Zoals reeds gezegd, deze bio grafie vertoont naast sterke ook zwakke zijden. Wij heb ben de indruk, dat de eerste hoofdstukken beter zijn dan de laatste. Heeft de haast, om het boek klaar te krijgen, de auteur wellicht parten ge speeld? Het zou ons weinig verwonderen. Maar alles bij elkaar mag deze eerste bio grafie van mgr. Bekkers er ongetwijfeld zijn. En voor de nodige aanvullingen kan bij latere edities, die zeker zullen volgen, nog zorg worden ge dragen. ALFRED v. d. WEIJER 1) Ton Oostveen, Liefde als wapen, herinneringen aan mgr. W. M. Bekkers, Malm- berg, 's-Bosch, 1966. E eerste foto van de complete aardbol haalt |j deze week met glans de nieuwskolommen van onze vaderlandse persorganen. Maker van deze prent is de ronddolende Russische satelliet Molnyia I, die op een afstand van 40.000 kilometer met knipperend lensoog een flirt begint met onze planeet en het resultaat van zijn avances met ge paste trots door het zwerk naar de Oeral seint. Mil joenen krantelezers en televisiekijkers worden kort daarna getrakteerd op een troebele plaat, die bij vluchtige beschouwing een röntgenfoto van een longembolie lijkt te zijn. De astronomen laten er echter geen twijfel aan bestaan. ,,De aardbol", roepen zij juichend, „eindelijk hebben wij het bewijs in handen dat hij rond is". En met losse pols vullen zij vervolgens eigenhandig de werelddelen in, van Siberië in het oosten via de Noordpool tot diep in de Sahara. „Het is een verduveld aardige kiek, maar ik kan het ook zo maken'' prijs nirl waard "V .L;' -us!0e.S»- Icir icicle' Betekent dit nu, dat Klaas Dijkstra met zijn curieuze theorieën over de platte aarde gelijk op het dak kan gaan zitten? Vanaf 1932 heeft hij on vermoeibaar bewijzen aangedragen voor zijn vlakke planeet en kleine -tijdbommen onder de troon van Gali lei gelegd. Met hoge, doordringende stem hoonde hij het onwijs gesappel der beunhazen, die halsstarrig volhiel den dat Noord- en Zuidpool de uitein den vormde van een puistige bal, die in mathematische cirkels om de zon zeilde. Met vlammende pen trok hij ten strijde tegen de meute van we tenschapsmensen, wier gedachtenkron- kels naar zijn bitterzoete smaak even krom waren als de meridianen, die hun fantasie over de aarde trokken. Dertig jaar éénmansgevecht verdampte uiteindelijk tot zijn banvloek „plei dooi voor de platte aarde", die hij als ondertitel „en de maan glimlacht" meegaf. De eerste druk van 2000 exemplaren vond aarzelend aftrek bij weifelende nieuwsgierigen, de tweede druk van 5000 stuks werd door een an der gelanceerd, omdat de oorspron kelijke uitgever onder een lawine van protestbrieven was gekapseisd en als nog het axioma van de ronde aarde had omhelsd. In zijn afscheidsbrief merkte deze uitgever wel op, dat de opvattingen van de versmade auteur zichtbaar veld wonnen. Purperrood De wangen van Klaas Dijkstra kleu ren spontaan purperrood, als hij de fo to van de Molnya I voor 't eerst onder (Advertentie) Daags Algemeen Abonnement f 60.- Ie klasse. Kinderen 4 t/m 9 jaar half geld. Ideaal voor uw vakantie. 8 Dagen onbeperkt reizen door heel Nederland. Het abonnement is bij alle stations en reis bureaus verkrijgbaar. Pas foto meebrengen. ogen krijgt. Twee weken geleden heeft hij in een interview gezegd, dat hij zal capituleren, wanneer zijn tegen standers een foto van de ronde aard bol kunnen produceren. Nu dit ogen blik gekomen lijkt, hapt hij pijnlijk verrast naar adem en zoekt hij troost bij zijn vrouw, die aan de andere kant van de kamer de laatste steken breit van een IJzersterke trui, die eerlang de tors van één van haar kleinkinderen zal omspannen. Dertig jaar geleden weigerde ze op de lagere school in Oldenzaal reeds te geloven, dat 13000 kilometer onder haar houten bank me demensen over de aarde stapten. De confrontatie met de Friese handelaar in siersmeedwerk Klaas Dijkstra be tekende voor haar dan ook een ware opluchting. „Het heeft zo moeten we zen", stelt Dijkstra vast, „deze vrouw was voor mij bestemd". Schimmige brij Hij staat wijdbeens tussen de tafel en bureau en houdt de foto op armaf- stand. Hij zegt: „Ik vind het een ver duveld aardige kiek, maar ik maak hem ook zo". Zijn glimlach heeft nu zichtbaar meer soortelijk gewicht. Hij draait zich om en pakt een minuscule loep, waarmee hij de schimmige brei millimeter voor millimeter begint af te tasten. Zijn vrouw kijkt zwijgend boe, ze heeft de breipennen neergelegd in afwachting van de definitieve klap. Na een stille minuut heft Klaas Dijkstra het kogelronde hoofd. Hij schudt het langzaam en be gint aan zijn requisitoir. „Deze foto is bijzonder onduidelijk. Dat is punt één. Ik weet niet eens hoe ik hem moet houden. Weet u het?". Hij kijkt de indringer strak aan. Hij heeft het zalige gevoel, dat het drijf zand onder zijn korte benen weer lang zaam tot beton stolt. Hij bijt op zijn bijzonder kleine snor en pakt zijn bij zonder kleine pijpje, dat hij vult met een sigaartje, dat hij tevoren mlni- tieus verkruimeld heeft. „Ik doe vele dingen anders dan anderen", stelt hij tevreden vast, „een sigaartje in je pijp is smakelijker dan tabak. Voordat we een gashaard aanschaften, deed Ik ook altijd het hout op de kolen en daar bovenop het papier. Het is de meest logische manier, maar het ge wone volk meent het altijd beter te weten. Zij zullen nu ook wel weer zeg gen: Dijkstra is gepiept, Dijkstra legt het loodje, maar dan moeten ze toch vroeger opstaan. Voordat deze kleine man op de knieën gaat, dient er grot ter geschut ln stelling te worden ge bracht. Wie zegt mij, dat ik hier te maken heb met een bol? Ja. ja. de wetenschapsmannen, maar die kunnen me nog meer vertellen. Met hetzelfde recht kan ik volhouden, dat het een foto is van Mars of Venus. Professor ,Jk zal de eerste zijn, die mijn dwaling toegeeft, het zou de catastrofe van m'n leven betekenen." is. Ik zou in deze foto graag wat wereld delen herkennen, maar ik zie geen fluit. Weet u nou waar Italië ligt, en kunt u bewijzen, dat die ronding niet is veroorzaakt door 't diafragma van de camera f Een trucopname is gauw gemaakt en als je in de boltheorie bent opgegroeid, ben je snel bereid om iets anders te herkennen. Maar ik had graag gezien, dat ze er nummertjes bijgezet hadden. Dan heb je tenminste enige houvast. Het minste, dat ik mag verwachten is toch wel, dat ik één we relddeel goed kan herkennen. Ik vind het overigens merkwaardig, dat op de ze foto bijna driekwart van de bol be licht is. Probeert u dat eens met een globe. U zult ontdekken, dat nooit meer dan de helft belicht is. Ik moet dus tot mijn spijt vaststellen, dat de ze foto mijn stelling van dc platte aarde alleen maar versterkt". Plat als een dubbeltje Hij pakt de kleine blikken globe, die op zijn keurig aangeharkt bureau een ereplaats heeft. Hij geeft toe, dat hij het ding daar uit leedvermaak heeft neergezet. „Als één man zich in de middeleeuwen vergist," zegt hij „holt de hele mensheid er honderden jaren achteraan. Waarom? Omdat de mens niet nadenkt. Ze denken geen knol. Als ik geloofde in boltheorie, dan zou ik vanuit Staveren de toren van Enk hulzen niet kunnen zien. Hooguit het haantje. Ik ben naar Staveren gegaan en ik heb mijn kijker gericht op de an dere oever. Bij een bolle aarde zou ik een hoogteverschil van dertig meter moeten overbruggen. Wat zag Dijk stra? Juist. De toren van Enkhuizen ten voeten uit. Nou u weer". De blik, die hij nu naar de foto ver legt, heeft de stralenkrans van de tri omfator. Zijn vertrouwen is onge schokt. „De aarde, meneer, is zo plat als een dubbeltje. U moet hem zien als een gigantisch eiland, dat waggelt door een oerzee en zich weerspiegelt in de maan. Wat hebben de weten schapsmannen jaren lang geroepen? Dat er bergen en kraters op de maan waren. En wat onthullen de foto's? Kleine kullen van dertig centimeter. En nou maar wonden likken en hui len: „Hoe kan dat nou?" Nou reken erop, dat het kan, want wal wij door onze kijkers van de maan zien is de reflectie van onze eigen aarde. Onze platte aarde, ik zeg dit er bij om elk misverstand te vermijden. Ik klop mij niet op de borst om de ze wetenschap, want ik heb het ook maar van hem daar". HIJ wijst naar een klein portret op het dressoir, waarop een ernstig sta rende man zichtbaar Is. Vlak daarbo ven kijkt Jezus achter een glas plaat dromerig over het meer van Ge- nezareth. „Kuyper heeft de stoot gegeven", zegt' hij, „hij was mijn beste vriend, een para-normaal begaafd personage. Hij zag in in Sneek, dat mijn vrouw onenigheid had met haar ouders in Purmerend. Dijkstra, zei ie, er vallen harde woorden in huls, dat grenst aan een sloot. HIJ tekende het huis van mijn schoonouders haarfijn uit, of schoon hij er nog nooit geweest was. Tot de vruchtbomen in de achtertuin toe. HIJ had het ook over een beton nen paaltje b(J de voordeur, dat ik nog nooit had gezien. Toen ik 's avonds^ in Purmerend kwam, ben ik meteen op zoek gegaan naar dat paaltje. Het HIJ voorspelde ook een treinramp in Oostenrijk en regelde zijn eigen ge- grafenis om de nabestaanden te ontlas ten. Ik vertel u dit niet, omdat ik in spiritisme zou geloven. Ik constateer alleen. Veertig jaar heb ik een dag boek bijgehouden en met elkaar had ik twee broodtrommels vol aanteke ningen. Nadat ik bewezen had dat de aarde plat was, ben ik ln die papier troep gedoken en het resultaat is een manuscript van 247 pagina's dat ik heb genoemd „God dood"? de andere wereld spreekt". Ik toon daarin al leen aan, dat de wereld God van zijn troon heeft gestoten door te zeggen dat de aarde rond is. Ik ben geen bij belklant, ik ben zelf uit mijn kerk ge zet, omdat ik volgens de heren te vreemde theoriëen verkondig. Maar die zelfde heren kunnen niet weerleggen, dat hun eigen bijbel geweld is aange daan met de boltheorie. In de bijbel staat, dat God troont boven de aarde. Dat kan, zolang je er van uitgaat, dat dat ie plat is. Op 't moment dat Je hem rond verklaart en hem ook nog eens om de zon laat tollen, doek je ook die troon op en geef je het atheïsme vrij Ongrijpbare theologie Dijkstra is de eerste, die toegeeft, dat hij met deze stelling in de ijle luchtlagen van een ongrijpbare theolo gie terecht is gekomen, maar zijn glimlach wijkt niet, zolang hij weet, dat hij met zijn schoenen maat 38 de zeer platte aarde staat. Het studen tendispuut De Leidsche Fles heeft hij onlangs drie kardinale vragen voorge legd. Een afdoende beantwoording zou hij onmiddellijk honoreren met 'n globe, die hij voor 75 cent in een ba zar ln Hilversum betrokken had. Hij wenste allereerst de naam te horen van de piloot, die het gepresteerd heeft van noord tot zuid te vliegen langs één der meridianen. Dan wilde hij de naam van de kunstsatelUet horen, die een baan over het zuidpoolgebied heeft becshreven benevens de waarnemer die dit geconstateerd heeft. De derde vraag was een aanvulling op de tweede: hy wil de foto's van he*, zuidpoolgebied zien, ge maakt vanuit een kunstmaan. „Ik heb de globe weer mee naar huis kunnen nemen," zegt Dijkstra schouderopha lend, „en dat is logisch, want die vra gen kunnen niet beantwoord worden". Optisch bedrog De foto van de Russische Molnyia heeft hij inmiddels bijgezet in z'n pa pleren mausoleum van curiositeiten. In 1935 heeft hij een boekje met afo rismen gepubliceerd, die zijn moeiza me opmars naar de uiteindelijke er kenning afdoende dekken. „Met de ogen worden de meeste vergissingen begaan", is er één van. „Alles berust op optisch bedrog", zegt hij, „tot de zonsondergang toe. In fei te ontrekt het licht zich alleen aan ons gezicht. Men heeft mij nooit kunnen verklaren, waarom een schip, dat langs de zuidkant van de aarde vaart, twee maal zoveel dagen nodig heeft voor hetzelfde aantal km., dat een schip op de noordroute aflegt. Driftig tikt hij tegen de globe, die hem dof weerwoord geeft. Hij zegt: „Ik wacht nu op de eerste duidelijke foto, die vanaf de maan gemaakt Is. Waar om heeft de Surveyor die nog steeds niet geproduceerd? Durven de weten schapsmannen hun ongelijk niet te be kennen? Ik ben nu 71. Het kan nog. Ik zal dan de eerste zijn, die mijn dwaling toegeeft. Het zou de catastro fe van mijn leven betekenen". Blijmoedig kijkt hij naar zijn vrouw, die de breipennen weer ter hand heeft genomen. Het wordt een warme trui van dikke Jaegerwol. Met het oog op de komende zware dagen lijkt deze voorzorgsmaat regel niet ongepast.;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1966 | | pagina 7