UILEN VAN ATHENE DE HEILSLEER VAN JUFFROUW FRANCOIS Spanjes raadselachtig gezicht Reisbesehrijv EN WOENSDAG 8 JUNI 1966 DE LEIDSE COURANT „Sokrates was de zoon van een beeldhouwer Sophroniskus en van «en vroedvrouw Phaenarete. Douris beweert dat hij een slaaf is ge weest en in de steengroeven heeft gewerkt. Sommigen zeggen dat de beelden van de Gratiën op de Akropolis van zijn hand zijn. Vandaar de woorden van Timon: Hiervandaan ging de steenhouwer, pratend ook over de wetten, hij, die de Grieken bekoorde door zeer fijn te argumenteren, spotter met redenaarsgave, half Attisch en quasi be scheiden. Aristoxenus zegt van hem, dat hij geld wist te verdienen, althans geld geïnvesteerd heeft en de rente er van opgestreken; en nadat hij het had opgemaakt, zou hij weer opnieuw met geld ver dienen begonnen zijn. Demetrius van -Byzantium verhaalt dat Krito hem uit zijn werkplaats heeft gehaald en voor het voetlicht gebracht en hem heeft opgevoed, getroffen als hij was door de bekoorlijkheid van zijn innerlijk." Niet altijd betrouwbaar, maar wel interessant Dit is het begin van een portret van Sokrates, samengesteld uit zinnen en nen van een bijzonder g boek. Dit portret was vroeger rekkelijk velen bekend, nu slechts, direct, aan weinigen. Het is iteressant portret, het wordt voort- 1 interessanter. „Aristotele6 zegt dat tweemaal gehuwd is geweest: eerste vrouw was Xantippe, van wie een zoon Lamprokles had, de tweede i Myrto, de dochter van Aristides, de iibvaardige, die hij zonder bruidschat l van haar kreeg hij twee zoons, roniskus en Menexenus, anderen zeg- iat hij eerst met Myrto gehuwd is ijf SOKRATES geweest, terwijl sommige schrijvers zeggen dat belden tegelijkertijd met hem gehuwd sijn geweest. Tekort in Athene Want ze zeggen dat Athene mannen tekort kwam en dat de inwoners, ge dreven door de wens de bevolking uit te breiden, een besluit hebben genomen waarbij aan een burger werd toegestaan één burgeres van Athene te trouwen en tevens bij een andere kinderen te ver- ekken. Sokrates was in staat degenen die hem bespotten te verachten. Hij ging prat op zijn eenvoudige levenswijze en heeft nooit iemand om enig loon ge raagd. Hij placht te zeggen dat hij het Iief6t voedsel at dat de minste toebereiding nodig had, en het liefste iets dronk wat hem de minste lust gaf om nog i willen drinken: en dat hij. als hij de minste behoefte had, het dichtst bij de go den stond. Zowel in het overreden als in het afpraten was hij heel wat mans. Hij was gewoon te zeggen, dat er maar èén joed is: kennis, en maar één slecht: onwetendheid; rijkdom en afstamming goede familie brengen geen u dlgheid met zich, maai- kwaad. -Toen Iemand hem raadpleegde of hij al of riet in het huwelijk zou treden, zei Sokrates: Wat je ook doet, je zult er in beide gevallen spijt van krijgen. Toen iemand hem vertelde- die of die spreekt kwaad van je, gaf Sokrates ten antwoord Nu ja, goed spreken heeft hij nooit ge leerd. Toen Alkibiades verklaarde dat het schelden van Xantippe niet te verdragen ei Sokrates: Nu ja, ik ben er gewend aan geraakt als aan het voortdurend ge ratel van een takel. Jij verdraagt ge kwaak van ganzen toch ook Toen Alkibiades daarop zei: Ja maar dif verschaffen ons eierer en jongen, repli ceerde Sokrates: Xantippe brengt me ooi kinderen voort. Sokrates leefde met Xan tippe, dat onbehouwen vrouwspersoon, net. 'als paardenliefhebbers met vurige paarden Maar, zei hij, net als de paardenliefheb bers. als ze de paarden eenmaal getemd lebben, andere mensen gemakkelijk de baas blijven, zo zal ik ook door mijn omgang met Xantippe me aan de overige nensen leren aanpassen. Een leugenaar Men zegt dat Sokrates, toen hij Plato Rijn Lysis hoorde voorlezen, heeft uitge roepen: Bij Herakles. wat een leugens vertelt die jonge man over mij! Want Plato heeft heel wat in die dialoog ge schreven wat Sokrates persoonlijk nooit gezegd heeft." Plato was inderdaad een heel andere persoonlijkheid dan Sokrates. dat kan in hetzelfde boek lezen. „Hij kreeg de naam Plato vanwege zijn krachtige fi guur. terwijl hij oorspronkelijk Arlstokles heette naar zijn grootvader. Hij was ln zijn jeugd zo bescheiden en ordelijk, dat hem nooit hartelijk heeft zien lachen." Er werd natuurlijk door de komedie- dichters evenzeer met hem gesold als met Sokrates Maar eoms, zegt Dioge nes Laërtius die de Gesohiedenia van de filosofie of over levens, meningen en uitspraken van beroemde filosofen, schreef bereikten de komediedichters onbewust het tegenovergestelde van wat ze bedoelden. Als Aristophanes schreef i 0 mens, terecht naar grote wijsheid dorstend, hoe xatig suit gij leven in Athenes stad gij toch, gij hebt geheugenJ denkvermogen, duldzaamhMd, ook inzicht nimmer moe of gij nu gaat of staat, u deert kou niet tezeer, gij snakt niet naar diners, onthouder van de wijntafelgenot en verdere stommiteit. maakte hij eerder een lofprijzing dan spotvers. is van Diogenes Laërtius vrijwel niets bekend. Hij schreef zijn „geschie denis der filosofie" omstreeks het Jaar 275 van onze jaartelling, hij was een tijdgenoot van bijvoorbeeld Clemens van Alexandrië, het werk van een Plotinus in Porphyrins heeft hij dus niet ge kend. Hij had al eerder verzen gepu bliceerd in zijn Pammetros, waarin de versohillende versmaten werden toege past en hij Is daar blijkens uitspraken zijn geschiedenis der filosofen zeer trots op. Hij leefde dus lang na de tijd de filosofen over wie hij het heeft. Hij maakte gebruik van verschillende bronnen, maar niet altijd op de juiste zeker niet op bijzonder kritische lier. Hij toont een voorkeur voor de sceptici en Epikurus, maar hij Is zetf nauwelijks een filosoof, zijn filosofische uitleg is nogal platvloers op enkele juiste citaten na. Evenmin als filosofisch is zijn werk literair bijzonder oorspron kelijk, maar we hopen dat de citaten, die wij met opzet zo uitvoerig gaven charme van zijn werk doen uitkomen. Anekdotisch Hij is een bekwaam anekdotenverteller deze Griek. Veel van de oude filosofen weten we alleen door zijn boek en hij maakt van de filosofen mensen, wat geschiedenissen der filosofie niet altijd doen. Zijn Sokrates is herkenbaar even als zijn Plato, zij bewegen zich daar in Athene en elders, zoals ze zich in Athene en elders bewogen moeten htebben. Er is een tijd geweest, dat men deze „geschiedenis" in goedkope vertalingen krijgen kon, ln die universele reeksen die nu. althans bij- ons. niet meer zo in de mode zijn We zagen alleen nog ln de Spaanse Crisolreeks van Aguilar een deeltje van zijn werk. De Wereldbiblio theek die ook een universele reeks wilde zijn, is geloven we, noodt aan Diogenes Laërtius toegekomen. Daarom is het zo verheugend dat Dr. J. C. B Eykman er een pocket van heeft gemaakt die onder de titel Uilen van Athene bij J. M, Meulenhoff te Amsterdam ver scheen. Het zijn niet de tien boeken van Diogenes Laërtius compleet, het le een ruime en knap gemaakt vertaalde bloemlezing uit al die tien boeken. Wie eens op een andere manier kennis wil maken met filosofen, zal er, geloven we, zeker zijn genoegen aan beleven. JOS PANHUIJSEN JAN STEENS „PRINSJESDAG" EN DETAIL UIT HETZELFDE SCHILDERIJ Roest Crollius schiet voorbij zijn doel Naar aanleiding van de film die van het boek gemaakt is kwam by Manteau te Üen Haag een filmeditie uit van De Man die zijn Haar Kort liet Knippen de leraar die Fran op haar verzoek doodt en en die men genadig behandeld. Het is het beste boek dat Johan Daisne ooit schreef. Hy wou er een boodschap mee brengen, zoals hy zelf in een interview verklaard heeft. In de tyd dat De Man die zyn Haar Kort liet Knippen geschreven werd, was het boodschappen brengen meer in de mode, zou men menen, dan thans. Dat is cehter slechts ten dele waar. De schyn bedriegt. Er worden nog altyd boodschappen gebracht, de boodschappen zön alleen anders. En zelfs hier kan de schyn bedriegen, want soms lijken de boodschappen meer anders dan ze het in werkeiykheid zyn. De Vlaamse schryver Johan Daisne wilde in zijn beste boek de boodschap van de drievoudige liefde brengen, een drie voudige liefde die het leven van de moordenaar op verzoek vervulde. in gebracht wordt op deze manier thuia bezorgd te krijgen. Die bezorging is wel grondig veran derd en de boodschap, waarvan men de christelijke elementen bij Daisne duide lijk kan merken, heeft wel 'een andere verpakking gekregen. Men kan dit nagaan in het kleine boek dat B. Roest Crollius in de Grote ABC's van de Arbeiderspers te Amster dam liet verschijnen. Ook daar wemelt het van christelijke elementen, nog meer dan bij Johan Daisne, maar terwijl Daisne zich in die christelijke leer thuis voelt en er zich voor 'n goed deel akkoord mee verklaard, verzet B. Roest Crollius er zich tegen met alle middelen die hem ter beschikking staan en zonder ophouden. In zijn visie op hef christendom wordt deze heilsleer een volkomen wettig geval, de christe lijke leer is een verzameling wetten en voorschriften, volgens deze visie, die om de mensen te beletten hun eigen ongeluk te bewerken, hen aan 'n strik te regel houdt die hen voor alle even tualiteiten behoedt. Door al die wetten en voorschriften onmiddellijk meestal gevolgd door straffen is de mens, vrouw of man, in feite echter niet vrij. De mens wordt er door angst voortdu rend beheerst, de angst om in overtre- ding te komen, de angst voor foltering i en hel. Men kan hierbij opmerken dat chris- tenen niet zelden van de christelijke i heilsleer wel iets gemaakt hebben en dat dan deze leer soms tot een leer van I de angst werd, dat Roest Crollius dus redenen heeft tot zijn aanval en verzet. Maar men moet dan ook op- i merken dat deze visie, al werd ze prak tisch niet zelden officieel gehuldigd, diametraal in tegenstelling staat met 't wezen van de christelijke heilsleer. Christus kwam niet om de joodse wet Boodschap in verschillende verpakking De advocaat en leraar op een meis jesschool, die verliefd wordt op Ogen troost of Eufrasia, roepnaam Fran, be zit tevens een grote liefde tot de schep ping, de schoonheid der schepping, die naar zijn mening op een goede schep per wijst in het geheel genomen en hij heeft bovendien een grote liefde en be wondering voor de mensen „die de fol teringen van de realiteit" op weten te heffen, voor mensen van de weten schap en voor kunstenaars. Als men de roman van Johan Daisne opnieuw leest zal men het extatische er in vreemd vin den, maar al is De man die zijn Haar Kort liet Knippen in Vlaanderen dood verklaard, hij is nog levend genoeg om ook nu te boeien, al is men niet meer gewend de boodschap van liefde die er de bevrijden, Christus verkondigde niet de gebondenheid aan het angstvallige voor schrift, maar de liefde die vrij maakt. Gefaald? Roest Crollius beoogt aan te tonen dat de christelijke leer gefaald heeft. Een mening die op dat moment niet direct origineel is. Als de christelijke heilsleer de angstleer was. die Roest Crollius er in ziet, dan zou hij gelijk hebben. Maar dat is niet het geval. Men zou kunnen zeggen, dat de chris telijke heilsleer de kans niet gekregen heeft om te falen, omdat ze te zelden, ln het algemeen genomen, werkelijk werd toegepast. Alleen een bedenkelijk vertrokken voorstelling ervan, soms haast een karikatuur, heeft inderdaad gefaald. Ons grootste bezwaar tegen de heils leer van juffrouw Francois geldt ech ter niet dit gebrek aan onderscheid wat de christelijke heilsleer betreft, maar de manier waarop Roest Crollius hier te werk gaat. De heilsleer van Juffrouw Franijois wordt toegepast in een pension, voor intellectuelen en kunstenaars, van ge noemde juffrouw dat Paradijs heet. Roest Crollius vertelt hierover met beduidende beeldende kracht en met een Ironische gevoeligheid voor 't spre- kënde detail. Het lijkt een beetje op Kafka, als al dit soort parabels tegen woordig doen, maar het mist ondanks alle gruwelijkheden en trivialiteiten diens visionnalre bezetenheid. De klei ne spot overheerst er alles, zelfs als nachtmerrie gelooft men niet ln het ge- Beslist teveel Als Roest Crollius zich aan zijn pa- radijsverhaal houdt, is het niet ongenoeg lijk om te lezen. Maar op de duur is dat paradijsverhaal hem niet genoeg, dan begint hij een rechtstreekse, nogal essayistische aanval op het christen dom en dat is beslist teveel. Wie in 'n parabel wil hekelen, moet het direc te hekelen achterwege laten of hij zal het bedoelde effect niet bereiken. Roest Crollius doet dit dan ook niet. Als eenmaal in de krochten onder het para dijs is gekomen, waar de folteringen en de straffen plaats vinden, wordt de toch al niet zo heel sterke betove ring van de parabel verbroken en het is zelfs niet genoegelijk meer. De boodschap van het verzet tegen het christendom blijkt nogal een billij ke aangelegenheid geworden. Maar Roest Crollius heeft nog een andere boodschap. Als Davld Kindliebe en zijn Ria uit het Paradijs gebroken zijn, blijkt dqt die boodschap van Roest Crollius hoe kon het anders de liefde is, de liefde van vrije mensen. Hij blijft daarmee geheel in de traditie, alleen is zijn liefde voor Ria, die spe ciaal in zijn seksuele manifestaties tot op het melige toe beschreven wordt, niet iets om als een geslaagd experi ment tegenover het christendom te stel len. Men zou kunnen zeggen dat de af wijzing van de christelijke heilsleer hier niet dadelijk tot een bijzonder aantrekkelijk resultaat leidde. De exta- an Johan Daisne en de trivialiteit Roest Crollius lijken op elkaar, zijn niet geheel juist gemikt. JOS PANHUIJSEN Kunstschatten uit het Rijksmuseum Kostbaar prentenboek voor grote mensen i der toe gevoerde platenboeken die met een mi nimum aan tekst, maar met een uitgele zen keur van illustraties in zwart-wit en in kleur een indruk geven van de hoogtepunten van een collectie. Dank zij uitgeverij J. H. Meulenhoff te Am sterdam is er thans ook een „Kunst schatten uit het Rijksmuseum" versche nen. Het is een prachtig platenboek met bijna tweehonderd afbeeldingen, ten dele in kleur, voortreffelijk gedrukt en in een fraaie band gestoken. Edities in andere talen zullen volgen. Is zo n boek zijn hoge (f 72,90) prijs waard? Het ligt eraan wat men ervan verwacht. De catalogus van het Rijks museum telt meer dan een miljoen ob jecten, waarvan alleen al het Prenten kabinet rond 900.000. De hier geboden selectie, van een aantal zijn ook detail- opnamen afgedrukt, komt tot. 161. Dat betekent dat er slechts een heel klein gedeelte kon worden afgebeeld en daar onder konden uiteraard de allerbekend ste schilderijen al6 die van Rembrandt, Vermeer, Hals en Steen niet worden weggelaten. Men zal by het doorblade ren dus niet snel op Iets verrassends stuiten, behalve dan misschien doordat een detail van een bekend werk in ver groting toch iets onverwachts biedt. Maar dat ls ook de opzet van deze uit gave niet. Het 16 geen .geleerd" boek; de wel erg eenvoudig gehouden beschrij vingen by de kunstwerken tonen dat al aan. Wat het wél ls: een prachtig sou venir voor de bezoekers van het museum die de er opgedane indrukken willen vasthouden. En ook een verrukkelijk prentenboek-voor-grote-mensen; "n boek dus om herhaaldeiyk door te bladeren zonder dat men dan nog een tekst van heeft. Aan deze beide voorwaarden wordt voortreffelijk voldaan en zowel i als souvenirartikel als b.v. relatie geschenk zal deze uitgave zeker zyn I weg wel vinden. De nadruk van de keuze valt uiteraard op de schilderkunst van onze Gouden Eeuw die in het Rijksmuseum en dus ook in dit boek, prachtig is vertegen - i woordigd. Daarnaast zijn er hoofdmo- enten uit andere perioden en landen i wnrrtt ^en bescheiden, maar goed ge- j kozen Indruk gegeven van de overige schatten van het museum. Hoofddirec- I teur dr. A. F. E. van Schendel schreef de inleiding die een beknopt maar dui- f delljk overzicht geeft van de ge6chiede- I nis van het Rijksmuseum. De vooral be- i schrijvende bijschriften zyn van B. Haak. Boek over Spaanse burgeroorlog ing en twee romans Er verschijnen voortdurend boeken over Spanje, het Spanje van Franco en dan wordt er steeds en terecht op gewezen, dat er geen democratie is in Spanje, en dat dit verkeerd is. Het recht op democratie is misschien het eerst duidelijk geformuleerd in Spanje zelf, althans wat de katholieke westerse wereld betreft, namelijk door de laatste der scholas tieken, door Francisco Suarez S.J. die in de zestiende eeuw leerde dat de macht der ko ningen niet afkomstig is van goddelijk recht maar van de wil der gemeenschap. Maar deze democratie is in Spanje nooit lang en volledig geweest, ook nauwelijks onder de republiek die gevolgd werd door de burgeroorlog. Wie dit precies begrijpen toil, kan niet beter doen dan de omvangrijke Penguinpocket The Spa nish Civil War van Hugh Thomas lezen die verschenen is bij Penguin Books Hammonds- worth, zonder enige twijfel het beste beek over deze periode in de Spaanse geschiedenis. Hugh Thomas gaat strikt wetenschappelijk te werk, hij geeft iedere partij *V* deel> komt er op neer dat iedere partij een ontmaskering ondergaat. Hij laat het geblunder ln de republiek zien. hy toont ook dat niet alle Spanjaarden blind waren voor de verschrikkingen die komen zouden. Er waren bekwame lieden in de republiek. Demo cratie, heeft men wel eens gezegd, geeft iedere domoor stemrecht, maar bij ieder ander stelsel heeft men meer kans dat de domoren in de regering komen. Bij de democratie van de republiek weiden de domoren niet geheel ge weerd. Men stond ook voor een erfenis geschapen door een lange tijd van ondemocratisch wan bestuur. TYPISCH SPAANS vHugh Thomas laat de mensen vaak /.elf aan het woord en zij blijken soms een zeer helder oordeel te hebben over de toestand, or zij rechts zijn of links, ze kunnen hem niet verhelpen. Wat de burgeroorlog was gaat Hugh Thomas geduldig na. hij kent al de feiten en hü verheldert ze Men koryt na lezing van zijn bijzonder belang rijk, intelligent en boeiend boek tot het besef dat de Spaanse burgeroorlog niet alleen maar „een worsteling van fascisme en socialisme" was. maar een bijzonder ingewikkelde en ty pisch Spaanse aangelegenheid. Gerald Brenan, de befaamde kenner van de Spaanse toestanden en de Spaanse literatuur, maakte koit na de burgeroorlog een reis door Spanje. Hy merkte overal dat de mensen zeer geïnteresseerd waren gebleven, maar dat ze geen burgeroorlog meer wensten, zyn boek over die reis The Face of Spain ls opnieuw herdrukt in de Penguinreeks. Het is nog altyd zeer lees baar al zyn de toestanden sindsdien sterk ver- Ook by hem ontdekt men hoe Ingewikkeld het Spaanse probleem is. In 't voorwoord dat hij bij deze late herdruk schreef, stelt hy vaat: „Het einde van de lange droogte, een Amerikaanse lening, de komst van miljoenen toeristen en de doorvoering van een groots plan van industriële ontwikkeling en van huizenbouw hebben het land tot een welvaartspeil gebracht dat liet nooit tevoren gekend heeft". Het „gezicht van Spanje" dat er tien jaar na de burgeroorlog, toen Brehan zyn reis maakte, nog zo ellendig uitzag, is wel Iets veranderd. Ook Hugh Thomas wijst daarop ln zyn epiloog, maar hij doet het wat genuanceerder. „Spanje verheugt zich ln een groter welvaart dan voor de burgeroorlog. Het sterftecyfer ls verminderd en het land geniet per capita een inkomens- aanwas van ongèveer dertig procent hoger dan in 1931-5; die aanwas zal echter bU industrie arbeiders en arbeiders in de landbouw niet veel meer zijn dan zes procent. Maar vrijheid van meningsuiting is beperkt. Politieke partyen worden niet toegelaten. Velen zitten in de ge vangenissen omdat ze het regime becritiseerden. De nationalisten blijven geloven dat deze maat regelen noodzakeiyk zyn indien men de uit barsting van een ander burgeriyk conflict wil vermijden. In sommige streken biyft de armoede verschrikkelijk en een verwyt voor allen die het zien. Spanje ls nog altyd ln barensweefin". Toch ls de burgeroorlog geschiedenis geworden. Men ziet die gang reeds ln Tïie Face op Spain en natuuriyk nog duldeiyker ln het boek van Hugh Thomas, men ziet dat ook in twee romans die onlangs in een Nederlandse vertaling versche nen, Le Chaos et la Nuit van Henry de Monther- lant en Le palace van Claude Simon. CHAOS EN NACHT Chaos en Nacht, dat uitkwam bij De Bezige Bij te Amsterdam, handelt over het leven en de dood van de banneling na de burgeroorlog Don Celestino Marcilla Hernandez, die naar Parijs is uitgeweken en daar zijn tyd doorbrengt'met kranten lezen, artikelen schrijven, waarvan slechts enkele gepubliceerd worden en langzaam aan steeds meer vervreemden van zUn dochter Pascualita die tenslotte de piirty van Franco kiest. Door een erfenis komt Don Celestino weer in Spanje. Maar als de politie het hotel waar hij verblijft binnen komt is hy al gestorven, is hij van de chaos van het leven in de nacht van de dood overgegaan. Don Celestino wordt door Henry de Montherlant beschreven als een zeer onhandig, van de wereld afgesloten man met hevige voorkeuren en afkeren, hij wordt min of meer symbolisch voor Spanje, althans- een ge deelte van Spanje. Hij is een anarchist, maar op het laatst ziet hy dat dit anarchisme even futiel ls als het franquisme. ln laatste instantie verwisselbaar. Hy woont kort voor hy sterft een stieregeevht bij en dat lijkt ook symbolisch voor Spanje. Gedurende dit ironisch beschreven fit ieregevecht en ln zyn doodstrijd krijgt Don Celestino, een moedig man. wel bang. maar niet laf, let» grandioos, terwUl de burgeroorlog de weerspiegeling wordt van de chaos die het leven is. Henry de Montherlant, hoezeer hy de spot drijft met Spaanse toestanden en met de Spanjaard Don Celestino neemt niettemin het lotgeval van mens en land ernstig. PALACE Dit is in Palace, dat by J. M. Meulenhoff te Amsterdam verscheen, andere. Hier wordt de burgeroorlog meer als een aanleiding genomen tot een verhaal van geweld en dood. Als Claude Simon een spion van deze tyd tot protoganist had gekozen, zou de roman er niet beduidend anders hebben uitgezien. Palace is dus meer direct literatuur dan Chaos en Nacht. Het ls een voorbeeld van de nouveau roman ln de trant van Alain Robbe-Grillet en Michel Butor. Als zodanig is het een moeilijk, maar ongetwij feld boelend boek. Claude Simon beheerst deze stijl, de styl van de voortdurende beschryving en de benadering van buitenaf, de benadering van personen als objecten tussen andere objec ten volkomen. Hij gaat voortdurend büna „fotografisch" te werk en hy slaagt erin zo een wereld op te roepen, waarin „de schoolmeester, de Italiaan, de kale. de Amerikaan, met hun ondoorgrondeiyke, vermoedde, kalme en harts tochtelijke gezicht" dat onoverwinnelijke, on verwoestbare Iets afstralen, dat die wereld nog net aan de volledige chaos onttrekt, al 1» de mens er byna een mechaniek geworden. /os Panhuljsen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1966 | | pagina 7