Pinksterbeweging strijdt voor het volle evangelie
SPREKEN IN TONGEN EN PROFETEREN
ZOU EEN NORMALE ZAAK MOETEN ZIJN
KERKEN
HEBBEN DE
GEEST
UITGEDOOFD
Bijstandswet voor en van iedere Nederlander
de leidse courant
„De geest zal
opnieuw
worden uitgestort...
Het zal zijn als
in bijbelse dagen...
Zondaren zullen
komen...
Mensen zullen
genezing ontvangen"
DEN HAAG Op het Haagse Malieveld
staat weer de tent van evangelist Johan
Maasbach. Van 20 tot en met 30 mei
voert deze voorman van de Stichting
Volle Evangelie Zending een grote
evangelisatiecampagne, die door
heel de stad op affiches is aangekon-
Johan Maasbach Is een 48-Jarige Rot
terdammer, die oorepronke
Nederlands Hervormde Ker
Zijn vader had een marki
maar Johan voelde er niets
ln sljn leven te slijten. Op 17-jarige
leeftijd trok hij het zeegat uit als koks
maat op de grote vaart. Tijdens een
wandeling door de beruchte negerwljk
de Bowery In New-York werd hij plot
seling door de Geest Gods getroffen en
besloot hij zijn verdere leven aan de
evangelisatie te wijden. Hij kocht een
grote tent, die 600 personen kon herber
gen, stak de oceaan weer over en be
gon te preken bij de Kruiskade ln Rot
terdam. In dezelfde tent, die nu op het
Malieveld staat. En dat ls hetzelfde Ma
lieveld, waar ln 1958 de
borne zijn genezingssami
gehouden. Maasbach erkent volkomen,
dat het Osborne ls geweest, die de
pinksterbeweging ln Nederland van de
grond heeft geholpln. Wat hijzelf sinds
zijn terugkeer uit Amerika (1947) met
grote moeite had uitgeplant, bleek In
eens een geweldige expansiekracht te
bezitten. En al zeggen sommigen, dat
de beweging momenteel over haar hoog
tepunt heen is, Maasbach gelooft vast,
dat de toekomst op dit
beloften Inhoudt dan ooit.
digd. De reclame ademt een typisch
Amerikaanse geest: „Tien dagen op
wekkingssamenkomsten op het Malie
veld. Houdt deze dagen vrij, om te ko
men naar de tentsamenkomsten waar
de kracht van God zich openbaart, waar
Jezus wordt verheerlijkt, waar zon
daren zullen komen aan zijn voeten,
waar mensen genezing zullen ontvan
gen". Het hoogtepunt van de campagne
is de grote slotsamenkomst op tweede
pinksterdag. „Aan deze conferentie",
zo roept de reclame ons toe, „zullen
met Gods Geest gezalfde voorgangers
Wat ls na precies deze pinksterbewe
ging T Het ls een beweging binnen het
christendom, die een zeer sterke nadruk
legt op de werking Van de Heilige Geest,
die naar haar oordeel binnen de ge
vestigde Kerken enigszins ln het ver
geetboek is geraakt. Zij baseert zich op
de passage uit het Boek der Handelin
gen, die vertelt over het bezoek van
Paulus aan Efese. De apostel vraagt
de leerlingen, die hij daar aantreft, of
zij de Heilige Geest hebben ontvangen,
toen zij het geloof aannamen, en krijgt
ton antwoord: „Wij hebben niet eens
gehoord, dat er een Heilige Geest be
staat". Deze mensen blijken dan ge
doopt te zijn met „het doopsel van Jo
annes", een doop van bekering, zoals
er wordt bij gezegd. Op het woord van
de apostel laten zij zich dopen in de
naam van de Heer Jezus. En meteen
worden zij overweldigd door de kracht
van Gods Geest, die hen in talen doet
spreken en profeteren.
Spreken in tongen
In deze tekst, die met tal van gelijk
luidende passages kan worden aange
vuld, is sprake van een buitengewoon
krachtige werking van de Geest, waar
mee het christenbestaan wordt ingeluid.
Deze werking grijpt niet alleen de ziel
aan maar heel de mensenlijke persoon,
zij treedt naar buiten in opvallende
verschijnselen zoals het „spreken ln
tongen" en het „profeteren".
Hiermee wordt een belofte ingelost,
die Christus vlak voor zijn heengaan
aan zijn volgelingen gedaan heeft, na
melijk dat wonderbare tekenen hen op
hun tochten zullen vergezellen: „In
mijn naam zullen ze duivels uitdrijven,
nieuwe talen spreken, slangen opnemen;
zelfs ala ze dodelijk vergif drinken zal
het hun geen kwaad doen; en als ze aan
zieken de handen opleggen, zullen deze
mensen genezen zijn". (Marcus 16, 17
en 18).
Wat onder genoemde geestesgaven
precies verstaan moet worden, is niet
altijd met zekerheid te zeggen. De pink
sterbeweging benadrukt heel speciaal
het „spreken in tongen", dat is het
spreken tot God ln een mysterieuze taal,
die voor het verstand niet te vatten is
en die op de toehoorders wel eens de
Indruk maakt van een soort dronke
manspraat. Verder het „profeteren" of
De Volle Evangelie Zending erkent alleen de doop op belijdenis, die op volwassen leeftijd moet worden
ontvangen. Deze opname werd gemaakt in een sportfondsenbad.
het bezield spreken over God en de 1 wordt gebracht met de bekende Jaco-1 hij de presbyters van de gemeente roe-
goddelijke dingen tot stichting van de bustekst, waarop de katholieke Kerk het pen, opdat zij een gebed over hem uit-
gemeente. En tenslotte de miraculeuze sacrament van het oliesel heeft geba- spreken en hem met olie zalven in de
genezing van zieken, die in verband seerd. „Is iemand onder u ziek? Laat naam des Heren. En het gelovige gebed
en evangelisten deelnemen uit binnen-
en buitenland. Niemand mag deze ge
weldige pinkstersamenkomst missen,
waar de uitstorting van de Heilige Geest
geen historisch feit is maar een reële
belevenis. Het zal zijn als in bijbelse
dagen: En zij werden allen vervuld met
de Heilige Geest".
Volle evangelie
Wat do pinksterbeweging tegen de
gevestigde Kerken heeft, is dat in haar
deze gaven niet voldoende tot uiting ko
ten zij bij enkele uitzonderlijk
begeesterde personen, terwijl zij toch
liet normale bezit van de gemeente zou
den moeten zijn. Het lijkt wel, zeggen
ze, of de bron van de «é^est er ver
droogd is. De Kerken wekken de indruk
dat zij zelf niet meer in de actualiteit
van deze gaven geloven: deze zouden
volgens haar thuishoren in de periode,
waarin het christendom nog gevestigd
moest worden, niet in de latere eeuwen.
Dit nu kan de pinksterbeweging onmo
gelijk aanvaarden. Zij komt op voor
„het volle evangelie" namelijk voor de
blijde Itoodsrhap. dat de Geest over
heel de gemeente is gekomen en dat
heel de gemeente In alle fazen van haar
bestaan deel heeft aan zijn buitengewo
ne gaven. Een Kerk, waar niet in ton
gen gesproken wordt, waar de profetie
niet leeft en waar de zieken geen gene
zing vinden, kan volgens haar de Kerk
van Christus niet zijn.
Het lijkt ons de moeite waard, eens
even bij deze verwijten stil te staan. En
ons af te vragen, of zij niet een reële
basis hebben. Worden in onze Kerk de
geestesgaven wel voldoende gewaar
deerd. Kardinaal Suenens heeft tijdens
het tweede Vaticaans concilie zijn onge
rustheid op dit punt uitgesproken. „Over
de charismata", aldus Suenens, „wordt
(in het schema over de Kerk) zo weinig
gezegd, dat de indruk zou kunnen ont
staan, dat het hier om een bijkomstig
randverschijnsel van het kerkelijk leven
gaat". Hij wist te bereiken, dat de tekst
ingrijpend werd gewijzigd. Maar dat
daarvoor zijn tussenkomst nodig was,
lijkt ons toch wel een bedenkelijk ver
schijnsel: de theologische commissie
had aan de geestesgaven zo goed als
geen aandacht besteed.
Toch hebben wij, juist in onze Kerk,
naast het sacrament van de waterdoop
nog altijd het sacrament van de gees-
tesdoop, het heilig vormsel, behouden.
Alleen leidt dit ln feite een zeer armoe
dig bestaan. Veel kinderen zullen zich
van het vormsel alleen maar herinne
ren, dat zij vlak voor de bisschop heb
ben gestaan en dat deze hun een zach
te tik op de wangen heeft gegeven. Van
een doop in de Geest ervoeren zij wei
nig of niets.
Iets dergelijks geldt ook voor het hei
lig oliesel. Het herinnert inderdaad aan
de ziekenzalving, die door de apostel
Jacobus wordt aangeraden. Maar in
feite is het eeuwen lang geen sacrament
van de zieken, doch een sacrament van
de stervenden geweest. De belofte van
de apostel, dat deze zalving „de zieke
zal redden", heeft de Kerk maar amper
serieus durven nemen. Pas in de aller
laatste tijd keert zij naar deze oude ge
dachte terug.
Zo kunnen op diverse punten de ge
vestigde Kerken beslist wel iets van de
pinksterbeweging leren. Pas als zij dit
gedaan hebben mogen zij met haar be
merkingen komen. En daar is heus wel
aanleiding toe. Men kan ziel) b.v. af
vragen, of in deze beweging wel vol
doende onderscheid wordt gemaakt tus
sen verschijnselen van de geest (met 'n
kleine letter) en de wonderbare uitwerk
selen van de Geest (met een grote let
ter). Is in veel gevallen het spreken in
tongen, het profeteren, het genezen van
zieken niet terug te brengen tot massa
suggestie en overgevoeligheid? Wie
geeft ons de garantie dat het werkelijk
de Geest is, die zich in deze verschijn
selen manifesteert? De eerlijkheid ge
biedt ons te erkennen, dat wat wij van
de pinksterbeweging hebben gezien, al
lerminst in staat is geweest, om ons op
dit punt volledig gerust te stellen.
Bovendien vragen wij ons af, of de
plnkstergroepen niet te veel waarde
hechten aan de buitengewone geestes
gaven en te weinig aan de minder spec
taculaire, die door Paulus worden ge
noemd: „Liefde, blijdschap, vrede, ge
duld, vriendelijkheid, goedheid, trouw,
zachtmoedigheid en ingetogenheid".
Meermalen wordt de Indruk ge
wekt, dat iemand die niet „in vreemde
tongen" heeft gesproken niet in de
Geest gedoopt is. En dat getuigt van 'n
weinig bijbelse visie.
Tenslotte menen wij, dat de pinkster
beweging in haar reactie tegen de ob-
Als evangelist Maasbach op
roept tot gebed, maakt hij
geen gestileerde gebaren: hij
laat zich helemaal gaan.
Jectieve sfeer, die ln de gevestigde Ker
ken heerst, wel eens doorslaat naar een
overaccentuering van de subjectieve
beleving. Dit kan lelden tot een extreem
Individualisme en zelfs tot sektarisme.
In feite heeft zij dan ook eer tot een
nog grotere versplintering van het chris
tendom bijgedragen dan tot herstel van
de christelijke eenheid.
Belangrijk verschijnsel
Ondanks deze bezwaren is de pink
sterbeweging een verschijnsel, dat posi
tief kan worden gewaardeerd. Door
sommigen wordt zij zelfs „de derde
machtige arm van de christenheid" ge
noemd: naast het katholicisme dat de
nadruk legt op het sacrament en het
protestantisme dat grote aandacht
schenkt aan het woord legt zij het vol
le accent op de doop met de Geest. Het
heeft geen zin, ons voor deze beweging
af te sluiten of haar te verketteren. Be
ter is het ons af te vragen of wij in on
ze Kerken niet meer ruimte kunnen ma
ken voor de vrije werking van de Geest
(waarom wordt er tijdens onze liturgie
vieringen nooit spontaan geroepen
„Prijs de Heer" en „Alleluja"), of wij
het vormsel en het sacrament van de
zieken niet ln hun oude glorie kunnen
herstellen.
Pas dan hebben wij de oproep van
de pinksterbeweging begrepen. Zij kan
er ons voor behoeden, dat wij binnen on
ze gevestigde structuren Inslapen. Zij
roept ons alleen al door haar aanwezig
heid toe, dat de Kerk zoals het door
iemand pakkend werd uitgedrukt „ge
brek UJdt aan de Heilige Geest". En
dat het zin heeft om het gebed te herha
len dat Paus Joannes bij de opening
van het concilie heeft uitgesproken:
„Laat ln onze dagen het plnksterwon-
der opnieuw werkelijkheid worden".
dr. Alfred van de Weijer.
STAATSSECRETARIS EGAS
LIEVER GEEN
LANDELIJKE
NORM VOOR
UITKERINGEN
(Van onze parlementaire redactie
DEN HAAG Wanneer het aan
staatssecretaris C. Egas van Cultuur,
Recreatie en Maatschappelijk Werk (met
de klemtoon op het laatste) ligt, komt er
geen landelijke uitkeringsnorm voor de
toepassing van de algemene bijstandswet.
Ondanks de aandrang die van vele kan
ten op hem uitgeoefend wordt door
gemeenten, door particuliere maatschap
pelijke organisaties, door vakbondsbe
stuurders. „Alsjeblieft geen bevoogding
door het Haagse departement. Dan zou
alleen het alleruiterste minimum uit de
bus komen, waarmee niemand gebaat is
en waarmee de wet aan zijn doel voorbU
zou schieten. Nee, liever- niet."
Men heeft veel kritiek op de algemene
bijstandswet. Dat weet ook de staats
secretaris. Zeker, de wet geeft iedere
Nederlander, die buiten zijn schuld ln
financiële moeilijkheden verkeert, het
recht om overheidsgeld voor zijn nood
zakelijk levensonderhoud te vragen en
te krijgen. Het is een duidelijk recht
geworden voor iedere Nederlander, Maar
de uitvoerende Instanties, Jarenlang op
gevoed in de bepalingen van de armen
zorg, schakelen binnen anderhalf Jaar
niet zonder meer over van het ene naar
het andere uiterste. Zoiets gaat nu een
maal niet zonder schokken, zonder ver
gissingen, zonder misverstanden, zonder
wrijvingen.
En de ontvangende partij? De gemid
delde Nederlander praat niet graag over
de armenzorg, over het halen van steun
en wat daarmee vroeger allemaal be
doeld werd. Hij weet het: hij heeft sinds
1 January 1965 recht op financiële bij
stand in zijn noodzakelijk levensonder
houd, wanneer hij tekort komt. Maar
vraagt de gemiddelde Nederlander graag
om geld? Kan hij sinds 1 januari 1965
zo gemakkelijk de gedachte van zich
afzetten, dat. hij van de steun van
de bedeling leven moet? Hij heeft er
evenveel moeite mee als de vele ambte
naren, die jarenlang anders geleerd en
beslist hebben. Dat kost allemaal tijd.
Voorlichting
De staatssecretaris is de laatste tijd
stad en land afgereisd om in de ge
meenten zelf te horen en te zien, hoe
de bijstandswet werkt. Hoe men de
ambtenaar-, de burger, het ooilege van
burgemeester en wethouders op de
nieuwe wet, op het nieuwe recht van
Iedere Nederlander, reageert.
De heer Egas stelt bijzonder veel prijs
op overleg over deze nog steeds netelige
materie. Deze week heeft hU het eerste
overleg gehad met het landelijk beraad
vakbonden, maatschappelijke instel
lingen en dergelijke. Conclusies zijn er
al: er moet meer voorlichting komen,
voor de ambtenaren en voor het gehele
Nederlandse volk.
„Het gaat niet alleen om de zogenaamde
nadruk. „Het gaat om het recht van
Iedere Nederlander op het noodzakelijke
levensonderhoud En kan hij dit buiten
eigen schuld niet bereiken, dan heeft
de overheid de plicht hem dit te geven,
zonder meer." De normen, die de ge
meenten volgens de wet zelf kunnen
vaststellen voor de uitkeringen, onder
vinden bijzonder veefl kritiek. „Ei- is 'n
enorme verscheidenheid van normen, die
de Nederlander soms de indruk geeft, dat
,.men maai- wat doet". Natuurlijk doet
men niet zo maar wat. Men slaat er ook
geen slag naar, zoals dikwijls gezegd
De heer Egas wijst deze kritiek met
klem van de hand. Dat er een grote
verscheidenheid heerst, dat weet hij.
Maar van een vaste landelijke norm,
waaraan iedere gemeente zich te houden
heeft, voelt hij niets. Hij is ln deze
kwestie een besliste tegenstander van
departementale bevoogding. „Dat heeft
namelijk niets meer te maken met Indi
viduele hulp aan de individuele Neder
lander. Wat weet het departement van
de levensomstandigheden in welke ge
meente of welke wijk van iedere ge
meente? Totaal niets. Juist dit kan het
beste aan iedere gemeente overgelaten
worden".
80 richtlijn
Maar ondanks dit wil de staatssecre
taris de gemeenten wel helpen met be
paalde indicaties. „Er zijn wat duidelijker
criteria nodig. Wij denken aan een cri
terium van bijvoorbeeld 80 procent van
het minimum Inkomen, waarnaar de ge
meenten zich eventueel kunnen richten,
als een soort vloer. Daarmee bereiken
wc bovendien een soort welvaartsvast
heid."
Hij gelooft, dat in deze kwestie vooral
de adviescommissies een belangrijke taak
hebben. Het komt bovendien aan op een
behoorlijk onderzoek van alle gevallen
en op een behoorlijk rapport o<ver de
levensomstandigheden van de aanvrager.
Levensomstandigheden, die van individu
tot individu, van straat tot straat en van
wijk tot wijk hemelsbreed kunnen ver
schillen.
goede en vooral goedwillende ambtenaren,
maar missen het apparaat dat voor onder
zoek en het uitbrengen van rapporten
nódig is. „Daarom juich ik samenwer
king van een aantal kleinere gemeenten
zo sterk toe."
Dat de Individuele bekendheid met
elkaar Ln kleinere gemeenten eep voor
deel voor dit maatschappelijk werk is,
gelooft de heer Egas niet. „Goede bekend
heid kan ongewild leiden tot subjectivi
teit, tot sympathieën en antipathieën en
dit moeten we ten koste van alles pro
beren te voorkomen."
Objectieve onderzoekingen en het op
stellen van zo objectief mogelijk gegevens
over de „gevallen" is aLlernoodzakel ij kst,
juist bij het toepassen van de algemene
bijstandswet".
Juist daarom heoht de staatssecretaris
zoveel belang aan de adviescommissies
waarvan de leden met elkaar over de
aanvragen kunnen spreken en adviseren.
En aan de eerlijke onderzoekingen en
rapporten. ..Iedereen moet zoveel moge
lijk geconfronteerd worden met de moei
lijkheden van de medeburger, die er ook
nu nog steeds bestaan. Dat is de beste
manier om naastenliefde Jegens elkaar
te bedrijven.
Particuliere organisaties
Met. deze bijstandswet zijn de particu
liere organisaties ndet op het tweede plan
terechtgekomen. Ook dit ontkent de heer
Egas met nadruk. „Integendeel. De par
ticuliere organisaties kunnen nu een ge
heel eigen en zeer aantrekkelijke taak
op zich nemen, al moeten ze misschien
nog iets meer ln deze richting leren
denken. Zij kunnen het „noodzakelijke
levensbes taan", dat de bijstandswet garan
deert, wat opsieren met de franjes, die
het leven zo dikwijls veraangenamen.
Wannneer ze zich afvragen wat
ze met hun slapende fondsen moe
ten, laten ze dan ook eens aan deze
„franje" van het leven denken.