gigantische 'megapool
SPOOKBEELD VOOR 1980
wamt Boirm Kot Hoek vam» Holbodl
KUNNEN WIJ
EXPLOSIE
VAN STEEN
IN
DE HAND
HOUDEN?
1'flfcTERDAG 9 APRIL 1966
DE LEIDSE COURANT
PAGINA I
(Van een onzer redacteuren)
AMSTERDAM Monstersteden met miljoenen, soms tientallen
miljoenen inwoners. En zij groeien door in alarmerend tempo. Kan
men deze ontwikkeling in de hand houden? En wat kan men doen,
om de problemen op te lossen, die met deze groei samengaan: opeen
hoping van mensen en gebouwen, chronisch tekort aan woonruimte,
eindeloze verkeersmoeilijkheden en steeds minder recreatie
gebied De wereld kent momenteel 24 van dergelijke vulkanisch
erupterende woongebieden. Tot de grootste zeven rekent men,
behalve Londen, Moskou, New-York, Parijs, Tokio en het Roergebied
ook de Randstad Holland. Peter Hall, lector in de economische aard
rijkskunde aan het befaamde Birkbeck College te Londen, heeft ze
in een diepgravende studie naast elkaar gezet en vergeleken. Het
resultaat, dat „Zeven wereldsteden, problemen van groei en leefbaar
heid" heet, is zojuist verschenen in de internationaal georiënteerde
serie „Wereldacademie". Voor Nederland is daarbij uiteraard inte
ressant, dat we uit de eerste hand kunnen vernemen, hoe buiten
landse experts denken over de -wijze, waarop wij onze stedebouw-
kundige boontjes doppen.
h;
It t
effn Inleid: g constateert Hall, dat
'óe Randstad^ Holland samen met het
gebied wereldsteden zijn van een ge-
eigen aard. „Hier zijn niet alle func-
van de metropool samengebundeld
sterk-centrale reusachtige
door toeVallige historische
kelingen ls men erin geslaagd, de
jcties te verdelen over een aantal
cialiseerde, nauw ver-
ïte centra. Dit zogenaamde polycen-
:he type wereldstad verdient de spe-
belangstelling van stedebouwkundi-
burgers in die landen, die wor-
len met de centrale stad". En in het
Dfdstuk „Moraal van de Randstad"
mt de auteur onder meer tot de vol-
ide conclusies: „Als Engeland en
ankrijk hun bestuurlijke, commerciële
financiële functie ook tot ontwikke-
hadden gebracht in afzonderlijke,
ij elkaar gelegen steden, zouden
voor minder onhandelbare pro-
men staan. Maar Nederland geeft het
tenland en speciaal Engeland nog
stof tot nadenken. De Engelsen zQn
menig opzicht pioniers geweest van
mtelijke ordening, zij hebben al vroeg
repen, dat wereldstedeljjke groei pro-
men met zich meebracht en hun ant-
Oord op die problemen was, een groene
del van 8 kilometer breedte, waarop
bouwstop rust. Maar een groene
del is slechts geschikt voor een stad
een statische bevolking; heeft men
maken met een snelgroeiende bevol-
g, zoals dat in Londen het geval is.
schept zo'n gordel extra-moeilijk-
n en staat hij bloot aan ernstige
k. De Nederlanders zijn later gecon-
nteerd met hetzelfde probleem en te-
jk met de noodzaak van uitbreiding
hun steden. Zij hebben toen de gor-
afgewezen en de voorkeur gegeven
een lintuitbreiding met groene wig-
Deze oplossing maakt onbeperkte
breiding mogelijk langs de aanvoer
den, waarlangs de steden zich reeds
g zijn gaan uitbreiden en tegelijk kun-
natuurgebieden tussen die linten
den behouden. Het is vrijwel zeker,
voor de meeste snel-groeiende we
nsteden de Nederlandse oplossing de
Bte isZiezo, daar kunnen onze
nologen het mee doen.
Spookbeeld
len nu volstaan met elkaar te-
«ien op borst en schouder te kloppen
1 meent van niet en illustreert dit
i de hand van het volgende spook-
ild, dat trouwens ook in Den Haag
lang wordt onderkend. ,,De Randstad
idt zich snel uit en dreigt zelfs Arn-
n op te slokken. Zodra dat gebeurt,
nog slechts 110 kilometer natuur-
>ied liggen langs de E 36 als schei-
g tussen twee van de grootste stede-
agglomeraties van het Europese
iteland: Holland en het Roergebied,
grensstrook is eeuwenlang vrlj-
onaangetast gebleven; het gedeelte
de E 36, dat het doorkruist, kwam
in 1965 gereed. Maar Nederland
geografen en planologen kijken met
gstige ogen naar de bufferzone. Zij
zen met grote vrees, dat in 1980
Randstad Holland en de steden van
Duitse Rijn-Roergebied aaneenge-
dd zullen zijn tot één gigantische
lelijke agglomeratie: een Europese
igapool, 290 kilometer lang, zich ult-
■kkend langs de Rijn van Bonn tot
dt van Holland."
Maar het is nog niet zover. Momen
teel ziet Hall nog „slechts" een stad, die
j"®Pt van Dordrecht via Rotterdam en
■■gs de oostelijke oever van de Nleu-
Jfc Waterweg tot Hoek van Holland,
Den Haag, Delft terloops meepakkend.
Vervolgens strekt hij zich als een gor
del ter breedte van ongeveer 15 kilome
ter uit naar het noorden, waarbij hij
belangrijke steden als Leiden en Haar
lem en een hele reeks badplaatsen en
andere dorpen overdekt, tot hij het
staalcentrum IJmuiden bereikt. Van
daar buigt hij weer scherp af langs de
Zaanstreek naar Amsterdam. Als deze
stad dan het hoger gelegen Hilversum
heeft bereikt, is hij buiten de provincies
Holland gekomen en gaat hij verder via
Utrecht om tenslotte min of meer te
eindigen aan de oevers van de Lek.
Het ls goed deze opsomming weer
eens te geven, want niet iedereen die
over de „Randstad Holland" spreekt
resliseert zich, hoe het gebied, dat met
urbanisatie wordt bedreigd, als een
olievlek over een goed deel van de land
kaart ligt. Het is ook goed nog eens op
te tellen, om hoeveel mensen het hierbij
wel gaat. Hall zegt, zich baserend op de
jongste statistiek: 4,27 miljoen of wel
36 percent van de Nederlandse bevol-
vólking.
Hoe gaat het nu verder met deze ex
plosieve samenklontering van steden,
dorpen, huizen, mensen? De verdienste
.alls boek is onder meer, dat hij
nu tens Gv-i-Kii.ciijk bij eikaar z-l,
wat tot nu toe slechts voor de expert en
verspreid over een lawine van rappor
ten "en publikaties aan kennis en voor
spellingen aanwezig was. Hij gaat er
daarbij van uit, dat de Randstad in de
Jaren tot 1980 moet rekenen op een groei
met meer dan 1 miljoen zielen ten ge
volge van de natuurlijke aanwas. „En
voor al die mensen moet in het overvol
le westen onderdak zijn gevonden. Op
een nog grotere mate van decentralisa
tie hopen is onverantwoord in verband
met de ontwikkeling van de economie.
In Nederland vindt evenals in andere
EEG-landen een grote verschuiving
plaats van arbeidskrachten uit de land
bouw naar de industrie en de diensten
sector. Daar komt bij, dat een groot
deel van de snelgroeiende industjde
ruimtelijk gebonden is aan de Rand
stad, omdat ze werkt met ingevoerde,
goedkope volumineuze grondstoffen en
dus aan diep water moet zijn gelegen.
De duidelijkste voorbeelden hiervan
zijn de (petro-) chemische industrie en
de ijzer- en staalindustrie, respectieve
lijk geconcenteerd langs de Nieuwe Wa
terweg en 't Noordzeekanaal. Deze in
dustrieën zullen in de komende decen-
alle waarschijnlijkheid blijven
groeien". Hall ziet weliswaar een uit
tocht van arbeidsintensieve bedrijven
streken buiten de Randstad, met
name naar Brabant en Limburg, maar
stelt daartegenover een groei van het
overheidsapparaat, de „industrie van het
ïoger onderwijs" en in het algemeen de
dienstensecotr, die
drukt.
Het grootste gevaar, dat de geschet
ste ontwikkeling met zich meebrengt, is
volgens Hall een viervoudige aanslag op
het toch al schaarse bezit aan cultuur
grond. Allereerst zal de tuinbouwindus-
trie, die tussen 1950 en '60 haar areaal
van glascultuur al met 700 ha uitbreid
de, nog meer voor zich gaan opeisen.
De tweede mededinger is de zware in
dustrie met zijn behoefte aan havenin
stallaties. Dan is er grond nodig voor de
woningbouw; de woondichtheid wordt
namelijk minder, omdat de moderne
gezinnen kleiner zijn. Hall schat op
grond van de laatste gegevens, dat de
bevolking van de Randstad tussen nu
en 1980 met 1,5 miljoen zal toenemen,
waarvoor men 30.000 tot 40.000 ha cul
tuurgrond aan de landbouw moet ont
trekken dat is 7 percent van de cul
tuurgrond in het westen, een areaal,
groter dan de Noord-Oostpolder! Een
vierde behoefte tenslotte is die aan re
creatie. „Het westen", betoogt Hall,
„lijdt al onder een chronisch tekort aan
vrij toegankelijke natuurgebieden en dat
tekort zal nog vergroot worden door
drie factoren:
1. Het feit, dat de betrekkelijk korte
kust niet alleen moet voorzien In de be-
op het westenhoefte van veel Inwoners i
derlandse binnenland, maar ook van
de inwoners van het Roergebied bijvoor
beeld:
2. De groeiende bevolking In het hele
achterland, met inbegrip van streken
aan gene zijde van de Duitse grens;
3. De snelle toeneming van de mobili
teit als gevolg van de motorisering".
Hall becijfert dan, dat in 1970 ieder
weekend 3 miljoen mensen de stad wil
len verlaten om buiten ontspanning te
zoeken, en dat in 1980 tussen de twee en
een half en drie miljoen mensen geduren
de de drukste vakantieweek de bekende
vakantieoorden zullen vullen. „Er ls ech
ter slechts recreatiegebied voor twee
miljoen mensen één miljoen daarvan
kan een plekje vinden aan de kust".
Het westen lijdt al onder een
chronisch tekort aan vrij toeganke
lijke natuurgebieden en dat tekort
zal nog vergroot wordenmede als
gevolg van de groeiende bevolking
in hei hele achterland, met inbegrip
van streken aan gene zijde van de
Duitse grens en de snelle toeneming
van de mobiliteit.
Oprukkende
huizenrij
Hall onderkent in zijn studie de eigen
lijke Randstad, „een hoefijzervormige,
17 kilometer lange lintstad" en daar
in een agrarisch hart. In de aanvreting
van dit hart door de oprukkende huizen
rijen ziet hij een groot gevaar „Voor
al op twee plaatsen, één in het noorden
waar er een doorlopende stad groeit
langs het Noordzeekanaal, die Amster
dam, de Zaanstreek, IJmuiden en Haar
lem ineen doet smelten; en in het zuid
westen, waar de steden Rotterdam, Delft
en Den Haag en Leiden heel gemakke
lijk kunnen samenklonteren tot
niatuur Randstad. In andere streken is
het gevaar verraderlijker, zoals
Utrecht, waar de stad de neiging heeft,
zich zowel naar het noorden als net zuid
oosten uit te breiden tot in het aantrek
kelijke heuvelland toe, dat van zo grote
betekenis is zowel voor landbouw en vee.
teelt als voor recreatie. „Een bijkomend
probleem is volgens Hall, dat de douw
van autowegen is het westen driemaal
zo duur is als bijvoorbeeld in het oos
ten en die van woningen twee tot drie
maal zo kostbaar.
Hij constateert: ,,Het \1nden van een
goede grondslag voor dc gemeentebelas
tingen nodig voor de financiering van
openbare werken is een acuut pro
bleem, omdat veel mensen bulten hun
werk gemeente gaan wonen In de
oorsteden. De Randstad kent deze pro
blemen nog niet in dezelfde mate als
.onden of Parijs, maar door de bevol
kingsgroei in de volgende decennia ne
en ze snel In omvang toe".
Hall geeft zoals gezegd, blijk van
grote waardering voor de wijze, waar
op de Nederlandse planologen de ate-
explosle in de hand trachten te hou
den. Het voorstel om de Randstad zich
niet zijdelings te laten uitbreiden om
aaneenklontering binnen de ring van ste
den te voorkomen, en niet binnenwaarts
het agrarische hart, maar om een
straalsgewijze uitbreiding te bevor
deren langs de voornaamste verkeers
aders wegen, spoorwegen en water
noemt hij revolutionair. In het noorden
ziet hij deze ontwikkeling gaan „tot aan
Alkmaar toe of nog Iets hoger". Naar
het oosten, vindt hij, mag de agglome
ratie zich niet uitbreiden tot voorbij
Utrecht, omdat men dan terecht komt
in de aantrekkelijke natuur van de
Utrechtse Heuvelrug. „Hier moet een
bewuste politiek van decentralisatie
de groei afleiden naar de kleine stad
jes ten oosten van de heuvelrug". De
grootste mogelijkheden ziet hij echter
in de groei van het noordoosten, in
Zuid-Flevoland, en vooral naar het zui
den in het geïsoleerde gebied van de
Rijn-, Maas- en Scheldedelta.
Bovengemeentelijke
organen
Hall gaat vervolgens in op de situatie
dat in Nederland regionale plannen ten
aanzien van de bestemming van grote
gebieden worden gemaakt, door de pla
nologische diensten van de provincies,
terwijl de grote nationale lijnen voor
de ruimtelijke ordening in Den Haag
worden aangegeven, maar dat alleen de
gemeentelijke plannen (zogenaamde
bestemmingsplannenrechtsgeldigheid
hebben, al kunnen provincie en Rijk
bindende aanwijzingen geven.
„De grote vraag zal zfln", waar
schuwt hij, „of degemeentelijke plan
nen zich redelijk zullen schikken naar
de aanwijzingen van bovenaf.
Het gevaar bestaat, dat veel gemeen
tebesturen alleen maar oog zullen heb
ben voor hun eigen problemen en In de
vorzoeking komen urbanisatie toe te
staan op plaatsen waar ze niet gewenst
Is, of ze te verhinderen, daar waar ze
juist zou moeten worden aangemoedigd.
Ook Is het nog lang niet zeker, of zy
een actieve politiek zullen kunnen door
zetten om grondspeculatle te voorko
men. -Het staat vast, dat veel belang
rijke taken in de groeiende Randstad
niet behoorlijk kunnen worden uitge
voerd door de bestaande gezagsorganen.
Twee belangrijke voorbeelden daar
van zijn de bescherming van bufferzo
nes en het openbaar vervoer In de uit
gestrekte voorstedelijke gebieden. Zo
heeft de voortdurende groei van het In
tergemeentelijk forenzen verkeer ertoe
geleid, dat de Nederlandse planologen
steeds meer gaan voelen voor de vor
ming van een bovengemeentelijk ver
voersbedrijf naar het voorbeèld van
London Transport."
Polycentrische
wereldstad
Even verder kómt Hall tenslotte tot
een vergelijking van de Randstad en
het Roergebied met de andere stedelij
ke agglomeraties ter wereld die zijn stu
die voor wat de Nederlandse kant van
zijn boek betreft goed afrondt. „De po
lycentrische vorm van beide woonge
bieden", schrijft hij, „moge vreemd
HJken in de ogen van diegenen, speciaal
die Europeanen, die wonen in lan
den, overheerst door één enkele wereld
stad. Maar niet alleen is de polycentri
sche wereldstad een volkomen natuur
lijke vorm, die tot ontwikkeling is ge
komen over een historische periode, ze
ker niet korter dan die, waarin de mo-
nocentri8che metropool groeide het
lijkt ook een veel levensvatbaarder
or het midden van de twlntlg-
Het Rijn-Roergebied en de
Randstad hebben vérvoersproblemen en
moeilijkheden bij het verkeer tussen
huis en werk, maar die problemen en
moeilijkheden zijn veel en veel kleiner
dan die van Londen, Parijs of New
York. Zij hebben problemen van samen
balling van mensen en tekort aan ruim
te, maar toch blijken ze een grots,
voortdurende bevolkingsaanwas veel
gemakkelijker te kunnen verwerken
dan de gebieden met één centrum.