BENELUX IN
SIGARETTENPRAKTIJK: -
bedroevend, bizar
en lachwekkend
KLEINE
SMOKKEL
TIERT
WELIG
Jeugdige Amsterdammers
bespelen oude gamelan
MAANDAG 28 MAART 1966
DB LEIDSE COURANT
PAGINA 5
BAARLE-NASSAU De man achter de toonbank haalt de schouders
op. De sigarettenautomaat aan de muur is leeg. Het, schamel voor
raadje dure sigaretten waar hij nog mee zit, raakt hij niet meer kwijt.
Aan de overkant van de straat, op Belgisch grondgebied, zijn dezelfde L»,
merken twee kwartjes goedkoper. De Nederlandse winkelier rookt
ze zelf ook en wie niet in de grensstreek? Al weken lang kijkt hij
gelaten naar de drukte in de Belgische winkel waar de sigaretten de
deur uitvliegen. Zo gaat dat nu eenmaal in de Beneluxpraktijk
De situatie die na de prijsverhoging
van de sigaretten in Nederland langs
de grens ontstaan is, is bedroevend,
lachwekkend en bizar tegelijk. In Bel
gië is de prijs van de saffiaantjes niet
omhoog gegaan zoals in Nederland. Het
prijsverschil is voor de grensbewoners
aantrekkelijk genoeg om even naar
„Bels" te rijden. Langs de grens in
Zeeland en Brabant tiert de kleine
smokkel dan ook welig...
Nog is de oude voorraad bij de Ne
derlandse sigarettenwinkeliers in ste
den als Breda en Tilburg niet hele
maal uitgeput, maar dat zal spoedig 't
geval zijn. Dan zullen weer meer Ne
derlanders op „Belgische" sigaretten
overstappen dan nu het geval is. De
douane heeft het er druk mee. De situ
atie die in het verschiet ligt, trekt hen
allerminst aan, want de commiezen
weten er eerlijk gezegd ook niet goed
raad mee.
Niet somber
De hoofdinspecteur van Invoerrech
ten en Accijnzen te Eindhoven en zijn
collega in Roosendaal zien de toe
komst overigens niet al te somber in.
Van smoklte! op grote schaal is tot nog
toe geen sprake, zeggen zij. Zij ver
wachten die ook niet. „Het goed moet
eerst over de kop gaan, wil het voor
beroepsfraude in aanmerking komen",
Is hun stelling.
Dit betekent zoveel als: „In Neder
land moeten de sigaretten tweemaal zo
duur zijn als In België, willen de be
roepssmokkelaars er brood in zien".
Dat zal wel zo zijn, maar er zijn toch
al amateurs die ee ngemakkelijke bij
verdienste ruiken. Bij de grensover
gang te Poppel werd kort geleden be
slag gelegd op een partijtje van '50.000
sigaretten die enkele Nijmeegse werk
lozen de grens over prqbeerden te krij
gen.
Bij Strijbeek liep het vorige weekein
de een Bredanaar tegen de lamp. De
douane haalde 8000 sigaretten uit zijn
auto. De contrabande werd verbeurd
verklaard en de „smokkelaar" moest
per sigaret een dubbeltje boete betalen.
Het kostte hem een kleine 800 gulden.
De tabak wordt duur betaald.
Controle
De douane aan de Belgisch-Neder
landse grens heeft het toezicht op de
t van sigaretten verscherpt, zoals
dat heet. Dat betekent: men besteedt er
gewoon wat meer aandacht aan. Bij tijd
wijle worden auto's die uit de rich
ting België komen, nagezien. De doua-
beperkt zich tot steekproeven. Tota
le controle is onmogelijk.
Er wordt In eerste instantie om de
groene kaart gevraagd en daarna infor-
n de douaniers beleefd of u nog
sigaretten uit België hebt meegebracht.
De ambtenaar knikt vriendelijk, als u
:egt, en vraagt hoffelijk of hij nog
In de wagen mag kijken. Zeg eens
dat het niet mag!
Volgens de voorschriften mogen ï-eizi-
gers honderd sigaretten bij zich hebben,
grensbewoners daarentegen slechts vijf
entwintig. Dat lijken waterdichte bepa
lingen, maar dat zijn het niet. Wat Is 'n
„reiziger" en wat moet men onder een
„grensbewoner" verstaan? De doüane
weet het ook niet precies. Daar komt
bij dat de staatssecretaris van Finan
ciën hun heeft laten weten dat geval
geval bekeken moet worden... Dat
behoorlijke slag om de arm!
garetten kosten. Irt Nederland veel ge
vraagde merken als Caballero 105 cent,
Roxy 98 cent, Lexington 98 cent.
In(de winkel staan de sloffen sigaret
ten hoog opgestapeld. Zij worden gele
verd door een grossier te Turnhout. Het
zijn Nederlandse sigaretten uit Neder
landse fabrieken die legaal naar België
zijn geëxporteerd. Ingevolge de Bene-
luxverdragen accijnsvrij.
In België wordt er een banderol op
geplakt, de Belgische staat strijkt er 't
zijne van op en ze gaan naar de winkels
in de grensstreek. Want een Belg rookt
geen Nederlandse sigaretten. Probeer
in een wat verder van de grens gelegen
plaats als Rijckevorsel maar eens een
pakje Caballero te kopenZe hebben
ze daar niet.
BESTEDING VRIJE TIJD
Deze Nederlancler komt uit België en heeft zes pakjes sigaretten bij zich. Hij
woont in Den Bosch, bracht een tweedaags bezoek aan Brussel en is dus
reiziger. Heeft, hij te veel sigaretten bij zich? Hij is een stugge roker en gewend
zijn sigaretten per' slof ineens in te slaan. Hij heeft dus niet meer sigaretten
bij zich dan normaal. Wat moet de douane in zo'n geval doen
grensbewoners zijn. Hij heeft „mot"
De Nederlandse sigarettenwinkeliers gehad met de douane en daarom wil hij
in Baarle-Nassau zien het allemaal
met lede ogen aan. „Als ik ervan zou
moeten leven, gooide ik de tent vandaag
nog dicht", zegt een van hen. Sommi
gen hebben er een slijterij bij, anderen
een kruidenierszaak.
In beslag
Een van de gedupeerde Nederlandse
winkeliers kreeg een niaand of wat ge
leden een „goeie" inval. Hij begon ook
Belgische sigaretten te verkopen, de
zelfde die bij zijn collega aan de over
kant van de straat zo goedkoop geprijsd
Handel
Ondertuss
handel in
-Hertog, d(
•n floreert de sigaretten-
;n dorp als Baarie-Nassau
enclave waar de grens
straten en pleinen, dwars
door de winkels en cafés loopt. In een
winkel op Belgisch gebied staat nauw
keurig in centen aangegeven wat de si-
Dood voor
van sigaret
moet leven
wie
het naadje van de kous wel
Hij ergert zich groen en geel,
neer hij de Nederlandse
ziet postvatten bij zijn winkel. „Toen
ze laatst weer stonden te kijken wie er
bij ons sigaretten kocht, zijn we met z'n
allen voor het raam gaan staan", ver
telt hij grimmig. „Ze waren zo weg!"
Hij vertelt zijn klanten dat ze hon
derd sigaretten mee mogen nemen. „Vo
rige zondag kwam er hier een commies
binnen. Hij was kwaad omdat wij onze
klanten zeiden dat ze er honderd mee
mogen nemen. Maar wij handelen vol
gens de wet. En als ze die honderd si
garetten van mijn klanten afnemen,
moeten ze een proces-verbaal opmaken
en dan betaal ik het!"
Deze Belgische winkelier heeft ook
douane-ambtenaren met portofoons
(draagbare telefoons) voor zijn deur
gehad. Die gaven de autonumniers van
zijn klanten door aan collega's die ver
derop posteerden. De hoofdinspecteur
van Invoerrechten en Accijnzen in Eind
hoven: „Dat kan hoogstens één keertje
Voor de ramen van de grenslcantoren hangt sinds enige tijd een merkwaardige
waarschuwing. .Met smokkelsigaretten kunt u DUUR uit zijn", staat erop.
De passant wordt erop gewezen, dat hij niet meer sigaretten mag invoeren dan
hij voor zijn verdere reis voor eigen gebruik nodig heeft. Een vage bepaling,
want hoeveel zijn er dat precies„Van geval tot geval bekijken", zegt de
staatssecretaris. Niettemin staat er op het biljet dat grensbewoners (wie zijn
dat?) maar vijfentwintig sigaretten mogen invoeren. Wie er meer bij zich
heeft, moet dat aan de douane „opgeven"luidt de tekst. Een vreemde term,
dat „opgeven" de douaniers noch de grensbewoners worden van deze
waarschuwing wijzer.
liggen. „Het moelit niet. Ze hebben ze
allemaal in beslag genomen. Voor ze
venduizend gulden ongeveer. Nee, niks
van teruggezien.
Zijn Belgische collega aan de over
kant heeft ook problemen. Evenmin als
de douane weet hij precies wat wel en
wat niet mag. En evenals de douane
heeft hij er „tabak" van. Daarom heeft
hij een advocaat in de arm genomen om
eens precies uit te zoeken wat reizigers
wel zeggen
„Die ene keer is dan zeker een hele
week geweest", repliceert de sigaret-
tenwinkelier in Baarle-Hertog vinnig.
Men laakt hier dit soort praktijken. Men
vindt het niet sportief. Men heeft geen
oog voor de moeilijkheden waarmee de
douaniers af te rekenen hebben.
Per slot van rekening staan zij voor
de taak om de clandestiene invoer van
sigaretten te verhinderen. In de Bene-
Benelux in de praktijk'
Bdarle-Hertog worden de goedkope sigaretten vlot aan de Nederlandse 1
luxpraktijk blijkt dat een onmogelijke
opgave. Zonder Benelux zou het eigen
lijk allemaal veel eenvoudiger zijn, even
eenvoudig bijvoorbeeld als aan de Ita
liaans-Zwitserse grens waar elke auto
scherp wordt nagekeken. Bij ons in de
Benelux waar het grensverkeer veel
vrijer is, gaat dat nu eenmaal niet...
Het is natuurlijk wel een lachtertje
zo'n Benelux. De Belgische sigaretten-
winkelier in het grensgebied lacht het
hardst.
Even uitblazen
MEVROUW
Van tateren tot spreken
TVj EU WE vindingen en nieuwe begrip-
- pen geven de taalkunstenaars de
zorg voor nieuwe woorden. We moeten
daar niet licht over denken. Vaak slaat
de volksmond die de taal in feite
maakt de weg van de minste weer
stand in door een bestaand buitenlands
woord over te nemen. Zo lieeft de heli
kopter het bij ons nooit kunnen brengen
tot het fraaie hefschroefvliegtuig, of
nog beter de wentelwiek. Zelfs prijs
vragen spreken niet altijd het verlos
sende woord, hetgeen de opmerking
„de televisie was weer knudde van
avond", bewijst. De teleurstelling geldt
in dit geval niet het toestel dat we kijk
kast zouden kunnen noemen, maar het
verschijnsel televisie, waarvoor on
danks herhaalde pogingen geen gang
bare Nederlandse vertaling is gevon
den. Dat onze taal moeilijk valt te le
ren, wordt, te pas en te onpas trots en
triomfantelijk naar voren gebracht.
Och ja, al die sterke werkwoorden hè,
zoals zingen gezongen, kopen gekocht
en dan de vele woorden met dubbele
betekenis. Het leedvermaak met de bui
tenlander die dat allemaal maar niet
onder de knie kan krijgen, kan beter
omgebogen worden in begeleidende me
deleven met onze eigen Nederlandse
kindertjes.
Toen vroeger een vader en moeder
nog pa en moe heetten, bracht 'n pren
tenboek zinnetjes als„Vic is moe", 'n
kleuter gemakkelijk in verwarring, om
van snoepjes die zijn aekoopt en ba
by's die hebben geslaapt niet te spre-
Van de andere kant staan ouderen
verstelt hoe een kind met zijn nog be
perkte woordenschat soms trefzeker za
ken of dingen weten te formuleren. „Op
de voordag van mijn verjaardag kon ik
helemaal niet slapen en op de achter-
dag van m'n verjaardag was het ook
nog een beetje feest". Even begrijpe
lijk is: „Ik ben niet. morgen jarig en
ook niet dan morgen, maar drie mor
gen". Zolang je niet met alle ingebur-
gerde woorden vertrouwd bent, blijft
J het vrij gemakkelijk zelf een omschrij
ving te geven. Hel heeft geen zinals-
nog aan kinderen die elke dag televisie
kijken, te vragen, dit begrip op eigen
manier te verantivoorden.
tt OOGSTENS. kunnen we terecht bij
een kleintje van twee jaar die ge
dachtig zijn eigen programma-ervarin
gen elk toestel consequent een „Klaas
vaak" noemt. Het taalgebruik bij kin
deren is een studie waard. In een ver
rukkelijke Prisma: „De taal van het
kind" onthult J. A. Meijers, dat u hele
maal niet trots hoeft t.e zijn, als baby
u „papa", of „mama" toekraait. Mam
ma en pappa zijn de namen van
vader en moeder geworden, omdat ta
terende babies deze klanken het best en
geregeldst voortbrengen. Als hij later
de samenhang tussen woorden en be
grippen gaat ontdekken, duiken de grap
pige gezegdes op.
Brood met biefstuk is ronduit een
vondst voor het kind dat er dol op is.
Hij wordt later geen melkboer of groen
teboer, in nar vleesboer. Voorlopig zit
hij nog op de kleuterschool „en daar is
ie torli zo op z'n plaats", volgens moe
der. Verontwaardiging: „Ik lieb van
I daag juist een andere plaats gekregen".
Er was een klasgenootje dat opschep-
te over een grote bloeduitstorting.
Maar hij stortte helemaal geen bloed,
ifc heb stiekum onder zijn stoeltje geke-
1 ken".
Als het maagje een beetje borrelt,
heet het: „hoor. het wekkertje in me
buik loopt, af, het is tijd om te eten".
Elke moeder kan boekdelen volschrij
ven van dergelijke praat en ze zou het
dolgraag willen ook. „Moet je horen
zegeen buurvrouw kwam haar de ba
by kijken zei boven de wieg: waar
i het kindje dan? Weet je wat onzt
Loes toen zei: tante Rietje is zeker kin-
derblind", dat moest je kunnen op
schrijven voor later. Doet u dat dan
heel gauw, voor men zo'n kostelijke
ing vergeet, meteen op
briefje zetten. Al is het het boodschap
penlijstje in de keuken. Wanneer dt
kinderen getrouwd zijn heb je tijd ge
noeg om er een mooi album van samen
te stellen. Want: als wij later getrouwd
zijn, bent u niet meer een moeder,
n gewone mevrouw en die heb
ben wel tijd".
Coks van Eijsden.
CONCENTRATIE EN
MUZIKALITEIT
VEREIST
(Van een onzer verslaggevers)
AMSTERDAM Muziekklanken sprankelen
feestelijk door de derde omgang van het
Amsterdamse Tropenmuseum. Het is dins
dagavond repetitietijd voor de vijftien
bespelers van de rijk met houtsnij- en
schilderwerk verfraaide Javaanse gamelan.
Tere tonen buitelen in een fantastische, on
stuitbaar lijkende stroom de grote ruimte in.-
Zlj roepen bij de toehoorders een visioen op van
een ster-heldere tropenavond onder wuivende pal-
n. Maar het decor is hier minder exotisch:
twee hoge pleistermuren en twee vitrines vol Afri-
kaansne e Aziatische muziekinstrumenten. Zonder
aankondiging vertraagt trombespeler Ernst Heins
onverwacht 't hoge speelritme. Met enkele luide
slagen op zijn kendang gending en zijn kendang
tjiblon damt hij de heftige bruisende klankenstroom
in tot een zacht zingende beek.
Bibliothecaresse Margreet Rodts uit Amsterdam op
haar saron demoeng, studente musicologie H. San
ders uit Haarlem op haar slentein en haar collega
Ed Tervooren uit Loenen op zijn tien gongs tel
lende bonang panemboeng volgen met de andere
elf gamelanenthouiasten op slag de onverwachte
vertraging. Nog even kabbelt de melodie verder. De
gongen klinkklanken er zachtjes doorheen. Dan be
velen enkele forse slagen op de grootste drum het
einde van de melodie. Zachtjes vloeien de klakken
het weer anders. De spelers moeten goed op el
kaar letten, elkaar opvangen en aanvullen",
FASCINEREND
Sedert de terugkeer naar Berlijn van leermeester
Harjadi heeft de heer Heins de leiding in handen,
„Helaas, moet ik wel zeggen. Want het bespelen
van de drums is erg moeilijk. Ik weet dat ik nog
veel fouten maak, maar met elkaar beleven we
met muziek maken op de gamelan veel plezier,
ik ben blij dat ik op deze manier deel kan heb
ben aan een brok cultuur uit een ander deel van
de wereld. De muziek is geweldig mooi".
Studente H. Sanders uit Haarlem: „De klank van
de gamelan boeit me enorm. De melodie is zo won
derlijk vreemd en zo geweldig mooi. Als je zo
goed geoefend hebt dat je er van kunt gaan houden,
is het een wonderfljne ervaring daar aan mee te
kunnen doen".
Ed Tervooren uit Loenen, i Utrecht musicologie
studerend, rijdt wekelijks op een bejaarde motor
van Utrecht naar Amsterdam. Het bespelen van
de gamelan is voor hem voor de helft liefhebberij
en voor de andere helft studie. „Ik wil later een
gedeelte van mijn werk besteden aan muzlekonder-
rlcht in psychiatrische inrichtingen. Daarom maak
ik nu een studie van muziek die geschikt kan zijn
voor therapeutisch gebruik. Van de ervaringen die
ik hier opdoe heb ik misschien later wel profijt.
Ik hoop er stimulansen uit te putten voor een be
ter muziekonderricht aan geestelijk gestoorden".
EERBIED
Omzichtig nemen de speelsters en spelers hun
plaats achter hun instrument weer in. Zij stap
pen behoedzaam lngs en beslist niet over de in
strumenten heen, „want je moet er eerbied voor op
kunnen brengen". Vol overgave wordt er weer an
derhalf uur gemusiceerd.
„We willen het cursusjaar weer besluiten het een
openbare repetitie", zegt de heer Heins. „Verleden
?rs op de Midden-Jav
aar legen de wit gep
de Tropen i
de repeti-
KLEUR
Gamelanleider drs. Ernst Heins (28), hoofd van
de afdeling Ethnomusicologisch Archief van het
Instituut voor Muziekwetenschap van de Universi
teit van Amsterdam: „Zo brengen we wat kleur
in het museum".
Drie jaar geleden is hij met het bespelen van de
fraaie, vermoedelijk uit het vorstelijk paleis van
Djokjakarta afkomstige, zeker honderd jaar oude
gamelan begonnen.
„Ik vond het zonde dat deze mooie instrumenten
niet loerden gebruikt. Tot 1955 waren zij door de
groep van Bernharcl IJzerdraat met succes be
speeld. Toen die voor goed naar Indonesië ver-
trok, viel de groep uiteen. Acht jaar lang bleef
de gamelan onbespeeld. Hij stond wel tentoonge
steld, En toen dacht ik: „Waarom gaan wij er niet
op verder
Sedert die gedachte bij de actieve musicoloog
Heins opkwam, vieren vijftien jongens en meisjes
wekelijks een echt muziekfestijn. In kleermakers
zit achter de sarons, de gong^, de kenongs, de ken-
dangs en de bonangs, doe zij hun uiterste best
een goed stuk Middenjavaanse muziek ten gehore
te brengen.
Ernst Heins: „In het begin zochten wij hulp in de
literatuur. Maar dat bevredigde niet. Toen heb ik
voor de in Berlijn studerende Javaanse musico
loog F. Harjadi een beurs aangevraagd. Hij heeft
ons de geheimen van de gamelan bijgebracht, in
een hlf jaar tijd heeft hij ons heel aardig inge
wijd".
Is het bespelen van een gamelan erg moeilijk?
„Technisch gezien niet. Je hebt alleen maar té
slaan. Want een gamelan bestaat uitsluitend uit
slaginstrumenten. Je hoeft dus geen bepaalde tech
nieken te beheersen. Maar er wordt veel geëist
van de muzikaliteit van de spelers. Er wordt al
leen uit het hoofd gespeeld. De kernmelodie staat
vast. Daaromheen moet dan veel worden geïmpro
viseerd. Op een gamelan wordt levende muziek ge
creëerd, muziek die la moment ontstaat Elke
keer als een bepaald stuk wordt gespeeld, klinkt
andere cultuur,
r wat doen, be-
i aantal dansen,
op deze manier
jaar hebben we dat ook gedaan, niet
laten zien hoe goed we wel zijn, maai
deren een inzicht te geven in
Om te tonen dat we niet zo
geleidden wij een Javaan bij
Het is bijzonder fascinerend
deel te kunnen hebben aan één aspect van een ge
heel andere cultuur. Er bestaat ook veel enthou
siasme om mee te doen. Het is echt dringen, maar
we zijn maar aan een bepaald aantal spelers ge
bonden".
Margreet Rodts, bibliothecaresse in het tropenin
stituut, net terug van een verblijf van twee maan
den in India, speelt nu een week of tiep in het
ensemble mee. „Ik vind het bijzonder boeiend en
De Indonesische ambassadeur was o ok aanwezig.
Hij was met de resultaten bijzonder ingenomen".
Op het bureau van de heer Heins ligt een door
Philips op de markt gebrachte grammofoonplaat
met gamelanmuziek.
Zal zijn groep ooit eens met een plaat uitkomen?
„Neen, beslist niet. Wij hebben geen enkele pro
fessionele ambitie. Alleen het plezier van muziek
maken is voor ons voldoende. Al gaan we nog zo
goed spelen, we zuilen nooit met een plaat op de
markt verschijnen".
In het museum staat ook
gamelan.
De heer Heins: „De instrumenten zijn, zeg
bijna dezelfde als onze gamelan die dus van Mld-
den-Java komt. Maar de stijl is volkomen anders.
We kunnen de Ballsche gamelan niet bespelen,
omdat we niet weten hoe het moet. Daarom zoek
ik een Ballër die ons onderricht zou kunnen ge-
Heeft hij nog andere wensen
„Jé! De Indonesische ambassade heeft kort gele
den een heel mooie gamelan gekregen. We hopen
die ooit nog eens te mogen bespelen".
De gamelan zingt weer door de museumruimte.
Met hun goed besnaard muzikaal gevoel bespelen
deze (meest Amsterdamse) Jongens en meisjes de
antieke, Javaanse instrumenten. Het geeft
bizarre aanblik: al die witgezichten achter de met
Aziatisch geduld verfraaide instrumenten. Dikke
truien in plaats van kleurrijke batiks, schoonheids
foutjes, die aan het wekelijks muziekgenot echter
niets af doen.
i Ball afkomstige