Het werk van W. L Bouthoorn Lezen is in de mode Gegroeid maar zichzelf gebleven HEDENDAAGSE SITUATIE VAN DE KUNSTENAAR Wanhoop aan de normen ontleend in lustrumbundel ZATERDAG 25 SEPTEMBER 1965 DE LEIDSE COURANT PAGINA 11 Nfet ledereen spreekt het werk van W. L. Bouthoorn onmiddellijk aan, zijn schilderijen worden nog al eens „moeilijk" gévonden. Dat is zo van het begin af het geval geweest, als we ons niet vergissen, zeker van de tijd dat hij figuren in roze schilderde met zwarte con touren. Die figuren bleven altijd iets in het ongewisse, ze werden nooit duidelijk. Maar men wist bij ieder schilderij wel dat er iets aan de gang was. Ze hadden, om een veel en vaak misbruikt woord nog eens te herhalen, iets „komisch". Een wereld in wording of in ondergang, maar dan voorhisto risch of, zo men wil, nahistorisch, scheen erin uitgebeeld te zijn. De kleur, het roze, leek echter in con trast met die barensweeën of stervensweeën, en dat maakte het schilderij dan nog „moeilijker" dan het in zijn alleen aanduidende figu ratie al was. SCHILDERIJ MET DRIE WITTE VLAKKEN Vandaar uit ontwikkelde Bouthoorn zich naar een minder figuratief, meer naar het abstracte neigend schilderij, waarin het roze bleef overheersen, maar waar men, juist door het op de achter grond raken of het geheel verdwijnen van de figuren reeds beter ontdekken kon, waarom het hem waarschijnlijk te doen was. Wil L. Boutshoorn is genaar. Hij werd hier geboren op de 21ste november 1916, hij is dus nog geen vijftiger, en even na de verandering van zijn werk, waarbij het figuratieve naar de achtergrond week, had hij een tentoonstelling in het Haagse gemeen temuseum. Men kan zijn nieuwste werk daar veer zien tot 14 november en men kan er beter dan ooit nagaan wat voor hem het schilderen betekent. Gerijpt Sinds de vorige tentoonstelling is dit werk namelijk opnieuw aan verande ringen onderhevig geweest, het is ge groeid of, zoals men pleegt te zegger gerijpt. Maar terwijl men bij sommige schilders wel eens kan spreken vai totale verandering in hun wijze schilderen er zijn zeer vele traditio nele figuratieven in abstracten of expressionisten veranderd is e hem van een dergelijke verandering geen sprake. Hij is verder gegaan op de weg die hij ging of, anders gezegd, hij is verder gegroeid en groei als iedere wezenlijke groei is een ont plooiing, een volwassener worden, een uitkomen op een beslissender verhelde ring. Titels hebben vooral in de kunst van vandaag niet altijd veel te betekenen, maar zelfs in de titels van de catalogus ligt iets van de verheldering uitge- Actie en schaduw, Bewegen en Staan, Contrasterende vormen, Germinal, Te- genvormen, Staccato mogen op het eerste gezicht niet zo bijzonder veelbe tekenend zijn en nog minder titels als Schilderij met drie witte vlakken en Schilderij met rood en groen, ze wijzen niettemin alle op een werken met te genstellingen, op een voorhanden zijn van spanningen, op een in het schilde rij onbetwistbaar aanwezige dynamiek. Bouthoorn zelf legt in zijn op ver zoek 'geschreven beschouwing in de catalogus daarvan getuigenis af. Hij zegt merkwaardig precies wat hij wil en zijn beschouwing is vooral ook zo le zenswaardig, omdat hij duidelijk zijn persoonlijke situatie bepaalt kunstleven Autonoom „Kleur en vormvondsten"verklaart hij„hébben praktisch hun limiet be reikt. De gedachte dat de kunst gelijke tred houdt met, of dienende is aan de ne technische winsten van nu lijkt op de kreet van het kind van de kleu terschool, dat vindt dat zijn gestreept truitje ook zijn vader past. De kunst heeft autonoom te zijn of is niet meer. Het besef van collectieve kunst in onze van collectieve hartststocliten is in tegenspraak met de verovering van de autonome kunst, die niet terug kan In 1966 weer A.N.W.B.-prijzen DEN HAAG De ANWB-prijzen voor publicistische prestaties op het gebied van de letteren, de journalistiek, fotografie, film, radio en televisie die een bij zondere stimulans vormen voor het toe risme en de kwalificatie „opvallend goed" verdienen zullen in 1966 voor de ne gende maal worden toegekend. De prijzen, in 1958 ingesteld ter gelegen heid van het 75-jarig bestaan van de Ko ninklijke Nederlandse Toeristenbond, be- i uit een speciale penning en een bedrag van 1.000—, De toekenning zal plaatsvinden voor in 1965 in de openbaar heid naar voren gekomen werk, eventueel tegen de achtergrond van reeds eerder verschenen oeuvre. De adviescommissie, die de inzendingen beoordeelt, bestaat uit prof. dr. H. J. Prakke, voorzitter, en de heren H. J. van Balen. B. J. Bertina. mr. Elias. Max Nord. D. Verèl, W. Vogt en J. Winkler. De sluitingsdatum voor de in zendingen is bepaald op 1 februari 1966. PORTRET VAN DE SCHILDER vallen, maar een eigen weg heeft te zoeken en die ook vindt. De eis va. ia dat de kunst naar haar toe moet komen is een onbehoorlijke roens. beschomoer heeft de kunst te benade- en daarin ligt liet sociaal verband, of de sociale daad, of nog beter de dale plicht". Men kan redetwisten over de vraag of het iemands sociale plicht is een kunstwerk te benaderen, maar zeer exact geeft Bouthoorn weer, waar we toe gekomen zijn. e mens, nu schilderend, kan alleen lens zijn in een grenssituatie, een gebracht tot zijn uiterste moge lijkheden of onmogelijkheden. Zonder charlatan te zijn, kan hij dit alleen met beantwoorden door een simpele streep: hoe slim dit ook lijkt, is het in feite on macht. Evenmin ligt liet antwoord in de veelbesproken ready-mades, als spél- ■otief misschien charmant, maar niet Waar men op uitgekomen is, na een heel verleden, waarin alle mogelijkhe den zijn geprobeerd en alle verworven heden zijn verworven, is men dus, zou en willen zeggen, tot het onmogelijke Schilderij van Churchill wordt geveild LONDEN (UPI) Een schilderij van de hand van wijlen Sir Winston Churchill dat deze destijds schonk aan een andere Britse premier, zal op 12 november in Londen worden geveild. Churchill gaf het schilderij aan graaf Lloyd George, pre mier van 1916 tot 1922 en zijn politieke bondgenoot sinds 1908. Het is één van zijn weinige schilderijen die aan personen buiten de familie ten geschenke wei-den gegeven. Het schilderij toont een gezicht op pijnbomen en een meer in de Franse Landes. Churchill schilderde het in 1928 toen hij een zomervakantie doorbracht op het landhuis van de hertog van West minster in dat gebied. Het wordt nu ver kocht door viscount Tenby, de zoon van Lloyd George. gekomen. Herhaling zou dan het enige zijn wat nog rest en iedereen die gere geld tentoonstellingen bezoekt, weet dat soms zeer vaardig gecamoufleerde herhalingen bepaald niet ontbreken. Maar het zich uitdrukken in vormen en lijnen is iets dat de mens, zoals we hem nu kennen, nog altijd eigen is. Bout hoorn is geneigd te denken dat dit al tijd aan de mens inherent zal blijven. In conflict tot overschrijding van de grens is de accu van het gebeuren. In dit proces heeft het schilderij helaas schilderij te zijn, het kan niet anders. Het leeft hier door in conflict met zichzelf, daar het geen resultaat wil zijn. Door zijn be grenzing is het wel resultaatHet. is in feite een afvalprodukt van een scherpe botsing, van de mens gewapend met en tevens belemmerd door de lading van het voorafgaande, die aldus uitgerust zijn grenzen tracht te overschrijden en in verzet al of niet kunst pleegt. Dit laatste een vraag waar hij zichzelf niet om bekommert". De Gruyter vond deze beschouwing, tegeö zijn verwachting,* niet „fel". Maar het werk van Bouthoorn is in tegenstelling bijvoorbeeld met het werk van Van Bohemen niet fel. Het is wel bewogen, maar dat is iets anders. Het heeft een sterk bewogen beschou welijkheid zoals iedereen die de ten toonstelling in het gemeentemuseum be zoekt, zal kunnen bemerken. De bezoe ker zal dan verrast worden door de ont wikkeling, het roze overheerst niet meer, het koloriet is veel rijker gewor den, het schilderij beweeglijker, maar het is Bouthoorns gebleven en Bout hoorns op zijn best. Bouthoorn behoort tot de werkelijk oorspronkelijken en al leen die hebben waarde, ook sociaal. Pockets over het Boek yELE INTERESSANTE BLOEDLEZINGJEN der Boeken Ondanks radio en televisie wordt er, als men de statistieken mag geloven, meer dan oo'it gelezen in ons lieve vaderland en dat komt onder meer omdat men door goedkope uitgave heel veel op de markt kan brengen dat eertijds te riskant was tenzij in kleine dure drukken en omdat men door die goedkope uitgave ook gemakkelijker tot her drukken kamt. Er is werkelijk te kust en te keur voor iedereen en heel vélen schijnen daar ook gébruik van te maken. Om iets van de verscheiden heid te laten zien beperken we hier bi het kort enkele publikaties. We beginnen met de onvolprezen Beknopte Geschiedenis der Wijstiegeerte van prof. dr. Bernard Delfgaauw. waarvan bij Het Wereldvenster te Baarn reeds de vijfde druk in pocket- vorm verscheen. Nieimand mindèr dan nrof dr. Ferdinand Sassen heeft het werk van Delfgaauw geprezen als „een model van objectiviteit overzichtelijkheid, inzichtelijk heid en duidelijkheid. Het beste en meest betrouwbare overzicht dat we in onze taal bezitten". Ieder die dit overzicht leest, zal het met hem eens zijn: in korte tijd passeert de filosofie der eeuwen de revue met een degelijkheid behandeld die ln verband met de beperkte ruimte verbluffend is. Van de hak op de tak Bij Elsevier te Amsterdam kwam de nieuwste bundel van Godfried Bomans uit. Dat lijkt van een overzicht van de filosofie een hele overgang, maar achter de sprongen, die Bomans' Van de Hak op de Tak maakt is zeker ook een soort levensfilosofie verborgen en. al is het ene artikel erin beter dan het andere, ze is vaak minder grillig dan het lijkt en op haar best verrassend. Een uitgave die steeds weer opnieuw boeit is de uitgave. Zoals gezegd overde bijbelpockets van W. de Haan te Zeist met de teksten uit hét Oude Testa ment van rabbijn Soetendorp en de commentaren van pro testantse en katholieke bljbelkundlgen. We ontvingen weer twee deeltjes namelijk „Zoals gezegd is over de Psalmen, bijzonder fraai geïllustreerd, en „Zoals gezegd is over de profeten der Ballingschap". Er is onder de katholieke bevolking van Nederland misschien nooit zoveel belangstelling voor het boek der boeken geweest als thans, maar het is van belang het met het juiste inzicht te lezen en daartoe kunnen deze bijbelpockets bijdragen. Een hele reeks interessante herdrukken verscheen in de serie der Marnix Pockets van Manteau te Den Haag. Het beste boek van Maurice Roelants vinden we nog altijd zijn fijne psychologische roman Het Leven dat wij Droomden, dat destijds terecht vermaardheid verwierf. Van het leven dat wij droomden is 't leven de weerglans niet luidt het motto, bij R. Herreman geleend, en dat is de toon van het hele boek, dat uiterst zakelijk geschreven deze weemoed niettemin voel baar maakt. Zakelijk en gevoelig tevens zijn de reeds bekende verhalen die Ward Ruyslinck verzamelde in zijn tweede verhalen bundel De Madonna met de Buil, en deze zakelijkheid treft men ook aan in de geschiedenis van de inlandse medische assistent Grégoire Matsombo in Ik Ben Maar Een Neger verteld door de gewezen assistentgewestbeheerder Ln de voor malige Belgische Kongo Jef Geeraerts. De zakelijkheid kan er zelfs hard zijn. maar toch wordt daar de menselijkheid en het gevoel niet door uitgesloten. Volwassenen kunnen in deze geschiedenis nagaan hoe ingewikkeld de problemen zijn in Afrika. Daarnaast lijkt een probleem als door Fran^oise Sagap wordt behandeld in Kasteel in Zweden vrijwel futiel. Ttèmco Cairipert vertaalde dit toneelstuk uitstekend, maar het is toch meer knap dan van grote betekenis. Geen herdruk dn de gewone zin van het woord is de bloem lezing van Eugene de Bock die ook als een Marnix Pocket verscheen, namelijk zijn keus uit bekende en minder bekende verzen uit de rederijkerstijd die hij de titel: Nu hoort, ik zal een nieuwe zang beginnen weergaf. Een voortreffelijke anthologie Bloemlezingen die reeds een grote bekendheid verwierven vindt men in de meesterserie van J. M. Meulenhof te Amsterdam, nu in pooketvorm verkrijgbaar, de nieuwste titels zijn: Meester der Zweedse vertelkunst. Meester der Bra ziliaanse vertelkunst en Meesters der Engelse vertelkunst. Voor Nederland een bijzondere publikatie is de bloemlezing van Rosey E. Pool: Ik ben de Nieuwe Neger, die bfl Batter- Daamen te Den Haag verscheen en die gedichten, rijmen, liedjes en documenten bevat van 300 jaar vereet van de Amerikaanse neger. Zij begint met een verzoekschrift, aan de gouverneur van Nieuw-Nederlandt. uit 1661 en eindigt met de mars op Washington en de reactie van de negerwereld op de dood van John F. Kennedy. Het is een tweetalige uitgave, naast de oorspronkelijke tekst vindt men een Nederlandse vertaling. J W. F. Sohulte Nordholt schreef sr een kort voorwoord bij. „Dit verhaal is het uwe en het mijne. En wij moeten het lezen om mensen te worden. Nieuwe blanken tegenover «en nieuwe neger. Hoeveel daarvan komt weet God alleen. Maar wij hebben toch enkele moedgevende voorbeelden, zoals ds. King aan de kant van de negers en president Kennedy van de kant der blankenDit boek. net als Amerika niet af. Dat is het grootse eiyan". Een bloemlezing van geheel andere soort is die van C. N Akersloot bij de Arbeiderspers te Amsterdam. Akersloot ver zamelde verschillende anekdoten. Franse humor uit de zeven tiende. achttiende, negentiende en twintigste eeuw. uitspraken van Voltaire, Chamfort, Rivarol Alphonse Allais, Jules Renord, Tristan Bernard. Courteline, Paul Léautaud, Sacha Guitry, Rachel. Edwige Feuillère en vele anderen. Koel geserveerd Hij noemde de verzameling Koel Geserveerd. Het is uiteraard geen kinderlectuur, maar ze ls gelukkig minder banaal dan het omslag zou doen vermoeden. Er staan zeer geestige uitspraken en opmerkelijke menselijke lotgevallen ln. Hier volgt een briefje, dat. de beroemde actrice Rachel aan Alexandre Dumas schreef: „Waarde vriend, kom morgen bij mij eten, u zult weliswaar niet bijster amuseren, want ik ben niet geestigt maar door uw bezoek zal ik het in ieder geval de daaropvolgende dag zijn, omdat ik een uitstekend geheugen heb". Een boek voor mensen met een goed geheugen dus. Een aardig boek voor de jeugd tot slot, dat by de Arbeiderspers te Amsterdam verscheen. Het heet De Verrekijker en Lou Hoefnagels behandelt er op bevattelijke wijze film en televisie. GODFRIED BOMANS O.V.E.R «.O.E.D E-N K.W.A.A.D Bij uitbreiding en uitdieping van ons bewustzijn omtrent onze intermenselij ke verhoudingen komen we onvermij delijk ook te staan tegenover de kwes tie van een normatieve indeling van on ze handelingen in ethisch deugdelijke en ondeugdelijke. Met andere woorden: we komen te staan tegenover de kwestie van het zedelijk Goed en Kwaad. Deze zaak is behandeld in een door Het Spectrum te Utrecht in de serie „Mens en Medemens" uitgegeven werkje, dat onder de hierboven genoemde titel de inleidingen bevat, door een viertal spre kers in '64 gehouden bij gelegenheid van een lustrumcongres van de studenten vereniging Veritas. De bundel heeft een nawoord meege kregen van professor dr. R. C. Kwant, onder de titel „Wanhoop omtrent de normen". Het lijkt een pessimistische titel, wanneer we tenminste de stimule rende kracht die er in de wanhoop ver borgen kan zijn buiten beschouwing la ten en ons uitsluitend vastleggen op het andere perspectief van de wanhoop: de SCHILDERIJ MET ROOD EN GROEN moedeloosheid. „Het nihilisme ten aanzien van de nor men", zo schrijft prof. Kwant, „vond slechts in zeer geringe mate weerklank. Anderzijds rees ook protest, wanneer de traditionele normen ten tonele wer den gevoerd. Wie de mogelijkheid van normen ontkende vond geen aanhang, maar evenmin degene die de geijkte normen van stal haalde. Voeg deze ge luiden bijeen en wij hebben duidelijk te doen met de wanhoop omtrent de normen....De wanhoop komt mede hier uit voort, dat wij in het verleden op een onverantwoorde manier normen meen den te kunnen poneren. Wie normen wil hebben zoals wij deze in het verleden dachten te hebben, zal ten prooi vallen aan de wanhoop, want de kritische geest van de mens heeft de massieve zekerheid van vroeger definitief onder- Moedeloosheid en kracht In deze woorden zit een verwijzing opgesloten, zowel naar de in de wan hoop besloten moedeloosheid als naar de in haar opgesloten stimulerende kracht. De moedeloosheid is er, wan neer men meent door het wegvallen van de vertrouwde en rust schenkende nor men in niets terecht te zijn gekomen. De stimulerende kracht is er, wanneer men bereid is "om te leven zonder de geruststellende vertrouwdheid van wel opgelegde doch niet zelf verwerkte nor men, en de onrust aanvaardt van in vol le verantwoordelijkheid te oordelen over het eigen actieve aanwezig zijn met en tussen de medemensen. Misschien dat de waarde van deze in „de wanhoop aan de nonnen" verbor gen onrust in de inleidingen te weinig tot haar recht is gekomen. Vrijwel he lemaal niet in „Persoon en collectivi teit" door prof. dr. W. Banning en „Goed en kwaad in de gezondheids zorg" door prof. dr. S. Strasser. Meer in „Symboliek van het kwaad" door dr. A. Peperzak en het meest in „Ethiek als waagstuk" door prof. dr. J. de Graaf. Het kwaad een besmettelijke macht De behoefte om volgens de begrippen goed en kwaad over het eigen hande len (en het handelen van de mede mens) te oordelen, hangt samen met het inwendigste, wanhopige besef van de mens omtrent zijn (of de) menselij ke situatie. Stolt het wanhopige tot moe deloosheid dan kan het zijn uitdrukking vinden in gehoorzaamheid aan starre, „onverantwoorde" voorschriften (wat dan met goed wordt gelijk gesteld) of in volstrekte onverschilligheid. Wordt de onrust in het wanhopige beroerd, dan kan - als een soort preconditie voor een zich meer verfijnend en steeds verder ontplooiend zedelijk verantwoor- delijkheidsbewustzijn ontstaan wat door dr. Peperzak in het pre-godsddenst- stige als volgt wordt aangeduid: „Het kwade is een vreemde, besmettelijke macht, die ik oploop door mee te doen met het feitelijk mens-zijn waarin ik ter wereld kom". Het is een preconditie en als zodanig te weinig. Blijven steken in deze pre conditie zou betekenen: op den duur toch ten prooi vallen aan de moedeloos heid in de wanhoop, zoals we zien aan het schuldeloze zich-schqldig-maken in de Griekse tragedie. Verfijning van de onrust is er bij Israël dat zo schrijft Peperzak „Jahweh geheel (moet) toebehoren en heilig zijn zoals hij: „Gij zult Jahweh uw God beminnen met ge- Levensweg géén woestijnpad De aanwezigheid van de tweesprong mag niet afschrikken. De mens moet de levensweg gaan. Die weg is geen woestijnpad, maar een verkeersweg, met een methodiek maar eveneens met de nodige verrassingen die steeds dwingen tot n keuze en 'n goed besluit. Ook in de ethische zin van goed en kwaad. En dan is ethiek, zoals dr. J. de Graaf zegt, „in al haar gedaanten een menselijke on derneming, een waagstuk. Zij kan het niet laten de bestaande zede tot pro bleem te laten worden, haar morele im peratieven te interpreteren, zelf met eigen subjectiviteit mee na te denken over goed en kwaad". heel uw hart, met geheel uw ziel en al le macht". Dat maakt het leven onze ker: men kan zich niet vastklampen aan een codex van voorschriften en nog minder aan taboes en rituele rei nigingen, want geen enkele wetsvervul- ling is voldoende, als ze niet is bezield door een oneindige beweging naar God Deze oneindige beweging naar God toe is, zoals Peperzak zegt, volmaakt ge realiseerd in Christus als de geofferde Verlosser. „Het geloof ziet in het kruis niet alleen het compendium en mani fest van het kwaad, maar nog m'eer de samenvattende praktijk van goedheid en geving". In deze woorden ligt niets „nieuws" vervat. Dat is op zich niet erg. We hoe ven niet per se al maar nieuwigheden te spuien; een mens kan het jagen op, „nieuwigheid" soms hartgrondig beu worden. Alleen is het wat irritant om in Peperzaks artikel het jargon te her kennen waarmee Christus' bezielende realiteit vroeger steeds weer werd ge abstraheerd tot het schimmige Voor beeld van een bloedeloze Deugdzaam heid en een onpersoonlijke Schulddel ging. Deze abstrahering heeft indertijd geleid tot een vernuftige „systematiek"' voor de menselijke onrust, die steeds Op basis van het (onvermijdelijke) waagstuk van de keuze welk waag stuk zijn oorsprong heeft in de onrust waarover in het begin is gesproken komt dr. De Graaf tot een nadere aan duiding van de „verantwoordelijkheids ethiek". Hij zegt: „Er ligt iets zó radi caals, zó beslissends in het ethos van de menselijke situatie, dat wij in wezen altijd voor de keuze van schuldig wor den of totale inzet van naastenliefde De Graaf verbindt het „waagstuk van de ethiek" niet per se aan de vol making van het menselijke door Chris tus: hij zegt slechts dat het „kan gezet worden in een kader van eschatologie" Hij onttrekt zich aan het pasklare ant woord, „maar wij mogen naar (het es- chaton) toe leven, in de hoop, die het enige adequate antwoord ls op de ver schijning van Christus ln het menselij ke vlees". De hoop ofwel de in de wanhoop opgesloten stimulerende kracht van de onrust. D. OUWENDIJK. Vakbeurs „Het Kind". In de Julla- nahat van de Utrechtse jaarbeurs wordt van 27 tot en met 30 september de vak beurs „Het Kind" gehouden. De beurs ls niet toegankelijk voor het publiek.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1965 | | pagina 11