Kanalen tussen Paus en
concilie zijn verstopt
Zon op zomeravond
SPANNINGEN EN
MISVERSTANDEN
I
ZWARTE WEEK" veroorzaakt door kortsluiting
Aanhangers
van
Euroklok
willen
ZATERDAG 4 SEPTEMBER 196ft
DE LETDSE COURANT
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Wie aan de derde zitting van het concilie denkt, denkt spontaan aan de „zwarte week". Onge
twijfeld is er op dit gebied overdreven: sommige schrijvers willen niet anders meer zien en
kunnen voor heel die zitting geen goed woord meer opbrengen. Hun mening delen wij niet. Maar
wel zijn wij tot de overtuiging gekomen, dat die „zwarte week" min of meer symptomatisch is
geweest, omdat toen naar buiten brak wat al lang onder een dunne schil verborgen had gelegen:
het feit namelijk, dat het concilie nog altijd mank gaat aan gebreken in de structuur en aan
leemten in de procedure. Het is daaraan, dat wij in dit artikel bijzondere aandacht willen beste
den. Want als die gebreken niet worden verholpen en die leemten niet opgevuld, zullen we in de
komende maanden waarschijnlijk een herhaling krijgen van wat vorig jaar is gebeurd. En dat dient,
zeker nu het einde van het concilie in zicht komt, tot elke prijs vermeden te worden.
Men kan ons inziens ten opzichte
die „zwarte week" in twee uitersten
vervallen. De eerste mogelijkheid is,
dat men alles verklaart uit obstructies
en intrigues van een kleine curiale
derheid, die weigert het concilie zijn
normale loop te laten nemen en die
handig genoeg is haar wil door te druk
ken tegen de wens der meerderheid in.
Een dergelijke visie zou getuigen van
kortzichtigheid en van gebrek aan eer
lijkheid. Maar even kortzichtig en even
oneerlijk zou het zijn, te doen alsof ei
helemaal niets aan de hand is, alsof 't
concilie volkomen normaal verloopt en
niemand een reden zou hebben om zich
over wat dan ook te beklagen. Er is
beslist wél iets aan de hand. En het
loont de moeite na te gaan, wat dat
„iets" wel zou kunnen zijn.
Allereerst valt het de aandachtige
Tijdhervoriuing actueel na recente Italiaanse stap
(Van
Amsterdamse redacteur)
AMSTERDAM „Het ls acht uur in
de avond. Heel West-Europa rust uit ln
de volle klaarte van het zonlicht. Mild
schijnt de zon over de ontelbare daken
van Parjjs en ln de witte straten van
Madrid werpt hij scherpe, hoekige
schaduwen. Hij koestert de vruchtbare
akkers ln Vlaanderen en de donkergroene
wijnbergen langs de Moezel. Zijn stralen
weerkaatsen ln Nederlands brede, blin
kende rivieren en in de ruiten van de
hoge flats ln Stockholm. En overal zijn
Zij flaneren over brede boulevards en
slenteren langs smalle blnnenpaadjes.
Zij zitten langs stoffige wegbermen en
op overvolle terrassen. Zij suizen voort
over eindeloze, rechte betonwegen of
luieren languit op het strand. Iedereen
geniet op zijn eigen manier van de ver
rukkelijke, lange zomeravond
Het ls acht uur, maar pas tegen elven
zal de zon als een bloedrode schijf achter
de horizon zinken. Pas dan zal de grijze
schemering zich uitbreiden over de
steden en de dorpen, de bergen en het
wijde vlakke land. die nu op dit onge
bruikelijke uur. nog liggen te blakeren.
Pas over enkele uren. De Euroklok ls
Immers ingegaan".
Dit sonore proza is niet van ons. Het
vloeide uit de pen van de 42-jarige Am
sterdamse doctorandus ln de economie
Joost van den Bergh en het verraadt de
volgende drie dingen: De heer Van den
Bergh weet zijn woordje te doen, hetgeen
klopt want hij heeft onder meer drie jaar
zijn brood verdiend als journalist op een
sociaal-economische redactie: de heer
Van den Bergh is een warm voorstander
I van invoering van iets, dat Euroklok
heet, hetgeen moeilijk anders kan, aan
gezien deze klok een breinbrouwsel is
van de even eminente als originele ge
leerde prof. mr. dr. G. van den Bergh,
ln het dagelijkse leven zijn vader; de
heer Van den Bergh wil de stralende
zegening van de Euroklok niet voor
behouden aan ons kleine landje, maar
hij wil zoals de naam al zegt ze
verbreiden over heel West-Europa, Hij
wil de zon, net als kolen en staal en
boter, tot een soort gemeenschappelijk
E.E.G.-goed maken, waarvan wij allen,
meneer De Gaulle ook, als hij niet eigen
wijs is. gelijkelijk kunnen meeprofiteren.
Dit laatste brengt ons bij de kapstok,
waaraan wij het lichtgewichtjasje van
Idit verhaal kwijt kunnen. Dezer dagen
is namelijk in Italië het besluit gevallen
tot Invoering van de zomertijd over te
gaan. Meteen zat de 300 leden tellende,
sluimerende vereniging „De Euroklok"
waarvan Joost van den Bergh secretaris
penningmeester is, rechtop en klaar
wakker ln bed. Hier lag eindelijk een
kans. Als een belangrijk land ln West-
Europa de zomertijd invoert, dan moeten
de anderen wel mee, nietwaar? Denk
aan de internationale treinen, die op de
klok moeten blijven rijden. Dit Ls thans
het eerste doel van de zon-aanblddende
organisatie: te bewerkstelligen, dat de
andere Europese landen het Italiaanse
voorbeeld volgen. Daarna ls het een
kwestie van tijd, voordat de Euroklok-
gedachte, die tusen haakjes al van voor
Zuinig op zon
Wat is de Euroklok nu precies? Drs.
Van den Bergh zegt tegen ons en over
ons hoofd heen tegen eenieder, die
sympathie voor het idee in zich voelt
opwellen: „De Euroklok ls een voorstel
tot hervorming van de huidige tijd-
regeling. Een hervorming, die ons zal
terugbrengen naar een natuurlijke dag
indeling. U hebt er misschien nooit over
nagedacht, maar onze bestaande tijd-
regeling la niet natuurlijk. Sterker nog
zij is uitermate onpraktisch, onlogisch
en bovendien oneconomisch. Of is het
soms ifiet onlogisch en oneconomisch,
dat wij 's zomers pas opstaan als de zon
al uren schijnt, terwijl wij 's avonds nog
een paar uur bij lamplicht moeten zit
ten alvorens naar bed te gaan? Is het
niet onpraktisch om de koele ochtend
uren te verslapen, te werken op de
warmste uren van de dag en aan de vrije
uren te beginnen als de zon alweer bijna
ondergaat? En dat nog wel In ons
klimaat, waar wij de zonnige uren zuinig
becijferen in statistieken
Volgens drs. Van den Bergh, de gloed
volle spreekbuis van de vereniging „De
Euroklok" ligt de oorzaak van deze
vooral 's zomers bijzonder aanvechtbare
dagindeling ln het feit, dat onze tijd-
regellng het gehele Jaar door uniform ls.
terwijl de dagllchtperioden ongelijk zijn.
's Zomers bijvoorbeeld, zo betoogt hij,
komt de zon al om half vijf op en gaat
hij pas om negen uur onder, 's winters
daarentegen duurt de daglichtperiode
van 's morgens acht tot 's middags vier.
„En toch" er trilt geen fanatisme ln
Ure. Joost v. <k B«rg\ links Surv-, rêoht* gawgns klok
zijn proza, slechts een milde verbazing
over zoveel stupiditeit „en toch staan
wij zomer en winter om zeven uur op
en gaan wij 's avonds om elf uur naar
bed. Dit is een volkomen tegennatuur
lijke levenswijze".
De Euroklok stoelt, zoals gezegd, op de
gedachte, dat de klokketijd zich moet
aanpassen bij de zonnetijd, zodat de
natuur weer in ere wordt hersteld. Dit
kan volgens de vereniging geschieden
langs een volkomen geleidelijke weg,
zonder grote tijdsprong (zoals bij een
zomertijd) en zonder dat de bestaande
uurwerken behoeven te worden veran
derd. De enige, bijna onmerkbare ver
andering ls, dat de klokken van 21 decem
ber tot 21 juni per dag 60 seconden
sneller moeten lopen dan thans en vanaf
21 juni tot 21 december 50 seconden
langzamer. „Geen revolutionaire omwen
teling dus", aldus drs. Van den Bergh
„waaraan allerlei praktische en weten
schappelijke bezwaren kleven, maar een
glijdende tijdschaal, waardoor alles na
tuurlijk, geleidelijk verloopt".
De vereniging ziet de grootste winst
die geput kan worden uit de verwezen
lijking van haar doelstelling, liggen op
sociaal terrein. Praktisch iedereen, zo
redeneert haar bescheiden, maar over
tuigde aanhang, zal bij dit systeem ge
durende de zomermaanden elke dag
kunnen genieten van een vrije zonne-
namiddag. In het hartje van de zomer
gaat de zon namelijk pas om half elf
•s avonds onder. „Denk u eens in",
Juicht de heer Van den Bergh. „wat dit
betekent voor al die honderden miljoenen
mensen in heel West-Europa. Alleen deze
werkelijk grootse sociale hervorming al
zou dan voldoende zijn om de Euroklok
ln te voeren". Hij ziet echter niet weg te
cijferen neven voordelen. „Van Scandi
navië tot Portugal, van Oostenrijk tot
Ierland zal het gehele jaar door dezelfde
wettelijke tijd heersen. Nu ls dit alleen
's zomers het geval. Het vraagstuk van
de internationale spoorwegverbindingen
zou op deze manier ln een slag worden
opgelost".
Gunstige uitwerking
De heer Van den Bergh wjjst er in
I zijn betoog bovendien op, dat weliswaar
exacte gegevens ontbreken, maar dat
I alle deskundigen eensluidend van ourdeel
zijn. dat daling van temperatuur een
I zeer gunstige uitwerking heeft zowel op
het tempo als op de kwaliteit van dc
verrichte arbeidsprestatie. „Schattingen
aan de hand van de beschikbare ge
gevens wijzen uit, dat by Invoering van
de Euroklok de waardevermeerdering
voor de Westeuropese Industriële produk-
tie een half miljard gulden per jaar zou
belopen. En dan praten we nog niet
eens over het verschil in arbeidsvreugde,
dat het werken ln de frisse ochtenduren
verschaft in vergelijking met het zwoe
gen in de zwoele middaguren....".
De tydhervormerB, die zich in de „Euro
klok" verenigd hebben, zyn weliswaar
geen fanatici, maar zy weten precies, wat
zy willen. Voor hen zal het gemeen
schappelijk Europa pas echt bewoonbaar
zijn. wanneer er ook een gemeenschap
pelijke Euroklok de uren aangeeft.
waarnemer op, dat het concilie onvol
doende kan uitdrukken, wat het eigen
lijk wil. Laten we maar eens een voor
beeld nemen. Het schema over het oe-
cumenisme bevatte in zijn uiteindelijke
e meerdere passages, die door ve
le, misschien wel de meeste concilieva
ders niet werden gewild. Toch stemden
rvoor, omdat ze anders het hele
schema moesten verwerpen; en dat
wilden ze niet. Maar als ze de kans
hadden gekregen, zich over al die pas
sages afzonderlijk uit te spreken, zou
den ze wel degelijk hun „neen" hebben
laten horen.
Nu nemen we hier een duidelijk a
beeld, waarvan men terecht kan op
merken, dat het een uitzondering is ge
weest. Maar de door ons aangeduide
onmogelijkheid, om zichzelf voldoende
uit te drukken, heeft het concilie bij
herhaling parten gespeeld. Om meer
dere redenen. Ten eerste vanwege het
beperkt aantal interventies ln het pu
blieke debat. Over elk onderwerp wordt
door enkele sprekers 't woord gevoerd,
paar uit deze hoek en een paar uit
die hoek. Op eeq gegeven moment komt
de concilielelding tot het besluit, dat 't
genoeg ls geweest en dat alle me
ningen voldoende naar voren zijn ge
komen. Het concilie neemt dit besluit
dan meestal wel over maar de argelo-
dan zal men zich ernstig moeten beper
ken, wil men niet het gevaar lopen,
te werken aan de verwerping van
heel de tekst; immers, wanneer twee
derde van het concilie tegenstemt is de
tekst verworpen. Onzekerheid op dit
punt heeft in de kringen der vaders
veel verwarring gezaaid. En hen dik
wijls gehinderd bij het uitspreken van
hun eigenlijke, hun diepste bedoeling.
Leiding
Een tweede punt, dat onze aandacht
vraagt, is de zwakheid van de dagelijk
se concilieleiding. Meermalen heeft de
ze getoond, niet in staat te zijn, om in
verwarde situaties klaarheid te schep
pen. knopen door te hakken en de de
batten efficiënt naar hun einddoel te
leiden. Deze moeilijkheid komt voor 'n
deel hier vandaan, dat aan de top van
het concilie meerdere organen staan,
ieder met een vaag omschreven op
dracht, elkaar voor een deel overlap
pend en elkaar soms ook wel voor de
voeten lopend. Wij noemen ze maar
even op. Het presidium, bestaande uit
tien kardinalen; op het eerste gezicht
een orgaan, dat zijn eigenlijke functie
(voorzitten) verloren heeft en dat men
alleen terwllle van de bella figura heeft
laten voortbestaan; soms echter ineens
een instantie, die belangrijke beslissin
gen blijkt te kunnen nemen zonder dat
iemand er op verdacht is. Wij herinne
ren maar aan het feit, dat kardinaal
Tisserant op 19 november van het vorig
jaar n&irtens het presidium kwam ver
klaren, dat het stuk over de vrijheid
van godsdienst niet ln stemming zou
worden gebracht.
Als tweede orgaan aan de top hebben
we de coördinatiecommissie, die onder
leiding staat van de staatssecretaris,
Het presidium, dat aanvankelijk een grote rol heeft gespeeld, is nu wat meer
naar de achtergrond gedrongen. Dit wil echter niet zeggen, dat het geen functie
meer heeft.
toeschouwer en waarschijnlijk
de commissie die de tekst
verder bewerken moet vraagt zich
toch wel eens af, wat men uit de mon
delinge interventies nu eigenlijk kan
opmaken omtrent de koers, die het we
reldepiscopaat als college wil inslaan.
Wij bedoelen maar te zeggen, dat de
eerste meningspeiling ons dikwijls 'n
beetje gebrekkig voorkomt. En dat
daardoor een onevenredig grote macht
komt te liggen ln handen van de com
missies, die de ontwerptekst hebben ge
maakt, die afgaande op de vage aanwij
zingen van het publieke debat de twee
de lezing moeten opstellen en die er
tenslotte ook nog op kunnen speculeren,
dat alleen in het uiterste geval 'n tekst
door het concilie zal worden gekelderd.
Daarbij komt dan nog het toenemen
de gebruik, om over verschillende pun
ten en bloc te laten stemmen. Wie te
gen een van deze punten bezwaar heeft
maar de andere aanvaardbaar acht
kan zijn mening niet uiten. Hij zal in
de meeste gevallen maar placet stem
men, omdat anders bepaalde winsten
verloren zouden gaan. Maar dat placet
komt dan meteen te rusten op uitspra
ken, die hij eigenlijk van de hand wijst.
En om het allemaal nog ingewikkel
der te maken, is er de onzekerheid over
de betekenis van de waarde der stem
men „placet juxta modum". Moeten ze
geteld worden als positief-onder-voor-
behoud of als negatief-onder-voorbe-
houd? Als men de eerste mening ls toe
gedaan, zal men bij ontevredenheid
over details van de tekst zoveel moge
lijk placet-juxta-modum stemmen: hoe
meer amendementen hoe beter. Maar
man da tweede mening toegedaan,
kardinaal Clcognanl. Ook dit orgaan
blijkt zo nu en dan een grote invloed op
de gang van zaken te hebben, zonder
dat het concilie precies weet, hoever
zijn bevoegdheden eigenlijk gaan. Zo
was 't kardinaal Cicognani, die namens
de paus de befaamde nota van uitleg
bij het derde hoofdstuk van het kerk-
schema aan de vaders deed toekomen
en er bij voegde, dat aanname van deze
nota een absolute voorwaarde was, om
het uiteindelijke fiat van de heilige va
der te krijgen.
Tenslotte is er als derde orgaan het
college van moderatoren, dat tevens
weer deel uitmaakt van de coördinatie
commissie. En niemand kan zeggen,
hoe de verhoudingen tussen deze drie or
ganen precies liggen. Ze overlappen el
kaar. ze lopen elkaar voor de voeten, ze
verliezen zich soms ln competentie
kwesties. Daardoor ontstaat er een ge
zagsvacuüm, waarin de Hguur van de
secretaris-generaal tot ver bulten zijn
normale proporties dreigt uit te groei
en. Hem persoonlijk kan men dat niet
kwalijk nemen want hij Is een bekwa
me man en hij probeert ook maar te
doen wat hem eenmaal Is opgedragen.
Maar voor de goede gang van zaken op
het concilie ln het allerminst bevorder
lijk.
Kortsluiting
Het grootste bezwaar en hiermee
komen we dan aan ons derde punt ls
dat de kanalen tussen het concilie en de
Paus zijn verstopt. Van een vlotte oom-
Kardinaal Tisserant, deken van het
heilig college en woordvoerder va»
het conciliepresidium, legde tijdens
de vorige zitting enkele verklaringen
af, die met gemengde gevoelens
werden ontvangen.
municatie tussen beide is eenvoudig
geen sprake. Nergens is Iets vastgelegd
omtrent de wijze, waarop de Paus in
het concilie kan tussenbeide komen; en
dat terwijl hij rechtens als voorzitter
van het concilie moet worden be
schouwd. Evenmin zijn er voorzienin
gen getroffen, die een vlotte toegang
van het concilie tot zijn voorzitter mo
gelijk maken.
WIJ kunnen begrijpen, dat de Paus er
de voorkeur aan geeft, het concilie door
zaakwaarnemers te laten leiden. Maar
het lijkt ons volkomen onjuist, dat er
tussen hem en het concilie een vrij
scherpe scheiding bestaat. Hier ligt de
bron van zeer veel misverstanden en
conflicten. Als de Paus 't concilie iets
mee te delen heeft, doet hij dit in feite
meestal door tussenkomst van twee
personen, zijn staatssecretaris Cicogna
ni, tevens voorzitter van de coördina
tiecommissie. en de secretaris-generaal
mgr. Fellci. Het Is niet altijd helemaal
duidelijk, ln hoeverre deze personen op
treden in naam van de Paus. En meer
malen moeten de vaders naar de ware
bedoelingen van de heilige vader maar
Als de bisschoppen afzonderlijk of ln
groep contact willen hebben met de
paus, zoeken zij tevergeefs naar de
daartoe geëigende kanalen. Natuurlijk
kunnen zij een audiëntie aanvragen,
maar de mogelijkheid om deze te ver
lenen is uiteraard beperkt en bovendien
loopt de aanvrage over een groot aan
tal schijven. In feite blijkt deze weg in
ieder geval onvoldoende te zijn, om 'n
echt contact tussen bisschoppen en
Paus te verzekeren. Ja, zelfs de vier
moderatoren hebben maar één audiën
tie per week met zijn vieren gezamen-
lijk, en dat kan niet volstaan, om de da
gelijks wisselende problematiek van het
concilie met de Paus te kunnen bespre-
'ken.
Daar staat dan tegenover, dat kardi
naal Cicognani Iedere dag een persoon
lijk onderhoud heeft met de Paus en dat
ook de secretaris-generaal mgr. Fellci
geregeld door hem in particuliere au
diëntie wordt ontvangen. Een concilie
theoloog heeft uitgerekend, dat deze
twee figuren samen tienmaal zoveel In
vloed op de Paus kunnen uitoefenen als
het college van moderatoren. En dat ls
een ongezonde toestand.
De gevolgen kan men op het concilie
constateren. Ondanks alle goede wil
aan beide kanten ontstaan er geregeld
weer spanningen en .misverstanden. De
Paus wil de vrijheid van 't concilie zo
veel mogelijk respecteren maar ln feite
voelt het concilie zich meermalen in 'n
straatje gedwongen waar het eigenlijk
niet in wil. Het concilie is volkomen be
reid om de wensen van de Paus zoveel
mogelijk te respecteren en toch maakt
het soms de indruk een beetje weer
spannig te zijn. Er is met andere woor
den sprake van kortsluiting. Het draad
je, waarlangs de wisselstroom in feite
moet gaan Cicognani en Fellci is
veel te dun en het is ook niet het goede
draadje. Bij herhaling begint het dan
ook te gloeien en een enkele keer slaan
de vlammen eruit.
Komende zitting;
Met deze diagnose komen we vanzelf
aan de therapie. Ze zal drie punten
moeten omvatten, een herziening van
het reglement betreffende het werk van
de commissies, de publieke debatten en
vooral de stemmingen, zodat het con
cilie in staat wordt gesteld, zijn wil vol
ledig en duidelijk uit te drukken. Een
verduidelijking van de situatie aan de
concllietop, zodat er ruimte komt voor
een sterke en efficiënte leiding. En voor
al: het leggen van kanalen, waarlangs
een vlotte wederzijdse communicatie
tussen Paus en concilie mogelijk wordt.
Slaagt men er in, deze therapie door te
voeren dan mag de komende zitting vol
vertrouwen tegemoet worden gezien.
Blijft zij achterwege dan dient men
zich voorbereid te houden op nieuwe
verrassingen.
Dr. Alfred van de Weyer