<- IN DE KRANTENTUIN ONS KNUTSELHOEKJE y i Elsie he' SÜSKE--WISKE Z.,,^RDAG 24 JULI 1965 DE LEIDSE COURAAi PAGINA 15 Greetje v.d. Poel DE ROVER MET DE BOOMSTAM Eelco en ik gingen slootje springen, kleurtjes. Op school had Elsje niets doen. Ze wachtte tot de bel ging. Toen ze in de klas waren, mochten Er werd ook een schip te water ge laten. 'N VAKANTIE MET SPANNINGEN „Stil, luistert nu!" Jan luistert aan dachtig Dringend telefonisch be richt: „Toen de storm op zijn hevigst was.... landgoedwelbekende financier en sportman Sir George ThirlawayDe jongens schoten als één man omhoog. „Lieve help," fluisterde Piet. „Sst luister dan! Nou, ze lüisterden; maar net ging de stem van de omroeper verloren door he vige storingen. Maar daner ont snapten onder dekking van storm en regen. De zaak is reeds in handen van de politie, die.Nu volgen sportuitslagen. Jan draaide de radio abrupt af en wendde zich tot het groepje bij het vuur, maar voordat iemand iets kon zeggen, werd er tweemaal gebeld. Even was er een pauze; dan hoorden zb de lichte voetstappen van het meisje, die de hal doorliep. Een zware stem zei: „Is mijnheer thuis? Zeg hem, dat inspekteur Craddoch van de Market Torbury-politie hem graag wil spreken." In een wip waren de jongens in de hal. Ze zagen de in het blauw geklede figuur van de politie in het portiek, zijn natte cape glom in het lamplicht. Dan werd de deur van de salon geopend en de boer ver scheen. „Kom binnen, inspekteur. Ik hoor, u wilde mij spreken. Toch niets ern stigs, naar ik hoop." „Niet voor u mijnheer," zei de inspekteur, terwijl het water van zijn pet schudde en binnenkwam. „Ik wilde u alleen vragen, of ik even uw telefoon mag gebruiken. Ik veronderstel, dat u het nieuws al hebt gehoord". „Nieuws?" „Ja, over de inbraak op het land goed van Sir George". „Wel, lieve help, ik heb er nog niéts over gehoord." „Wij hebben het juist op dc radio gehoord, vader," zei Jan. „Er is in het huis ingebroken en geplunderd tijdens de storm van de ze middag," verklaarde de inspek teur, „wat ik gezien heb, was knap en vakkundig werk. En toch geloof ik» dat de heren zich ditmaal lelijk vergaloppeerd hebben. Weet u, we waren er al, voordat zij tijd gehad hadden om ver weg te zijn en alle toegangswegen worden reeds be waakt." „Dus u denkt, dat ze nog in de buurt moeten zijn hier in Thane- borough?" vroeg de boer. „Ja, hier of dicht in de buurt" zei de man met een knikje. Er zijn hier wel veel kleine schuilplaatsen in de omgeving, maar als ze daaruit pro beren weg te komen, zullen we ze stellig grijpen. Maar 't naarste is, dat ik nog geen verbinding heb kunnen krijgen met het hoofdbureau; de te lefoons in de villa waren buiten werking. Mogelijk heeft de storm de lijn vernield en daarom wou ik graag uw telefoon even gebruiken om zekerheid te krijgen." „Wel natuurlijk, ga uw gang maar." Op dat ogenblik ging de bel an dermaal. Jan rende naar de hal om open te doen en op de stoep stond een stoere agent. „Is inspecteur Crad doch hier soms?" vroeg hij. „Oh, bent u daar, inspekteur? We hebben zojuist ontdekt dat de tele foonlijn niet is stuk gewaaid, maar is doorgesneden." „Dat verwondert mij niets", zei de inspekteur. „Heb je al iemand ge vonden om de lijn te repareren, Pe terson?" „Helaas niet, inspecteur, de lijn blijkt op twee plaatsen te zijn door gesneden en wel 2 km v.an elkaar. We kunnen dus niets doen, voor er een nieuwe kabel Is." De inspekteur keek heel ernstig „dat is verdraaid lastig, toch moeten we verbinding krijgen met 't hoofd bureau. Hebben jullie niet een stuk draad te pakken kunnen rijgen?" „Ja, dat hebben we wel geprobeerd maar de kerel had niets geschikts om te gebruiken." Vragend keek hij hierbij de boer aan en deze zijn zoon Jan. Maar deze schudde al ont kennend met 't hoofd, alvorens de vraag kwam. Maar Lex kwam tijdig te hulp met de vraag: „Zeg, zou jouw antenne niet geschikt zijn?" „Ja, dat is waar ook. We gebrui ken namelijk een kamerantenne en met één van haar draden zou u waarschijnlijk al geholpen zijn." „Nou, dat is prachtig, dan hebben we alvast verbinding met Market Thorburg," zei de inspekteur opge lucht. „Nee, maar ik weet nog beter. Er zijn nu 2 lijnen stuk. Laat u van de ene zo'n stuk afsnijden, dat u de andere ermee kunt repareren," al dus Jan. „Verduiveld, jongen, zo doen we, dait is 't eenvoudigst en makkelijkst, mijn compliment En haastig stapte de inspecteur on der dankwoorden de deur uit, op z'n hielen gevolgd door de stoere agent. (wordt vervolgd) Correspondentie DE KINDEREN HEBBEN NOG VEEL TE VERTELLEN Daar komt eerst Els Righart van Gel der, die nog graag iets zou willen vertellen over: HET FEEST VAN ONZE JUFFROUW Op zaterdag 10 juli zou onze juf frouw trouwen, 's Morgens moesten we om kwart voor tien vertrekken naar de Lodewijkskerk. Toen we daar waren gingen we voor de kerk staan, om een ereboog te vormen met onze atlassen in de hand. We moesten 5 minuten wachten en toen kwamen de koetsen aan. Uit de bruidskoets met witte paarden kwam de juf met meneer Paul en twee bruidsmeisjes. De juffrouw was heel mooi, ze had een prachtige witte jurk aan met een lange sluier. Daar achter kwamen de familieleden. We gingen de kerk binnen en woonden de H. Mis bij. Vier misdienaars uit onze klas mochten de mis meedienen. Na de H. Mis gingen we naar huis. 's Middags moesten we om half 2 weer op school zijn. Een extra bus zou ons naar Oegstgeest brengen, want de ouders van de juffrouw wonen in Oegstgeest en we mochten op de receptie komen. We stapten uit de bus en gingen een heel mooi huis binnen. Het was er erg druk. We moesten de juffrouw en mijn heer Paul en de ouders van de juffrouw en mijnheer Paul felicite ren. Daarna mochten we wat liedjes zingen. We gingen naar de grote tuin om het huis. Daar stonden gla zen limonade, zoutjes en nog an dere lekkere dingen. Je mocht ne men wat je wou. In de tuin hebben we ook nog wat liedjes gezongen. We gingen om half drie weg en met de extra bus weer naar huis. Peter Geürain, Leiden IN DE DIERENTUIN Toen we in de dierentuin kwamen, gingen we eerst naar de nijlpaarden kijken. Nou, als je eens gezien had, wat een bek ze hadden en wat voor een groot lichaam. Daarna gingen we naar de ijsberen en daar hebben we toch zo gelachen. Ik gooide een pepermuntje in het water, maar hij wou het niet pakken, toen gooide ik er eentje op de kant en toen ging hij heel mooi staan. Tegen kwart over vijf gingen we naar de zee leeuwen. Wat kunnen die goed dui ken. Er ging er een heel hoog op de stenen staan en dook zo in het water. Toen we bij de leeuwen kwamen, brulden zee heel hard. Wij gingen ze na-apen, maar toen brulden ze nog harder. Tegen half 6 kwamen we aan de speeltuin. We gingen wat schomme len en al gauw was het tijd voor de bus om naar huis te gaan. Bij het langs lopen zijn we nog even bij de slangen en de miereneter ge weest, maar toen moesten we vlug opschieten om de bus te halen. Ineke Beugelsdijk, Leiden IN DE SPEELTUIN Het was 9 juli. 's Morgens om 7 uur stond ik op en ging me aan kleden. De meester van school had gezegd dat we om kwart vóór 8 op school moesten zijn. Ik ging alvast de boterhammen smeren, die ik mee moest nemen. Ook at ik een paar boterhammen, want ik kon toch niet met een lege maag weggaan. De tas inpakken was zo gebeurd. Ik kreeg van moeder nog wat zakgeld mee en daarna iedereen „gedag" zeggen en weg was ik. Om 8 uur vertrok de bus naar het Automuseum. Daar was het fijn. We hebben daar ook een film gezien en mochten in een Engelse bus klim men. Toen we alles gezien hadden, gingen we naar de speeltuin Erica. Daar waren motorbootscooters en er wa ren lachspiegels in de doolhof. Er was ook een houten schijf, waar we op konden lopen, waarop hij dan hard begon te draaien. We hadden allemaal een kaart ge kregen met bonnetjes. Er stond op: Goed voor een lolly, Goed voor een ij sco, en zo waren er een heleboel bonnetjes, die je af moest geven bij een winkeltje. Nadat we in de speeltuin Erica twee uur hadden gespeeld, gingen we een boottochtje op de Rijn maken. De uiterwaarden waren overstroomd. Aan de andere oever stonden de bus sen op ons te wachten. We dronken melk, stapten in en reden naar Ou wehands Dierenpark. We hebben daar een souveniertje gekocht. Toen we ook daar uitgekeken wa ren, gingen we weer in de bus. We kregen coca-cola en reden naar huis. Onderweg kwamen we langs Drie bergen, waar we in de speeltuin „Bergzicht" nog even zouden pau zeren. We gingen met z'n allen in een houten loods zitten. De ober van het restaurant kwam met drie scha len ijs aan. We kregen allemaal een glazen schaaltje. Ondertussen was mijnheer Montanus even naar het restaurant gegaan, om op te bellen, dat we wat later thuis zouden komen Toen hij terug kwam in de loods hoorde hij juichen tot en met. Lang zaam werd dat minder, want we zaten te smullen van het ijs. „Lekker hé!" hoorde je af en toe iemand zeggen. Later gingen we nog de speeltuin in. Er waren bots wagentjes waar we op kosten van mijnheer Montanus een keertje im mochten. Het ging heerlijk! We gingen nog een uurtje schomme len, wippen, draaien glijden en alles wat je zo'n beetje in een speeltuin doet. Alleen met je kleren in de modder vallen, hoort er niet bij. Marian, want die was het, vond het ook niet zo fijn. Ze ging naar het restaurant en maak te zich zoveel mogelijk schoon. Toen ze terugkwam zei ze: „Wat ben ik toch een ongeluksvogel, altijd moet er wat gebeuren." Na veel gedaas gingen we moe naar de bus, die ons naar huis reed. Het was over negenen toen we thuis kwamen. Toen we in bed lagen sliepen we zo. Henneke Wessendorp, Leiden DE ROVER Er liep over een eenzame weg een oude man. Hij kwam van de markt en had veel geld bij zich. Maar achter een struik zat een ro ver. De oude man wist niet dat die rover een overval op hem wilde doen. Opeens kwam de rover te voorschijn. Hij gooide de oude man op de grond, pakte zijn portemonnee en rende weg.En weet je waar hij naar toe ging? Naar het postkantoor. Op weg daarheen kwam hij een mooie koets tegen, waarin een rijke dame zat. „Zij zal ook wel veel geld bij zich hebben," dacht hij. „Knal!" en hij schoot de koetsier dood. Hij sleurde de dame de koets uit en pakte al haar geld af. Toen ging hij weer op weg naar het postkantoor. Er was niemand. De rover sprong op de man achter het loket af en bond hem vast. Hij nam in de gauwigheid 15 goudstukken mee en holde daar mee naar buiten. Maar op straat liep hij in de armen van een paar sterke politieagenten, die de knal gehoord hadden. Nu moe9t de rover mee naar de gevangenis en kreeg zijn straf. Op een nacht sloop er over een een- en daar een heleboe] v0. zame weg een rover Hij loerde gels. Er was TOk een grot In die overal in het rond, want hu wist dat was het hee] mooi en don. er in de nacht een koets met veel ker Langs de kanten stonden ver_ geld, zou langskomen Ook veel goud bchte glazen kasten met vogels. Toen en zilver. Hu wilde de koets over- zijn we naar de speeltuin gegaan. vallen, maar dan eerst de koetsier joop en jk gingen kanoën. We zijn bewusteloos slaan Ook wist hu dat ook in de botsautootjes geweest. Ook die.koetsier goudstukken miijn zak heb nog paard gereden en een had. Hoe hu dat allemaal wist. Wel, skeber gezeten. Er was ook een fijne dat had hij afgeluisterd. Gemeen hè. glijbaan. Jaap Jeroen Frans en ik Eindelijk was, de hele klas geweest. Onderdehand was de koets vlak bij hebben 'stiekem een skelter gepakt. Er mocht een jongen voor de klas de rover gekomen. Men hoorde een Later zijn Frans en Jeroen met de komen. Er lagen drie briefjes. Hij knal. Dat was van het pistool van kano omgekieperd. We kregen een mocht de briefjes openmaken en le de rover. Deze sloeg de koetsier be- ke^ ee£ Het zen. Het bos is nu zo mooi Het staat in volle tooi. De zon schijnt op de paadjes. En op de beukeblaadjes. De vogels zingen blij: 't Is lente, het is mei. Keurig! wusteloos en toen nam de rover het fjjne ^ag. goud en zilver en de geldstukken mee. Nog had de rover niet genoeg. Ellen Riekert HÜ ging ook nog het postkantoor .wnoTD.m overvallen. Hij deed een masker utj W^DSsIKIJD voor en met een bromstem drong hij TT daar naar binnen. Maar dat lukte Hebben Julbe nooit van Elsje Beek o niet, want de politie stond daar op gehoord. Nu dan zal ik het zeggen: erg ieuk dat ze de wedstrijd gewon „n -j:„ 7.p Iran rumniM mnlron ale Ac. Kco+o J 0 Nummer één Elsje Beek, nummer twee Annie Brugmam nummer drie Bernadette Haren. Elsje kreeg de kleurtjes. Annie en Bernadette ieder een reep. De andere kinderen kregen een snoepje. Om 12 uur ging ze gauw naar huis. Haar Moeder vond het nen had. Dag allemaal tot de volgende week wacht die de boef mee namen naar de Ze kan rijmpjes maken als de beste, gevangenis. Zo fietste ze op een goede morgen weer naar school. Het was een hele Toos Homborg fiJne dag- Waarom? Er werd een en Prettige Vakantie! DE ZANDMANNETJES wedstrijd gehouden. Wie het beste Zoetjes, zoetjes, zoetjes, gaan de rjJmPJe zt>u maken, kreeg een doosje Tante JO en Oom TOON zandmannetjes naar boven. Ze gaan eerst de kamer van Toos in. „Klaar!" zegt een van de zandmannetjes. „We gaan nu naar de kamer van Jan en dan naar de kamer van Klaas je en van Lies. Dan zijn ze daar klaar. „Nu maar het huis van hiernaast." Ook daar zijn ze klaar. Ze gaan weer verder en naar boven, naar de kamer van Joke, dan naar de kamer van Wim en van Jaap. Ziezo, dat is weer klaar en ze gaan weer verder. Nu komen ze in het huis van Liesje, die maar niet kan slapen. ,Oei! Oei!" zegt een zandmannetje. „Liesje slaapt nog niet!" Hij gooit wat zand in haar oogjes en gaat gauw weg. Dat hielp. Liesje viel zo in slaap. Toen haar moeder haar de volgende morgen riep, hoorde Liesje niets. Ze sliep nóg. Jacques Burgering HET SCHOOLREISJE 's Morgens 9 uur vertrokken we van school. We gingen eerst naar Madurodam. Dat is een stadje, met alles heel klein. De dieseltreinen re- DE BEROEMDSTE DIAMANT TER WERELD geland siert.. Maar voordien heeft hij in de loop der tijden vele bezitters gehad. Dat is de Ko-i-noor, die thans de i<uu U4- den razendsnel voorbij. Joop, Jeroen, kroon der koningin-moeder van En- j^n gekocht werf de CJroot- mogol. Maar de sage vertelt, dat hij reeds 4000 jaar vroeger gevonden werd. Eerst sierde hij de prachtige pau- wetroon te Delhi in India. Van daar brachten Perzische veroveraars hem naar hun eig^.i land. Later weer kwam de Koh-i-noor in Afghanistan terecht, vandaar weer in India, waar hij in het bezit kwam van de Oost- Indische Compagnie en door bemid deling van haar is hij ten slotte eigendom geworden van het Engelse koningshuis. De naam Köh-i-noor (nor?) be tekent „Lichtberg". Hij is eon der beroemdste diamanten, ooit gevon den. Hij was oorspronkelijk 800 ka raat, maar is in de loop der tijden meermalen gedeeld en geslepen, nu is hü nog slechts 100 karaat. Maar het hoge aantal van 800 karaat is waarschijnlijk te verklaren, doordat „karaat" niet altijd dezelfde ge wichtseenheid aanduidde. Tegen woordig betekent 'n karaat in de meeste landen 100 m.gr. (milligram). Het woord karaat komt eigenlijk uit Axabië en betekent Johannesbrood- pit (dus pit uit de vrucht van de Johannesbroodboom). In oude tijden werd die pit als gewichtseenheid ge bruikt, zoals bij ons een gram. 1 x\ Y i i i i EEN BEWEGENDE VIS Wie wil deze vis maken voor z'n kamer of z'n vakantiehuisje? Teken hem dan eerst naar het mo del van figuur 1, maar neem de vier kante ruiten 3 x zo lang en breed. Breng dan de tekening over op kar ton. Knip kop en staart langs de .de wmcmthmi VÓM\ stippellijnen af. Lijm vervolgens ge kleurd (één kleur) op beide zijden van kop, staart en vinnen. Het vislichaam moet dan met schub ben bedekt worden. Knip daarvoor een hele boel rondjes van bont pa pier in allerlei kleuren. Maak een rondje, leg het papier, waarvan je ze knipt in harmonikavouwen, leg het rondje er op en dan kun je er een hele boel tegelijk uitknippen (figuur 2). Wil je het papier niet kopen, dan gebruik je bladen uit gekleurde tijd schriften. Plak vervolgens de „schub ben" op, te beginnen bij de staart (3). Als beide zijden beplakt zijn, dan maak je de 3 delen van de vis weer aan elkaar met behulp van pa pierstrookjes (zie fig. 4) met gom of lijm. Dan maak je gaatjes bij x en y, voor 't koord, waaraan je de vis op hangt. Het koord maak je aan de uiteinden van een hangend latje vast - let daarbij op het evenwicht! - en bij het minste zuchtje wind of tocht gaat de vis zich bewegen, alsof hij zwemt. PETER ALS TOVERKUNSTENAAR Peter voelt zich echt als een tove naar, nadat ook Pia verdwenen is. In het boek staat geen woord erover, hoe men Pia en Klecks terug kan toveren. En het wordt heel moeilijk, als hij vader met een beentje ziet rondlopen, alsmaar „Klecks" roe pend. Daarbij hoort hij moeder uit de keuken steeds maar roepen: „Pia! je mt het! Me hebben m m 1 Jtnïntij uur om Ëmtekjje ontruimen'.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1965 | | pagina 15