In de Krantentuin
Het knutselhoekje
HET iÖtMHDi Ei
ZATERDAG 17 OKTOBER 1964
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 1»
jonge ruiters voorbij. Een poos later
kwam de vloed op. Dat was zo leuk
jó.
We gingen ook met onze buur
vrouw de zee in. M'n kleine boertje
durfde niet zo ver. Door de vloed
kwam er een kleine zee bij. Dat was
goed voor de kleintjes. We gingen
een diepe kuil graven en telkens
kwam er weer water in de kuil. Vlak
voor het strand kwam er de hele tijd
een boot voorbij. Dat was een red
dingsboot en die kwam steeds dichter
bij de kant. Er waren ook een paar
meisjes die een luchtbed hadden. Eén
van de meisjes ging er op liggen.
Dat was gevaarlijk want zo kon ze
verder in de zee drijven.
Toen kwam moeder ons roepen,
want we gingen naar huis. We liepen,
in zee lopend, naar de auto. Daar
stapten we in en reden naar huis.
Willy Regter, Leiden:
OP DE CAMPING
Ik ben in de vakantie naar mijn
tante op een camping geweest. Het
was heel leuk daar. Ze hadden daar
een kindje vain net een jaar. Dat
kindje heette Tommi en ik mocht
er wel eens mee wandelen. Gelukkig
was het de hele week mooi weer,
maar toen mijn vader me bracht,
regende het. Ik ben toen ook wel
eens naar een put geweest, die nu
niet meer gebruikt wordt om er wa
ter uit te scheppen, want er is nu
waterleiding. Ook ben ik in die week
naar Madurodam geweest. Dat was
ook een fijne dag In die week kreeg
ik ook veel ijsjes en die waren lek
ker hoor! Ik moest na een week naar
huis. Dat was erg jammer.
Volgende week weer verder. Dag
allemaal. Tante Jo en oom Toon.
EEN SLIMME
RECHERCHEER
Er klonk verontwaardiging in de
stem van Lurack. „Ja, ze zijn op 't
oureau nogal eens haastig en soms
wat te heet gebakerd. Maar nu ze
hem weer te pakken hebben, geloof
ik, dat ze hem alleen maar vasthou
den voor het verdere onderzoek. Ze
zien hem echt niet meer voor de
ware schuldige aan, zeker niet als
ik mijn klantje afgeleverd heb. Trou
wens niemand had hem in de om
geving van het postkantoor gezien.
Wie van plan is te stelen bespiedt
van te voren zeker de plaats, waar
hij zijn slag zal slaan. Waar hebben
ze hem eigenlijk gevonden?"
Luwack snoof als een driftig paard.
„Wel, hier in huis, in zijn bed. Laat
in de avond kwamen ze me daar
plotseling binnenvallen met de revol
vers in de vuist, alsof ze een stel
moordenaars moesten komen arres
teren. Ze waren niet tevreden hem
gevonden te hebben, neen ze haalden
ook nog de hele boel overhoop om
't gestolene te zoeken. Zelfs de ma
trassen hebben ze opengetornd, maar
alles natuurlijk tevergeefs. Dat viel
hun erg tegen en toen wilden zij mij
eerst ook nog meenemen, maar de
brigadier kent mij al lang, want ik
woon al bijna mijn hele leven hier.
Dus hij wilde 't niet, omdat hij wel
wist, wat hij aan mij had. Ik ver
moed, dat ze mijn broer verdachten,
omdat hij de laatste tijd nogal eens
'n korte poos van huis was."
„Zo, en hoe lang was uw broer nu
weer vrij geregeld thuis?"
„Wel, ik denk al een week of zes.
Maar waarom vraagt u dat?"
„Och, ik vroeg 't eigenlijk zo maar.
Maakt u zich verder maar niet on
gerust, de zaak zal nu heel gauw op
gehelderd zijn, want ik ben zeker,
dat ik de ware dief te pakken heb.
Er is geen twijfel meer mogelijk,
want toen ik hem arresteerde, had
hij het gestolene nog grotendeels bij
zich. Dat feit is voldoende om hem
te veroordelen, al beweerde hij, dat
hij het gevonden had.
„Dat klinkt werkelijk al heel ver
dacht", zei Luwack met duidelijke
opluchting in stem en gelaat.
„Ja, dat zou ik ook zeggen. Maar
hij bedoelde dan wel, dat hij 't ge
vonden heeft, waar hij het zelf ver
borgen had. Ja, ik hoop nu maar,
dat niemand het vannacht nog eens
vindt. Ik heb 't er namelijk op ge
waagd, het in mijn wagen te laten lig
gen, maar natuurlijk wel goed ver
stopt. De buit was mij te zwaar om
hem zo ver mee te sjouwen."
„Wellicht was hij hier toch wel
veiliger geweest. Als u 't wenst, wil
ik hem wel voor u ophalen. Waar
bent u blijven steken?"
„Ruim een mijl hier vandaan. Maar
doet u geen moeite. De mensen zou
den er wel eens wat van kunnen den
ken met het oog op uw broer."
„Ja, ja, dat is zo mijnheer, 't was
een dom voorstel van me."
Na dit heen- en weer-gesprek ging
de rechercheur weer door met zijn
geschrijf en enkele minuten bleef
het stil in de kamer. Alleen 't gekras
van de pen en de stappen van Lu
wack, die ietwat nerveus heen en
weer was gaan lopen, verstoorden
de rust enigszins. De bezoeker deed
evenwel of hij de onrust van de huis
heer niet opmerkte. Na 'n tijdje pak
te hij zijn papieren bij elkaar, stak
de vulpen in 't etui en de paperas
sen in zijn zak.
Luwack verstoute zich nu te vra
gen, of mijnheer ook moest slapen.
„Neen, neen, ik moet geen bed
vannacht; ik mag geen risico's ne
men. De signeur hiernaast zal wel
niet ontsnappen, daarvoor is hij te
goed verzegeld. Maar ik moet hem
af en toe eens omdraaien, want hij
zal wel niet al te makkelijk liggen.
Bovendien is 't mogelijk, dat hij bij
de „kraak" één of meer helpers heeft
gehad. Als die er soms de lucht van
gekregen hebben, dat hij gearres
teerd is, kunnen ze ons mogelijk ge
volgd zijn en proberen vannacht iets
tegen me te ondernemen. Daarom
wilde ik ook de nacht niet buiten
doorbrengen, houd de revolver on
der mijn bereik en blijf wakker en
waakzaam. Mogelijk dat ik even in
dut op mijn stoel, maar dan word ik
toch van 't minste onraad wakker.
Maakt u zich intussen niet ongerust,
ik blijf waakzaam en ga maar lekker
en veilig slapen. Tegen een uur of
zes roep ik u dan wel.
(Wordt vervolgd)
Correspondentie
Er kwamen nog goede oplossin
gen binnen van: Wim den Haan,
Langeraar; Kees Kempen, Aarlan-
derveen; Ronnie Vrijburg, Oud-Ade;
Elly van Zoest, Bodegraven; Johan
Tijssen, Lisse; Sjaak v. d. Geest, Zoe
ter woude; Mieke Schalks, Noordwij-
kerhout; Ank Buters, Warmond; A.
Slingerland, Koudekerk; Thea Boers,
Abbenes; Marjan Bouterse, Abbenis;
Wim Eeriks, Leiden; Nelly van Die-
men, Zoeterwoude; Elsje van Dijk,
Leiden; Tnieke van Dijk, Leiden;
Riet Janson, Stompwijk; Trudi Koot,
Alphen; Marian van Wieringen,
Noordwijkerhout; Ans Clemens, Lis-
se; Trees je Zwirs, Langeraar; Wim
de Groot, Hazerswoude; Huub van
Remundt, Leiden; Hanneke Hoogen-
boom, Hoogmade; George Versluys,
Warmond; Flora Versluys, Warmond;
Alie Mooven, Rijpwetering.
Alie Mooven, Rijpwetering: Ja
meiske, huiswerk gaat voor. Leuk
dat je zo graag de verhaaltjes leest.
Zit je al op de ULO. In de herfst
vakantie moet je ook eens een ver
haaltje maken. Hoor ik nog eens van
je?
Trudi Koot, Alphen: Je hebt in
je verhaaltje haast niets geschreven
over de dieren, vooral de vogels, die
er in Avifauna zijn. Dat is jammer.
Omdat het je eerste verhaaltje is, zet
ik het toch maar in de krant. Je
plakt het zeker in je plakboek.
EEN DAG NAAR AVIFAUNA
In de vakantie zijn we een dag
naar Avifauna geweest. Dat is een
vogelpark in Alphen. Na het ontbijt
ruimden we vlug de tafel af en gin
gen we tassen met brood klaar ma
ken. Eindelijk waren we klaar. Het
was toen half elf en na een half
uurtje waren we er.
M'n vader kocht de kaartjes en wij
holden het park in.
„Laten we eerst maar naar de
speeltuin gaan want het is nu nog
niet zo druk", zei vader.
Dat vonden we fijn. We speelden
er een hele tijd. Er waren glijbanen,
wippen en draaimolens. Om twee
uur gingen we de boterhammen eten
en daarna de dieren bekijken. We
kochten ook nog een ijsje. Er was
een mooie grot, daar zijn we een paar
keer in geweest. M'n vader kon je
vinden bij de apen. Omstreeks half 5
waren we thuis. We waren allemaal
even moe en gingen vroeg naar bed.
GESTOLEN
Het stadje Vlashout was in rep en
roer. Het kleine postkantoortje, waar
het anders zo vol was, was nu leeg.
Er waren alleen politiemannen in.
Voor het postkantoortje stond het vol
mensen. Aan de zijkant van het kan
toor was een raampje ingebroken.
De dieven hadden met een glasboor
de klink weten op te lichten. De ruit
was gebroken, maar door de storm
had niemand het gehoord.
Toen het ochtend was, kwam de
postbode uit Leiden en de postbode
was de enige, die de sleutel had.
Toen hij de deur geopend had, zag
hij meteen dat er gestolen was. Hij
begon te tellen. Er was 13 duizend
gulden aan geld gestolen en 2 dui
zend gulden aan postzegels. Iedereen
vernam het nieuws, ook Alfred en
Adolf Hamert. Deze jongens waren
op de H.B.S. en waren die woensdag
vrij. Ze gingen ook eens kijken naar
het kantoortje en begonnen te over
leggen wat ze konden doen om de
dieven te vinden. Na een tijdje gin
gen ze maar een eind wandelen. Op
eens zag Adolf in het gras achter een
boom, een tas liggen. Deze was op
slot. Met een flinke steen sloeg hij
het slot kapot. Ze keken er nieuws
gierig in en zagen eerst een lap, maar
toen ze die er uit haalden zagen ze
postzegels en daaronder geld. Ze na
men de tas en renden er mee naar
het dorp. De politiemannen stonden
nu bij het stadhuis. Alfred gaf de tas
aan de politie.
De volgende dag stond het in de
krant. Adolf en Alfred waren de hel
den van het stadje. De dieven wer
den niet gevonden. Jammer!
Walter Abspoel, Leiden:
WOENSDAGMIDDAG
't Was woensdagmiddag en we
speelden „koninkje". Dat ging zo:
Er moest één jongen koning wezen
en hij mag 5 jongens kiezen. Een
andere jongen is rover en ook hij
mag 5 jongens kiezen. We waren
dus met 12 jongens, verdeeld in twee
partijen. De rovers gingen bij de
koning werken, maar 's avonds, in
het donker, sprongen ze op en lie
pen naar de koning. De koning had
onraad gehoord en waarschuwde zijn
mannen. De rover en zijn mannen
sloegen toe en de partij van de ko
ning verdedigde zich. De rovers wa
ren sterker en drongen de andere
partij terug. Ze drongen ze verder
terug. Op 't laatst stonden drie ro
vers: Bart, Roland en ik tegen de
koning. Ronald viel. Bart viel de ko
ning in de rug aan. Ik sloeg 't zwaard
van de koning uit zijn handen en
legde de punt van mijn zwaard op
zijn borst. Hij gaf zich over en wij
hadden gewonnen.
Wim van Zijp, Leiden, heeft een
fijne dag gehad in Madurodam en
daarover vertelt hij nu:
NAAR MADURODAM
Op een zaterdagmorgen in de va
kantie gingen wij om half acht naar
Madurodam. Toen we ^r waren, was
er veel te zien. We gingen eerst naar
die trein. Dat was heel fijn. De kleine
treintjes reden over de rails, Langs
spoorbomen en stations. Er was ook
een lang dun slootje en kleine boot
jes er in, die heen en weer vaarden.
Langs het slootje was een café. Er
was ook een grote speeltuin en vier
boerderijen met plastic beesten en
ook een hele dierentuin met van
alles er in. Langs de wegen echte lan
taarnpalen, die konden branden. En-
weet je wat ik ook zo leuk vond;
daar waren vogels, die op de schoor
stenen zaten en in de bomen de
vogelnestjes. Het was er erg fijn. We
dronken er een glas Limonade en
kregen er een zakje frites by. We
liepen nog wat te kijken bij de haven
met de mooie boten en toen gingen
we naar huis. Een fijne middag ge
had zeg!
Henneke Westendorp» Leiden:
NAAR HET ZWEMBAD
Mar ja en ik zijn verleden week
woensdag naar het zwembad geweest.
Het was mooi weer. We zouden op
het veld gaan zonnen maar eerst
gingen we ons uitkleden. We zochten
een heel leuk plaatsje onder een
boom. We hadden onze badtassen bij
ons. We bleven wat liggen en na een
poosje gingen we het water in, maar
eerst natuurlijk onder de douche. Het
zwemmen ging niet zo goed, Marja
kon het een beetje en ik helemaal
niet. Toch was het fijn in het water.
Na een poosje kregen we zin om wat
te gaan kopen, ik rende weg en Marja
achter meaan, maar toen iik mijn
badtas voelde was mijn portemonnee
weg. Na lang zoeken vond ik hem
toch onderin. Toen pakte Marja ook
haar dubbeltje en we kochten allebei
een roomlollie. We gingen later nog
eens het 'water in en daarna was het
gauw tijd om naar huis te gaan.
Wil Kuiters, Leiden heeft voor ons
gemaakt:
NAAR HET STRAND
We zijn op een woensdagmiddag
naar het strand geweest. Marco, Car-
reen, Sjaak, Gerard, Leo, mevrouw
van der Meer, mijn moeder en ik.
Toen we aan het strand waren gin
gen Carreen en ik direct de zee in
De anderen gingen in het zand een
kasteel bouwen. Als we wat gingen
i hailen bij m'n moeder, moesten we
een eindje lopen. Soms kwamen er
JAN KLAASSENFOPPEN
VAN KARTONROLLEN
haar en al wat op 't gezicht moet
elastiekje de ene knoop aan je duim
en de andere aan je pink. De andere
drie vingers steek je in 't koje vam
de pop (met de stof) (fig. 6). Laat
dian de poppen over de leuning van
een leunstoel kijken en't thea-
Fig. a. Uit een enkele kartonral Broertjes haren is franje,
h.v van een W.C.-rol kan een hele nen de rol ^tge «md wordt. Zus-
komen lmip je ook uit en plak t op. tórgpal fcan beg^n. Ais'verhaaltje
kaïn je er b.v. iets erbij vrtellen, dat
pas - of iets langer geleden - in jullie
VOETBALLEN
familie Jan Klaassenpoppen gemaakt {es haren zij n twee langwerpige vier- gg^ 0f familie is voorgevallen,
worden. De rol ia il. Vlleen maar hoeken vilt (fig. 4), die alweer op de
voor de poppenkoppen. Voor vader vastgelijmd woiden waarna je
en moedermoeten ze 6 cm hoog z«n, de eraan knapt. Het hehaam
voor de kindertjes 3 cm. Hoedj'es en de P°PP*n bestaat uit je vingers
in non ofvrtnpit nf non otiiilr s+nf van
t gezicht maakt men van vilt of ge
kleurd papier. De modellen van deze j u 1
figuren zijn allemaal met gekleurde Jof t stofLapje) tot een driehoek en js »t heel wat ergers, waar de drie
(bonte) viltresten beplakt (gelijmd). J.eg ^.n ^°°P m de beid,e erndpun- achterspelers van schrikken. Trek'
in een servet of een stuk stof van Fig. c. Nee, ditmaal is 't geen goal,
<>c cm in 't vierkant. Vouw de servet maar maar de gezichten te oordelen,
t Stoflaüie) tot een driehoek en ft? K nnl Tiro+ norrone sim n,v rlo ilria
Fig. I. Hoe maakt men de hoed-
raimden?
Zet de rol op het vilt en trek de om
trek met potlood op 't vilt. Dan maak
je er een tweede cirkel op 2 cm af
stand eromheen (fig. 2). Knip nu de
middelste ring uit en bedek daar
mee de bovenste opening van de rol
Knip daarna de buitenste ring uit.
Bestrijk de rol overal met lijm, waar
de rand van de hoek moet komen en
zet vervolgens de rand erop. Oren,
'n FRAAIE FAMLIIE-
VERHOUDIN G
ten (fig. 5).
Schuif je hand tussen de twee weet je wel, waarvan
velen en bevestig met een klein komt.
Fig. b. 'n Vis, genaamd Betta, en
behorende tot een strijdlustige Sia
mese (uit Siam dus) vissoort, vecht
zo graag, dat hij op zijn eigen beeld
afvliegt, als men hem een spiegel
voorhoudt. Men heeft hem in een
aquarium bespied en toen vastge
steld, dat hij soms zelfs zijn eigen
wyfje opvreet en dat de kinderen
elkander opeten, als men de vech
tersbazen niet van elkander scheidt.
Het mamnetje is in den beginne
een liefdevolle vader voor zijn jon
gen, maar als ze een dag of 10 oud
zijn, moeten ze voor hem oppassen,
wamt dan blijkt opeens zijn vader
liefde gestorven te zijn. Dan jaagt
hij als een roofvis achter zijn kroost
aan.
\l lu„
ilfc, o
i. w.. tl ibej
B3E 4f
Een vervolgverhaal van Suske en Wiske
•n GEVANGENE IN DE
ENGELENBURCHT
13. Onder de gevangenen in de
Engelenburcht bevond zich ook een
monnik, met wie Cellini zich dikwijls
onderhield en hem o.a. vertelde, dat
hij met was, zoals hij in zijn werk
plaats had, valse sleutels kon maken
en daardoor op ieder gewild ogenblik
kon vluchten. Het enige wat hem
zulks belette, was zijn erewoord aan
de slotvoogd, die over de gevangenen
het toezicht had. De monnik deed
•venwel met, alsof het hem niet in
teresseerde. Maar door zijn twijfe
lende houding bracht hij Cellini er
toe, hem te laten zien hoe hij het
klaar zou spelen. Kort daarop kreeg
de monnik de gelegenheid wat was
weg te nemen en daarmee van de
sleutels afdrukken te maken.
14. De monnik vond een mede
schuldige in de schrijver Luigi. Deze
bracht de wasafdrukken naar een
slotenmaker, die met behulp daarvan
de gewenste sleutels zou maken. Deze
man echter voelde onraad en meldde
een en ander aan de slotvoogd. Deze,
die de was uit Cellini's werkplaats
herkende, vermoedde dat deze achter
dit zaakje zat en stelde hem onder
strenge bewaking. Cellini begreep
hiervan de oorzaak niet, maar toen
hij eindelijk de waarheid vernam
smeekte hij om de slotvoogd te mo
gen spreken. Dit lukte en hij legde
de man alles uit. De verzwaarde be
waking van Cellind werd daarop on-
midddellijk opgeheven, terwijl de
monnik strengere hechtenis opgelegd
kreeg en de schrijver Luigi ternau
wernood aan de galg ontkwam.
(wordt vervolgd)