Zwakzinnigheid van kinderen
vraagt tijdelijke behandeling
Aanvaardde TOP-functie in Australië
HOOFDSTAD CANBERRA
Jonge Nederlandse kunst in de Lakenhal
VOGELS VAN DIVERSE PLUIMAGE
Z DAG 10 OKTOBER 1964
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 8
Van Nederlandse baby's is 3 procent
min of meer debiel
Ir. WESTERMAN UIT LEIDEN
aan zijn goede zorgen toevertrouwd
De Nederlandse invloed in Australië's hoofdstad Canberra is sedert kort
aanmerkelijk toegenomen, pit komt, omdat jnedio september Ir. Hans
Wester man in die stad de functie heeft aanvaard van plaatsvervangend
directeur van de Dienst voor Stedebouw en Stadsontwikkeling in Can
berra. Dit is een zeer belangrijke betrekking, ja, een top-functie, want
Canberra is niet slechts de zetel van de Australische regering en van vele
ambassades en hoge commissarissen, maar is tevens een stad, die in snel
tempo groeit en die, omdat er van ruimtegebrek geen sprake is, volgens
de nieuwste inzichten eri begrippen op het stuk van stedebouw en stads
uitbreiding kan worden „uitgelegd". Dit is nu net een kolfje naar Ir. Wes
termans hand!
TTOT VOOR KORT woonde deze
jonge ingenieur in Tusmore in
Zuid-Australië. Hij is opgetogen over
zijn nieuwe betrekking. „Deze be
noeming", zei hij. „is werkelijk heel
bijzonder en bied't mij prachtige kan
sen voor die toekomst. Ik ben er echt
bilij mee en ik hoop er veel van te
maken". Vóór zijn komst in Canberra
was die even bekwame ails geziene
oud - Nederlander die belangrijkste
medewerker van de „Town Planner"
van de Zuid-Australische regering.
Ruim zes jaar heeft hij die betrek
king vervuld en met plezier vervuld.
„Ik heb in Zuid-Australië veel ge
lieerd en er veel vrienden gemaakt",
zei hij, „maar ja, die baan in Can
berra iB natuurlij k nog mooier en
beter!"
Im. Westerman is de zoon van een
(nu gepensioneerde) Leidse leraar.
Hij is getrouwd met Frederica In 't
Veld, dochter van een Nederlandse
arts, die werkzaam is in Den Haag
bij de Inspectie d'er Volksgezondheid.
De pas benoemde Canberraanse top
functionaris gaf voor zijn studie de
voorkeur aan Delf't boven Leiden.
Daar, iin Delft, toonde hij zich een
waardige disoipel van de Technische
Hogeschool en beh«hlde hij de graad
van civiel-imigenieur. Na zijn inge
nieursexamen werkte hij ongeveer
anderhalf jaar in Delft als assistent
van de hoogleraar voor stedebouw
en stadsplanning. Toen vertrok hij
naar Australië.
f>AT WAS twaalf jaar geleden. Ir.
Westerman was toen al getrouwd.
Hij vestigde zich in Hobart, de hoofd
stad van Tasmanië. Daar werd hij
medewerker van de ,Town and Coun
try Planning Commissioner' en hielp
hij bij het ontwerpen van de ontwik
keling®- en uitbreidingsplannen van
Hobart en Launceston. Ongeveer vijf
jaar na hun komst in Australië lieten
de heer en mevrouw Westerman zich
naturaliseren, zodat zij thans Austra
lische staatsburgers zijn evenals hun
drie in Australië geboren kinderen
Carol (9 jaar), Jasmin (6 jaar) en
Roger (4 jaar).
In Zuid-Australië hadden de autori
teiten gehoord, wat ir. Westerman in
Tasmanië presteerde. Dit was die oor
zaak, dat het gezin Westerman in 1958
verhuisde naar Adelaide, waar de
jomige ingenieur benoemd was tot
.rechterhand'' van de ,Town Planner'.
„Mijn Delftse studie heeft zeer goede
vruchten afgeworpen", verzekerde ir.
Westerman ons, „en ik denk nog al
tijd met bijzonder veel genoegen
terug aan Leiden en aan mijn Delftse
studiejaren. Ik danik het aan mijn
uitstekende Delftse opleiding, dat ik
in Australië zulike prettige en goede
betrekkingen heb gekregen en dat ik
colleges heb kunnen geven over ste
debouw en stadsontwikkeling aan de
universiteit van Adelaide en 't Tech
nologisch Instituut van Zuid-Austra
lië. Om dan van mijn nieuwe baan
in Canberra nog maar te zwijgen!"
„R/IISSEN UW VROUW en u soms
niet een beetje de culturele ma
nifestaties, die in Nederland zo tal
rijk en zo goed zijn?" vroegen wij.
„Australië is nog zo jong!"
„Stellig is Australië vergeleken met
Nederland een jong land", antwoor-
de ir. Westerman, „maar denkt u
vooral niet,- dat daarom het culturele
leven niet veel betekent. Australië,
ontwikkelt zich snel. Ook op cultu-.
reel gebied'. Ik ben nu twaalf jaar
in dit land en gelooft u mij, in die
twaalf jaren heb ik op cultureel ge
bied eveneens een krachtige ont
plooiing kunnen constateren. En al
les wijst er op, dat die ontplooiing
voortgang zal vinden in de komende
tijden
Dat de jonge Canberraanse top-func-
tionaris van Nederlandsen bloede er
bij zijn werk in de Australische hoofd
stad naar zal streven om ook de cul
turele ontplooiing van ,zijn' stad zo
veel doenlijk te bevorderen, daarvan
zijn allen, die hem kennen, vast over
tuigd.
Foto: Ir. Hans L. Westerman
Reumatiek TO GAL HELPT
Griep TOGAL HELPT
Migraine TOGAL HELPT
Menstruatiepijn TOGAL HELPT
Verkouden TOGAL HELPT
Hoofdpijn TOGAL HELPT
Spit TOGAL HELPT
(Advertentie!
Uitbreiding van
behandeling en nazorg
De zwakzinnigheid is voor Neder
land een uiterst kritiek probleem.
Elk jaar worden er 8.000 kinderen
geboren die in min of meer ernstige
mate zwakzinnig zijn. Zij brengen
zorg, teleurstelling en onzekerheid
in evenzoveel gezinnen. Van deze
kinderen moeten er 1000 voor hun
hele leven in een inrichting worden
opgenomen. Nu hun gemiddelde leef
tijd sinds de oorlog is gestegen van
14 tot 47 jaar, houdt dat ook in, dat
niet volstaan kan worden met de
bouw van inrichtingen voor kinde
ren alleen: voor volwassenen zijn
zelfs minstens tweemaal zoveel
plaatsen nodig. Op het ogenblik, ver
toeven 20.000 zwakzinnigen in een
inrichting (kosten per patiënt onge
veer 7000 gulden per jaar), maar
men komt nu al 4.000 bedden te
kort.
De staatssecretaris van sociale za
ken en volksgezondheid, dr. A. J. H.
Bartels, heeft tijdens een persexcur
sie aan de vooravond van de Kinder
postzegelactie 1964, zijn zienswijze
gegeven over de mogelijke oplossing
althans verkleining van het
probleem.
In de eerste plaats zal het, volgens
hem, vroegtijdig onderkend en ge
signaleerd moeten worden, ook al is
de aarzeling om ouders duidelijk
met dit vraagstuk te confronteren,
begrijpelijk. Dringend noodzakelijk
is ook een vroegtijdige observatie
van vermoedelijk zwakzinnige kin
deren, aangezien een duidelijke diag
nostiek de basis vormt voor de ge
hele verdere behandeling.
Aan lokale voorzieningen voor
zwakzinnige kinderen bestaat grote
behoefte. Om de kinderen zo lang
mogelijk in de maatschappij te kun
nen handhaven zal er buitengewoon
onderwijs voor kleuters moeten ko
men en zal gezorgd moeten worden
voor dagverblijven en behoorlijke
recreatie en begeleiding.
De omvang en ernst van het pro
bleem dwingen tot een gedegen aan
pak, aldus de staatssecretaris, die
verklaarde dat de particuliere in
richtingen tot een grote mate van
samenwerking zullen moeten komen
omdat zij anders de overheid dwin
gen, leidinggevend te gaan optreden
ten aanzien van de planning.
Over de financiering zei dr. Bar
tels, dat het streven is, deze op te
nemen in de volksverzekering te
gen langdurige arbeidsongeschikt
heid.
Al met al zijn de moeilijkheden
vele. Drie procent van alle kinderen
die jaarlijks worden geboren, is
zwakzinnig: 6000 in lichte mate (de
biel), 1500 ernstig (imbeciel) en 500
zwaar (idioot). De schattingen over
het totaal aantal zwakzinnigen in
Nederland lopen uiteen van 150.000
tot 350.000, ook al omdat het zeer
moeilijk is het begrip zwakzinnig
heid goed te definieren. Er zal nog
heel wat studie, planning en rese
arch (zowel wat de behandeling als
een mogelijke preventie betreft) no
dig zijn, wil men althans enig beeld
hebben van de voorzieningen die in
de toekomst nodig zullen zijn om het
vraagstuk zo volledig mogelijk te
kunnen aanpakken.
Beter niet thuis.
Vroegtijdige onderkenning van
zwakzinnigheid is buitengewoon be
langrijk: een juiste en tijdige behan
deling kan het kind heel veel goed
doen. Als het te lang thuisblijft, ont
wikkelt het zich ondanks de extra
liefde en zorg van de ouders vaak
minder goed. Het blijft aanhankelij
ker en onzelfstandiger dan nodig is,
het wordt verwend („laten we maar
lief voor hem zijn") en oefent meest
al door de bijzondere aandacht die
het nodig heeft, een enorme druk
uit op het gezin.
In Nederland zijn momenteel nog
maar drie klinieken voor klinische
observatie. Een ervan is „Maria
Roepaan" in Ottersum. De genees
heer-directeur, de heer G. van der
Most, zei tijdens de persexcursie, dat
zwakzinnigheid in de eerste plaats
een medisch probleem is. Er zijn tal
rijke oorzaken voor aan te wijzen:
prenatale oorzaken, geboortebescha
digingen, hersenletsel op latere leef
tijd door bijvoorbeeld een ongeluk,
enzovoorts. „Sprookjes" noemt dok
ter Van der Most de verhalen, dat
zwakzinnigheid te wijten zou zijn
aan alcoholmisbruik, geslachtsziekte
of erfelijkheid.
Na een „inventarisatie" van de
mogelijkheden van het zwakzinnige
kind, zal het observatiecentrum moe
ten aangeven, of opneming in een
inrichting gewenst is. Meestal zal
men proberen, het kind zo lang mo
gelijk in het gezin te houden. In dat
geval kan een dagverblijf vaak uit
komst brengen: de moeder wordt
overdag van de zorg last, het kind
krijgt een goede begeleiding en de
deskundigen van het dagverblijf
kunnen de ouders adviseren over
opvoeding en behandeling.
Het onderwijs.
Op de B.L.O.-scholen voor zwak
zinnigen zitten momenteel ongeveer
30.000 debiele en 6000 imbeciele leer
lingen.
Een van de bezwaren van dokter
Van der Most tegen dit B.L.O.-onder-
wijs is, dat de pupillen de school op
14-jarige leeftijd mogen en op 18-
jarige leeftijd moeten verlaten. In
beide gevallen worden de kinderen
nogal eens „zo maar" de maatschap
pij ingestuurd, en de kans op ern
stige frustaties is dan groot. Dokter
Van der Most zou de puberteitspe
riode juist willen gebruiken voor
een doelgerichte training die gebruik
maakt van de bijna altijd aanwezige
mogelijkheden, het kind op te leiden
tot een of andere vorm van beroeps
vaardigheid. De B.L.O.-school zou in
die laatste jaren moeten fungeren
als een soort levensschool, terwijl de
nazorg zou moeten geschieden door
een team van deskundigen, dat het
kind individueel voorbereidt op de
maatschappij en begeleidt.
Een opvallend voorbeeld van coör
dinatie van zwakzinnigenzorg is te
vinden in de provincie Noord-Bra
bant, waar de stichting „Samenwer
kende Internaten voor Zwakzinni
gen" in tien jaar tyds niet minder
dan negen vervolginternaten heeft
opgericht voor verschillende cate
gorieën patiënten (ook voor dubbel-
gehandicapten). De stichting be
schikt ook over een aantal werk
plaatsen en over twee dagverblij
ven, die tevens fungeren als consul
tatiebureau en regionaal centrum
voor zwakzinnigenzorg.
In het Paiijse Metro-station Chatelet is men bijna gereed met de aanleg van een „rollend trottoir", dat wel
dra ia dienst zal worden genomen. Het trottoir is meer da?. 130 meter lang en brengt de reizigers van de per
rons naar de uitgangen en omgekeerd.
SAMENGESTELD - en ter plaatse
gejureerd - door een commissie
in opdracht van het ministerie van
o., k. en w., wordt op het ogenblik
in de Lakenhal onder de noemer
„jonge Nederlandse kunst" een col
lectie schilderijen, tekeningen en
grafiek - aangevuld met enkele klei
ne plastieken - geexposeerd van aan
komende Nederlandse kunstenaars-
van-nog-geen-dertig jaar.
Het is een interessante expositie,
al was het alleen maar om kennis
te kunnen nemen van het werk der
vrij (of nog totaal) onbekende jon
geren, die de vaderlandse kunste
naarswereld bevolken. Daarnaast is
het echter een verzameling van wer
ken met zeer verscheiden karakter
en van verschillend gehalte, dat door
de jury waardig bevonden is om te
worden gepresenteerd.
„De behoefte aan verandering", al
dus dr. J. Hulscher in een voorwoord
van de catalogus, „die men als een
algemeen menselijke eigenschap kan
beschouwen, is ook gebleken bij de
confrontatie, die sedert 12 jaar heeft
plaats gevonden tussen de jonge
Nederlandse kunstenaars en het 'pu
bliek. De tentoonstellingen, bekend
onder de naam „Start", hebben ja
renlang een heilzame taak verricht.
Niettemin heeft thans de commissie
van jonge kunstenaars, die met de
voorbereiding van de tentoonstel
lingen was belast, gemeend dat het
nodig was naar enige verfrissing te
zoeken.
Als gevolg daarvan is tot een aan
tal veranderingen besloten. Die ko
men vooreerst tot uiting in de naam.
Start was weliswaar een vertrouwd
begrip gewonden, maar toch ook iet
wat afgesleten. De nieuwe titel maakt
zonder omwegen duidelijk, waar het
hier om gaat".
F^E GRAFIEK maakt wel het leeu-
wendeel uit van de collectie. Zo
van Ronald Abram, een in Parijs
werkende graficus, met twee droge
naaldetsen, die mooi open van lijn-
voering zijn. Van Gerry Beuling
hangt er onder meer een composi-
tair merkwaardige ets „Een dikke
dag om". Charl. Donker maakte twee
doorwrochte prenten: het zeer mooie
„dode vissen", een droge naald, en
„vlinder" in ets-aquatint. Werner
Moonen toont een mooie ets „Chau-
ve souris", die ons meer kon beko
ren dan „fossielen I".
Prachtige „stoere" ets-aquatinten
hangen er van Ton van Os, die frap
peren door de mooie, soms wollige
halftinten. Vooral „Vrouw III" is
een juweel. Zeer suggestief is „de
wachtende", een ets van Marte Rö
ling, een dochter van prof. Röling.
De strakke compositie rond de wat
weggedoken kop, maakt voor ons
deze prent aantrekkelijker dan het
veel be wegelijker „vlaggen".
Decoratief in hun vlakke compo
sitie zijn de kleurenlino's van Cees
Vlag. In de ets „trampolinesprin
gers" van Auke de Vries is de bewe
ging van de figuren in de ruimte
mooi gevangen. Zielig-menselijk is
„idiote" van Ad Willemen. Ander
grafisch werk hangt er verder van
Kees Okx, Rob Otte, Zoltan Peeter
en J. L. Wortel.
Buiten de catalogus liggen er een
zestal zeer mooie prenten van de
Leidse graficus Fer Hakkaart. Prach
tige en gave werkstukken van deze
talentvolle Lekjenaar, waaronder
een zelfportret en „muzikanten".
Wanneer houdt hij weer eens een
eigen expositie?
QNDER DE OLIEVERVEN zagen
we een compositorisch stilleven
bij een venster van Paul Basart, dat
ons trof door een prachtig en welig
wit. Hans van Drumpt exposeert een
nogal onrustig portret van Alfons
Laudy. Maarten Kemper treft door
twee sfeervolle aquarellen „Dor
drecht" en „Alblasserdam", alsmede
met een stilleven met blauwe kan.
Theo Blom is vertegenwoordigd
met een tweetal gouaches en de Ne
derlandse Hongaar Ferenc Gögös,
waarvan wij ons werk herinneren
van de tentoonstelling „Hongaarse
kunst in ballingschap", valt nu op
met enkele strakke olieverven, waar
van „Tuin met wicte tafel" ons zeer
kon bekoren. Voorts is werk aanwe
zig van Jerre Hakse, Jenny Hazen
berg, Theo Kley, Ton Klop, Jos Rij
ken, Rob Schotman, Marten Tusing
en Eric van der Wal.
Van collages houden we niet, maar
dat is een persoonlijke zaak. Er
hangt geknutsel van Gustave (As-
selbergs), die in Leiden eerder bij
het LAK exposeerde en van Frans
Kohier. Kleinplastiek in brons is er
van Remco van der Gugten, Gerard
Schoffelen en Jannes Limperg. Van
deze laatste noteerden wij een mooi
gemodelleerd „Kip I".
In het bijzijn van velen is de ten
toonstelling vrijdagavond geopend
met een inleiding van de heer Felix
Valk. Ze duurt tot 2 november en is
op de gewone uren van openstelling
van de Lakenhal te bezichtigen.
„De wachtende", een ets van de gra-
fica Marte Röling, een der prenten
van de tentoonstelling Jonge Neder
landse kunst, die momenteel in de
Lakenhal wordt gehouden.