WAS HET (3) MAGISCHE WOORD BUSINESS DE LEIDSE COURANT BASKERVILLE EN DAWSON CITY BRANDPUNTEN VAN RAUW LEVEN Vfió-r deze fietsende goudzoeker die prestatie leverde, was Iets heel bijzonders gebeurd in Dawson. Dat was in het voor jaar van 1898. Op een goede dag in die gedenkwaardige lente zagen de „oldtimers" in Dawson en omgeving op de rivier een wonderlijk spektakel. Zij hadden gerekend op de komst van veel nieuwelingen, maar toen zij een uit de wonderlijkste vaartuigen bestaande vloot zagen naderen, konden zij hun ogen niet geloven. De meeste bootjes waren open en verrieden reeds op het eerste gezicht, dat zij door amateur-scheepsbou wers waren gemaakt. In de .wachtkamer van de winter" had den de goudzoekers-in-spe die vaartuigjes in elkaar geprutst. J>at deze „mottige vloot" de stroomversnellingen, zandbanken, rotspunten en ijsschotsen had kunnen overleven, mocht een wonder heten. „Toen", schreef de plaatselijke krant „Klon dike Nuggett", „arriveerden er 00.000 mensen". Vermoedelijk waren het er nog geen 30.000, maar zelfs dit aantal wees er duidelijk op, hoezeer de „Klondike-Koorts" de Amerikaanse mensheid had aangetast. In Dawson kwamen slechts mannen aan, die op enigerlei wijze „bijzonder" waren. Normale figuren konden namelijk de reis niet volbrengen en bleven ergens onderweg steken. „Ex centriek" en „buitennissig" waren normaal in Dawson. De weinigen, die normaal waren, golden als uitzonder ingen. In Dawson kon men een vermogen verliezen, als men slechte kaarten kreeg. Men kon er een vermogen winnen, als men goede kaarten in handen had. Er waren mannen, die de ellende van verdoemden aan den lijve ondervonden, als zij bij moordend lage temperaturen klauwden en dolven naar goud en niets vonden. En als zij wel iets vonden, gebeurde het vaak, dat zij het resultaat van een maandenlange goud- jacht in een paar dagen kwijt raakten in Dawson's amuse mentslokalen, waar het goede toon was om met stofgoud of, beter nog, met goudkorrels te betalen. Er was een ondernemende man, die sigaren van een paar oenten verkocht voor anderhalve dollar het stuk. Met zijn (niet zuur) verdiende geld kocht hij grond en huizen. Zo maakte hij ƒ50.000 in een maand. Hij handelde verder en kon na een klein jaar Dawson verlaten met 100 kilogram goud bij zich zonder ooit naar goud te hebben gezocht. Dan was er Harry Ash. Harry kocht in Seattle een piano. Hij liet het instrument demonteren en de delen naar Dawson brengen. Het was de eerste piano, die Dawson bereikte. Harry plaatste het instrument in zijn café (de „Northern Saloon") en dank zij de muziek verdiende hü in ruim drie maanden tijds een kwart miljoen gulden. En melk? Harry Miller slaagde er in om een levende koe in Dawson te brengen. Haar melk ver kocht hij in zijn „Aurora Saloon". En de prijs? Miller's melk was vijfmaal zo duur als whisky en whisky was in die rumoe rige dagen peper- en peperduur in Dawson. Het leven in Dawson was rauw. Er woonden echter ook vrome mensen. Men kon er getuige zijn van ruwe twisten. Een „afternoon tea" in ouderwetse stijl behoorde er echter niet tot de uitzonderingen. Vele goudzoekers hadden de grootste moeite om hun kostje bijeen te krijgen, maar in sommige restaurants kon men spijzen bestellen, die in New York slechts voorkwamen op de spijskaarten van dure eet huizen. De goudzoekers waren in de regel gestoken in een voudige „wildernispakken", maar in sommige winkels waren dure Parijse jurken te koop. Goud en stofgoud lagen opgetast in de kluizen der banken. Goudkorrels en stofgoud dienden ook als betaalmiddel. Kortom, het leven in Dawson was rauw en behalve op zondag. Dan heerste er in Dawson een puriteinse rust. In de dagen van de „Klondike Rush" kon en mocht men in Dawson alles doen, behalve de wet over treden. Wie dat toch probeerde, kreeg te doen met de man nen der Bereden Politie, die niet slechts moesten, maar ook wisten te zorgen voor de handhaving van wet en orde. Mis daden zijn er tijdens de „Gold Rush" niet veel gepleegd in Dawson, maar wel leefden de mensen er veel meer naar hun grillen en wensen dan zij in een „normale maatschappij" ple gen te doen. Slotakkoord rxAWSON begon eigenlijk pas „echt" op 8 juni 1898, toen de „mottige vloot" arriveerde en de grootschèepse goud- jacht inzette. Thans heeft men de rumoerige geschiedenis van Dawson en de Klondike Rush enigszins in ere hersteld. Oude „goud-hotels" zijn weer in gebruik genomen. Men kan nu tochten maken door de „goudstreek". Markante huizen uit de oude tijd zijn herbouwd of opgekalefaterd. Ieder jaar is er een festival, dat geïnspireerd is op de grote „Klondike Rush". Duizenden toeristen bezoeken nu in de zomermaanden Daw son en beleven daar dan „gevaarloos" een kleine „Gold Rush". Zij horen er dan verhalen over die vermaarde tijd. Het verhaal, bij voorbeeld van de „cheechakos" (nieuwkomers), die enige „oldtimers" vroegen waar het meeste 'goud te vinden zou zijn. De „oldtimers" stuurden die groentjes de biergen in, naar boven, hoewel zij wisten, dat goud bij de rivier het meest voorkwam. En wat vonden de „cheechakos"? Hoog' boven de rivier ontdekten zij rijke vindplaatsen in een heel oude (op gedroogde) rivierbedding. Toen lachten de „oldtimers" niet meer, maar trokken zij ook naar boven. En dan het relaas van de „Seattle no. 1"! Dit was een boot, die op 28 juni 1898 te middernacht in Dawson aankwam, 314 dagen nadat de passagiers San Francisco hadden verlaten. Zij hadden passage geboekt en betaald tot Dawson, maar in St. Michael (Alaska) was geen rivierboot om de Yukon op te varen. Toen bouwden de passagiers met elkaar in drie weken tijds de „Seattle no. -1". Zij gingen aan boord, maar halverwege Dawson was de river dichtgevroren. De passagiers moesten toen de hele winter kamperen in de ijzigste koude op de rivieroever! Ja, deze verhalen doen nog steeds de ronde. En steeds weer kan men zowel in Dawson als in Baskerville horen, dat deze twee plaatsen de gouden zuilen zijn, waarop het thans zo wel varende Brits Columbia rust. Althans historisch bekeken. Tegenwoordig is het namelijk zo, dat goud slechts een klein onderdeel is van de produktie "van die Canadese provincie. Maar voegen wij hieraan toe toch wel, naar onze mening het aardigste en boeiendste onderdeel! Nadruk vr --'er. NIVANO BIJ Bo-'en: Baskerville: Mevrouw B. H. Craft zoekt (voor de grap) naar goud in Williams Creek, waar een eeuw geleden fortuinen werden gevonden. DE FOTO.S Links onder: Br rkerville: Men vindt er nog grafstenen van beroemde Cari- boo-Rush-figuren. zoals deze steen ter nagedachtenis van John A. Cameron. Rechts onder: Ba kerville: De her bouwde hoofdstraat van Bavkerville. In deze straat werd tot 1868 goud ter waarde van 125.000.000,bijeen gebracht door goudzoekers.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1964 | | pagina 6