WAS HET (1) MAGISCHE WOORD DE LEIDSE COURANT MBMNHMMMa BASKERVILLE EN DAWSON CITY BRANDPUNTEN VAN RAUW LEVEN Goudzucht, ja, goudhartstocht was een sterke drijfveer bij de verovering en kolonisatie van Amerika. Spaanse edelen en avonturiers zochten in dat werelddeel naar het geheimzinnige Goudland, het Dorado. Zij vernietigden er goud-rijke staten als Mexico en Peru om der wille van het gele metaal. Toen in de negentiende eeuw Cali- fornië rijk aan goud bleek te zijn, trokken duizenden ruwe klanten en gelukzoekers naar de kust van de Stille Zuidzee. De rijkste goudvondsten werden in Amerika wat later gedaan en wel in de regionen, thans een deel van Brits Columbia, de Canadese provincie, die zijn opbloei en ontplooiing dankt aan twee spectaculaire goudvondsten. HET begin was helemaal niet schokkend. In februari 1858 kwam ar een koerier uit het noorden aan in San Francisco. Hij had 25 kg. ruw goud bij zich. Hij moest dat goud laten slaan tot gouden munten. Het goud was afkomstig van een handelspost van de Hudson's Baai Maatschappij, gelegen in de wildernis van het huidige Brits Columbia. De directeur van de Munt in San Francisco nam het goud in ontvangst en vroeg de koerier naar •nige bijzonderheden. Zo begon het Een paar dagen na de komst van de koerier nam de directeur van de Munt deel aan een samenkomst van de leden van San Francisco's „Vrijwillige Brandweer". „Boys", zei hij bij die gelegenheid, „let op mijn woorden. Er gaat iets sensationeels ge beuren in het noorden, in de buurt van de Fraser-rivier!" Deze woorden en de verklaring, die hij van zijn voorspelling gaf, waren het startsein van de „Cariboo Gold Rush", de eerste aanval van door de goudkoorts aangetaste mannen op de Brits Columbiaanse wildernis. Voorwaarts! TWEE maanden na de komst van de koerier zetten de eerst- aangekomenen van de dertigduizend goudzoekers, die in de zomer van 1Ü58 naar het noorden trokken, voet aan wal bij Fort Victoria op Vancouver Island. Fort Victoria telde vierhonderd zielen, merendeels employés van de Hudson's Baai Maatschappij en Engelse kolonis ien. In 1858 zegt men thans aanschouw de Brits Columbia het levenslicht bij een opgaande gouden zon. De dertigduizend goudzoekers die het Fraserdal „bezetten", vormden een bont gezelschap. Vrijwel alle nationaliteiten vond men onder hen, maar Amerikanen, Britten, Duitsers, Italianen en Chinezen waren het talrijkst. Oude avonturiers naar het noorden. Er waren ondernemende mannen, die omdat de reis over land te kostbaar was als zeeman per boot om de zuid punt van Zuid-Amerika voeren en dan naar de mond van de Fraser-rivier, dus waar tegenwoordig Vancouver ligt. En alle goudzoekers trokken door het Fraserdal naar het nieuwe goudland. Zij trotseerden het rauwe klimaat. Zij leden honger. Zij vochten tegen de eenzaamheid. Zij riskeerden grote gevaren. De magische klank van het woordje „goud!!" hield allen in zijn ban gevangen en dreef hen voorwaarts. Sommigen van die 'dertigduizend goudjagers vonden wat zij zochten. Anderen bekochten hun gouddorst met de dood. De meesten misten op den duur de kracht om te blijven en door te zetten. Zij kwamen even berooid in de beschaafde wereld terug als zij waren bij hun vertrek naar het goudland. Tien jaren heerste de goudkoorts langs en nabij de Fraser-rivier. Oude claims werden verlaten, omdat zij uitgeput waren of schenen. Men vond nieuwe claims, die alle vorige in rijkdom overtroffen. Er waren goudzoekers, die in korte tijd fortuinen bijeengaarden en later in het armenhuis stijven. Er waren ge luksvogels, die in oude en verlaten claims meer goud ontdekten dan de eerste mannen, die er gedolven en gewassen hadden. Zonder geluk vaart niemand wel. Zo ergens, dan is deze zegs wijze waar in jonge goudgebieden. Doch niet minder waar is het in zulke streken, dat velen, die geluk hebben, er toch alles behalve wel bij varen. Goud is een even magisch als bedriege- lijk goed! (wordt vervolgd) In het tijdvak van 1898 tot 1960 werd er in het gebied van de Klondike goud gewonnen ter waar de van 250.000.000 in totaal. Het goudjaar bij uitstek was 1900. Toen had de produktie zo'n grote omvang, dat het ge wonnen goud $22.775.000 waard was. Op het ogen blik heeft de jaarlijkse produktie 'n waarde van circa twee miljoen dollar. BIJ DE FOTO'S: Boven: Omstreeks 1899 hadden de gebroeders Bartlett een respectabel aantal pakpaarden in hun bezit. Meer dan 1000 paarden hield men gedurende de winter aan het werk in K»n- dike, nadat de bereden politie m de voorgaande winter had bewezen, dat paarden de tempe raturen, d'e voorkomen in het gebied van de Yukon, kunnen overle ven. Midden: De „Seattle No. 1" arriveerde in Dawson City op 28 juni 1898 precies te midder nacht, 314 ^agen nadat de passagiers San Fran cisco hadden verlaten. Zij bouwen 't zelf in Michael (Alaska) in 3 weken tijds, maar moes ten onderweg door het ijs toch nog geruime tijd op de oever der rivier kamperen. Rechtsonder: Op „Chee- chako Hill" was er wei nig water, zodat men het goudwaswater eni ge malen gebruikte. Toen de Cheechakos (greenhorns) versche nen, verwezen old-ti mers hen naar de ber gen. 't Was bedoeld als een grap, maar ze von den een der rijkste bed dingen in een oude droge rivier. Linksonder: De heer F. J. Tregillius is bijna 'n eeuw oud. Hij vestigde zich in Baskerville in 1866 en zoekt nog steeds naar goud. plC i 1 jr..'" A 'j* 1 W -é

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1964 | | pagina 6