Het knutselhoekje De Nerveuze Nerviërs ZATERDAG 30 MEI 1964 DE LEIDSE COURANT PAGINA 13 HET ONDERGRONDSE LABORATORIUM „Vertel maar niets aan de jongens", zei de vaandrig, „ik moet eerst alles met de hopman bespreken." De jongens verdwenen daarop in hun tent. Chris sliep al heel gauw weer in, maar Paul lag nog lang te denken en wel over de man met die witte baard. Ja, en waarom ei genlijk? Ach, de droefgeestige trek ken van 's manS gezicht en het we zenloze van zijn oude ogen verrie den vast een of ander triest geheim. En wat was de rol van de baron in deze geheimzinnige zaak? De volgende morgen misten de jongens weer hun hopman. De vaan drig hield zich net of hij nergens van wist; onder zijn leiding liet hij de troep een kaart van de omge ving maken. Tegen etenstijd kwam de hopman terug en na de maaltijd verzocht hij allen om nog even te blijven zitten, omdat hij een en an der had mede te delen. „De ontknoping", glunderde Paul. De hopman knikte en alle jongens luisterden met gespannen aandacht. „Gisteravond was ik weg. Ik meen de n.l. dat de politie in de zaak ge moeid moest worden. Ze heeft van mijn mededelingen notitie genomen. Maar na de nachtelijke tocht van de vaandrig met twee van jullie, heb ik me andermaal naar het bureau begeven." Alle ogen wendden zich terstond naar Paul, die evenwel met 'n onschuldig gezicht naar de lucht zat te staren. „Het waren Paul en Chris. Chris en de vaandrig op onderzoek uit. Nadat de vaandrig mij vanochtend had medegedeeld, wat ze gezien hadden, ben ik, zoals ik reeds zei andermaal naar de po litie gegaan. Nu was de belangstel ling van haar kan zo groot gewor den, dat ze onmiddellijk een bevel tot huiszoeking uitvaardigde en mij een rechercheur en agént meegaven voor het onderzoek. Toen we op het kasteel aankwamen en de recher cheur het doel van onze komst aan de baron meedeelde en tevens het bevel tot huiszoeking liet zien, waar de baron natuurlijk onmiddellijk naar vroeg, werd ondanks het zure en ietwat zenuwachtige gezicht van de kasteelheer terstond met het on derzoek begonnen. „Ik wees de an dere heren de weg naar het labora torium. Nadat dit grondig in ogen schouw was genomen, onderzochten we ook het kasteel zelf en ontdek ten daar op een zolderkamertje de oude grijsaard. Een poging om hem te ondervragen leidde tot niets, de man was totaal van de wijs. Maar van een knecht, die We aanklampten en die blijkbaar niet erg ingenomen was met de baron kregen we het vol gende relaas te horen. De oude man was in zijn goede tijd een uiterst knap natuurkundige en had zelfs een hoogst waardevolle uitvinding gedaan in een eigen la boratorium. Maar na zijn vondst ont stond daarin een brand en vernie tigde heel de kostbare uitrusting daarvan. De arme geleerde werd er krankzinnig van. Maar de baron, die een vermoeden had van de waarde van de uitvinding, trok de man tot zich en liet een ondergronds labora torium bouwen, waarin hij 's nachts moest werken. De baron hoopte dat 's mans geest zich weer zou herstel len en opnieuw tot die uitvinding zou komen, daar zou hij, de baron, dan van kunnen profiteren. Maar door de harteloze handels wijze van de kasteelheer, werd de toestand van de geleerde steeds el lendiger en gelukkig kon de politie door het speurderstalent van Paul daar een eind aan maken. De baron werd veroordeeld om de ko Jen van een verdere verzorging van de ar me stakker in een goed gesticht te betalen en voor hem zelf had dit muisje nog 'n minder prettig staartje. De jongens werden er stil van. Maar toen Paultje zich zelf een beet je te erg opblies over zijn aandeel in deze zaak, grepen zijn makkers hem beet en stopten hem even met zijn hoofd in een waterzak om zo zijn hoogmoedswaanzin wat te bekoelen. EINDE. CORRESPONDENTIE Greetje Zwetsloot Hoogmade. Greet je komt met een versje: FLIP EN DE MUIS Moeder zei op een keer: „Flip waar zit je nu toch weer?" Maar Flip riep blij verrast: „Er zit een muis in de keukenkast!'' Moeder gilde: „O, een muis: Muizen horen niet in huis". Maar Flip deed al een goede daad. Hij strooide met vergiftigd zaad. Een dagje later was de muis dood. En moeder gebood: „Doe dadelijk die muis weg, „Anders krijgen we pech". Flip gaf de muis aan poes. Er kwamen nooit geen muizen meer, Maar wel andere dieren. Daarover vertel ik een andere keer. Bea Onderwater Lisse. Bea maakte een klein verhaaltje. Dat gaat zeker in je plakboek? Ver tel me eens meiske, in welke klas je zit. ONS POESJE We hebben een heel lief poesje. Wij noemen haar Moortje. Ze is helemaal zwart van kop tot staart. We houden allemaal erg veel van onze poes. Ze is ook zo lief. Op een morgen kwa men wij uit bed en wat zagen we? Er lagen vier kleine poesjes in de mand. Dat was zo leuk. Als de poes jes wat groter zijn, krijgen ze alle maal een baasje. Ali Mooren Rijpwetering LEVE JANTJE! De vader en moeder van Jantje Verhoef zouden naar een tante gaan, omdat ze jarig was. Piet, Anneke en Mar jon waren naar school. Omdat Jantje niet alleen thuis kon blijven mocht hij mee. In de auto mocht hij op vaders knie zitten, iets wat heel gevaarlijk is, als vader moet sturen. Ze reden de stad in en naderden een zijstraat. Jantje hield het stuur, sa" men met vader, losjes vast. Plots kwam er een brommer op hen af schieten. Jantje schrok. Hij klemde in zijn angst het stuur vast en draai de het een halve slag om. Gelukkig de goede kant uit. Achter en liep een auto met piepende remmen door: Jantje had hen voor een ongeluk ge red, doordat hij zo bang voor brom mers was. De volgende dag stond het in de krant. Dat was me wat. Hij danste van pret. Anja Hoogenboom Rijpwetering. Dit is zeker je eerste verhaaltje en ik denk dat je ook in de eerste klas zit. Flink hoor, om het al te proberen. MIJN BROERTJE Mijn broertje Jantje is 1 jaar en speelt in de boks. Ik ga wel eens bij hem in de boks en dan speel ik met hem. Ik ga ook wel eens met hem wandelen als het mooi warm weer is, maar natuurlijk niet als het regent. Jantje kan al papa en mama zeggen en verder weet Anja niets meer. Elise Orvel Leiden maakte voor ons: NAAR DE DIERENTUIN Op een keer ben ik naar de dieren tuin geweest. We gingen om twee uur weg en zijn de hele middag wegge bleven. Wat hebben we daar veel dieren gezien. Het leukst vond ik de aapjes, die waren aan het spelen met een balletje. In een grot zagen we de wilde leeuwen lopen en er vlak bij zaten de tijgers. Er waren ook heel veel vogels, grote en kleine. Sommi ge waren zo mooi gekleurd, vooral de papegaaien. We hebben ook ijsbe ren gezien en zeemeeuwen. Het was modderig in de dierentuin, omdat het zoveel geregend had. Peter Schamper Leiden NAAR ZEE Het was mooi weer toen ik uit bed kwam en ik had gelukkig die dag vrij van school. We gingen met z'n allen naar de zee. We waren die mor gen in een wip klaar en toen gingen we naar de bushalte. Juist kwam de bus aanrijden. Het duurde niet zo lang of we waren al bij de zee. Ik had het eerst mijn kousen en schoe nen uit. We hadden ook een grote bal meegenomen en ik ging met Jos de bal over gooien. Toen de tent op stond ging ik mijn zwembroekje aan doen en daarna rende ik de zee in. Ik ging gauw terug want ik zag jon gens, die met een netje kwallen aan het vangen waren. Bah, dat zijn zul ke nare dingen. Als ze een net vol hadden gooiden ze ze in een kuil. Ze vingen niet één net maar wel twin tig netten vol kwallen. Ik ben al eens gebeten door een kwal. Ik ging dus niet de zee in, maar ging liever bal len met Jos. Ook gingen we goaltje schieten. Jos stond in het goal. We bleven aan het strand spelen tot 5 uur en toen gingen we naar huis. We waren zes uur thuis. Thea van Rijzen Leiden Eerst een pluim voor het mooie schrijven van Thea. De juffrouw is zeker ook wel over je tevreden. DE HAAS EN DE EGEL In een bos woonden vader en moe der egel. Op een dag ging vader egel wandelen. Daar kwam hij de haas tegen. „Ga je mee vanmiddag een wedstrijd houden?" vroeg de egel. „Wat voor een wedstrijd?" „Wie het hardst kan lopen" „Wat krijg ik, als ik win?" „Een fles limonade" „Goed, dat doen we. We beginnen om twee uur". De egel ging naar huis. „Zeg vrouw, ik ga vanmiddag om 2 uur naar het bos. Ik ga een wedstrijd houden met de haas. Ga jij je nu vlug verkleden en trek dezelfde broek aan als ik". Om 2 uur waren ze klaar. „Zo vrouw ga jij hier zitten, dan ga ik naar de haas wat met hem praten. „Zo ben je daar al?" vroeg de haas. „Ik tel tot drie en dan maar lopen". De egel deed net of hij hard meeliep, maar ging stilletjes terug. „Hè, ik ben er het eerst!" riep de haas blij. „Nee hoor, ik ben er allang", riep het vrouwtje van de egel „Nu nog een keer!" en de haas rende weer weg, „Ik ben er al!" riep de egel vrolijk. „Ik doe 't nog een keer", riep de haas. De haas had zó hard gerend, dat hij niet meer kon en dood neerviel. De egel kreeg de limonade. Kees v. d. Geer Leiden MISLUKT Ja, het was warm in het dierenbos. Wolf Flipstaart vond dat niet zo leuk, want ieder dier bleef binnen en hij had juist zo'n honger. Vrouw Flip staart had ook al honger en al het eten was op. De kinderen Flipstaart hadden ook wel trek in een lekker hapje, maar hoe zouden ze aan eten komen? „Vader, ik weet wat. U moet een ijs- karretje maken, daar komt ieder dier uit zijn huis en ze komen een ijsje kopen. Als ze dan bij de kar komen dan pakt u ze beet en stopt ze in de kar". „Dat is een goed idee", zeiden vader en moeder. Vader begon er meteen aan. Een karretje had hij wel en na enig zoeken vond hij ook twee wie len. Toen het karretje klaar was ging hij er mee op stap. „Tingeling! tingeling!" deed de bel. Juffrouw Kakelsok kwam naar de kar. „Geef er mij maar een van 25 cent", zei ze. Flipstaart deed de dek sel open enhup, ze zat er in. „Help! help!" schreeuwde ze. Flipstaart liep weer verder: „IJsies! ijsies!". Daar kwam de big Krul- staar aan. „Geef mij er een van 4 cent". De wolf deed de deksel open, greep de big en stopte hem er in. „Dat zal ik je wel betaald zetten", gilde hij en met z'n tweeën begonnen ze te schreeuwen: „help! help!" Moeder Flipstaart en de kleintjes hadden erge honger. Daar kwam de veldwachter Brombeer aan. Flip staart begon te zingen:„Alle eendjes braden in de braadpan!" Brombeer kwam recht op Flipstaart af. „Wat is dat hier? Wat doe jij hier met die dieren?" vroeg hij hoos. Flip staart wou er gauw vandoor gaan met z'n karretje, maar 't was al te laat. Brombeer pakte hem bij zijn kraag en hielp de dieren die in de kar zaten. Brombeer zette Flipstaart in de cel. De andere Flipstaarten had den nog erge honger en nu was het hele plan mislukt, 't Was ook geen mooi plan geweest. De volgende week gaan we weer verder. Dag allemaal. TANTE JO EN OOM TOON. kend" geluid op de band opnemen en liet het aan twee andere ratten steeds weer voorspelen en al heel gauw konden ook zij „spreken" en nu hoopt de professor het zover te bren gen met zijn leerlingen, dat ze met verschillend geluid om watei en voedsel „vragen". DUIVEN DIE FOTOGRAFEREN EN MET KANONNEN SCHIETEN als bij een bruiloft. En wat het leuk ste was, ze voerden die uit op hun achterpootjes onder het uitstoten van allerhande lollige geluidjes, 't Leek wel een gezelschapje luid kwet terende mussen en spreeuwen. Het had er alle schijn van of ze de hou dingen en bewegingen in een cir cus hadden afgekeken. En ze hiel den elkaar twee aan twee ook nog met de voorpootjes vast en wissel den gewone pasjes met huppelende bewegingen af. Hoe heviger deze werden, hoe blijder en sterker werd het gekwetter, dat wel iets had van giechelend gelach. Ik lag van dat spel muisstil te genieten. Maar in het zol derkamertje naast het mijne sliep een neef, die zich wel eens bewoog of hoestte in zijn slaap. Dan stoof 't hele rattenstelletje rrrrtt uit elkaar. Maar geen 5 minuten later werd het vrolijke spelletje weer hervat en dat duurde zo maar door, tot de ochtend schemering. Toen droop het vrolijke stelletje af en ik viel bijna on middellijk in slaap. En nu het verhaal van de profes sor in de spraakleer over 'n „praat lustige" rat. Havah, zo heette het diertje, werd op de universiteit van Rochester voor andere proeven gebruikt, tot de pro fessor in de spraakleer haar ontdek te. Hij merkte op, dat ze af en toe een paar zwakke, gorgelende geluid jes uitstiet. De professor nam het dier onder zijn hoede en gaf haar telkens water en voedsel, als zij die geluiden maakte. En al heel gauw was het zover, dat de rat met luider, duidelijker gegorgel om haar voer kwam vragen. Hij liet het „spre- In Zwitserland woont een zekere Febo de Vries, die twee hobby's heeft: fotografie en duiven houden. Die twee dingen heeft hij nu met el kaar verbonden en nu is het dus één hobby geworden: n.l. fotograferende duiven. Hij vond eerst een dwerg- apparaatje uit, dat een duif zonder moeite mee kon nemen. Het appa raat is zo gemaakt, dat het op een bepaalde tijd knipt. Maar daar het enkele keren gebeurd is, dat zo'n duif door h^ar mindere snelheid door een roofvogel gegrepen werd, ver zon Febo er iets anders op. Hij liet de duif met het fototoestel bege leiden door een andere, die met een klein kanonnetje was uitgerust. Zij is door een fijn koordje met de „fo tograaf" verbonden. Valt nu een ro ver op één van beide neer, dan is de minste aanraking met het koordje voldoende om het kanonnetje af te laten gaan en de aanvaller ziet van schrik van zijn boze plannen af. „O, die heeft de kok morgen nodig voor de soep EEN INSTRUMENT VOOR DANSORKEST ren, dat het niet losgaat. Nu vlecht je - of liever nog haak je - een snoer van pl.m. 15 cm. met luchtsteken en bevestig je vervolgens de twee klu wens als op de tekening aan het snoer. Bij het gebruik van het instrument, leg je het snoer om de 3 middelste vingers, terwijl de 2 andere, dus duim en pink, de twee ballen tegen elkaar houden en zo met bewegen en draaien van de hand maat slaan. EEN PROFESSOR WIL RATTEN EEN SOORT SPREKEN BIJBRENGEN Uit zichzelf geven de ratten vol gens boven bedoelde professor meest al alleen maar geluiden als ze pijn hebben. Maar ikzelf heb eens tijdens 't nachtelijk uur, toen ik de slaap niet kon vatten, een stelletje ratten stie- kum kunnen bespieden in heldere maneschijn, terwijl ik zelf in het donker lag. Het was op de zolder van een flinke boerderij; waar men rijk met die beestjes „gezegend" was. Midden op de zolder stond een stut- paal van het dak en daaromheen voerden wel een twintig ratten een ware dansparty uit, een rondedans De 2 samengebonden kluwens op de tekening vormen 't kleine in strument voor 't dansorkest. Wil je het namaken, dan heb je daarvoor nodig 2 flesdopjes voor iedere klu wen, heel kleine kiezelsteentjes of kraaltjes en wat garen. Leg deze steentjes of kraaltjes tussen de 2 dopjes (hier mag niets zachts in zit ten!) en wikkel dan het garen er omheen. Je maakt zo 2 kluwens ter grootte van een tafeltennisbal. Leuk is 2 verschillende kleuren te nemen. Met de stopnaald bevestig je het ga- Een vervolgverhaal van Suske en Wiske KONING ARTHURS MOEDIGSTE MAN 27. Net trad een dame uit het slot naar buiten. Met luide stem riep ze: „Sir Lanceloet,, oh Lanceloet, help mij, gij bloem onder de ridders. Mijn vogel (valk) is weggevlogen en als ik hem niet terugvind, krijg ik vast slaag van mijn heer." „Zo, en hoe heet uw man?" vroeg iir Lanceloet. „Sir Phelot, hij is een ridder van de koning van Wales", antwoordde de dame. „U vraagt niet vergeefs om mijn hulp", zei sir Lanceloet. Hij stapte van zijn paard, bond het aan een boom vast en legde wapen en schild naast zich neer. Vervolgens trok hij zijn wapenrok uit om beter te kun nen klimmen. 28. Behendig klom hij vervolgens in de boom, waarin haar valk zat, en kon het koord van de vogel grij pen. Hij bond het aan een dode tak vast, brak het stuk eraf en wierp het naar beneden. De dame haalde ver volgens de valk naar zich toe. Maar toen Lanceloet weer naar be neden klauterde, riep een stem: „Zo Lancelot, nu heb ik je precies, waar ik je hebben wou al sinds lang." Meteen stond hij onder de boom, gereed om toe te slaan. „Maar schone dame, waarom hebt u mij verraden?" zei sir Lanceloet gegriefd. „Oh, zij deed slechts, wat ik haar bevolen heb", zei sir Phelot. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1964 | | pagina 13