MAXIMUMSNELHEID VOOR AUTO'S AANVAHKEUJK 3» ZATERDAG 25 JANUARI 1964 DE LEIDSE COURANT PAGINA 14 Twee chauffeurs verplicht op de Engelse grote wegen Dagelijks beweegt zich de gemotoriseer de lawine, die wij snelverkeer noemen, met grote vaart door stad en land. Men is zozeer gewend aan dit verschijnsel, dat de jongeren zich nog maar nauwelijks kunnen voorstallen, dat het eens heel an ders is geweest. En toch was het beslist anders! Autobelasting was toen bijzonder hoog (Bijzondere medewerking). Tal van automobilisten mopperen tegenwoor dig luide of binnenmonds, als zij een bord pas seren, dat een beperkte snelheid voorschrijft Immers, wat is nu 70 km, laat staan 50 km per. uur? Niets, hoegenaamd niets. En iedereen, auto mobilist of niet, weet, dat lang niet alle rijders zich aan de wettelijk vastgestelde maximum snelheid houden. Hoe, vragen wij ons af, zou den die kilometerverorberaars zich vroeger wel gevoeld hebben, toen het snelverkeer nog maar in de gebreide baby-sokjes stond? Dit „vroeger" is nog niet zo heel erg lang ge leden. zo ongeveer zeventig a vijfenzeventig jaar Daimler, Marcus en Benz hadden toen de eerste bruikbare benzinevehikels gebouwd. Henry Ford was nog niet veel verder gekomen dan te dromen over auto's. Hier en daar begonnen die zichzelf voortbewegende wagens op de buiten wegen zowal als in de steden en de dorpen te verschijnen. De angst voor de automob ie ld ui- vel sloeg vele autoriteiten en een groot deel van de burgerij óm het hant. Haastig en overhaast begon men een „verkeerswetgeving" (in primi tieve vorm) op stapel te zetten met het oog merk, de mensheid te beschermen tegen de nieuwe mechanisch-rijdende monsters. Vooral niet te hard! Ih Engeland nam men zeer strenge maat regelen. Tot 1896 bedroeg daar te lande de maximumsnelheid voor automobielen in de ste den en de dorpen twee mdjl, zegge en schrijve 3200 meter per uur! Op buitenwegen ten plat- telande achtten die autoriteiten het gevaar min der groot, want daar stonden zij een maximum snelheid toe van vier mijl oftewel 6400 meter per uur. Onvoorstelbaar, zijn wij of bent u ge neigd te zeggen. Ja, voor de mensen van deze tyd wel. En met die ene beperkende bepaling van 3200-6400 meter per uur waren de autori teiten waarlijk nog op geen stukken na tevre den. Iedere auto, die zich buiten een bebouwde kom waagde aldus bepaalde het embryonale Engelse verkeersreglement uit dlie dagen van ontluikend langzaam snelverkeer moest twee chauffeurs aan boord hebben. Deze veiligheids maatregel achtte men beslist noodzakelijk. Zo'n mechanisch monster zou immers één chauffeur maar al te gemakkelijk uit de hand kunnen lo pen en dan zou het onheil niet te overzien zijn! Twee chauffeurs, 3200-6400 meter per uur maximaalen toch was daardoor de veilig heid op de weg nog niet voldoende verzekerd. Iedere automobilist, die zich op een buitenweg begaf, moest een „voorloper" in dienst nemen. Zo'n „voorloper" was een man die te voet voor de auto uitging en al lopende moest zwaaien, men een rode vlag om het tegemoetkomend ver keer en overstekers en inhailers te waarschu wen, dat er iets heel erg gevaarlijks op de weg was. Een snelwandelaar behoefde zo'n man-met- de-rode-vlag waarlijk niet te zijn, waant een ste vig doorstappende wandelaar haalit zonder veel inspanning gemakkelijk zes-en-een-halve kilo-, meter per uur. Verkeersagenten waren er in die dagen in Engeland natuurlijk nog niet, maar iedere ruiter had, evenals tegenwoordig een verkeerspolitie- man, het recht om een auto tot stoppen te ma nen door zij n hand op te siteken. De man-te- Wat vroeger op de Engelse wegen de opge stoken hand van een ruiter bewerkstelligde, te weten: een auto tot stoppen dwingen, doen nu de opgestoken hand van een verkeerspolitieman en het rode licht van een verkeersbaken. „Stop pen". „langzaam rijden" en de grote verkeers intensiteit beperken thans in hoge mate de snel heid der auto's in de steden. Een door paarden getrokken Londense bus bewoog zich vroeger sneller door de drukke wijken van de Engelse hoofdstad dan een race auto (die zich aan de verkeersregels houdt) tegenwoordig! Foto hiernaast: In 1906 verscheen deze „snelheids duivel" een K-Ford op de Engelse wegen. Men kon zich met deze wagen verplaatsen met een snel heid van 96 km. per uur! dat die 3200-6400 meter per uur gaandeweg al te laag waren geworden. Daarom besloot men in 1896 in het jaar, dat Henry Ford zijn eer ste „quadricycie" met veel bel misbaar door de straten van Detroit reed om de maximum snelheid in Enigeland te verhogen tot 22,4 km per uur. Misschien had de wedstrijd Parijs-Bor deaux de ogen geopend der Engelse verkeers- regelaars. Hoe ddt zij, in 1896 verdwenen ook de m a mnetj es - met -de -rode - vl aggen voor altijd van de Engelse wegen. Een beetje harder dan vroeger mocht men dus met zijn wagen rijden. Meer op sportieve gronden dan omdat de overheid de toekomstige betekenis van de auto begreep. Kort voor 1900 barstte het gehele Lagerhuis eens in een home risch gelach uit, toen een der leden bij wijze van grap opmerkte, dat de auto op den duur wel eens een concurrent van de trein zou kun nen worden. Zo'n goede beurt hadden de leden van het Lagerhuis in vele jaren niet gehoord. Stel je voor! Ha-ha-ha! Nog wat harder! Zeven jaren moesten de automobilisten in Engeland het doen met een maximumsnelheid van 22,4 km per uur. In 1903 kwam er enige verbetering, want toen bracht de regering de maximumsnelheid op 32 km per uur. Had het aan de regering gelegen, dan was men nog wel een stapje verder gegaan, maar het Lagerhuis vond 32 km per uur al meer dan genoeg. Auto mobilisten waren en bleven immers gevaar op de weg en waren bovendien veelal lieden (meenden de volksvertegenwoordigers), die met bepalingen een loopje namen. Die geringe verhoging van de maximumsnel heid in Engeland tot 32 km per uur in 1903 was een laatste poging om de opmars van de snelle auto aan banden te leggen. De auto bleek echter sterker te zijn dan de volksvertegenwoordiging. En toen in 1906 op de Engelse markt een Ford- wagen verscheen, die een klein? 100 km per uur kon halen was het pleit definitief ten gunste van de hoge snelheid beslist. Wij weten al'len, dat het tot na de tweede wereldoorlog duurde alvorens gemotoriseerde snelverkeer de mammoet-afmetingen verkreeg, die het thans heeft. Door dde reusachtige af metingen dreigt het snelverkeer althans in de kernen der steden nu weer te worden tot lang- zaamverkeer. City-bag en slobkousen graafschappen. Een automobilist, die alle Engel se graafschappen wiLde „doen", betaalde dus (ten hoogste) een kleine 5000 per jaar. Voor een gulden kocht men toen wat men nu voor laat ons zeggen vier gulden koopt. Re kent u dus nu maar uit, hoeveel belasting een toeristisch aangelegde automobilist nu zou moe ten betalen, als dde belasting in Engeland nog bestond. En wij mopperen wel eens over we genbelasting, verzekeringspremies, en zo meer. Een beetje harder. Grote snelheden haalden de auto's in die be gindagen nergens, zelfs niet, als ze waren toe gestaan. Een der eerste autowedstrijden over lange afstand was een rit van Parijs naar Bor deaux in het begin der jaren negentig van de vorige eeuw. De winnende équipe haalde het uiterste uit zijn wagen en bereikte een gemid delde snelheid van 22,5 km per uur. Dat was naar hedendaagse maatstaf weinig, maar toch nog heel wat meer dan de 3200-6400 meter per uur, die de Engelse overheid de auto mobilisten toestond. Men ging gelukkig inzien, paard stond toen in Engeland nog hoog in aan zien, niet alleen op de renbaan, maar ook op de gewone weg. Zag een ruiter een mechanisch wegmonster met een slakkegangetje naderen en vond hij het maar een griezelig geval, dan was een simpel handgebaar voldoende om de bestuurder van het monster tot stoppen te dwin gen Ja, auto-rijden was in die wiegepenode van het snelverkeer een vreemde sport, maar be slist geen sneLheidssport. Duur was die sport wel, want in Engeland betaalde een automobi list (ten hoogste) 120 per jaar om te mogen rijden. Let wel, dat was een belasting, die ge heven werd voor ieder graafschap binnen welks grenzen de automobilist met zijn wagen ver scheen. Engeland (we laten nu Wales en Schot land nog buiten beschouwing) telt ca. veertig B Drie generaties Austin-7: 1909 ééncylinder-model 1922 Tourer-model; 1952 Saloon-model. Het is voor de ont- t werpers nog altijd een heel probleem om een waarlijk handige grote tas te ontwerpen, een tas, die aan alle eisen voldoet, Ucht van gewicht Is gemak- lk, kelijk draagbaar wat model betreft en daarnaast een grote iÈ&i inhoud heeft en mo- -r" dieus Is, terwijl het jj ding ook in goede vorm moet blijven en niet zoals vele andere slap in ei- kaar mag zakken. Wij zagen zo'n tas in citybag, zoals men die een vijftig jaar geleden kende en wel bij de stand van Jolita Lederwaren Arnhem, op de 11de Wintervakbeurs voor koffers en le- derwaren te Utrecht. De ontwerpers heb- - ben lang gezocht naar zo'n ideale reis- tas met een mini- I Via valiezen, koffers SBpÉj^l^8 v <y' jgfSj kleppen en tal 9S KuVV van andere modellen kwamen zij tenslot- t J te terecht bij de al- '"T I lang vergeten en 4 1 versleten „citybag". ffltm Deze koffertas, op- gediept uit dat stof fige verleden, blijkt zó uitgekiend praktisch dat hij in een gemoderniseerde vorm de ideale reis tas blijkt voor de moderne vrouw. De brede platte bodem van de iets langwerpige tas biedt plaats aan opgevouwen kledingstukken, waar boven de andere reisbenodigdheden ordelijk kunnen worden opgestapeld. Het lage, brede model van de tas maakt de reisbagage gemakkelijk hanteerbaar; hij is precies 'op maat voor de bagagenetten van bus en trein en de originele schaarbeugel-sluiting geeft aan de tas altijd een uitstekende vorm. De ontwerpers waren over hun vondst zo opgetogen; dat ze uit dezelfde „oude doos" meteen het idee van de slobkousen overnamen. Hiermede komen zij tegemoet aan de wens van de moderne modieuze vrouw, die in de winter wel elegant, maar toch doelmatig gekleed wil zijn. De slobkousen vormen een passende aanvulling van de reisuitrnsting uit de twintiger jaren. Ze zijn van hetzelfde wind- en waterdichte materiaal vervaardigd als de „citybag", vormhoudend, bestand tegen sneeuw en modder, en uit gevoerd in dezelfde dessins en kleuren. Het geheel vormt een bijzonder leuke combinatie. Een van de allereerste Austin-auto's wordt uit de fabriek geretjen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1964 | | pagina 14