Een ivoren Kerst
Het geval van de kale kerstboom
DE GOD VAN
'T HEELAL
DINSDAG 24 DECEMBER 1963
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 13
De meeste naams- en plaatsaanduidingen in
dit authentieke .December-Geval' wijken
iets af van de werkelijke.
JE krijgt straks bezoek, zei Arlotti tegen zijn
Haagse vriend Laaghuis. Mijn invitatie. Laag-
huis zei Zo-zo, en wie is het? Arlotti antwoordde:
Jean, het is de majoor von Altbreitheim, een .co
ming man' in de .Bundeswehr'. Laaghuis vroeg:
Ken je hem?
Toen ik hem in september 1945 voor het eerst ont
moette (vertelde Arlotti), was hij krijgsgevangene.
Ik moest hem verhoren, want mijn chef vermoed
de, dat hij ons interessante dingen zou kunnen
vertellen omtrent de manier, waarop de Duitse
.Abwehr' onze verbindingen met bezet Nederland
had doorkruist. Hij maakte een goede indruk op
mij. Hij kon mij niet wijzer maken, daar hij als
.scherm' was ingeschoven voor iemand anders, die
het eigenlijke werk had gedaan. Je weet, Jean,
een van die bekende constructies: Een Dienst ves
tigt cle aandacht van de tegenspelers op een van
zijn mensen en intussen gaat iemand anders rustig
zijn gang. Hoe dit zij, de luitenant von Altbreitheim
beviel mij. Gisteren zag ik hem in Den Haag in een
restaurant. Hij herkende mij, aarzelde even en
kwam mij toen begroeten. Hij vroeg: Op het oor
logspad? Ik zei: Ja, en U? Hij antwoordde: ik
ook en ik zou graag eens met U praten. Ik zei: Uit
stekend, morgenavond om negen uur bij mijn
vriend Laaghuis. Altbreitheim zei: Zal graag ko
men.
Kort na deze toelichting kwam de Duitser. De
aanloop tot het eigenlijk gesprek was vlot. Na
een minuut of vijf zei Altbreitheim: Mijnheer Ar
lotti, het naderende Kerstfeest houdt mij ernstig
bezig. De zaak is deze. U wéét, dat mij een taak
is toegewezen bij de Bundeswehr. Geen gemakke
lijke taak. Er zijn onlangs streng-geheime lijsten
met bijzonderheden omtrent de antecedenten van
een aantal officieren verdwenen. Aanvankelijk
dachten wij aan nonchalance. Later begrepen
wij, dat er sprake was van ontvreemding. Wij
hebben geen idee, wie de dader is. En de bestem
ming van de lijsten kennen wij evenmin. Kennen?
Neen, ik moet zeggen .kenden'
Kenden? onderbrak Arlotti.
Inderdaad, want de vorige week kreeg mijn chef
een anoniem telefoontje, dat de stukken zich in
Den Haag bevonden en tijdens de Kerstdagen
hun bestemming moesten bereiken. Mijn chef
droeg mij op, naar Den Haag te gaan en nadere
bijzonderheden te verzamelen. Ik ben blij, dat ik U
ontmoette. Ditmaal werken wij immers aan de
zelfde kant van het front. Hebt U suggesties?
Arlotti zei: Herr Major, U kwam gisteravond in
dat restaurant op aanraden van een mijner vrien
den, niet waar? En toen Altbreitheim ,ja' knikte,
vervolgde Arlotti: Geen wonder, want U en ik
volgen het zelfde spoor. Die verdwenen lijsten in
teresseren ook mijn Dienst, Daarom ben ik hier.
Eigenlijk interesseert de bestemming der lijsten
mij meer dan de inhoud. Hoe dit zij, werken wij
samen? Altbreitheim dacht een ogenblik na. Zei
toen: Graag, zeer graag en (dit met een lichte
aarzeling) onze gastheer? Doet ook mee, zei Ar
lotti, en is nuttig, want hij kent Den Haag beter
dan U en ik tesamen. Laaghuis zei: Mijnheer Alt
breitheim, ik speel graag mee in dit Kerstspel.
Dan gaan we nu zei Arlotti naar .Dollarlust'.
We kijken er eens rond en worden gezien. Ik
geloof wel, dat ik een weg weet om ons doel te
bereiken! .Dollarlust' (een exclusieve Haagse
nachtclub) opende zijn poorten voor het drietal
dat in een hoek van de bar een tafeltje vrij vond.
Het drietal sprak eerst over koetjes en kalfjes.
Plotseling zei Altbreitheim: Mijnheer Arlotti, U
zei misschien de weg naar de lijsten te kennen.
Arlotti zei: Inderdaad, maar ik wijd er nu niet over
uit. Ik raad U aan, de adviezen van Laaghuis te
volgen. En (vervolgde hij zacht) aanstonds maak ik
een scène. U doet of U kwaad bent. Laaghuis doet
of hij tracht te sussen. Ik verlaat U beiden dan.
Morgen, 23 december, krijgt U van Laaghuis na
dere aanwijzingen. Succes zo goed als verzekerd.
Een kwartiertje later zei Arlotti op vrij luide toon
enige erg onaangename dingen tegen de majoor.
De Duitser speelde zijn rol goed. Deed eerst ver
baasd en antwoordde toen heel scherp. Laaghuis
deed of hij probeerde te bemiddelen. Neen Jean
zei Arlotti ik stel verder geen prijs op dit
gezelschap. Hij verliet .Dollarlust', Een minuut of
tien later volgden Altbreitheim en Laaghuis. Het
incident had de aandacht getrokken en kwam ter
kennis van hem voor wie het gespeeld was, te
weten Arlotti's .verdachte'.
De volgende ochtend ontving Laaghuis 'n brief
van Arlotti, luidende: „Hugo biedt Tweede Kerst
dag aan twaalf Nederlandse vrienden een diner
aan. Elke Nederlander moet een buitenlander mee
brengen. Ik heb gezorgd dat mijn drie verdach
ten (een Zwitser, een Portugees en een Syriër) ko
men. Jij wordt met Altbreitheim verwacht. Hugo
speelt met ons mee. Mij zie je niet eerder dan 27
december. Je enige taak is, gezellig te zijn en geen
eigen initiatief te ontplooien".
Laaghuis belde Hugo (voluit: Hugo baron van
Selderstein) in Wassenaar op Selderstein zei: Je
bent met die majoor van harte welkom. Laaghuis
zei plagend: Zorg je voor een Kerstboom? Er ko
men er twee, zei Selderstein. Twee, man, ben je
vroeg Laaghuis. Twee, herhaalde Selderstein, en
wel twee kale denneboompjes op speciaal ver
zoek van de Grote Organisator. Ze zijn belangrijk,
Jean, let er dus goed op en zwijg er verder over.
Begrepen?
Altbreitheim nam na enige toelichting van
Laaghuis de invitatie graag aan. Let U vooral
op die kale Kerstbomen, zei Laaghuis. Uniform
of zwarte das? vroeg de majoor. Laaghuis zei: we
komen allen zwartgedast. Een vreemde combina
tie: zwarte das en kale Kerstbomen.
Op 26 december 's avonds om acht uur arri
veerden de 24 gasten op het Wasenaarse buiten
.Bessenstein'. Selderstein begroette allen hoffelijk
en ongedwongen. Johan (de huisknecht) zorgde
voor cocktails en borrels. Om half negen ging
het gezelschap in de grote eetzaal aan tafel, Laag
huis en Altbreitheim zagen onmiddellijk de twee
kale Kerstbomen. De andere gasten vielen de bo
men ook op, maar zij kenden (meende Laaghuis)
het .raadsel' niet.
De spijzen waren voortreffelijk. De wijnen ook.
Johan regelde de gang van zaken. Drie knechten
serveerden. Toen de Bourgogne geschonken werd,
zei Hugo: Je lievelingswijn, Jean. Laaghuis knikte.
Voelde zich slaperig worden. Hij dronk nogmaals
van de zware purpere wijn. Het werd hem wazig
voor de ogen. De zaal begon meende hij te
draaien. Hij gleed van zijn stoel. Vrijwel gelijk
tijdig onderging majoor von Altbreitheim de
zelfde sensaties. Ook hij belandde op de vloer.
Hugo en de gasten stonden op, geschrokken. Een
hunner, een arts, onderzocht de .gesneuvelden' en
zei: De heren hebben blijkbaar te stevig gebor
reld vóór ze hier kwamen. Op dat ogenblik over
handigde Johan zijn meester een brief, geadresseerd
aan de majoor von Altbreitheim. Spoed eilt
sehr! stond er op. Selderstein bekeek de brief een
ogenblikje en deponeerde hem vervolgens op een
tafeltje tegen de muur. Dank je Johan zei hij
en breng deze beide heren maar elk naar een
logeerkamer.
De rest van het diner verliep weinig geanimeerd.
Om elf uur verliet de eerste gast .Bessenstein'. Een
Zwitser. Hij moest zijn auto stoppen bij het begin
van de oprijlaan, want de hekken waren dicht.
Toen de wagen stilstond, kwamen drie mannen
uit het geboomte te voorschijn: Een inspecteur en
twee rechercheurs in burger. De Zwitser kreeg
de dwingende uitnodiging mee te gaan naar het
hoofdbureau van politie. Hij maakte geen moei
lijkheden. Een der rechercheurs haalde uit de
binnenzak van de jas van de arrestant een aan
majoor von Altbreitheim geadresseerde enveloppe.
Op 27 december kwam Arlotti om tien uur in
de ochtend op .Bessenstein', Hugo ontving hem en
zei: Armand, we zijn geslaagd, ten volle zelfs!
Arlotti vroeg: Hoe gaat het met de slachtoffers?
Selderstein zei: Hoofdpijn, maar ik verwacht ze
over een half uurtje in de bibiliotheek. Arlotti
lachte.
Inderdaad verschenen Laaghuis en Altbreitheim
kort na half elf in de bibliotheek. Nog vóór Laag
huis iets kon zeggen, overhandigde Arlotti de ma
joor een enveloppe. Hij zei: Mijn vertraagd kerst
geschenk, de lijsten die U uw chef moet terugbe
zorgen. Ze zijn intact en er zijn geen afschriften
van genomen. De majoor zei: Dank U.
Zo zei Laaghuis die lijsten, dat is mooi,
een knappe stunt, maar ik begrijp nog steeds niet,
waarom je Altbreitheim en mij liet vergiftigen,
Hugo's eetzaal tot een abattoir degradeerde en de
vreugde van zijn gasten grondig bedierf. Verklaar
dit eens, mijn beste super!
Super-wat? vroeg Selderstein.
Super-intrigant, zei Laaghuis.
Aitbreiheim, die de Nederlandse conversatie-
trant niet goed begreep, bleef heel ernstig kijken.
Je hebt gelijk, Jean (zei Arlotti), ik ben de ma
joor en jou een verklaring schuldig. Welnu, de
man, die de lijsten stal, konden wij arresteren
toen hij over de Frans-Zwitserse grens wilde
gaan. Wij kregen toen de papieren in handen. Je
herinnert je, dat ik paar dagen geleden zei, meer
geïnteresseerd te zijn in de bestemming dan in
de inhoud der lijsten. Ik verdacht een in Den
Haag vertoevend Zwitser
Wacht eens even, Armand (onderbrak Laaghuis),
je schreef me, dat je een Portugees, een Syriër en
een Zwitser verdacht. Hoe zit dat nu?
Ja, dat schreef ik om te voorkomen, dat je tij
dens Hugo's Kerstdiner te veel aandacht aan de
enige Zwitserse gast zou besteden
Goed dan( vervolgde Arlotti), ik liet de arres
tatie van de dief geheim houden. Ik vond een
weg om enige verdachte .opkopers' te doen ge
loven, dat de dief de stukken tegen betaling aan
de Duitse instanties wilde terugbezorgen. Daarom
liet ik een van mijn medewerkers in Wiesbaden
de chef van de majoor opbellen. Ik begreep, dat
hij na onze telefonische mededeling onmiddellijk
iemand naar Den Haag zou sturen. Ik arrangeerde
ons incident in .Dollarlust' om wijd en zijd be
kend te maken, dat de majoor in Den Haag was,
dat ik populair uitgedrukt ruzie met hem
had en dat jij, Jean Laaghuis, de partij van de
majoor had gekozen. De rest was eenvoudig
Zeer eenvoudig zelfs (zei Laaghuis), bewuste
loos, hoofdpijn en een reputatie van flessensport-
beoefenaar
De rest was eenvoudig ging Arlotti verder
vooral, nadat ik Hugó bereid had gevonden om
mee te werken. Johan was ook in het complot.
Een der knechts behoorde tot de BVD, waar ik in
deze zaak mee samenwerkte. De arts, die consta
teerde, dat de majoor en jij tevoren te zwaar
geborreld hadden, was ook een beetje ingewijde.
Te zwaar geborreld? vroeg Laaghuis, man, Ar
mand, Altbreitheim en ik hadden vóór we naar
Hugo gingen geen druppel gedronken. Ik ver
moed, dat een der aanwezigen wat slordig om
sprong met die voortreffelijke wijn.
In de roos, Jean (zei Arlotti). Dat deed die
veiligheids-knecht', die Hugo geëngageerd had.
De man deed het op verzoek van Hugo en mij.
Hij is een ware goochelaar met flessen, mijn beste,
dat heb je ondervonden.
Maar waarom, vroeg Laaghuis, moesten wij be
slist sneuvelen?
Tja (zei Arlotti), tja, waarom? Omdat ik de
Zwitser diets had laten maken, dat een hem on
bekend lid van zijn organisatie Altbreitheim en
jou tijdelijk onschadelijk zou maken, opdat hij
zich de brief gemakkelijk zou kunnen toeëigenen.
Je ziet dus. dat de majoor en jij moesten sneu
velen als .menselijke bewijsstukken'!
En de brief? vroeg de majoor.
Verzon ik zelf en liet ik tijdig aan Johan geven
met de mededeling, dat hij hem aan Selderstein
moest overhandigen op het ogenblik, dat U en
Laaghuis van de kaart gingen. Mijn hulde. U en hij
speelden de rol van slachtoffers voortreffelijk!
En de Kerstbomen, die kale Kerstbomen? wilde
Laaghuis weten.
Een symbolische grap van mij, antwoordde Ar
lotti met een grinnik, een symbolische grap. Zij
symboliseerden de majoor en jou.
Johan verscheen in de bibliotheek. Hij droeg
een blad met vier glazen sherry.
Ongevaarlijk, heren, zei hij droogjes.
MAG VOOR VELEN een witte
Kerst het hoogtepunt van ro
mantiek betekenen, voor anderen
zal een „bijna witte", een ivoren
Kerst onvergetelijk blijken te zijn.
Wij doelen op de in Nederland
vrij zeldzaam aan te treffen ivoor
sculpturen, welke vooral in de pe
riode der gothiek een ongekende
schoonheid bezaten. Speciaal die
exemplaren welke Christus' geboor
te weergeven, willen wij ditmaal
nader beschouwen en het is verheu
gend dat hiervan ook in eigen land
zulk belangrijk werk nog te bewon
deren valt.
DE WALRUS, het nijlpaard en de
olifant leverden het, speciaal
voor de middeleeuwse kunstenaars
bijna obsederend materiaal. Want
gaat er niet een betoverende char
me uit van deze levende materie,
die afkomstig was van dieren welke
zij uit eigen aanschouwing totaal
niet kenden? Daarbij komt nog dat
het ivoor niet alleen zeer harmo
nisch van nerf, hard en broos tege
lijk en bijzondei duurzaam is, doch
tevens heeft het de eigenschap door
geregelde aanraking met mensenhan
den een zacht-gele glans te verkrij
gen. Voeg hier nog bij de halve
doorschijnendheid en het feit dat
het indringende licht wordt „terug
gekaatst" en het is duidelijk dat
hier een materiaal voorhanden kwam,
dat ineens veel aantrekkelijker bleek
dan al het voordien bekende glas en
email.
Van het moment af dat het in de
ze streken bekend raakte, ontstond
een schier onafgebroken stroom ivo
ren kunstwerken, een stroom die
tot op vandaag niet te stuiten blijkt
al is er inmiddels, en zeker op het
terrein van de religieuze voorstel
lingen, geen reden tot overmatig ge
juich ten aanzien van de kwaliteit.
Deze kwaliteit vinden we echter
nog volop terug in de vroege wer
ken, die feitelijk pas in de vorige
eeuw naar waarde geschat, ijlings
in verzamelingen zijn verenigd.
Florence, Parijs, Londen en Ber
lijn zijn vandaag de trotse bezitters
der fraaiste grote collecties terwijl
ook nog hier en daar in kleinere
steden enkele musea kunnen bogen
op enige fraaie stukken (o.a. het
Aartsbisschoppelijk museum te
Utrecht en het Rijksmuseum in Am
sterdam). Hoeveel er echter in de
loop der eeuwen verloren is gegaan,
valt amper te becijferen.
DE 11de EEUW
"T*ROOSTEN WIJ ons met wat is
overgebleven, dan willen we in
de eerste plaats onze aandacht rich
ten op een der mooiste vroege voor
beelden nl. een elfde eeuwse (An
gelsaksische) geboortetafereel. De
eohtheid van dit kunstwerk staat in
ieder geval vast, wat ook al heel
wat zeggen wil, als men bedenkt
dat tot op vandaag talrijke duistere
figuren een goede broodwinning
hebben dank zij de vervaardiging
van falsificaties. De grote zuivering
der Parijse collectie in het Louvre,
ongeveer vijftig jaar terug, spreekt
in dit verband boekdelen. Geen twij
fel dus bij ons eerste werk dat, dui
delijk romaans, in al zijn zuiverheid
een fraai voorbeeld is van het ver
jongde, vurig christelijke geloof dat
in deze periode opbloeit.
De behoefte om naast de gewijde
atmosfeer der kerken ook in de re
ligieuze voorwerpen en kunstwer
ken deze sfeer te helpen oproepen
vindt een ideaal antwoord in deze
ontroerend simpele voorstelling. Het
is iets van een bijkans huiselijke en
toch mysterieuze sfeer die van dit
werk uitgaat. Jozef zit ietwat be
kommerd aan het voeteneind van
een bepaald niet historisch juist bed,
waarin Maria ligt wier hoofd door
yrouwenfiguur met een kussentje
ondersteund wordt. Onder het
bed zien we twee dieren, os en ezel,
en het in doeken gewikkelde kindje,
alles in eenvoudige vorm en lijn.
DE 14de EEUW
DUIDELIJK contrasteren opvat
ting en uitwerking hiervan met
ons tweede voorbeeld, een Frans,
veertiende eeuws werk uit de col
lectie te Utrecht. Hier belanden we
volop in de gotiek en kunnen we
praktisch in alle gevallen aannemen
met Franse oorsprong te doen te
hebben. Immers, het gotische ivoor
is een Franse zaak bij uitstek en
voor zover de onderzoekingen re
sultaat hebben opgeleverd kunnen
we voorlopig zelfs een centrum, of
liever hét centrum aanwijzen waai
de meeste werken ontstonden, na
melijk Parijs.
Afbakening van streekcentra blijft
vooreerst een hachelijk karwei doch
wel hebben we enige nadere gege
vens kunnen opsporen die het ge
heel als zodanig enigszins verduide
lijken. Een overgang tussen de vroe
ge romaanse en de gotische sculp
turen is nauvyelijks aanwijsbaar; al
leen mogen we met vreugde con
stateren dat 1240 deze laatste ont
staan en dan zowel kwalitatief als
kwantitatief pijlsnel omhoog schie
ten. Opmerkelijk is dat de ivoor-
snij kunst zich geheel zelfstandig
ontwikkelt, vrij van de monumenta
le beeldhouwkunst uit die tijd. Deze
was trouwens al ruim vijfenzeven
tig jaar oud toen de gotische ivoor
sculptuur zijn entree maakte. Al
zijn de onderwerpen dan ook iden
tiek, het ivoor toont zich een pro-
dukt van zelfstandig denkende
kunstenaars, die, mochten zij beïn
vloed zijn, dit eerder waren door
b.v. miniatuurschilders. De voorna
me schoonheid in dit werk weet zich
tot het eerste kwart der 15de eeuw
te handhaven wanneer een duidelijk
verval een abrupt einde maakt aan
haar glorie.
HET TWEELUIK
TI7IJ WILLEN het ivoor op zijn
verdere tocht door de kunstge
schiedenis vaarwel zeggen om ons
nu te bepalen op de tweede repro
ductie die, naast een Aanbidding te
vens Christus' kruisdood weergeeft.
Het betreft hier een tweeluik of
wel dyptiek, een religieus „gebruiks
voorwerp" dus, dat gezien het be
perkte formaat gemakkelijk overal
mee heen genomen kon worden
binnenshuis en op reis. Een duide
lijk gotisch kenmerk is hier de fraai
uitgewerkte versiering boven de
voorstelling zelf, die in z'n motieven
een aanwijzing voor de datering
geeft nl. het midden der 14de eeuw.
De inmiddels bekend geworden
uitspraak van de koster der kathe
draal te Chartres over de aldaar
aanwezige vroeg gotische beelden:
„Ce ne sont pas des corps, ce sont
des &mes", welke woorden kenmer
kend zijn voor de vergeestelijkte
vormen der vroege sculptuur, mocht
dan zelfs nu en dan ook voor som
mige vroege ivoren gelden, zij gaat
hier al niet meer op. We zijn hier
duidelijk verder in de tijd, op weg
naar de meer levensechte vormge
ving der latere gotiek. Er is hier
veel meer beweging in de voorstel
ling te constateren, veel meer natu
ralisme in houding en gebaar, doch
zonder dat dit alles ontaardt in een
„teveel" dat we zo goed kennen uit
de super beweeglijke, vaak overdre
ven aandoende barok. De figuren
zijn weergegeven in de middeleeuw
se kledij zoals toen nog gebruikelijk
was. Pas later als de wetenschap
over meer gegevens gaat beschik
ken, geven ook de kunstenaars de
authentieke gewaden.
Konden wij slechts op uiterst
summiere wijze een beeld oproepen
van wat er op het gebied der ivoor
sculptuur te beleven valt, zonder
twijfel zal eigen oriëntatie in de
musea leiden tot nieuwe ontdekkin
gen. Het is een speurtocht die, als
u hem wilt ondernemen, u zonder
twijfel veel momenten van grote
schoonheid zal schenken.
H. G. du VIEUX-RHIN
Dyptiek (tweeluik) met links de
aanbidding der Wijzen en rechts
Christus aan het kruis.
Het hongerige muisje wilde graag
een uitstapje maken en de lekker
nijen - een stuk kaas, een koekje,
een wortel - bijeenrapen. Hoe moet
dat muisje nu lopen om deze lekker
nijen te vinden. Hij moet zijn nest
echter door een andere weg berei
ken dan langs die welke hij geno
men heeft toen hij er uit ging.
Deur dicht!
Roberts kleine zusje heeft even de
deur open laten staan en nu laat de
tocht alles door elkaar wervelen. Dat
is vervelend! Want Robert is een
mooi rekenspelletje aan het voor
bereiden. Daarvoor heeft hij 16 recht
hoeken van papier gesneden en elk
stuk papier met een zes of een negen
gemerkt. En nu, omdat alles door
elkaar geraakt is, weet hij niet meer
hoeveel zessen en hoeveel negens hij
geschreven heeft. Slechts de som van
alle getallen heeft hij onthouden:
117.
Wie kan uitrekenen, hoeveel kaart
jes Robert met een zes en hoeveel
hij met een negen gemaakt heeft.
>y
IJosanng! Hosanna!
Een Kind is geboren
zo klinkt het gezang
van d'Engelenkoren
langs liahtend Heelal.
Hosanna! Hosanna!
Een wonderlijk wichtje,
dat ligt in een kribbe
met stralend gezichtje
in een schamele stal.
Hosanna! Hosanna!
De Engelen zingen
met zilveren stemmen
van vreugd'voile dingen,
een Kind, dat ons brengen zal.
Hosanna! Hosanna!
weer vrede in 't leven,
aan ieder van ons graag
Zijn liefde wil geven.
Dit Kind is de God van 't Heelal.
TOOS KOP