Het knutselhoekje DE SISSENDE SAMPAM! ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1963 DE LEIDSE COURANT PAGINA IS SJOKI een Antïlliaans negerjongetje 4. HET SCHOOLREISJE Hij klemde zich met knieën en vuis ten aan de ezel vast. Hij schramde zich aan de doorns, maar daar trok hij zich niets van aan. De andere jongens vergaten verder te klimmen om naar Chibo te kijken. Ze wisten uit ervaring hoe moeilijk het is om op een half wilde ezel te blijven zit ten. Toen Chibo boven vlak voor de voeten van de hoeder van de ezel aftuimelde en de hoeder hem een hand toestak om hem overeind te helpen, riepen ze allemaal: „Chibo heeft gewonnen". De meeste jongens renden daarna naar beneden, zonder eerst boven te zijn geweest, om het eerst bij de flesjes te zijn, want, o, wat hadden ze een dorst. Toen Chibo naar lang de trap naar beneden kwam, klopten de jongens hem op de rug en zeiden dat ze het fantastisch vonden en dat het een reuze mop was. De hoeder informeer de eerst voorzichtig of hij wel echt de prijs verdiend had, omdat hij op een ezel aangekomen was, wat toch eigenlijk een beetje oneerlijk was. „Oneerlijk", zeiden de jongens, nee zo zagen ze het niet, Chibo was heel slim geweest en de Antillianen von den slimheid iets, dat zeker beloond moest worden x Chibo had zijn prijs een echte voetbal, dubbel en dwars verdiend, daar waren ze het allemaal over eens. Daarna stapten ze met veel geduw en gedring in de bus. Op naar de ha ven. Uit de verte zagen ze het ge vaarte al liggen. Wat een schip was de „Karei Doorman"! De jongens ke ken hun ogen uit. Ze zagen dagelijks zeeschepen, maar zoiets, nee dat za gen ze niet alle dagen. Waar anders met gemak twee schepen konden lig gen lag nu alleen maar het"Vliegdek- schip. Er stonden veel mensen met hun hoofd in de nek' naar boven te kijken. De toren lag aan de haven kant dus je keek er in de volle lengt- te langs. De officier, die de jongens zou rond leiden, stond boven aan de trop op hen te wachten. Wat waren die gan gen nauw en de hutten klein. De of ficier liet zien, dat overal rode lam pen konden branden, dat was voor *s nachts. Als je anders vanuit het licht in het donker kijkt, kun je en kele seconden niets zien, maar met die rode lampen heb je daar geen last van. Op het lange dek stond een helicopter, daar waren de jongens niet van weg te slaan. Daarna kregen ze de vangkabels te zien, die minde ren de vaart van het binnenkomende vliegtuig. Een grote haak aan het vliegtuig grijpt dan een van de vang kabels. De officier legde ook uit dat er een katapult aan dek was, die de vliegtuigen wegschoot, maar dat mocht hij niet laten zien. .^Waar zijn de vliegtuigen dan" vroeg Sjoki. „O, die staan met opgeklapte vleu gels in de ruimen", zei de officier. „Ze gaan met een lift naar beneden". Een van de ruimen stond open en als je naar beneden keek zag je inder daad de vliegtuigen met opgeklapte vleugels staan. Jammer, dat ze daar niet bij mochten. „En nu heb ik voor jullie nog een speciale verrassing", zei de officier, „Omdat het vandaag erwtensoepdag is, heb ik voor jullie een kop echte Hollandse snert". De koppen werden uitgereikt en de jongens proefden voorzichtig. Sommigen vonden het lekker, maar aan de gezichten van de meesten kon je zien, dat ze liever een flesje pepsi- of coca-cola .gehad hadden. Ze vonden de Hollandse kost maar niets en dat je dat iedere week een dag moest eten, nee dan maar liever rijst met gebakken bananen of kou senbanden (een soort hele lange sper ziebonen). Nu met de bus naar het strand. De bus werd onder de palmen neerge zet en een teil met ijs werd mee naar strand gesleept, daar werden weer de flesjes ingedaan. Er konden maar een paar jongens zwemmen, de an deren bleven dicht bij de kant of gingen helemaal niet in het water. De jongens, die konden zwemmen waren erg voorzichtig en drufde niet ver, omdat ze' bang zijn voor haaien of de stromen. Ook doopten ze eerst hun hand in het water en maakten een groot kruisteken, zoals ze de vol wassenen zo vaak hadden zien doen. Toen ze gezwommen haden kropen ze gauw in de schaduw met hun hem den aan, bang dat ze verbranden zou den. Nu werden de sandwiches ver orberd, hele stapels, want het zoute water maakte hongerig. (Wordt vervolgd). IETS OVER HARINGVISSERIJ WIST JE Dat de haringvisserij op twee ma nieren beoefend wordt. Vooreerst met de logger en ten tweede met de trawlers. Dat de haringdrijfnetvisserij met de loggers ook wel „passief' genoemd wordt, omdat de netten waarmee ge vist wordt, vrijwel op hun plaats blij ven. Dat de visserij met de trawlers „actief" genoemd wordt, omdat de netten worden voortgetrokken. Dat de gebruikte netten ook wel met de verzamelnaam „vleet" wor den genoemd. Dat elke logger ongeveer 100 net ten van 30 meter lang bij zich heeft. Dat dus per nacht door 222 log gers 666.000 meter netten in zee kunnen hangen. Dat de vleet 's middags de zee in gaat en dat er dan gewacht wordt tot ongeveer middernacht. Dat er gevist wordt van ongeveer half mei tot Kerstmis of Nieuwjaar Dat daarna de meeste schepen ont- tuigd worden, alleen de loggers met de zwaardere motoren blijven op verse vis vissen. Dat men in de wintermaanden na tuurlijk niet stil zit. Maar dat het vistuig op de erven en zolders gron dig wordt nagezien, gerepareerd en vaak ook getaand (geteerd). Dat in de kuiperijen de gebruikte tonnen worden hersteld. Dat er jaarlijks wel 1K tot lVa miljoen nieuwe vaten van de fabriek komen. OPLOSSING VAN HET VORIGE RAADSEL Appel, pruim, paard, emmer, laars, stoel, taart, orgel. Arnulfa van Vliet, Gemeneweg 11, Hazerswoude (Dorp) heeft deze keer het boek gewonnen. NIEUW RAADSEL Vul eens de rijmwoorden in: Er was eens een jongen en die hete Hij kon klimmen als een Zo beklom hij eens de Wester En hij leunde een beetje te ver naar Hij viel en stortte suizend naar Waar gelukkig de brandwaer een vangoefening Hij kwam onbèschadigd in het vangzeil Het neerkomen deed even De oplossingen sturen aan Tante Jo en Oom Toon. Krantentuin, Leidse Courant, Papengracht, Leiden. Er liggen nog goede oplossingen van: Leny van Leeuwen, Warmond, Willy Verdel, Oude Wetering; Joke Koek, Zoeterwoude; Jan Stevers, Alphen a. d. Rijn; Ellie Kerkvliet, Hazerswou de; Ria Zandbergen, Zoeterwoude; Jeanette Datema, Voorhout; Agnes v. d. Geest, Oegstgeest. CORRESPONDENTIE Lucie Voorburg komt met: FEEST IN DE SPEELKAMER Yvonne was zes jaar geworden. Mama had de speelkamer versierd met slingers en ballonnen. De kin deren van haar kleuterklasje waren op visite geweest en mochten de he le woensdagmiddg komen spelen. Er waren spelltejes gedaan, en er was een verkleedpartij geweest. De kin deren waren getrakteerd op limona de, snoepjes en een ijsje en toen te gen zes uur de laatste kinderen ver trokken waren, was mama doodmoe, zó moe, dat ze zei: We zullen de speelkamer morgen wel opruimen, we gaan nu eerst eten, dan de kin deren naar bed doen en eindelijk ga ik wat rusten". Om half elf was alles stil in huis en een half uurtje later, sliep ieder een. Maar toen begon pas het feest in de speelkamer. Het raam stond op een kiertje en de wind die er door blies, deed de ballonen, die aan het plafond hingen, heen en weer waai en. In het poppenhuis begon het pas echt rumoerig te worden. De poppe- kinderen, die stijf waren toegedekt in hun bedjes wilden er uit. In hun nachtjaponnetjes stapten ze zo maar het bed uit, liepen heen en weer door de kammertjes van hun huisje en be gonnen de meubeltjes schoon te poetsen. Een grote vilten aap, die op een laddertje zat bij het raam kwam er af tuimelen en ging nieuwsgierig door de raampjes van het poppenhuis kijken. Heel brutaal trok hij de deur tjes open en begon in de keuken de pannetjes en dekseltjes door elkaar te gooien. De poppekindertjes schrok ken er van. Een grote beer pakte de trommel met de stokjes en begon te timmeren. Toen nam een harlekijn een fluitje uit een doosje en begon te fluiten. Het was een oorverdovend lawaai. De grote nieuwe wandelpop, die pas één dag in haar nieuwe wa gen, zat, want het was een verjaar dagscadeau voor Yvonne, begon heel hard te huilen. Zulk een herrie was haar teveel. Ze stapte uit haar wa gentje, liep naar de deur en wilde weglopen, maar iedereen hield haar tegen. Ze begon zelfs te vechten met de aap, zó erg, dat haar kanten hoed je van haar hoofd viel. Het zou mis schien nog erger geworden zijn, als opeens de babypop niet was gaan kraaien van plezier. Iedereen stapte naar het wiegje van om de baby te bewonderen. Later bleek dat ze had liggen lachen tegen de fel gekleurde ballons, die heen en weer wapperden. Het was even stil. Ook de wandelpop stond haar tranen af te drogen. „Wie heeft er trek in poffertjes?" riep een pop uit het poppenhuis. „Ik! Ik! Ik" klonk het van ieder een. De beer bromde heel laag „Ik!" „Goed, dan allemaal helpen, alles klaar te zetten". In 't keukentje was melk, suiker, boter en melk te vinden en op het fornuisje sudderden weldra de pof fertjes.. Wat heerlijk rook het nu in de speelkamer. Na een poos kon ie dereen op zijn bordje een portie pof fertjes gaan halen. Wat werd er ge smuld. De koekoeksklok sloeg vier maal. De zon begon op te komen. De betovering van alles wat in de speel kamer was, was weg. De gewone plaatsjes werden weer ingenomen en niemand kon zien, dat er zo'n feest geweest was. De volgende dag kreeg de kamer 'n grote schoonmaakbeurt TWEE VRIENDEN Joop en Ton de Bruin waren dikke vrienden, toch zaten ze niet in de zelfde klas. Joop zat in de zesde en Ton in de vierde klas. Ze konden echter heel goed met elkaar opschie ten. Ze hielden allebei van knutse len, ze woonden in dezelfde straat en behalve dat waren ze het altijd gloei end eens in het kattekwaad uitvoe ren. Op een ochtend kwam Joop Zwart als een vorst, in zijn zelfgemaakte zeepkistenwagen, de speelplaats van de school op rijden. In een mum van tijd stonden de jongens bewonderend naar het wagentje te kijken en na tuurlijk ook Ton de Bruin. Als enige, echte vriend, mocht Ton een rondje over de speelplaats rijden. Jongens, wat ging dat fijn, veel fijner dan in zijn Vliegende Hollander, die hij vo rig jaar met zijn verjaardag gekregen had. De bel ging, de jongens haastten zich in de rij Joop bracht zijn wa gentje in de fietsenstalling. Om twaalf uur gingen Joop en Ton, omstuwd door talrijke jongens, sa men naar huis, om de beurt een stuk je rijdend. In geuren en kleuren vertelde Ton aan tafel, van Joops nieuwe aanwinst en natuurlijk kwam de vraag of va der voor hem ook zo'n wagen zou willen maken. Voor een zeepkist zou hij zelf wel naar de kruidenier gaan. Vader gaf geen rechtstreeks ant woord, maar herinnerde hem wel aan de prachtige Vliegende Hollander, die in de schuur stond en waar hij zijn broertje nog mee achterop kon nemen. In zijn hart vond Ton zo'n zeepkistenwagentje toch veel fijner. De volgende morgen stond Ton al vroeg, aan de deur bij Joop, op hem te wachten. Een vraag brandde hem op de lippen: „Zou je voor mij ook zo'n wagentje willen maken? We kunnen het best samen doen." „Ja maar Ton, de wielen zie je. Hoe komen we daaraan?" „O joh, van mijn Vliegende Hol lander". „Zou dat van je vader magen?" „Best", vond Ton. „Nou zaterdagmorgen ben ik bij je". Zaterdagmorgen. Moeder had het dubbeldruk in haar huis en ze vond het allang fy'n, dat Ton met zijn vriendje zo druk aan het spelen was. Ze hoorde hen timmeren, hameren enz. Heerlijk dat die jongens zo goed met elkaar konden opschieten. Intus sen gebeurde er in de schuur de vre selijkste dingen. Na een kLin uurtje was er van de Vliegende Hollander weinig meer dan een bankje overge bleven. Handig schroefde Joop de wielen onder de kist. Het stuur werd er deskundig ingezet, alsook de trap pers. Kortom het was een wagentje geworden, veel en veel mooier dan Neem breinaalden nr. 3Vs, daarbij passende wol en brei in 't geheel acht vierhoeken gewoon recht. Vierhoek 1 wordt als volgt gebreid: sla 16 steken aan, brei 40 naalden en kant af. De vierhoeken 2-3-4 en 5: sla 12 steken aan, brei 16 naalden en kant weer af. Voor vierhoek 6 sla je 13 steken die van Joop. In de gereedschapskist van Vader vonden ze nog een achter licht en ook dat werd er opgemon- teerd. Als een wildeman stond Ton te dansen om zijn nieuwe aanwinst. Natuurlijk moest het wagentje eerst geprobeerd worden. Trots als een pauw zat Ton in zijn „auto". In het begin moest Joop wat duwen, maar opeens had Ton de slag te pakken en reed alle n weg over het tuinpad. Moeder had twee bekers chocolade klaar gemaakt en ze riep de twee jongens. Ton maakte rechts omkeer en kwam triomfantelijk rij dend naar zijn moeder. Moeder werd wit van schrik. „Maar Joop hebben jullie de mooie Vliegen de Hollander daarvoor gesloopt?" „Ja mevrouw. Het mocht zei Ton". „Wat zal vader daarvan zeggen", mompelde moeder. Ton was allang niet meer zó blij, nu hij een standje in het vooruitzicht wist. Maar toch veel liever had hij zijn zeepkis tenwagen. Het standje viel gelukkig nogal mee. Vader bekeek de nieuwe wagen en hij moest bekennen, het ding zat aardig en stevig in elkaar, Maar hij nam zich voor nooit meer zoveel geld te besteden aan gekocht speel goed. Aan dit zelfgemaakte wagen tje zou Ton veel meer plezier bele ven. Vader knutselde er nog een bankje achter, zodat de kleine Ben nie ook nog mee kon rijden. Wie weet nog een verhaaltje? Kom probeer het maar. Dag allemaaL Tot de volgende week. TANTE JO en OOM TOON. aan, brei 24 naalden en kant af. Voor vierhoek 7 en 8 sla je 6 steken aan, brei 12 naalden en kant af. Uit de 5 eerste vierhoeken maak je 5 rollen voor lijf en benen. Steek een wollen draad in een stopnaald en naai de met x gemerkte vierhoe ken overhands aaneen. Trek het ene eind van de koker (of buis) tezamen, vul ze met watten en je hebt de eer ste rol. De grootste is voor het lijf, naai de benen eraan vast en haak of vlecht 'n kleine staart. Vierhoek nr. 6 leg je dubbel, zodat hij een driehoek wordt, naai hem dan aan een kant aaneen. Dan naai je de andere zijde aan 't lijf van 't olifan tje vast, zó, dat de reeds met x ge merkte helemaal boven aan 't lijf komt. Nu stop je de kop met watten vol en vorm de slurf. De beide laat ste vierhoeken worden de oren. Naai ze aan en geef de kleine Jumbo nog 2 zwarte ogen van knopen, of van de helft van drukknopen of zo nodig van vilt. Deze min of meer giftige stof in de tabaksplant is genoemd naar 'n zekere Jean Nicot, gezant van Frank rijk aan het hof te Lissabon. Hij heeft de tabaksteelt uit Amerika overge bracht naar Lissabon. Maar hij ge bruikte aanvankelijk de verse tabaks bladeren als wondpleisters. VAN 'N NEGERKNAAP, DIE SCHOOLSTICHTER WERD Voordat Abraham Lincoln aan de negerslaven hun vrijheid verwierf, kende Amerika geen scholen voor negerkinderen. Zij moesten als kin deren reeds van de morgen tot de avond zware arbeid verrichten en geen mens dacht erover hen lezen of schrijven te leren. Maar 'n zekere Booker T. Washington wilde beslist iets leren, ofschoon hij 'n neger was. Hij mocht voor 'n kleine school juffrouw wel haar boeken tot aan de schooldeur voor haar dragen, maar hij mocht niet meer naar binnen. Toen hij 10 jaar oud was, kreeg ook hij de vrijheid, maar dat betekende voor hem slechts, dat hij met volwassenen in een kolenmijn voor 'n klein loon moest werken. Op 'n dag hoorde hij enige arbei ders over een school spreken, die ze Hampton noemden. Hij kroop zo dicht mogelijk naar de mannen toe om van die school alles te weten te ko men. Hij vernam, dat Hampton een heel nieuwe en bijzondere school was, waar negerjongens en -meisjes voor kost en inwoning konden gaan wer ken, terwijl zij tevens zoveel onder wijs ontvingen, dat zij later beter in de wereld terecht konden. Zes jaren later nam de rector (over ste) van die school een verwaarloos de, vuile jongeling op, die ook gra?»«i wat wilde leren. Dat was Blooker, die verscheiden honderden kilometers gereisd had, om dat doel te berei ken. Voor het eerste deel der reis had hij geld genoeg gespaard, maar toen dit op was, moest hij te voet verder trekken. Dikwijls werkte hij overdag ergens en sliep vervolgens 's nachts buiten. En toen hij einde lijk de school bereikte had hij nog slechts 50 cent op zak. De rector aarzelde aanvankelijk de onooglijk uitziende knaap aan te ne men, maar toen hij vernam van hoe ver deze gekomen was, besloot hij hem op proef te nemen. Hij werd eerst belast met het schoonhouden der lokalen, maar toen hij zag, hoe grondig de jongen dat deed, mocht hij blijven. Toen werd Booker con cierge. Hij stond elke morgen om 4 uur op, maakte de kachels aan en maakte dan zijn werk. 's Avonds maakte hij de lokalen schoon. Onaf gebroken was hij bezig, want hij wilde zelf onderwijzer worden. Toen hij 26 jaar oud was stichtte hij in een barak een eigen school, die hij Tuskeegree Institute noemde. In het begin telde ze slechts enkele leerlingen. Maar de school groeide gestadig en werd tenslotte wereldbe roemd. Vraag: Vriendjes, hebben jullie ook zoveel over voor je toekomst? Wie wil vechten met de inktvis? Een robbertje vechten met een inktvis is voor vermaak zoeken de Amerikanen en Canadezen tegenwoordig het toppunt van „sportief genot dat aan de kus ten van de Ver. Staten kan wor den gevonden. Uitgerust met een zuurstofapparaat de durfallen doen het niet zonder gaat men op zoek naar een zo groot moge lijke inktvis. Als een exemplaar is gevonden laat men zich door de armen grijpen. De behendigheid is om dan zo snel mogelijk zijn hand in een van de kieuwen te steken, een vitaal orgaan te grij pen en daar in te knijpen tot het beest verlamt Men zwemt ver volgens met zijn octopus naar de oppervlakte, als men tenminste nog voldoende adem heeft, en laat de armen van zijn vangst meten De inktvis wordt daarna in het water teruggezet. Men zegt, dat 't dier spoedig van zijn knock-out herstelt. WAAR IS DE WANDELAAR? De wandelaar, die zijn hoed en jas aan een boom heeft gehangen, is spoorloos verdwenen. Hij is vast niet gaan zwemmen, want het water is (weer) veel te koud. Maar als u goed kijkt, vindt u hem weL Schoenlapper Maruf 29. De schat was zo groot, dat slechts 300 muildieren haar konden dragen. Maruf verzocht bovendien nog om 100 muildiervrachten van de kostbaarste stoffen uit Indië, Perzië, Griekenland en Egypte en om een tent, waarin hij 's nachts kon slapen. Toen dat alles geregeld was, kwam de boer met de bonen terug, die hij voor 't middageten van Maruf ge kocht had. Al die schatten ziende, geloofde hij stellig, dat de Sultan zelf hem bezocht had en zei: „Had ik dat geweten, dan had ik een paar kippen geslacht". 30. Doch Maruf antwoordde: „Geet me maar, wat je' mij toegedacht had, ik zal je maal heus niet versmaden. Maar ik ben niet de Sultan maar zijn schoonzoon". Daarop at hij zijn bord bonen leeg en vulde het vervolgens met goud stukken. De volgende morgen liet Maruf de Sultan melden, dat hij de volgende dag zijn intocht in de stad zou hou den. Hijzelf zat in een prachtige draagstoel en reed voor de karavaan met alle kostbaarheden uit. (wordt vervolg).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1963 | | pagina 13