Slaven zonder
toekomst tappen
schreiende bomen
de groene hel
m
Nieuwe betere plantages
schrijnende aanklacht
'puffend vaart onze mou>*uoot in een klamme, gloeiende
hitte over de Solimoês, een andere naam voor de Ama
zone-rivier. De diesel-motor is juist gerepareerd en het is
nu maar te hopen, dat we er niet opnieuw moeiltykheden
mee zullen krygen. Links en rechts van het water is de rand
van het oerwoud en af en toe varen ons grote overdekte
bootjes, de batalaos voorhy of een grotere motorboot van een
commerciant, eigenlijk een drijvend winkeltje, waarvan de
eigenaar door ruilhandel probeert zijn waren aan de man
te brengen.
Soms zien we de beruchte bareiro's, loodrechte wanden,
waar eens een groot stuk oerwoud in de Solimoês is terecht
gekomen en dan zijn razende vaart begon naar zee. Het is
opletten voor oerwoudreuzen, die met de stroom af verder
drijven.
Je moet dit Amazone-gebied in drie
stukken verdelen.
Het water, de eilanden en de terra fir-
me, het vaste land. Het water is van ieder
een, er is geen visverbod, er is geen vaar-
verbod. Er leven 3000 verschillende soor
ten vissen in, waaronder de prachtigste
tropische soorten. Ze zijn gemeenschappe
lijk bezit.
De eilanden eveneens. Iedereen kan zich
daar vrij vestigen, maar wie dat doet moet
rekening houden met het feit, dat de begerige tanden van
de Amazone er regelmatig grote stukken uithappen en de
regenval enorme gebieden onder water doet lopen.
Maar terwijl het water en de eifanden van iedereen zijn,
is de Terra firme, het vaste, wat hoger gelegen land, van
rijke patrons. Men zou dat vasteland kunnen verdelen in
„Senegals", dat zijn enorme gebieden waar rubberbomen
staan, de schreiende bomen van het Amazone-gebied en de
„castanhals", waar wilde kastanjes worden gevonden. Deze
gebieden zijn voor iedereen hermetisch gesloten, behalve voor
de patron en zijn slaven.
jye rubber, de witte tranen van de
Hevea Brasiliensis, was reeds
heel lang geleden bij de indianen
bekend. Zij gebruikten het om hun
kano's te dichten als die lek waren.
De Portugezen maakten er in 1750
al rubberschoenen van voor hun
keizer Jozef I en in 1850 werden in
Boston al 500 rubberschoenen ge
ïmporteerd.
Door de uitvinding van Good
Year, die in 1855 zwavel en loodwit
met rubber verbond onder een tem
peratuur van 270 gr Fahrenheit,
waardoor banden etc. konden wor
den gemaakt, werd de rubber uit
het Amazone-gebied zo populair,
dat men handen tekort kwam om
de witte rubbermelk te tappen. Zo
ontstonden de grote steden als
Belém en Manaós.
~irr 1876 voerde "de Engelsman
Wickham echter 70.000 zaden van
de Hevea Brasiliensis uit naar En
geland, liet de zaadjes in Kew
Garden kiemen en stuurde ze naar
Ceylon en Malakka, waar men uit
gebreide plantages aanlegde. Reeds
drie jaar na Brazilië's grootste ex
port in 1911, die 44.000 ton groot
was, exporteerde Zuidoost-Azië
70.000 ton en in 1923 zelfs 370.000
ton. Hiermee was de rubberval van
het Amazone-gebied een feit.
Toen in 1940-1945. de Ver. Staten
geen rubber meer uit Azië konden
krijgen organiseerde Brazilië de be
ruchte rubberslag, waaraan duizen
den slachtoffers ten gronde gingen.
Het waren vaak onervaren krach
ten uit het noordoosten, Bolivia en
Peru en niemand zal ooit de ver
schrikkelijke draagwijdte kunnen
nagaan van deze „batalha de bor-
racha", noch van het leed dat de
„rubber-soldaten" moesten onder
vinden.
Rubbersoldaten
gen van deze rubbersoldaten,
die het overleefd hebben, kon
ik spreken. Zijn verhaal komt,
vrij naverteld op het volgende
neer. Zijn naam is Vlamir, zijn
andere namen kent hij niet meer
en hij woont in een armzalige
hut ergens aan de Amazone
rivier.
Vlamir en Chico waren twee
jonge mensen uit het noord
oosten, waar de grond dor was,
zo dor, dat bij de geringste wind
vlaag een fijne stofwolk voor
hun hutten hing. De honger ge
selde hun lichamen en de dorst
brandde in hun kelen toen zij in
1940 hoorden van de rubberslag
in het Amazone-gebied, duizen
den kilometers van hun hutten.
In hun eenzame dorpje werd over
niets anders meer gesproken dan
het vele geld dat er ginds te ver
dienen zou zijn en Vlamir en
Ch'co reisden op zekere dag naar
Be'ém, de grote stad aan de mon
ding van de Amazone. Daar zette
men hen met vele anderen als
tussendeks-passagiers op een
schip, dat op weg was naar
Manaós.
Jong en sterk kwamen zij in die
stad aan, waar zij onmiddellijk
werden opgevangen door de man
nen van de Banco de Crédito da
Borracha. Zij werden naar een
patron gestuurd, die wekenlang
vanaf de rivier de Jutai was komen
varen om nieuwe seringueiro's op
te halen. De patron Alvarez Domin
go de Barroz, een zware man, zat
op de rand van zijn motorbootje te
roken toen de twee Nordestinas
arriveerden. Hij begroette hen nau
welijks, wees hen de plaats aan
waar zij in hun hangmat konden
slapen en bleef lui en vadsig kijken
naar de drukte om hem heen.
Na drie dagen voer het motor
bootje met tien man weg, allen
Nordestinas, onervaren mensen,
drie weken stroomopwaarts en na
rubbermelk, opvangt, de tijela en""
de twee-liter kruik, waarin de rub
ber van de bomen dagelijks in
wordt verzameld en de frasca.
Vlamir, die lagere school had,
althans vier jaar, berekende snel
dat de patron 50% winst maakte,
maar hij durfde dat niet hardop te
zeggen omdat hij maar al te goed
de vier zwaargewapende bandieten
had gezien, die bij de winkel rond
hingen.
Witte tranen
i boom.
twee weken leed meer dan de helft
aan malaria en dysenterie, vanwege
het afschuwelijke eten dat zij kre
gen: wat gedroogde vis en farinha
(een soort maniokmeel). De snau
werige patron voorzag hun van le
vensmiddelen, zodat zij opknapten,
maar noteerde die zorgvuldig in
een klein, beduimeld boekje en nie
mand had er erg in, dat zij hun
eerste schulden reeds hadden ge
maakt.
Een van de Nordestinas werd
door een school piranja's aangeval
len en kwam niet meer boven
water; een stierf aan malaria. De
anderen bleven leven, maar werden
gebeten door muskieten, bloedzui
gers, vliegende mieren en ander on
gedierte. Toen zij na drie weken
eindelijk de nederzetting van de
patron bereikten, waren het alleen
Vlamir en Chico, die nog in rede
lijke conditie waren.
Vloekend beduidde de patron dat
allen naar zijn winkel moesten
komen, waar zij hun uitrusting als
rubbertapper in ontvangst moesten
nemen, farinha, gedroogd en ge
stampt maniokmeel, petroleum, vis-
gerei, een machete, een geweer, het
korte mesje om de snede in de rub
berboom te maken, de faca, het
kleine petroleumlampje, dat zij
's nachts op hun hoofd dragen, de
poronga, het blikken busje, dat aan
de boom wordt gebonden en de
De volgende dag vertrokken de
patron, twee van de gewa
pende bandieten en Vlamir en
Chico, diep het binnenland in,
stroomopwaarts naar de Seneigal
van Alvazrez, diep het oerwoud
in. Vijf dagen voer de boot tegen
de stroom op en eindelijk kwa
men ze vermoeid aan bij de plek
waar hun werkzaamheden zou
den beginnen. De patron bleef
nog een nacht mokkend over in
een snel geïmproviseerde hut,
vier bomen in de grond en daar
boven een dak van palmbladeren.
De volgende morgen voer hij
weg, hen bevelend om hard en
snel te werken, en Vlamir en
Chico bleven alleen in het oer
woud achter.
Alleen een bandiet bleef om hun
het vak te leren en hen tot spoed
aan te zetten zonder zelf ooit een
hand uit te steken. Naast de ge-
improviseerde hut bouwden zij
twee kleinere hutten, die straks bij
de latexbereiding dienst moesten
doen als oventjes.
De tweede dag trokken zij erop
uit om in het oerwoud de rubber
bomen uit te zoeken. Zij klommen
daartoe in de hoogste bomen die
er stonden en zochten het oerbos
af. Daarna gingen zij gewapend en
onder het scherpe oog van de ban
diet, die Jose heette, de jungle in.
Met hun kapmessen maakten zij,
wat men belachelijk genoeg een
„estrada", een straat noemt. Dit is
een verschrikkelijk werk, want het
Amazone-gebied is een moeras, een
vochtige heksenketel, waar verrot
ting en leven elkaar om het uur
afwisselen, terwijl een vochtige
warmte het werken in deze ge
bieden voor onervarenen eigenlijk
onmogelijk maakt.
Veertien dagen deden de beide
mannen over hun „estrada" elk
maakte er een, niet te ver van de
andere, zodat ze elkaar beroepen
konden. Na twee weken hadden
Vlamir en Chico hun „estrada" ge
kapt naar 600 rubberbomen en de
volgende dag begon hun werk pas.
Ze stonden om drie uur in de mor
gen op, steeds gevolgd door de
zwijgende José, zetten hun poron-
ga's op het hoofd, namen hun faca,
hun tijela en hun frasca mee, als
mede het onontbeerlijke geweer en
de machete. Tevoren dronken ze
een kopje cafézinho. Ontbijten de
den ze ook later nooit, want daar
was geen geld voor.
Beide mannen begonnen aan
hun eentonige, gevaarlijke werk.
Ze liepen van boom tot boom,
nja"akten een^pede, zodat de wit
te tranen eruit vloeiden, hingen
daar de tijela onder en liepen
weer verder door het duistere
oerwoud, waar de brulapen te
keer gingen, de onga brulde, de
slangen ritselden en de muskie
ten hen beten.
Om alle bomen te snijden had
den ze ongeveer vijf uur nodig.
D^ estrada was zes km lang, maar
omdat de rubberboom het beste
op het laagland groeit, werkten
ze altijd min of meer in het
moeras. Soms moesten ze tot hun
buik in het water, ze werden ge
plaagd door de smerigste insek-
ten, die hen beten, zich ingroeven
in hun huid en daar eitjes legden.
Eindelijk konden ze terugkeren
naar de eerste boom, waar de
tijelas waren volgelopen en vloe
kend, plassend door het moeras,
vallend over halfverrotte bomen,
spiedend naar slangen of bos-
spinnen, vulden ze hun frasca
met de rubbermelk. Als ze geluk
hadden konden ze vijftien tot
achttien liter tappen, waarna ze.
snel naar huis gingen, waar de
rubber gedefumaard moest wor
den.
In de kleine hutten, die als
oven dienst deden en waar één
man precies in paste, werd een
vuurtje gestookt. Een draaibare
stok, aan weerszijden rustend op
twee paaltjes, werd snel rond
gedraaid, terwijl de rubbermelk
eroverheen werd gegoten. Onder
die stok werd rook ontwikkeld,
Vlamar de rubbertapper, die nu
ook kastanjeraper is. Zijn triest
levensverhaal staat op deze pa-
gina.
zodat de rubbermelk onmiddel
lijk stelde. Door de dunne vlies-
jes werd tenslotte de beroemde
en beruchte rubberbal, de „pela"
verkregen.
Vlamir en Chico werkten hard.
Zij wilden minstens 10 tot 15 kilo
per dag maken en zij wisten niet
dat hoe harder zij werkten hoe
dieper zij in de schuld by de
patron zuden komen te staan. Pas
tegen 4 uur kwamen zij toe aan
hun eenvoudige maaltijd, vis,
farinha en misschien eens, als zij
veel geluk hadden, een wild bos
varken. Na een maand kwam de
patron en wilde weten wat zij
gedaan hadden. Ze hadden geluk
gehad, dus kochten ze bij hem
meer farinha en meer vis, wanri
geld had de schurk niet bij zich.
Ze waren nog te weinig ver
trouwd met rekenen, zodat ze
niet zagen, misschien wel ver
moeden, althans Vlamir, dat ze
bedrogen werden. De patron wist
het wel. Hij verdiende 50% aan
het eten en de gebruiksvoorwer
pen, die hij hun verkocht, maar
ook 50% aan de pela's, die zij
hem gaven, het zwarte goud van
de Amazone, waarom de wereld
weer opnieuw schreeuwde.
Hij voer zwijgend weg en nam
José mee, want die behoefde de
beide mannen niets meer te leren.
Geen dokter, geen
medicijnen
Tl/ïaanden gingen er voorbij en
elke dag was hetzelfde. Vla
mir en Chico gingen tenslotte de
ellende van hun bestaan inzien
en als de patron weer kwam om
de rubberballen te halen, koch
ten zij cachaca van hem, de af
schuwelijke, smerige rumdrank,
die hun tegen meer dan 70%
winst werd verkocht. Als zij
's avonds in hun hangmat kropen
hadden zij de fles bij zich en dan
hoorden zij de brulapen niet
meer, de muskieten niet en dach
ten zij niet meer aan die ellen
dige, lange tocht door het oer
woud, waar de slangen hun nog
genadig waren geweest.
Een vervoermiddel van de
Amazone.
Zij kregen bloedarmoede zon
der het zelf te weten, kregen
dysenterie, en langzaamaan ook
een leverkwaal door het slechte
rivierwater en de cachaca. Als
zij medicijnen moesten hebben,
bracht de patron ze mee, maar
de prijzen waren zó gepeperd,
dat ze nog dieper in de schuld
kwamen en de patron met hen
kon doen en laten wat hij wilde.
Op zekere dag werd Chico ziek,
terwijl hij aan zijn estrada bezig
was. De koorts overviel hem zó
verschrikkelijk, dat hij in het moe
ras neerviel en Vlamir hem hijgend,
vloekend en schreeuwend naar zijn
hut moest dragen. Het was malaria,
de gevreesde ziekte van de Serin-
gueiro en het toeval wilde, dat de
patron enkele dagen later kwam om
af te rekenen. Hij bracht kinine
mee en verkocht dat tegen zo'n
schandalige prijs, dat ze nu hele
maal zijn slaven werden. De kinine
was echter van inferieure kwaliteit
en Chico moest in de boot mee
naar de Serin gal, waar hij in een
hut werd neergelegd, zonder dat
iemand hem verzorgde.
Vanaf dat moment trok de baas
zijn handen van hem af, stuurde
een andere seingueiro naar Vlamir
toe, die een bootje huurde en Chico
kwam verzorgen tegen de wil van
de patron, 's Nachts werd hij eoh-
ter door drie gewapende bandieten
overvallen, in een kano gesleept en
teruggebracht naar zijn gebied.
Chico stierf bij gebrek aan genees
middelen en voedsel en Vlamir
werd ook geestelijk een slaaf van
de terreur, die er in het Amazone
gebied heerst.
Dit is het ware verhaal mij
door Vlamir verteld, die nu een
oude, verbitterde man is, die lijdt
aan allerlei ziekten en over niet
al te lange tijd vreugdeloos dood
zal gaan.
Hij heeft nooit geld gehad en
ook nu nog niet. Geld bestaat
niet, het enige betaalmiddel is
rubber. Zo blijven de Seringuei
ro's aan de Solimoês, Jutai en
andere rivieren, slaven, geke
tend door banden van financiële
schuld aan hun patrons, slaven
die nooit bij een andere patron
kunnen gaan werken, want deze
moet de schuld overnemen. Zij
hebben geen toekomst en geen
verleden, zij tappen de rubber
af en de bloedzuigers doen dat
Victoria regia midden in het
oerwoud in bloei.
met hun bloed, zij dromen niet
meer, zelfs dat is voorbij.
In het oosten van de Amazone
zijn echter betere plantages ver
rezen van grote bandenfabrieken,
zoals Goodyear, Firestone, Pirel
li en Dunlop, alsmede de onder
neming Fordlandia, die echter
onlangs is opgeheven. Zij be
wijzen dat het beter kan. De
goede sociale toestanden onder
de arbeiders zijn een schrijnende
aanklacht tegen de patrons in het
midden en westen van de Ama
zone. Nieuwe aanplantingen zijn
verrezen, bestaande uit 15.040 ha
en het kan tot eer van Nederland
zijn, dat de methode van de
Nederlanders Van Heusden, Fer-
werda en Maas werd toegepast
in verband met kroonoculaties.
Terwijl we dit denken vaart
ons bootje verder de Solimoês
op, de brede machtige rivier, en
af en toe zwaaien in klein boot
jes de caboclo's naar ons, mis
schien seringueiro's, misschien
kastanjezoekers, maar in elk ge
val mensen zonder toekomst.