Sassenheim u/as „bisschoppelijke residentie van 1 853tot 1871 Mgr. Van Vree vestigde zich in buitenplaats „Ons Genoegen" WOENSDAG 14 AUGUSTUS 1963 DE LEIDSE COUKANT PAGINA 4 DE GRONDWET van 1848 gaf ons land een parlementaire regeringsvorm, politieke vrijheid en gelijkheid, waardoor o&. de belemmeringen, die de ontwikkeling der Kerk in de weg stonden, werden opgeheven. De nieuwe grondwet bepaalde uitdrukkelijk, dat ieder kerkgenootschap vrij was zich naar eigen inzicht te organiseren. Nadat reeds in het najaar van 1847 een aantal vooraanstaande katholieke leken een adres aan de paus hadden gezonden, waarin dringend om herstel van de normale bisschoppelijke bestuursorganisatie werd gevraagd, gevold door een verzoekschrift van de aartspriesters (1848), richtten na de regeringsverklaring van 12 decem ber 1850 ook de katholieke kamerleden en de apostolische vicarissen samen met de aartspriesters zich tot de H. Vader met een request van gelijke strekking. Toch heeft het nog tot 4 maart 1853 geduurd, voordat Pius IX de gedenkwaardige breve „Ex qua die arcano" tekende, waarbij het aarts bisdom Utrecht met vier suffraganen Haarlem, 's Hertogenbosch, Breda en Roermond werd opgericht. NA TWEE JAAR VERTROK BISSCHOP NAAR HAARLEM, DOCH BLEEF IN SASSENHEIM GEVESTIGD Mgr. P. M. Verhoofstad, ar chivaris van het bisdom Haar lem, heeft, ter gelegenheid van het priesterjubileum van mgr. Van Dodewaard, een diepgaan de studie gemaakt van de bis schoppelijke residenties sinds het herstel van de hiërarchie in 1853. In zoverre de door mgr. Verhoofstad, met veel moeite en zorg, verzamelde gegevens op Sassenheim betrekking heb ben, worden zij hier door hem in verkorte vorm gepubliceerd. De in de kerkelijke historie be langstellende zal hem daar voor, evenals wij, erkentelijk zijn. Waar stond het huis? De gevolgen bleven niet uit. Heel het protestante volksdeel raakte m rep en roer. Vooral het herstel van de zetel van St. Willibrord wekte hefti ge verontwaardiging. Een aktie te gen h-it herstel der hiërarchie door antipapistische elementen ontketend, maar vooral tegen Thorbecke gericht, was echter spoedig geluwd, toen het voornaamste doel, de val van het mi nisterie was bereikt De nog bestaande „Wet op de Kerk genootschappen" is' een blijvende herinnering aan deze z.g.n. aprilbe weging. Van de 15 artikelen heeft al leen het vijfde enige betekenis. Het bepaalt, dat hoofden van kerkgenoot schappen zich niet officieel mogen vestigen in een of andere plaats, voor dat die residentie door de regering „geschikt" is verklaard. Om aan de regering tegemoet te komen, had de paus toegestaan, dat de bisschoppen hun residentie voor lopig buiten de bisschopsstad zouden vestigen. 1 Oktober deelden de aarts bisschop van Utrecht, tevens admini strator van 's Hertogenbosch en de bisschoppen van Haarlem, Breda en Roermond de minister van r.k. ere dienst officieel mede, dat zij als standplaats respectievelijk Haaren, Sassenheim, Hoeven en Roermond hadden gekozen. De 3de november ondertekende de koning, na de Raad van State te heb ben gehoord, het besluit waarbij deze residenties „geschikt" werden ver klaard. Mgr. Franciscus Jacobus van Vree, sedert 1842 president van het groot seminarie te Warmond, 'n man van wetenschap en onnoemlijke werkkracht, was de eerste bisschop van het hernieuwde bisdom Haar lem. De 15de mei 1853 werd hij in de seminariekapel te Haaren door de aartsbisschop van Utrecht mgr. Jo annes Zwijsen geconsacreerd. Voorlopig bleef de bisschoppelijke residentie te Warmond gevestigd. Maar het was slechts van korte duur. Want toen de aartsbisschop in een brief van 9 aug. adviseerde een ander verblijf te zoeken „het woelige van een seminarie en verdere om standigheden zijn voor onze betrek king minder geschikt" was hierin reeds voorzien. Krachtens een overeenkomst met Johannes Christianus Franciscus de Mol, sinds 1 okt. 1824 pastoor te Sas- TOELICHTING BIJ TEKENINGEN senheim, zou de bisschop zich vesti gen in de buitenplaats „Ons Genoe gen" ten noordoosten van de kerk en pastorie. Deze door Nomius omstreeks 170C tot kerk verbouwde schuur, werd on der pastoor A. H. Heydendaal aan zienlijk vergroot (1776) en door pas toor De Mol, die een gefortuneerd man was met een klokkeritoren ver fraaid (1828). Zij was gelegen in de tuin achter de tegenwoordige „St. Bernardus" en de burgemeesterswoning; het toe komstig „bisschoppelijk paleis", huis nummer 116, kadastraal 179, nabij de Wasbeek- of Waspikkerlaan. Het was een flink huis met koepel, schuur, boomgaard en moestuin. Dij akten van 23 juni 1732 en 19 méi 1742 werden de terreinen bijeen gebracht, waarop later door de fa milie Cousebant van Alkemade dit buiten is gebouwd. In 1805 kreeg „Ons Genoegen" een nieuwe eige naar. 9 Nov. verkocht Franciscus Bernardus Cousebant van Alkemade, heer van Waspik, Oud-Alkemade en Cromstrijen dit buitenverblijf aan Pieter Elias Charbon. Diens vader Jan Adam Charbon geboren in het dorpje Treytoran (Zwitserland) was in 1750 naar Holland gekomen. Zijn moeder Jeanne Manguerite Luzac was afkomstig uit Noordwijk-Binnen. Na him huwelijk in de Waalse kerk te'Leiden, 18 juli 1756, vestigden zij zich te Amsterdam. Een hoeden- en zijdekousen-fabriek „in de Goude Kloek", staande in de Leidsesferaat bij de Keizersgracht, verschafte hun een rijk bestaan. 7 Febr. 1762 werd hun zoon Pieter Elias in de Wester- kerk gedoopt. Op 28-jarige leeftijd trouwde deze met Maria Geertruida Carbrijn en betrok een huis op de Prinsengracht bij de Leidse Kruis straat no. 716. Waarschijnlijk wilde hij in navol ging van vele welgestelde Amster damse kooplieden des zomers graag buiten wonen; vandaar de aankoop in 1805 van het huis te Sassenheim. Pieter Elias Charbon was slechts 56 jaar oud, toen hij 16 dec. 1818 stierf. Zijn echtgenote en drie kin deren: Jean Adam, koopman te Am sterdam, Jeanne Gertrude, getrouwd met Theodorus Karei Lode wijk Sluy- terman, grondeigenaar te Hillegom en Pierre Antoine eveneens koopman Mgr. Van Vree, bisschop van Haar lem (schilderij in het bisschoppelijk paleis te Haarlem). te Amsterdam, transporteerden blij kens onderhandse akte, getekend 16 april 1830, him buiten aan Cornells Timmermans, koopman in wijnen te Leiden. Zes jaar later, 5 jan. 1836, ging 't aan pastoor De Mol in eigen dom over. Waarom de pastoor tot deze koop was overgegaan heb ik niet kunnen achterhalen, maar in 1850 waren er negen vrouwelijke perso nen gedomicilieerd. Vier gezusters: Elisabeth, Maria, Josephine en Maria Cornelia Flament, alsook Anna Petro- nella Wap, Gezina Hoele, Elisabeth Palmer, Caroline Kwant en Gertruid Kruyf. Men zou geneigd zijn aan een pen sion te denken. 31 Aug. 1853 vertrek ken al deze bewoonsters. De vier ge zusters naar Leiden, Elisabeth Pal mer in 1829 in Londen geboren, gaat naar Londen terug, de overigen zon der nader adres achter te laten. r\e installatie van de bisschop nam ongeveer twee maanden in be slag. 15 Nov. stelde Van Vree de re gering in kennis, dat hij zijn verblijf te Sassenheim had gevestigd. Tevens deed hij op diezelfde dag aan de geestelijkheid van het bisdom een brief uitgaan met dezelfde medede ling er aan toegevoegd: „Ik verlang, dat de eerw. heren geestelijken mij him brieven steeds onder kruisband zenden, hun naam en hoedanigheid op die kruisband schrijven, want dan ontvang ik de brieven kosteloos." Met de bisschop namen nog vier per sonen in dit nieuwe verblijf hun in trek: Willem Karei v. d. Linden, se cretaris, Johanna Maria de Lorijnse en Hendrica Sloer, dienstboden en ten slotte Johannes Antonius Moet, bediende. Nadat Belgrado 29 april 1853 aan het departement van eredienst had bericht, dat zi,' vice-supexdoraat ■geëindigd was, kreeg' v. d. Linden de 5 de mei opdracht de archieven te splitsen en deze aan de bisdommen Utrecht en Haarlem over te dragen. Wie was v. d. Linden? Hagenaar van geboorte, 25 maart 1844 te Rome priester gewijd, nadat hij zijn studie aan het college van de Propaganda had voltooid; sinds 22 nov. van dat zelfde jaar secretaris van het vice- supenioraat. Zoals te verwachten was benoemde de bisschop deze v. d. Lin den tot secretaris van het bisdom. 4 juni aanvaardde hij zijn nieuwe taak. Het zeer vele werk, dat in den beginne ook door de secretaris moest worden verzet, had tot gevolg, dat binnen een jaar zijn zenuwgestel dus danig was geschokt, dat eervol ont slag noodzakelijk bleek. Hij kreeg de titel van „kapelaan van de bis schop". Daar zijn toestand steeds ver ergerde, moest hij in een psychia trische inrichting te 's-Herbogenbosch worden verpleegd Hij overleed in 't moederhuis der zusters Franciscanes sen te Vegihel. Zijn opvolger, Henricus Schlüter, kon zijn gelukkige kapel aanstijd te Leiden maar niet vergeten. Na drie jaren tevergeefs te hebben gepoogd zich aan te passen, keerde hüj als kapelaan van „de Duif' te Amster dam in de zielzorg terug. Zeer spoedig echter werd het dui delijk, dat het verblijf van de bisschop in het dorp Sassenheim zeer vele moeilijkheden met zich bracht. Wel hield de bisschop iedere maan dag in een der pastorieën van Haar lem spreekuur voor de geestelijkheid, maar de bisschoppelijke functies, de veelvuldige kerkelijke bemoeienis sen en de oniafigebroken aanraking met zijn diocesan en, waartoe deze ambtshalve verplicht was, maakten zijn vestiging in een stad noodzake lijk. Daarom besloot mgr. Van Vree zijn kerkelijke residentie naar Haar lem over te brengen en alileen de burgerlijke te Sassenheim te laten. Bij de beraadslagingen over de „wet op d)e Kerkgenootschappen" had de minister van Justitie verklaard: „door vestigingsplaats wordt geens zins verstaan de woonplaats. Het wordt niemand betwist te gaan wo nen, waar hij wil." En zo verhuisd» de bisschop 15 juni 1855 naar Haar lem, Grote Houtstraat, wijk 4-84, te genwoordig huisnummer 112. Hier door ontstond de volgende situatie: Alle herderlijke brieven, mande menten, reglementen en administra tieve beschikkingen door de bisschop uitgevaardigd, werden te Haarlem steeds van uit Sassenheim gedateerd. De stukken van het departement van eredienst werden steeds naar Sassen heim verzonden, daar in ontvangst genomen en per koerier naar Haar lem overgebracht. Eindelijk werd bij K.B. van 25 jan. 1871, ingevolge een verzoek van mgr. G. P. Wikner Haarlem als vesti gingsplaats „geschikt" verklaard en nam deze fictie een einde. In mijn kapelaanstijd 1921-1923 had in Sassenheim de mening post ge vat, dat de eerste bisschop van Haar lem zou hebben gewoond in de villa „het West-end", tegenover die kerk Deze werd echter 7 maart 1866 uit de nalatenschap van Sara Bucaille, die dit huis had bewoond, tegelijk met die overplaats van „Het Konings huis" door het kerkbestuur gekocht. In deze overplaats verrees de nieu we kerk, welke 5 okt. 1870 door mgr. G. P. Wiilmer werd geconsacreerd. Het tegenwoordige majestueuze kerk gebouw, waarmede de naam van pastoor J. Thus onafscheidelijk zal verbonden blijven, is in 1928 vol tooid. Het eerste gedeelte werd in 1913 gebouwd. Het „West-end" heeft van 1870-1887 dienst gedaan als pas torie. Uit een primitieve situatie-teke ning, welke zich in het parochiaal archief bevindt, mag men besluiten, dat het „bisschoppelijk paleis" is ge sloopt, vóórdat d'e oude schuilkerk en pastorie voor afbraak werden ver kocht. P. M. VERHOOFSTAD, archivaris bisdom Haarlem Primitieve situatie-tekening in het parochie-archief te Sassenheim. SITUATIE. I950 Bij het bekijken van de beide tekeningen gelieve men er rekening mede te houden, dat de richting zuid-noord is. De Rijksstraatweg (Hoofdstraat) ligt aan de bovenzijde van de tekeningen. Het grote gebouw op de tekening van de tegenwoordige toestand is het St. Bernardus-gesticht met daarnaast het huis van de burgemeester en het huis „Tijloos". Op de tekening van de vroegere toestand ziet men dezelfde kadastrale indeling, met de plattegrond van kerk en pastorie, het bisschopshuis en de tuin manswoning. Alleen van het tuinmanshuis, laatstelijk bewoond door de heer Hein Zwetsloot, bewaren oude Sassenheimers heugenis. Bij het diep-spitten in het later bloembollengrond geworden kerkhof (onderaan de grote schetstekening) werden herhaaldelijk overblijfselen van de vroegere „bewoning" aangetroffen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1963 | | pagina 4