<- IN DE KRANTENTUIN DE SISSENDE SAMPAM! VTERDAG 13 JULI 1963 DE LEIDSE COURANT PAGINA 9 AVONTUUR VIII Mijn arm en schouder, die door de val ook ernstig bezeerd waren, kon ik als genezen beschouwen, want ze hinderden mij nauwelijks meer in mijn bewegingen. Maar diat been, oh, dat been! Ik masseerde het voorzich tig en legde er telkens verse, voch tige, koele aarde op, maar dit alles had nog maar geen noemenswaardig resultaat. Er was nog geen denken aan, dat ik er ook maar even op kon steunen. Voorlopig kon ik er dus nog niet aan denken om iets te onderne men. Om de gruwelijke eenzaamheid wat te breken besloot ik me wat meer met mijn medegevangene te bemoei en. Misschien lukte het mij wel om hem alvast enigszins te temmen. Al lereerst wilde ik zijn gewonde vleu gel onderzoeken. Maar daartoe moest ik hem natuurlijk weer vangen. Ik ging weer op diezelfde wijze te werk, maar het jong was in de week krach tiger geworden en hij hakte met klauwen en snavel zodanig op me in, dat ik weken daarna nog met talrijke littekens gesierd was. Maar tenslotte werd ik hem toch de baas dank mijn stevige hemd. Toen ik de gewonde vleugel onderzocht, bleek dat deze toch niet gebroken was en het zou nog slechts een kwestie van enkele dagen zijn en hij zou hem normaal kunnen gebruiken. Misschien zou hij zelfs net zo gauw kunnen vliegen als zijn broertje (of zusje) op het boven ste plat. Daar ik hoopte dat mijn been tegen die tijd ook weer bruikbaar zou zijn, sneed ik de band waarmee hij aan de struik vast zat, door, terwijl ik haas tig achteruit spronig om buiten het bereik van zijn gevreesde wapens te komen. Het jong scheen echter geen wraakgevoelens te koesteren, alleen hupte hij haastig naar de overkant van het plat. De bezoeken van de mannetjes- adelaar gingen geregeld door. Hij daalde onbevreesd tot naast zijn zoon, gaf de buit over en met statige wiekslagen steeg hij weer uit de bergkloof op. Ik had nu wel wat meer moeite om mijn aandeel te krij gen, maar met behulp van een lange stok, die ik uit de struik g neden had, wist ik het jong al gauw te leren even op zij te gaan, als ik mijn deel van de maaltijd kwam opeisen. Merkwaardig was, dat geen enkele maal het wijfje haar kind meer kwam bezoeken. Zij was zeker min der dapper dan haar gemaal, hoewel ze hem in grootte zelfs overtrof. Stel lig was zij in dat „ondermaanse" nogal geschrokken van mijn tegen woordigheid en van mijn vreemde houding. Zij had trouwens ook ge noeg te doen om het jong van het bovenste plat op tijd tevreden te stel len. Intussen was men in het kamp, waar mijn hulppersoneel verbleef, ernstig ongerust geworden over mijn lange afwezigheid. Omdat ons werk in het oerwoud moeilijk en uitput tend was, hielden we 's zaterdags en zondag een vrij weekend. Ieder kon dan zijn tijd besteden zoals hij zelf wenste. Ik zelf zocht dan mijn kam- pementje aan het meertje op, waar ook mijn kano lag. Hier bracht ik dan rustige dagen door met lezen, zwemmen, vissen en jagen en keerde dan maandagmórgen weer terug voor het hervatten van mijn werk. De af stand was ongeveer 3 km. Dit was dus zo de geregelde gang van zaken. Maar ik had tegen mijn plaatsvervanger wel eens gezegd, dat, als i'k eens één of twee dagen langer zou wegblijven, er zeker een. boodschapper moest gestuurd worden op de tweede dag. Welnu, dat was gebeurd, maar de man had mijn kampement je verlaten gevonden en had ook de kano gemist. Hij had toen nog zowat het hele meertje rond ge lopen en in de naaste omgeving naar me uitgekeken. Tevergeefs natuur lijk! Na ook nog vergeefs in mijn tent gesnuffeld te hebben, of er soms een briefje was achtergelaten, keerde hij dus maar naar het kamp terug. Men begrijpt, dat ieder dit een heel vreemd en onrustwekkend geval beraad gehouden om uit te maken wat er te doen stond. (Wordt vervolgd) CORRESPONDENTIE Hannie VorkBinnenweg 54, Rijp- wetering vraagt een corresponden tie-vriendinnetje. Ze is 12 jaar. Na tuurlijk niet te ver van Rijpwetering vandaan, zodat ze elkaar ook eens kunnen opzoeken op de fiets. Leuk is dat in die vakantie. Margriet de Graal, Leimuiden, stuurde ons een verhaaltje. SONJA Er was eens een meisje dat Sonja heette. Ze was al heel flink en hielp haar moeder dikwijls met afdrogen, kamers stoffen, broertje aankleden enz. Op een dag zei moeder: „Ik ga straks met Hansje naar de dokter, hij heeft iedere keer zo'n buikpijn, dan dioe ik de kamer wel als ik terug kom". Moeder kleedde Hansje aan en ging met hem weg. Nu was Sonja alleen thuis. j, Wacht, ik ga moeder verrassen en ga de kamer doen" dacht ze. Ze had de hele kamer al afgestoft en nog was moeder niet terug.. „Zou ik de nieuwe stofzuiger maar gebruiken?" dacht ze hardop. Sonja wist dat moe der de stofzuiger pas gekocht had en dat ze er niet aan mocht komen Toch nam ze hem, maar ze kon ner gens het knopje vinden om hem aan te doen. Ze probeerde het een en ander, maar hij deed het niet. Op 't laatst werd Sonja zo nijdig dat ze de stofzuiger met een geweldige zwaai van zich af gooide en hoepla, daar viel hij van de trappen. „O, wat zal moeder boos zijn", dacht ze. „Wacht, ik zal het goed maken en even een bosje bloemen gaan kopen". Toen moeder thuis kwam stonden die bloempjes op tafel. Maar toen Sonja vertelde wat er gebeurd was, was moeder toch wel boos. Voor straf moest ze om zeven uur naar bed. Carla Wagenaar, Nieuwe Wetering. Leuk dat je met ons meedoet Carla. Je bent pas 11 jaar, dus tot en met je veertiende jaar mag je nog mee doen. Probeer maar eens gauw een verhaaltje. Heb je een plakboek? Dan er maar eentje vragen met je verjaardag, dan kun je daar je ver haaltjes en briefjes inplakken. Dat is leuk voor later. Dag Carla, tot het volgend briefje. Astrid Kluivers, Leiden. MET DE AUTO NAAR HEEMSTEDE Op een dag gingen we op bezoek bij mijn oom en tante in Heemstede We werden daar erg hartelijk ont vangen. Eerst konden we het huis niet vinden, maar later toch wel. Wij kregen een glaasje limonade toen de grote mensen koffie dronken. Tante zocht een spel voor ons op en toen kregen we een verkeersspel. Het heette: ogen open. 's Middags dronken we een kop soep. Wat we daar van smulden. Toen gingen we allemaal naar de kinder boerderij. Eerst zagen we schapen en daarna veel mooie vogels zoals pape gaaien, parkieten enz.; ook mooie pauwen en veel eedjes. Mijn twee jongste broertjes mochten op een ezeltje zitten, maar het ezeltje wou het niet, zodat ze er bijna afvielen. We zijn ook nog bij de varkens gaan kijken. We mochten met ons vieren ook nog in een wagentje zitten met 2 ezels er voor. Dat kostte 4x15 ct. is 60 ct. Voor we er uit gingen kregen we allemaal nog een ijsje. Ook was daar nog een hoge heuvel, waar we heerlijk konden afrollen. Toen was het tijd om naar huis te gaan, niet ons eigen huis, maar het huis van oom en tante. We aten daar fijn kip. Van mijn oom kreeg ik nog een leeg boek. Later gingen we naar ons eigen huis. Wat vielen we die avond gauw in slaap. Eugenie Damen, Leiden DE POES Op een mooie dag kregen we van een meisje een heel lief jong poesje. We maakten een poppenbedje voor hem klaar met een matrasje, laken tjes en een dekentje. Daar kon hij fijn in slapen, 's Morgens als ik de deur van de bijkeuken opende, dan kwam poes naar me toe en maakte een heleboel rondjes om mijn benen. Op een morgen, toen ik weer de deur opende, zag ik dat hij overge geven had. Toen heb ik ham gauw in bed gestopt. Maar dat kan je bij poesjes niet doen, want hij kwam er gauw weer uit. Een paar dagen later, toen mijn vader in de tuin bezig was, liep ons poesje in de tuin. Even latex kwam er nog een poes. Hij leek sprekend op onze poes. Samens liepen ze weg en vanaf die avond hebben we geen poes meer. Mieke Schalks, Noordw.'hout. Goed zo Mieke. Je hebt de plaatjes keurig bekeken en de verschillen ge vonden. Ze waren alle zeven goed. Dag meiske! Tonny Langerak, Leiden. Van jou ligt er nog een verhaaltje van: OP HET IJS Jan werd wakker, hij stond op en keek door het raam. Hij zag dat het flink gevroren had en hij hoopte maar dat hij vandaag op het ijs zou mogen. Hij waste en kleedde zich vlug en ging naar beneden. „Zeg Jan, ga maar vlug naar de kerk en denk er om: niet op het ijs vandaag" zei moeder. Dat was een tegenvaller voor hem. Toen Jan uit de kerk kwam hoorde hij, dat hij geroepen werd. Hij keek om en zag dat het zijn buurjongen was. Jan ging naar hem toe. „Jan, ga je mee op het ijs?" VToeg Piet, zo heette de buurjongen. „Nee", zei Jan. „Ik mag vandaag nog niet". „Nou, ik ga wel hoor. Ik ben z.o licht als een veertje". Jan liep door. Even later hoorde hij om hulp roepen en Jan dacht: dat kon Piet wel eens zijn, en hij liep vlug naar de sloot. En ja hoor, het was zo: Piet was door het ijs gezakt. „Zie je nou wel. Daar heb je het al". Er kwam een mijnheer aan. „Mijnheer, er is een jongen door het ijs gezakt" riep Jan. Die mijnheer liep gelijk met Jan mee. Hij haalde Piet er uit. Jan ging door naar huis. WIST JIJ SPELLETJES De vakantie is er weer. We hebben volop de tijd om te spelen en niet alle kinderen gaan logeren of uit. Ook is 't niet alle dagen mooi weer en dan zullen we ons in huis moeten ver maken. VERKLEEDSPELLETJES Kinderen verkleden zich o zo graag en in ieder gezin zijn wel wat kleren, hoeden en schoenen, die niet meer gedragen worden. Die dingen kun nen we goed gebruiken. Het eenvoudigste is: een sprookje een paar maal goed doorlezen, ieder kind een rol toewijzen en zelf de kleren er voor laten uitzoeken. Het oudste kind kan als leider of leidster de kleintjes een beetje helpen. Terwijl de oudste het sprookje langzaam voorleest, verrichten de anderen de handelingen. Iets moeilijker wordt het wanneer ieder kind sprekend meespeelt, maar dat behoeven niet altijd dezelfde woorden te zijn, die in het sprookje staan. Ze mogen ook spontaan zelf iets er aan toevoegen. De derde manier begint al veel op echt toneelspelen te lijken. Na een paar afspraken, wordt er zelf iet« verzonnen en ten gehore gebracht in een goed samenspel. Natuurlijk ook weer verkleed. Jullie moeten die eerste twee ma nieren echt eens proberen, 't Valt alles mee. OOIEVAARTJE De kinderen staan in de tuin of in de kamer verspreid. Bij 't woord „vliegen" beginnen ze door de kamer te lopen, hun armen als vleugels heen en weer bewegend. Plotseling roep de leider: „Ooie vaar" en op hetzelfde ogenblik moe ten die kindieren onbewegelijk op één been staan tot dat het weer klinkt: „vliegen". Wie niet dadelijk gehoorzaamt is af. Winnaar is degene, die het langste overblijft. SNEEUWVLOKKEN TELLEN Een lege schoenendoos staat mid den op tafel. Ieder kind krijgt een krant en begint er sneeuwvlokken van te scheuren. Ongeveer 2 cm. in 't vierkant. Niet te klein. De sneeuw vlokken worden in de doos gedaan. De leider of leidster vertelt dat er zo dadelijk een sneeuwstorm zal komen. Ze moeten dan proberen de sneeuwvlokken op te rapen en voor zichtig in hun hand te verzamelen. „De sneeuwstorm komt" roept de leider en gooit gelijk de sneeuwvlok ken met handen vol door de kamer. De kinderen beginnen onmiddellijk de'vlokken te verzamelen. Zijn alle vlokken opgeraapt, dan worden ze geteld. Wie de meeste vlokken ver zamelde is de winnaar. BLINDEMAN SPELEN Doe in een mandje of op een blaad je 810 voorwerpen die de kinderen zeer goed kennen, b.v. bal, vinger hoed, gommetje, potlood enz- De kirtdeTen staan in de gang of in een andere kamer. Nu mogen ze om beurten binnen komen en worden ge blinddoekt. Ze worden voor 't mand je gezet en moeten nu door het be tasten van de voorwerpen raden wat het is. Aantekenen hoeveel zij goed hebben. Wie alles goed raad, wint het. Volgende week nog meer spelletjes. Dag kindiers, veel plezier. Tante Jo en oom Toon dat het ei van een struisvogel net zo zwaar is als 24 kippeneieren? dat een struisvogel stappen van drie meter kan maken? dat een olifant wel 3000 kg. zwaaT kan worden? dat olifanten bang zijn voor mui zen? dat er 60.000 klaverbloempjes nodig zijn om één pond klaverhoning bij een te brengen? dat er wespennesten zijn, waarin 25.000 wespen leven? dat het woord „Veluwe" betekent slechte grond? dat het woord „Betuwe" betekent goede grond? Dieren maken uit wol\ en pijpreinigers. Wanneer op 'n garen klosje je weet wel met spijkertjes erop paardeteugels kunt breien dan zal het je niet moeilijk val'en, de hond en de kat te knut selen, dlie je hier op de tekening ziet. Zij zijn nl. uit zulke gebreide teugels gemaakt, waar in men pijpreinigers ge stoken heeft. Eerst nog even een korte cursus, die je zo nodig leert, ho emen die paardeteugels (leid sels) maakt. Maak eerst een kluwen van gewo ne wol. Dan heb je een lege garenklos (roi) no dig van flink formaat. Op het ene einde van die garenklos sla je 4 spijkers tot op de helft in. Ze moeten in een kring om het gat van de klos staan. .1 Tirek het eind van 't garen dioor het gat naar beneden en leg de wol in lussen om de spijkers heen, zoals de tekening aangeeft. 2. Neem nu een haaknaald en hef, terwijl je de wol bij de volgende roinde rond om de spijkers legt, de eronder liggende lus over de spijker en de woldraad. Daardoor ontstaat dan een nieuwe maas (lus) om de nagel. 3. Zo ga je verder van spijker tot spijker en terwijl hét gebreide stuk groeit, glijdt het door het klosgat. Voor de hond heb je een stuk van 20 cm. lengte nodig. Daaruit maak je lijf en achterbenen. Dan 'n stuk van 18 cm. voor kop en voorpoten. Wind 4 pijpreinigers twee aan twee aaneen om de juiste lengte te krij gen. Steek ze iin het 20 cm. lange deel, knip de overvloedige stukjes van de pijpreinigers af en trek aan elke kant de 4 mazen met een draad tezamen, zodat de pijpreinigers ste vig ingesloten zitten. Doe evenzo met de 2 andere pijpreinigers en het an dere stuk. Sluit de mazen af net als bij het eerste stuk. a.b. Buig nu de delen zo als op de geraamtetekening. Naad nu met brei garen overhands van de snuit over die kop langs tot onder aan de rug en maak kop en voorpoten aan het lijf vast. Knip vervolgens vain vilt twee oren en een staart en naai ze vast Bevestig, zo je wilt, nog een zwarte kraal aan de punt van de snoet en twee andere als ogen. De kat bestaat uit twee gebreide delen van 17 cm. lengte en een deel van 16 cm. Steek in alle delen dub bele pijpreinigers. Vorm vervolgens de kat volgens de tekening. Geef haar ook twee vilten oren en een bek van vilt, alsmede twee ogen ook van vilt of twee kralen. De snorharen maak je van naaigaren. Vlecht uit wol nog een 7 om lange staart af, haak hem met losse steken en naai hem vast. Geheimschrift in 't oude Griekenland Fig. b. Toen de Peleponnesische oorlog (is de oorlog tussen Sparta en Athene) in het jaar 404 voor Christus eindigde, trok die beroemde Spartaanse veldheer Lysander zich terug in de kleine havenstad Sestos. Lysander was de overwinnaar en hij wachtte daar in spanning op be richten uit zijn geboortestad. Einde lijk kwam een uitgeputte bode in Sestos aan. Hij werd voor Lysander geleid en zodra hij voor de generaal stond, nam hij zijn gordel af. Tege lijk haalde Lysander een houtstaf uit zijn eigen gordel. Op de gordel van de slaaf stonden vele lettertekens. Schijnbaar vormden zij geen enkel woord, maar nadat Lysander de gor del stevig in een spiraal om zijn hou ten staf gewikkeld had, stonden de letters ineens zo bij elkaar gerang schikt, dat de inhoud van de brief gemakkelijk te lezen was. Fig. 10. Alweer 't vergelijken van 2 tekeningen en alweer zijn er zeven verschillen (steeds maar weer het „heilig getal"). Zo noemen de men sen dikwijls het cijfer 7. Deze oefeningen vinden sommigen van jullie misschien een beetje flauw. Ze leren snel en grondig opmerken en dat komt je later in je beroep of in je werkkring vaak maar wat goed van pas. O. T. Als je nu een goede vriend hebt, met wie je op deze wijze boodschap pen wilt uitwisselen, kun je in plaats van de gordel een lange papierstrook nemen. De afzender rolt die strook om een kartonnen koker of een ron- die stok, schrijft de boodschap in drukletters en trekt de strook weer van de koker af. Dan vouwt hjj die op, stuurt ze naar de vriend. Die moet natuurlijk een volkomen ge lijke koker of stok hebben om ook te kunnen lezen, wat op de papier strook staat. ■Ftn ptnpiv en een ld hen het netomtt/urfr^ meen •j Schoenlapper Maruf „Aan 9. Toen verhaalde Maruf de geest, hoe slecht het hem bij zijn kwade vrouw gegaan was. „Ik zou zo graag heel ver weg gebracht worden, waar ze mij niet meer kan terugvinden" zei hij. „Niets gemakkelijker dan dat meende de geesit. Hij hief Maruf op de rug en vloog met hem door de HidhHFmmrsMen... ïfenslw mde Forfeit JnMliffnteStmtr.Cnmtsrr- eondtltdmhtdm!) Verreet miidne ortfinetemniennn unmet-) den mwnitmindmixttndif ik donkere nacht. Bij zonsopgang zette hem op de top van een berg af. in de voet van deze berg ligt een stad", zei de geeet. ,,Ga daarheen en je vrouw zal je nooit meer terugvin den". 10- Maruf deed, wat de geest hem gezegd had. Hij kwam in een-prach tige stad, dlie door hoge muren was omgeven en schone paleizen bezat. Maar de mensen in de straten schaarden zich maar steeds om hem heen, omdat hij geheel andere kleren droeg dan zij. Zij vroegen hem, waar hij vandaan kwam en toen hij ant woordde, dat hij de vorige avond pas Kano verlaten had, hielden zij hem voor krankzinnig. Gelukkig kwam er juist een rijke koopman voorbij. „Behandelen jullie zo een vreethde- ling?" sprak hij en verzocht daarop Maruf om hem maar te volgen. (Wordt vervolgd) IkwrrtHttt wtru en kommopdwM mmiïn rererinquü tivtp inroepen!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1963 | | pagina 9